De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften |
Petitielijsten |
Digitale bezwaarschriften |
1 |
0 |
0 |
0 |
Bespreking van de bezwaren
Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werd 1 bezwaar ingediend handelend over volgende aspecten:
1. volume: bezwaarindiener meent dat de achterbouw te diep gebouwd wordt, verder dan bij de aanpalende panden.
Beoordeling:
De voorgestelde bouwdiepte op het gelijkvloers bedraagt 15 meter, op de 1ste verdieping 13 meter. Deze bouwdieptes staan in verhouding tot de aanwezige perceelsdiepte van ruim 30 meter waarbij na de werken nog een tuindiepte rest van +/- 17 meter. Binnen deze omgeving komen deze bouwdieptes vaker voor.
De voorgestelde bouwdieptes hypothekeren geenszins de uitbreidingsmogelijkheden van de aanpalende panden, welke beide op het gelijkvloers en de verdiepingen slechts een bouwdiepte hebben van +/- 10 meter.
Het bezwaar is ongegrond.
2. belemmering (zon)lichtinval: bezwaarindiener heeft angst dat het project de (zon)lichtinval naar zijn tuin zal belemmeren.
Beoordeling:
Het perceel in de aanvraag is onbebouwd. Het toevoegen van een volume zal de lichtinval naar de tuin in zekere mate beïnvloeden. Gelet op de oriëntatie van het perceel, de tuin is nagenoeg noord geörienteerd, zal mogelijke hinder zich steeds beperken tot de voormiddag. Na de middag zal het eigen volume van bezwaarindiener voor schaduw in de tuin zorgen. De hinder naar (zon)lichtinval is dus zeer te relativeren De bouwdiepte en de hoogte van het nieuwe volume komen in de omgeving vaker voor en zijn aanvaardbaar
Het bezwaar is ongegrond.
3. privacy: bezwaarindiener heeft angst dat er inkijk in zijn tuin zal zijn.
Beoordeling:
De aanvraag betreft het bouwen van een eengezinswoning waarvan de leefruimtes zich op het gelijkvloers situeren. Ook de voorgestelde bouwdiepte op de 1ste verdieping komt in de omgeving vaker voor. Het platte dak van het gelijkvloers wordt, zoals aangeduid op de plannen, ingericht als terras. Dit terras reikt echter ook tot aan de zijdelingse dakranden en is hiermee niet in overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek. Er zal, om de privacy van de aanpalenden te garanderen, een minimumafstand van 1,90 meter gerespecteerd moeten worden ten opzichte van beide perceelgrenzen. Ook de toegang tot het terras moet binnen deze zone vallen. Aangezien de toegang tot dit terras zich in de rechtse zijgevel op de 1ste verdieping situeert, is het voorgestelde terras in deze vorm onbereikbaar. Het gebruik van het platte dak als terras wordt uitgesloten van vergunning.
Het bezwaar is deels gegrond.
Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer : |
OMV_2018086029 |
Gegevens van de aanvrager: |
Peter Van Echelpoel met als adres Berkenlaan 4 te 2460 Kasterlee |
Ligging van het project: |
Drakenhoflaan 145 te 2100 Deurne (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 32 sectie B nr. 561G |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen. |
Voorwerp van de aanvraag: |
bouwen van een eengezinswoning |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Bestaande toestand
- braakliggend terrein.
Inhoud van de aanvraag
- bouwen van een eengezinswoning bestaande uit drie bouwlagen onder plat dak;
- de kroonlijsthoogte van 8,06 meter sluit aan op de rechter buur;
- het uitspringende dak volume heeft een hoogte van 9.20 meter;
- de gelijkvloerse bouwdiepte bedraagt 15 meter, 13 meter op de eerste verdieping en 7,11 meter voor het dak volume;
- de scheimuren ter hoogte van linker en rechterbuur worden verhoogd en verlengd;
- de gevels worden uitgevoerd in een donkergrijze baksteen, en een dak volume in natuurkleurig thermowood met zwart aluminium buitenschrijnwerk en houten lamellen ter hoogte van het gelijkvloers.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college van burgemeester en schepenen conform artikel 4.7.17 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kennis van het verslag van de gemeentelijk omgevingsambtenaar dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Deze aanvraag handelt over de bouw van een eengezinswoning op een braakliggend terrein. De woning heeft een bouwdiepte van 15.00 m op de begane grond en 13.00 m op de 1ste verdieping, de 2de verdieping, die een technische verdieping is, heeft een bouwdiepte van 7.11 m met een overkraging van 0.60 m. Het betreft een woning met een hedendaagse vormgeving en materiaal gebruik dat als een stadswoning zich integreert in de omgeving. Het ontwerp is zo opgemaakt dat er een maximum van licht tot overal in de woning kan dringen, dit verhoogt het leefcomfort en de woonkwaliteit.
