Procesverloop
Het doorlopen proces met stakeholders verliep ‘top-down’ én ‘bottom-up’. In een interactief en open proces werd een evenwicht en samenspel tussen beide benaderingen gezocht. Voor de ‘bottom-up’ benadering werden doorheen het hele proces workshops, diepte-interviews en bevragingen georganiseerd. De ‘top-down’-benadering lag in het inbrengen van inzicht in globale evoluties en wat op basis van relevante trends en beleidsdocumenten een mogelijk ambitieniveau zou kunnen zijn voor de stad Antwerpen. Aan de verschillende werksessies en meetings namen ongeveer 200 stakeholders deel, van wie ongeveer 40% vanuit bedrijven, 30% vanuit middenveld en kennisinstellingen en 30% vanuit inwoners.
Op basis van de huidige situatie en reeds genomen beleidsbeslissingen (daarom nog niet uitgevoerd) werd een "schietschijfscenario" opgesteld. Dit komt overeen met het “beleid in de steigers”. Dit scenario geeft de situatie weer in 2030 indien het al voorgenomen beleid volledig geïmplementeerd wordt. Dit scenario is vervolgens afgetoetst met experten, individuele burgers en bedrijven. Uit deze participatieve aanpak ontstond een “groepsscenario”. De modellering van beide scenario’s gebeurde in het open source Energietransitiemodel (ETM). Zie voor het schietschijfscenario https://beta-pro.energytransitionmodel.com/scenarios/790323 en voor het groepsscenario https://beta-pro.energytransitionmodel.com/scenarios/819860.
Op basis van de scenario’s en de afgetoetste opties, werd een visie uitgewerkt die vertaald werd in strategische doelstellingen. De strategische doelstellingen werden verder uitgewerkt in strategische indicatoren en beleidsmaatregelen en acties op hoofdlijnen, waarbij beleidsmaatregelen en acties kunnen bijdragen aan meerdere strategische doelstellingen. Tot slot is een voorstel uitgewerkt voor een participatieve governance structuur om het klimaatplan te kunnen realiseren.
Cijfermatige resultaten
De modellering van het schietschijfscenario geeft een reductiepotentieel van de CO2-uitstoot van 50,7%. Voor het groepsscenario dat met stakeholders werd uitgewerkt, geeft het Energietransitiemodel een reductiepotentieel van de CO2-uitstoot met 56,3% (cijfers exclusief ongeveer 1% procesemissies). De verschillen tussen beide scenario’s liggen hoofdzakelijk in een hogere renovatiegraad, een sterkere modal shift (verschuiving van wegtransport naar andere vervoersmiddelen zoals trein, binnenschip, openbaar vervoer of fiets) en een groter aandeel elektrische wagens in het groepsscenario dan in het schietschijfscenario. Deze compenseren ruimschoots het lager aandeel aan windenergie in het groepsscenario.
De globale CO2-reductie voor de stad Antwerpen in 2030 ten opzichte van 2005 wordt in het schietschijf- en groepsscenario als volgt verspreid over de verschillende sectoren:
Sector |
Resultaat 2015 (tov 2005) |
Schietschijfscenario (tov 2005) |
Groepsvisie (ten opzichte van 2005) |
Huishoudens | 23,0% | 67,1% | 74,4% |
Diensten | 1,2% | 43,1% | 49,4% |
Transport | -4,3% | 28,8% | 36,7% |
Industrie (non-ETS) | 46,8% | 59,7% | 59,0% |
Energie | 12,0% | 36,4% | 36,4% |
Totaal | 14,5% | 50,7% | 56,3% |
De scenario's laten in de scenario's tevens een vermindering van het energieverbruik zien van respectievelijk 24,0% tot 29,6% en een hernieuwbare energieproductie van respectievelijk 27,4% tot 31,8%.
De maatschappelijke meerkost om deze doelstellingen te bereiken ligt tussen 5 en 10% van de maatschappelijke kost van het jaar 2015. Hierbij is geen rekening gehouden met te verwachten terugverdieneffecten. Het groepsscenario veroorzaakt een lagere globale maatschappelijke kost dan het schietschijfscenario, ook al leidt het tot een hogere reductie van de CO2 uitstoot.
