2019_GR_00451 - Masterplan 2020. Brabo 2 - Betaling periodieke vergoedingen - Goedkeuring

De uitgaven die worden aangewend voor de betaling van de twee periodieke kwartaalvergoedingen zullen worden gefinancierd door de ontvangsten die voortvloeien uit de subsidies van het Vlaamse Gewest waarvan sprake is in de DBF-overeenkomst. Deze subsidies zullen worden gestort op een escrow-rekening die wordt beheerd door KBC Bank NV als pandhouder.

Hiervoor zullen er wel een aantal budgettaire verrichtingen moeten worden verwerkt (zie financiële tabel). 

Aangezien er budgettaire uitgaven moeten gebeuren is deze beslissing onderworpen aan het voorafgaand visum van de financieel directeur. Het bestuur moet er dus voor zorgen dat voorafgaand aan de beslissing de nodige kredieten op het budget staan ingeschreven. Dat zal doorgaans een budgetwijziging vergen. De gemeenteraad moet die budgetwijziging vaststellen vóór de beslissing. Enkel wanneer een budgetdeliberatie niet meer mogelijk is vóór de beslissing, kan de raad een gemotiveerd beroep doen op artikel 269 van het Decreet Lokaal Bestuur dat het mogelijk maakt om zonder voorafgaande budgetwijziging over uitgaven te beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden zijn vereist.

In de geest van schadebeperking kunnen door de start van de periodieke vergoedingen extra financieringskosten vermeden worden, namelijk de kosten voor de verlenging van de 'Forfaiting Bridge Facility' en de kosten voor de interne 'swap' bij KBC, in totaal voor 1.626.302,33 euro. Dat bedrag kan nog wijzigen, afhankelijk van de vertraging die uiteindelijk effectief wordt vastgesteld.

De voorafgaande kredietcontrole die de financieel directeur, overeenkomstig artikel 177 van het Decreet Lokaal Bestuur moet uitvoeren naar aanleiding van het verlenen van visum, is in dat geval niet van toepassing.

Gelet op het feit dat, in het kader van het addendum aan de  DBF-overeenkomst, de betaling van de twee periodieke kwartaalvergoedingen uiterlijk op 2 oktober 2019 (kwartaal 3) en 2 januari 2020 (kwartaal 4) dienen te gebeuren, wordt artikel 269 van het Decreet Lokaal Bestuur ingeroepen.

Artikel 269 van het Decreet Lokaal Bestuur stelt dat de gemeenteraad zonder voorafgaande budgetwijziging over de uitgaven kan beslissen die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn, op voorwaarde dat hij daartoe een met redenen omkleed besluit neemt. De financiële gevolgen van deze beslissing worden opgenomen in de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan. 

Op 19 november 2015 werd de DBF-Overeenkomst Brabo 2 stad Antwerpen goedgekeurd door het college (jaarnummer 9498). Er zijn drie opdrachtgevers Brabo 2 (met een overeenkomst per opdrachtgever met de opdrachtnemer): de Lijn, het Agentschap wegen en verkeer van de Vlaamse Overheid en de stad Antwerpen/ Mobiliteit en Parkeren Antwerpen AG (MPA). Op 1 maart 2016 startte de bouwfase Brabo 2.

Tijdens de werkzaamheden werden vertragingen opgelopen op verschillende projectonderdelen, waardoor de geplande datum van voorlopige oplevering van deze projectonderdelen niet kan worden aangehouden. De afgifte van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van het laatste projectonderdeel zal omwille van hoger vernoemde vertragingen niet kunnen plaatsvinden op 30 juni 2019, waardoor de aanvankelijk geplande aanvangsdatum voor de betaling van de periodieke vergoedingen in principe niet kan worden aangehouden.

Bij de opmaak van budgetwijziging 2019 werd op deze situatie geanticipeerd door het bedrag van 4.001.392 euro dat voorzien was voor de betaling van de periodieke kwartaalvergoedingen in 2019 door te schuiven naar 2020. Deze periodieke vergoedingen omvatten in 2019 de uitbetaling van 2 kwartalen (kwartaal 3 en 4 ) waarvan 2.127.940 euro wordt betaald door de stad en 1.873.452 euro door MPA. Het verschuldigde deel van MPA zal middels een kapitaalverhoging via de stad doorgestort worden naar MPA. Deze uitgaven worden zoals afgesproken in de DBF-overeenkomst voor het volledige bedrag van 4.001.392 euro gefinancierd door een susbsidie van het Vlaamse gewest. In dit verband bepaalt het addendum bij de samenwerkingsovereenkomst Brabo 2 betreffende artikel 1.4 van de samenwerkingsovereenkomst dat de uitbetaling en het bedrag van de periodieke vergoedingen door het Vlaamse gewest nog moeten vastgelegd worden in een bijkomend addendum.

Het college keurde op 7 juni 2019 een addendum omtrent de opstart van de periodieke vergoedingen goed (jaarnummer 4905). Na overleg met de opdrachtnemer is de stad bereid om de initieel geplande aanvangsdatum van de periodieke vergoedingen aan te houden, dit in de geest van schadebeperking. Hierdoor kunnen extra financieringskosten vermeden worden, namelijk de kosten voor de verlenging van de 'Forfaiting Bridge Facility' en de kosten voor de interne 'swap' bij KBC.

Ten gevolge van deze afspraak, die onderdeel is van een addendum aan de DBF-Overeenkomst, zal de initieel voorziene betaling van de periodieke vergoedingen ten belope van 4.001.392 euro en de daaraan verbonden ontvangsten van het Vlaamse Gewest terug worden verschoven naar 2019. 

Om uitvoering te kunnen geven aan het addendum, wordt een beroep gedaan op artikel 269 van het decreet lokaal bestuur.