In de onmiddellijke omgeving wordt het straatbeeld blijkbaar bepaald door de aanwezigheid van panden van het bel-etage type met 3 bouwlagen onder een plat dak met een quasi doorlopende kroonlijst. Dat de gevels allen een zeer horizontale geleding kennen waarbij de hoogte van het gelijkvloers laag is en op de 1ste en de 2de verdieping steeds ruime raampartijen voorkomen die een horizontaliteit uitdrukken, is slecht gedeeltelijk correct. Het rechterpand heeft slechts 2 bouwlagen en een blinde gevelopbouw die een 3de bouwlaag of 2de verdiep voorstelt (bouwdiepte 1.95 m). De gevelgeleding is sowieso verbroken. Wat harmonie betreft kan het voorgesteld dan ook aansluiting vinden in de ruimere omgeving maar ook in de onmiddellijke omgeving en voldoet hierbij aan artikel 6 – “harmonie en draagkracht” – van de bouwcode.
Deze omgeving wordt, zoals hoger aangegeven, voornamelijk gekenmerkt door de aanwezigheid van bel-etage woningen die op het gelijkvloers een inkomhal hebben naast een garagepoort, deze hebben allen geen levendige plint. Het voorstel heeft het voordeel tov van de panden in de omgeving dat door de houten lamellen er toch een gedeeltelijk interactie mogelijk blijft met de straat, een overeenstemming met artikel 12 – “levendige plint” – van de bouwcode is dan ook aanvaardbaar.
De bovengrondse uitsprong van 0.60 m bevindt zich op een voldoende hoogte boven het openbaar domein, situeert zich op voldoende afstand van de linker buur, ligt niet onder de kroonlijst maar doorbreekt deze, op deze wijze kan geoordeeld worden dat de aanvraag voldoet aan artikel 13 – “ondergrondse en bovengrondse uitsprongen” – van de bouwcode.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
FOD Mobiliteit en Vervoer - Dienst Luchtvaart |
1 augustus 2018 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Geen tijdig advies ontvangen waardoor aan de adviesvereiste kan worden voorbijgegaan |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsbeheer/ groen en begraafplaatsen |
1 augustus 2018 |
1 augustus 2018 |
DL adresbeheer (huisnummers) |
1 augustus 2018 |
1 augustus 2018 |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s’
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Algemene bouwverordeningen
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
Sectorale wetgeving
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Beoordeling afwijkingen van de voorschriften
Voorliggende aanvraag wijkt af op artikels 6, 12, 13, 34 en 43 van de bouwcode.
Een aantal van deze afwijkingen betreft technische zaken. Zo is er geen opstand van 30 cm voorzien ten opzichte van het hoogste dakvlak en dit ter plaatse van de scheidingsmuren. Ook is er in het project geen (voldoende grote) septische put voorzien, terwijl deze vereist is in toepassing van artikel 43 van de bouwcode. Beide afwijkingen zijn van dien aard dat ze in voorwaarden bij een vergunning opgelegd kunnen worden.
Dit kan echter niet opgaan voor de overige vastgestelde afwijkingen.
Artikel 6 van de bouwcode gaat verder in op de inpasbaarheid van een project in de aanwezige context. In een omgeving waar de bestaande bebouwing homogene kenmerken vertoont, moeten de op te richten of de te verbouwen gebouwen zodanig worden ontworpen dat ze in harmonie zijn met de kenmerken van de omgeving. De kenmerken van de omgeving worden bepaald door het referentiebeeld. Het referentiebeeld wordt gevormd door de gebouwde omgeving die de begrenzing vormt met de buitenruimte en bestaat uit de gebouwen welke inzake harmonische samenhang het talrijkste zijn en dus kenmerkend voor de betreffende omgeving kunnen genoemd worden.
De nieuwbouw situeert zich op nagenoeg het laatste braakliggende perceel in een ruime omgeving. Deze ruime omgeving en daarmee het straatbeeld wordt hier uitgesproken bepaald door de aanwezigheid van panden van het type bel-etage met 3 bouwlagen onder een plat dak en een uitgesproken en doorlopende kroonlijst waarvan de hoogte over de volledige straatlengte identiek is. Deze kroonlijsthoogte is dan ook zeer determinerend en een zeer leesbaar element in het straatbeeld. De gevels vertonen verder allen een zeer horizontale geleding waarbij de hoogte van het gelijkvloers laag is en op de 1ste en 2de verdieping steeds ruime raampartijen voorkomen die de horizontaliteit andermaal benadrukt.
