Terug

2018_CBS_10481 - Omgevingsvergunning - OMV_2018078541. De Manstraat 97. District Deurne - Weigering

college van burgemeester en schepenen
vr 14/12/2018 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Caroline Bastiaens, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Claude Marinower, schepen; Marc Van Peel, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2018_CBS_10481 - Omgevingsvergunning - OMV_2018078541. De Manstraat 97. District Deurne - Weigering 2018_CBS_10481 - Omgevingsvergunning - OMV_2018078541. De Manstraat 97. District Deurne - Weigering

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2018078541

Gegevens van de aanvrager:

G&O Projectontwikkeling met als adres Amsterdamstraat 44 te 2321 Hoogstraten

Ligging van het project:

De Manstraat 97 te 2100 Deurne (Antwerpen)

Kadastrale gegevens:

afdeling 29sectie A nrs. 598B35, 598A36 en 598Z35

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen.

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen van 18 appartementen en een ondergrondse parking

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

  • 20/10/1971: vergunning (627#26551) voor het uitvoeren van een voorgevelverandering.

Laatst vergunde toestand

  • ééngezinswoning met smalle, ondiepe bijbouwen over de gehele breedte van het perceel;
  • het hoofdvolume van de ééngezinswoning wijkt af van de kenmerkende Confortawijk-gevels, heeft 3 bouwlagen met verdiepte inkomportaal, een half-ondergrondse parkeergarageen gele baksteen en beton accenten boven de raampartijen;
  • de bijgebouwen van 1 bouwlaag hoog hebben een overdekte doorrit naar de achterliggende garageboxen met afzonderlijk kadasternummer.

Bestaande toestand

  • conform de laatst vergunde toestand.

Inhoud van de aanvraag

  • nieuwbouw met 4 bouwlagen onder een plat dak;
  • op het gelijkvloers bevindt zich uiterst links de toegang tot de ondergrondse parking met afzonderlijke toegang voor fietsers, en uiterst rechts een servitude doorrit naar het achterliggende perceel met autoparkeerplaatsen;
  • de servitude doorrit wordt op de bovenliggende verdiepingen overbouwd zodat het bouwblok aansluit op het naastgelegen perceel;
  • de voorgevel wordt voorzien van beige gevelsteen met zwart aluminium buitenschrijnwerk en enkele inpandige terrassen;
  • achteraan worden de terrassen zowel op daken, uitkragend, alsook inpandig voorzien;
  • in totaal zijn er 18 appartementen waarvan drie 3-slaapkamerappartementen, zeven 2-slaapkamerappartementen, en acht 1-slaapkamerappartementen;
  • de tuin is gemeenschappelijk toegankelijk voor de gelijkvloerse appartementen;
  • er wordt een groendak voorzien, alsook zonnepanelen;
  • de bestaande bebouwing wordt volledig gesloopt. 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college conform artikel 4.7.17 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar dat bij dit besluit is gevoegd 

De aanvraag gaat over het slopen van een ééngezinswoning met smalle, ondiepe bijgebouwen over de gehele perceelsbreedte gevolgd door een nieuwbouw van 18 appartementen gespreid over 4 bouwlagen. Het is een mix van 3 drieslaapkamer appartementen, 7 tweeslaapkamer appartementen en 8 éénslaapkamer appartementen. De netto vloeroppervlaktes van de appartementen zijn voor de drieslaapkamer appartementen 102.0, 105.15 en 105.15 m² met buitenruimtes van 20.73, 14.82 en 17.29 m². Voor de tweeslaapkamer appartementen 64.62, 71.37, 66.48, 71.37, 66.48, 60.65 en 79.73 m² en buitenruimtes van 9.46, 5.0, 8.95, 5.0, 8.18, 11.09 en 7.16 m². Voor de éénslaapkamer appartementen 44.95, 66.56, 55.34, 57.64, 55.34, 57.64, 68.93 en 55.21 m² en met buitenruimtes van 14.46, 5.44, 8.67, 4.00, 8.14, 4.0, 7.38 en 2.93 m². De gemiddelde netto oppervlakte van de 18 appartementen is 69.7 m².

Om te beantwoorden aan de draagkracht, een gezonde mix van wooneenheden, voldoende leef- en woonkwaliteit en te voldoen aan de goede ruimtelijke ordening dient een project uit een mix van één-, twee- en indien mogelijk van drieslaapkamer appartementen te bestaan, woonruimtes en slaapkamers dienen voldoend groot te zijn om bruikbaar te zijn, de oppervlaktes van verblijfsruimtes dienen in een goede verhouding tot elkaar te staan en tot het aantal slaapkamers.