Van visie tot maatregelen
Visie-elementen
Uit het doorlopen proces met stakeholders kwamen enkele visie-elementen naar voren die cruciaal zijn om van het op te maken Klimaatplan 2030 een gedragen en op partnerschap gebaseerd succes te maken. In eerste instantie vragen de bevraagde stakeholders een voldoende ambitieuze doelstelling voor emissiereductie. Een minimale insteek creëert weinig engagement. Als tweede dient het klimaatplan scope 3 (CO2-impact van verbruikte goederen) en circulariteit in een aantal beleidsmaatregelen en acties mee te nemen. Als derde wordt het Klimaatplan 2030 gezien als opportuniteit en verbindende factor tussen stad, mensen (wonen, werken, ontspannen), haven en industrie.
Strategische doelstellingen
Het schietschijf- en groepsscenario werden vertaald in vier werven, dertien strategische doelstellingen en drie kritische succesfactoren. Zij zijn onderling verbonden en dienen samen aangepakt te worden om de globale beoogde impact te garanderen. De vier werven zijn warmtebeleid, energie-efficiëntie gekoppeld aan stadsvernieuwing, transport en lokale hernieuwbare energieproductie. Uit de scenario's kwamen als strategische doelstellingen:
Nr. |
Doelstelling |
Wijziging in 2030 ten opzichte van 2015 |
D1 |
Minder gebouwen en huizen op aardgas en geen op stookolie |
25 tot 30 % van de gasketels wordt vervangen door een andere warmtebron, voornamelijk warmtepompen (op elektriciteit of gas) en warmtenet. Stookolie verdwijnt volledig. |
D2 |
Huizen aangesloten op industriële restwarmte |
Het aantal aansluitingen op restwarmte gaat van 0 tot 5% en is de kiem voor een grootschalig net na 2030. |
D3 |
Gerenoveerde huizen en gebouwen |
De renovatiegraad ligt tussen 2 en 3%. Het Vlaamse model van individuele renovatie evolueert naar collectief. |
D4 |
Zonne-energie |
Een kwart tot een derde van de daken in Antwerpen (alle gebouwen) capteert zonne-energie, bij voorkeur in combinatie met groendak, zodat ook water gebufferd wordt als klimaatadaptatie. Zon levert 25% van de lokaal geproduceerde elektriciteit. |
D5 |
Energie-efficiëntie |
In lijn met de Europese doelstellingen stijgt de energie-efficiëntie met 10% t.o.v. 2020 door gedrag en efficiëntie van apparaten/verlichting in huishoudens, gebouwen en industrie. |
D6 |
Aantal kilometers per wagen voor personentransport |
De modal split van het Toekomstverbond / Routeplan 2030 is minstens gerealiseerd. |
D7 |
Elektrificatie (en andere niet-fossiele aandrijving) van personenwagens |
Elektrische wagen gaat van minder dan 1% naar een marktaandeel van 20 à 30 %. Het aandeel dieselvoertuigen zakt tot 15%. |
D8 |
Aantal kilometers afgelegd per vrachtwagen |
De verhoudingen binnen de modal split keren om (circa 40/60). |
D9 |
Aandrijving zware voertuigen omschakelen naar gas |
Meer dan helft van de zware wegvoertuigen en een kwart van de binnenscheepvaart is aangedreven op gas. |
D10 |
Windenergie |
Wind levert ca. 20 % van de totale elektriciteitsvraag en 50 % van de hernieuwbare geproduceerd in de stad. |
D11 |
Hernieuwbaar gas |
10 % van het aardgasverbruik is vervangen door hernieuwbaar gas. |
D12 |
Hernieuwbaarheid import elektriciteit |
De CO2-emisisie factor van het totaal elektriciteitsverbruik in Antwerpen daalt met ongeveer 40% door de daling van de CO2 uitstoot van de energie-import in Antwerpen. |
D13 |
Energiearmoede |
Tussen 2020 en 2030 daalt het aantal families in energie-armoede met jaarlijks 5%. |
Naast deze doelstellingen verdienen volgende kritische succesfactoren aandacht:
Nr |
Kritische succesfactor |
Wijziging t.o.v. 2015 |
KS1 |
Scope 3 |
Tegen 2030 daalt de ecologische voetafdruk van scope 3 (consumptiegoederen) voor Antwerpen significant. |
KS2 |
Circulariteit |
De end-to-end CO2 uitstoot, van fabricage tot en met recyclage/verbranding, moet aangepakt worden door te evolueren naar een meer circulaire economie en maatschappij. |
KS3 |
Voortrekkersrol stad Antwerpen |
De target voor CO2 reductie bij de stadsdiensten moet significant hoger liggen dan de globale target voor Antwerpen. |
Beleidsmaatregelen
Uit de strategische doelstellingen is een set aan mogelijke beleidsmaatregelen afgeleid die leidt tot de realisatie van de beoogde emissiereducties. Zie hiervoor bijlage.