Hoewel het voorstel in deze aanvraag ook 3 bouwlagen omvat, roept de uitwerking van het volume een aantal vragen op. Aan de rechterzijde van de gevel wordt de hoogte afgestemd op deze van het aanpalende pand, op deze plek sluit de kroonlijsthoogte naadloos aan bij de in de straat dominerende kroonlijsthoogte.
Aan de linkerzijde van het pand wordt echter geen kroonlijst voorzien. De hoogte van het volume wordt hier ook opgetrokken tot 9,20 meter, wat ruim een meter hoger is dan de overheersende kroonlijst en daarmee de kenmerkende bouwhoogte in de straat ruim overschrijdt. Deze afwijkende hoogte wordt nog versterkt door op de 3de verdieping een uitkragend volume te voorzien, eveneens tot een hoogte van 9,20 meter. Dit resulteert in een zeer harde onderbreking van de bepalende kroonlijsthoogte. Noch de hoogte, noch de uitkraging zijn kenmerkend in deze omgeving en ze tasten het rustige straatbeeld dan ook danig aan.
Het onderbreken van de kroonlijst is op zijn beurt tevens strijdig is met artikel 13 van de bouwcode.
Een ander punt dat aangehaald moet worden is de geleding van de gevel in zijn totaliteit. Zoals hoger reeds aangehaald vertonen de gevels in de ruime omgeving een zeer uniforme horizontale geleding. De gevelopeningen in dit voorstel zijn uitgesproken verticaal en refereren in niets naar deze van de aanpalende panden en daarmee naar de ruimere omgeving.
De voorziene raamopeningen zijn tevens minimaal van grootte, waardoor er geen evenwichtige verhouding tussen 'open' en 'gesloten' geveldelen ontstaat. Bovendien staan ze in de gevel zonder logische opbouw of gevelgeleding, waardoor een minimale architecturale kwaliteit en harmonie met de overwegend karakteristieke omgeving ontbreekt.
Bijkomend wordt er voor de gevelopeningen op het gelijkvloers een houten lamellenstructuur geplaatst waardoor ook hier het contact met de straat tot een minimum herleid wordt. Dit effect wordt nog versterkt door het gegeven dat de smalste gevelopening op het gelijkvloers toehoort aan een verblijfsruimte, de achterliggende bureauruimte. Achter de bredere gevelopening situeert zich de inkomzone, welke niet als verblijfsruimte aanzien wordt. Het ontbreken van dit contact met de straat is strijdig met artikel 12 van de bouwcode.
Rekening houdend met het voorgaande kan enkel besloten worden dat het voorstel voor de voorgevel geen rekening houdt met het aanwezige straatbeeld, waardoor het de beeldkwaliteit van de straat onaanvaardbaar aantast.
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft de bouw van een eengezinswoning. De ruime omgeving van het pand wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van voornamelijk eengezinswoningen. De voorgestelde functie is aanvaardbaar.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.
Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en of functiewijziging. Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1 De werkelijke parkeerbehoefte is 1.
|
De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.
|
Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0. Voorliggende aanvraag heeft betrekking op een pand met een perceelsbreedte van minder dan of gelijk aan 8 m. Volgens art. 12, §3, 1° (Levendige plint) is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten. ’
|
Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0. Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1– 0 = 1. Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen. Voor vergunningsaanvragen voor nieuwbouw van eengezinswoningen kan echter afgeweken worden van de berekening van de parkeerbehoefte zoals vermeld in bovenstaande tabel, indien realisatie van de parkeerplaatsen niet mogelijk is. Dit geldt tevens voor eengezinswoningen die boven winkelpanden ingericht worden. Het bijgestelde aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1 – 1 = 0. |
Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen. |
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
Het nieuwe volume bestaat uit 2, plaatselijk uit 3 bouwlagen. Op het gelijkvloers wordt een bouwdiepte van 15 meter voorgesteld met een hoogte van 3,60 meter. De hoogte van de 2de verdieping bedraagt 6,50 meter en dit bij een bouwdiepte van 13 meter. Op het gelijkvloers situeren zich de leefruimtes en een bureauruimte, op de eerste verdieping worden 3 slaapkamers en een badkamer ingericht. Op de 2de verdieping bevat het uitkragende volume een berging en een technische ruimte. De bouwdiepte van deze 2de verdieping is met 6,51 meter eerder beperkt. Het volume met een breedte van 4,43 meter en een kroonlijsthoogte van 9,20 meter maakt een uitsprong van 60 cm ten opzichte van het voorgevelvlak. De voorgestelde bouwdieptes op zich komen in de omgeving vaker voor en kunnen aanvaard worden. Dit kan niet opgaan voor de voorgestelde bouwhoogtes
Zoals in de ‘Beoordeling afwijkingen van de voorschriften’ echter reeds besproken wijkt de hoogte van het volume op de 2de verdieping in grote mate af van de in deze omgeving kenmerkende bouwhoogte. Het laten uitkragen van deze 2de verdieping en daardoor het onderbreken van de kroonlijst benadrukt deze afwijking eens te meer.