Dergelijke units dienen respectievelijk over een minimale netto vloeroppervlakte te beschikken van 60 m² voor éénslaapkamer appartementen, 80 m² voor tweeslaapkamer appartementen en 110 m² voor drieslaapkamer appartementen met minimale buitenruimtes van respectievelijk 4 m², 6 m² en 8 m², in deze aanvraag voldoen verschillende eenheden niet aan deze vereiste. Om in orde te zijn met de goede ruimtelijke ordening is een streefdoel voor de gemiddelde netto vloeroppervlakte van alle units binnen een project met meer dan vijf units 80 m², dit project voldoet hieraan niet.

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

20 juli 2018

21 augustus 2018

Voorwaardelijk gunstig

FOD Mobiliteit en Vervoer - Dienst Luchtvaart

20 juli 2018

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Fluvius

20 juli 2018

31 juli 2018

Voorwaardelijk gunstig

PROXIMUS

20 juli 2018

25 juli 2018

Gunstig

AQUAFIN NV

20 juli 2018

17 augustus 2018

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ mobiliteit

20 juli 2018

25 juli 2018

Onafhankelijke Diensten/dienst Strategische Coördinatie/Loketwerking/Stadsloketten/Huisnummeringsteam

20 juli 2018

20 juli 2018

 

Toetsing voorschriften

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s’

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De aanvraag is in overeenstemming met de verordening hemelwater.

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:

  • artikel 14 Breedte van een looppad niet tussen binnenmuren:
    het toegangspad naar appartement 0.4 heeft een breedte van 132 cm in plaats van de voorgeschreven minimale breedte van 150 cm;
  • artikel 15 Breedte van een looppad tussen onafgewerkte muren:
    de gemeenschappelijke gang heeft een breedte van 150 cm op alle verdiepingen in plaats van minstens 170 cm zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten en leuningen een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 150 cm gegarandeerd wordt;
  • artikel 18 Niveauverschillen:
    het verschil in hoogte van het openbaar domein tegenover het gelijkvloers bedraagt 36 cm; niveauverschillen van meer dan 18 cm moeten overbrugd worden, ofwel met een trap in combinatie met een helling, ofwel met een trap in combinatie met een lift, ofwel met een helling in combinatie met een lift;
  • artikel 19 Hellingen:
    §1 het hellingspercentage bedraagt hoogstens 6,25% bij niveauverschillen van 25 tot  50 cm; het toegangspad heeft een lengte van 6,5 m en een hoogteverschil van 36 cm; van deze lengte moet nog 1,5 meter verminderd worden voor een vrije en vlakke draairuimte voor de toegangsdeur, waardoor deze hellingsgraad op de resterende 5 m niet kan bereikt worden;
    §7 als een helling een niveauverschil van meer dan 10 cm overbrugt, moet aan de open zijkanten van de helling voor een afrijdbeveiliging van minstens 5 cm hoogte gezorgd worden;
    §9 aan de zijkanten van een helling die een niveauverschil van meer dan 25 cm overbrugt, moet aan beide zijden een leuning aangebracht worden;
  • artikel 20 Trappen:
    §1 over de volledige lengte van de trappen moet voor een breedte van minstens 125 cm gezorgd worden, gemeten tussen onafgewerkte binnenmuren, zodat na afwerking van de eventuele wanden en tussen de leuningen , een breedte van minstens 100 cm vrij van obstakels gegarandeerd wordt;
    §5 er moet niet voldoen worden aan de bepalingen van dit artikel als het gebouw over een lift beschikt  die voldoet aan de bepalingen van artikel 21;
  • artikel 21 Lift:
    liften van het type 2 (EN 81-70) meten lengte 140 x breedte 110 cm, wat in principe groot genoeg is voor een rolstoel en begeleider, mits dat de lengte achter de rolstoel voorzien wordt; bij de ingetekende lift is echter de breedte 140 cm en de lengte 110 cm waardoor de lift te ondiep is voor rolstoelgebruikers;
  • artikel 22 Deuropening:
    §2 de ruwbouwmaten van toegangen of deuropeningen moeten minstens 100 cm breed zijn, zodat na afwerking een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 85 cm gegarandeerd wordt;
  • artikel 24 Draairuimte:
    vóór en achter elke deur, met uitsluiting van toegangen of deuren naar gesloten trappenhallen, moet voor een vrije en vlakke draairuimte gezorgd worden; het technisch gasmeterlokaal voldoet hieraan niet;
  • artikel 25 Vrije en vlakke wand- en vloerbreedte naast deur;
    bij een manueel te bedienen deur, met uitsluiting van toegangen tot of deuren naar gesloten trappenhallen, moet naast de krukzijde voor een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte worden gezorgd, met een ruwbouwmaat van minstens 45 cm, zodat na de afwerking een vrije en vlakke wand- en vloerbreedte van minstens 50 cm gegarandeerd wordt; deze is niet voorzien in de afvalberging naar het gasmeterlokaal.