Vervolgtraject
Het geheel aan strategische doelstellingen en beleidsmaatregelen vraagt verdere uitwerking en onderbouwing. Dit is voorzien in het vervolgtraject dat loopt vanaf najaar 2018 tot eind 2019.
Uit de contactmomenten van het voortraject is gebleken dat burgers en bedrijven betrokken willen blijven bij het uitwerken van het Klimaatplan 2030. Een significant deel van de bevraagden wil zich ook actief inzetten bij de realisatie van het plan, mits ze betrokken zijn bij de uitwerking hiervan. Ook de stad zelf wil inwoners,organisaties en bedrijven actief betrekken in de verdere uitwerking en de realisatie van het Klimaatplan 2030. Het vervolgtraject zal daarom opgezet worden in co-creatie met de stakeholders. Voor de realisatie van het uiteindelijke Klimaatplan 2030 zal ook een participatieve governance structuur opgezet worden zodat gezamenlijk ingestaan wordt voor uitvoering en opvolging van het plan.
Op 9 januari 2009 (jaarnummer 102) besliste het college om het Burgemeestersconvenant (Covenant of Mayors) te ondertekenen. Met deze overeenkomst engageerde de stad Antwerpen zich om, in lijn met de Europese doelstellingen, minstens 20% minder CO2 uit te stoten tegen 2020, vergeleken met 2005. Voor de eigen stedelijke werking stelde de stad Antwerpen zich het doel om tegen 2020 de CO2-uitstoot te reduceren met 50%. Tegen 2050 wil de stad CO2-neutraal zijn. Hoe de stad de doelstellingen voor 2020 wil realiseren, werd uitgewerkt in een klimaatplan voor Antwerpen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 27 juni 2011 (jaarnummer 920). De gemeenteraad keurde op 26 oktober 2015 (jaarnummer 541) de actualisatie in een klimaatactieplan goed.
Op 29 september 2017 (jaarnummer 8578) besliste het college het vernieuwde Burgemeestersconvenant voor Klimaat en Energie te ondertekenen. Met deze overeenkomst engageert de stad Antwerpen zich om, in lijn met de Europese doelstellingen, een reductie van minimaal 40% CO2-reductie te behalen tegen 2030, vergeleken met 2005. Ook engageert de stad zich om een adaptatiestrategie uit te werken en te implementeren. De uitwerking van dit engagement maakt deel uit van een nieuw op te maken Klimaatplan 2030. Dit plan omvat zowel een mitigatieluik als een adaptatieluik en wordt uiterlijk in het voorjaar van 2020 aan de gemeenteraad ter goedkeuring voorgelegd.
Op 20 oktober 2017 (jaarnummer 9156) gunde het college aan DNV GL de opdracht om een voortraject te doorlopen in functie van de latere opmaak van het mitigatieluik van dit klimaatplan. Doel van dit voortraject was samengevat:
Dit besluit vat de uitkomst van het voortraject samen en bepaalt de vervolgacties.
Het college neemt kennis van het procesverloop, het emissiereductiepotentiel, de kritische succesfactoren en de mogelijke strategische doelstellingen en beleidsmaatregelen als resultaat van het voortraject dat doorlopen werd in voorbereiding op de opmaak van het luik mitigatie van het Klimaatplan 2030.
Het college keurt goed dat bij de verdere uitwerking van het Klimaatplan 2030 uitgegaan wordt van een ambitieniveau van 50 tot 55% CO2-emissiereductie tegen 2030.
Het college geeft opdracht aan
Dienst | Taak |
Stadsontwikkeling / Energie en Milieu |
|