Om een aantal patio’s en doorzichten te creëren wordt het voorgestelde volume op een aantal plaatsen uitgehold. Zo is de inkompartij op het gelijkvloers zeer ruim en gedeeltelijk in open lucht gelegen. Naast de berging op de 2de verdieping wordt geen volume voorzien maar wordt enkel de voorgevel opgetrokken tot een kroonlijsthoogte van 8,06 meter waardoor naast de berging een beschutte open ruimte ontstaat. Het platte dak van het gelijkvloers wordt volledig ingericht als dakterras.
Deze ingrepen worden wellicht voorgesteld voor het creëren van een goede woon- en leefkwaliteit van het eigen pand, maar betekenen anderzijds een niet efficiënt plaatsgebruik, wat resulteert in afwijkende volumes en waarvan het uitkragende volume een voorbeeld is. Dit heeft op zijn beurt een negatieve impact op de aanpalende panden alsook op het straatbeeld.
Zo genereert het gebruik van het volledige platte dak boven op het gelijkvloers volume als terras onaanvaardbare inkijk op de aanpalende percelen en heeft het uitkragend volume op de 2de verdieping een aanzienlijke impact op het straatbeeld.
Naar aanleiding van de aanvraag werd een bezwaar ingediend, onder andere over het gebrek aan privacy. Het platte dak van het gelijkvloers wordt, zoals aangeduid op de plannen, ingericht als terras. Dit terras reikt echter ook tot aan de zijdelingse dakranden en is hiermee niet in overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek. Er zal, om de privacy van de aanpalenden te garanderen, een minimumafstand van 1,90 meter gerespecteerd moeten worden ten opzichte van beide perceelgrenzen. Ook de toegang tot het terras moet binnen deze zone vallen. Aangezien de toegang tot dit terras zich in de rechtse zijgevel op de 1ste verdieping situeert, is het voorgestelde terras in deze vorm onbereikbaar. Het gebruik van het platte dak als terras wordt uitgesloten van vergunning. Het geformuleerde bezwaar wordt op dit punt als gegrond beschouwd.
Gelet op het voorgaande komt het bouwvolume in deze vorm niet overeen met de principes van goede ruimtelijke ordening en kan niet aanvaard worden.
Visueel-vormelijke elementen
De woning wordt afgewerkt met een donkergrijze gevelsteen, voor het schrijnwerk wordt zwart aluminium gekozen. De bovenste (technische) verdieping bestaat uit een houten structuur die ook aan de buitenkant met hout afgewerkt wordt.
Kenmerkend in deze omgeving is een gevelafwerking in metselwerk in een rode tot rood-bruine kleur. Nog kenmerkend voor de gevels in de omgeving is het voorkomen van raamomkaderingen in natuursteen, net zoals natuursteen vaak terugkomt in de afweking van het gelijkvloers, de plint van de woningen. Het voorgestelde gevelmetselwerk in deze aanvraag kan op zich aanvaard worden, zij het in een kleur die meer aansluit op deze van de omgeving. De houten afwerking daarentegen komt in deze straatwand niet voor en is dus vreemd in de omgeving. De houten afwerking zal vervangen moeten worden door een alternatieve gevelafwerking eigen aan de omgeving. Concreet kan dit gevelmetselwerk of een afwerking in natuursteen zijn.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De voorgestelde woongelegenheid voldoet aan de huidige eisen inzake woon- en leefkwaliteit.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, hoofdzakelijk omwille van:
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
10 juli 2018 |
Volledig- en ontvankelijk |
1 augustus 2018 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
30 september 2018 |
Verslag GOA |
11 september 2018 |
naam GOA |
Helia Dezhpoor |
Het college sluit zich integraal aan bij de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt
Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het verslag van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar.
Het college beslist om de omgevingsvergunning goed te keuren en af te leveren aan de aanvrager die ertoe gehouden is :
Uitsluiting :
Het gebruik van het platte dak als terras op de 1ste verdieping
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.