 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 28 Minimale oppervlakte buitenruimten:
    de terrassen van de appartementen 1.1 en 2.1 bedragen elk 5 m² in plaats van de minimale 6 m² voor een 2-slaapkamerappartement;
  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:
    §2 4° vanaf 30 fietsstal- of fietsparkeerplaatsen dient er minimaal 1 elektrisch oplaadpunt aanwezig te zijn. Afstanden tussen fietsen voldoen niet aan onderlinge afstand van 0,6 m.
  • artikel 30 Autostaplaatsen en autoparkeerplaatsen:
    §2 er worden slechts 20 in plaats van de voorgeschreven 23 autoplaatsen voorzien;
    §3 1° de breedte voldoet niet steeds aan 2,5 m voor type 90° met de rijrichting;
    §3 3° het helllingspercentage van de in- en uitrit van de garage overschrijdt de maximale 4% over de eerste 5 m vanaf de openbare weg;
  • artikel 34 Stabiliteit en scheidingsmuren:
    §3 de scheidingsmuur heeft geen opstand van 30 cm ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak;
  • artikel 37 Centrale ruimte voor warmteproductie en leidingen:
    bij nieuwbouw van gebouwen met meer dan 10 wooneenheden en een gemeenschappelijke verticale circulatie moeten deze gebouwen voorzien zijn van een centrale stookruimte en bijhorende leidingschachten;
  • artikel 43 Septische putten:
    de inhoud van de septische put staat niet vermeld op het plan; deze moet voor 18 appartementen met in totaal 31 slaapkamers een inhoud van 12.275 liter hebben.

 

Sectorale wetgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

-          Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen  voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

Bouwcode artikel 14 §2 ‘insprongen’: de insprong van de ondergrondse garage is dieper dan 2 meter in het gevelvlak gelegen. Als voorwaarde wordt opgelegd dat deze insprong moet verlicht worden.

 

Bouwcode artikel 28 ‘buitenruimte’: de terrassen van appartement 1.1 en 2.1 met elk twee slaapkamers zijn niet minstens 6m². Als voorwaarde wordt opgelegd de langste gevelzijde van het terras van deze appartementen +/- 20cm dieper ten opzichte van het voorste gevelvlak te voorzien, zodat minstens 6m² terraszone per appartement gegarandeerd wordt.

 

Bouwcode artikel 29 ‘fietsstalplaatsen’: er is geen elektrisch oplaadpunt voorzien, wat vereist is vanaf meer dan 30 fietsstalplaatsen. Er zijn meerdere fietsstalruimtes (bakfietsen, gewone fietsen). Als voorwaarde wordt opgelegd dat vanaf 30 fietsstalplaatsen minstens één elektrisch oplaadpunt in elk van de verschillende fietsstalruimtes moet voorzien worden.

De afstanden tussen de fietsen bedragen niet minstens 60cm. Er wordt opgemerkt dat volgens het plan een behoefte is aan 50 fietsstallingen voor gewone fietsen en 2 bakfietsen. Op niveau -1 wordt een gemeenschappelijke fietsenberging voorzien voor 55 fietsen. Het zijn allemaal stallingssystemen waar fietsen moeten opgehangen worden. Als voorwaarde wordt opgelegd dat minstens de helft van de fietsen op een normale manier moeten gestald kunnen worden. Dit wil zeggen dat fietsen naast elkaar worden opgesteld op 1 niveau of volgens het hoog-laagsysteem zonder dat deze moeten opgehangen worden. De maatvoering in de bouwcode zijn maximaal te volgen.

 

Bouwcode artikel 30 ‘autostalplaatsen’: de ontworpen helling van de in- en uitrit naar de ondergrondse parkeergarage is steiler dan de toegelaten hellingspercentages. Als voorwaarde wordt opgelegd dat de eerste 5 meter vanaf de openbare weg een maximaal 4% helling mag bedragen.

Bijkomend wordt opgemerkt dat de fietsstalling zich ook in de ondergrondse parking bevindt, en enkel toegankelijk is via een trap met fietsgoot naast de toegangsweg/helling waar gemotoriseerd verkeer passeert. Met oog op veiligheid voor fietsers en wandelaars op de helling wordt bijkomend opgelegd dat een verticale afscheiding moet voorzien worden tussen de zone waar auto’s rijden en waar voetgangers met hun fiets aan de hand passeren.

 

Bouwcode artikel 34 ‘scheimuren’: de scheimuur heeft niet op alle plaatsen een opstand van 30cm. Met oog op brandveiligheid kan niet afgeweken worden. Een verhoging van de scheimuur kan enkel met een nieuw openbaar onderzoek waarvoor een nieuwe vergunningsaanvraag moet gebeuren. Als voorwaarde wordt opgelegd dat ofwel het dakpakket ter hoogte van de scheimuur minder dik moet uitgevoerd worden, ofwel het volledige dak ter hoogte van de scheimuur minder hoog moet uitgevoerd worden met als bijkomende voorwaarde dat steeds minstens 2.60 meter binnenhoogte moet gegarandeerd blijven, ofwel een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30cm breed tussen de vegetatie van het groendak en de scheimuur moet voorzien worden.

 

Bouwcode artikel 37 ‘centrale ruimte voor warmteproductie en leidingen’: er is geen centrale ruimte voor warmteproductie voorzien, wat vereist is vanaf 10 woongelegenheden. Als voorwaarde wordt opgelegd een centrale ruimte voor warmteproductie te voorzien conform de vereisten en dimensioneringen van de bouwcode. Dit gebeurt bij voorkeur in de kelder. Als bijkomende voorwaarde wordt opgelegd dat geen van de nuttige parkeerplaatsen, fietsstalplaatsen en vereiste faciliteiten conform de bouwcode mogen verdwijnen.

 

Bouwcode artikel 43 ‘septische put’: de plannen zijn onduidelijk over de dimensioneringen van de septische put. Als voorwaarde wordt opgelegd dat een septische put moet voorzien worden conform de vereisten van de bouwcode.

 

Verordening toegankelijkheid artikel 14 ‘breedte van een looppad niet tussen binnenmuren’: het toegangspad naar de buitendeur van appartement 0.4 is slechts 1.32 meter breed waardoor het onvoldoende toegankelijk is voor rolstoelgebruikers. Als voorwaarde wordt opgelegd het pad exact 1.50 meter te voorzien. Tevens is dit de maximale breedte die toegelaten is vanuit de bouwcode.

 

Verordening toegankelijkheid artikel 15 ‘breedte van een looppad tussen onafgewerkte muren’: de breedte van de gangen is op plan exact 1.50 meter ingetekend. In principe is dit een aanvaardbare breedte. Echter moeten plannen in principe getekend worden met ruwbouwmaten in plaats van afgewerkte maten, wordt als voorwaarde opgelegd dat de gangen na afwerking minstens 1.50 meter obstakelvrije breedte moeten garanderen.

 

Verordening toegankelijkheid artikel 18 ‘niveauverschillen’ en artikel 19 ‘hellingen’: het niveauverschil tussen openbaar domein en de gelijkvloerse vloerpas is hoger dan 18cm. Als voorwaarde wordt opgelegd dat de trap in de voortuin van een bijkomende helling moet voorzien worden conform de verordening toegankelijkheid. Daarbij moet voldaan worden aan de strikt noodzakelijke verhardingen en maximale breedtes conform bouwcode artikel 27. Ontwerpmatig kan eventueel overwogen worden om de helling dwars op de bestaande trap te voorzien, evenwijdig aan de voorgevel, of kunnen alle wandelpaden naar de voordeuren gecombineerd worden waarvan een deel kan ingericht worden als helling. Eventueel kan ook geopteerd worden om de vloerpas van het volledige gelijkvloers te verlagen zodat het niveauverschil minder dan 18cm bedraagt waardoor enkel een helling en geen trap moet voorzien worden.

 

Verordening toegankelijkheid artikel 20 ‘trappen’ en 21 ‘liften’: de maten van de lift (breedte 1.40 meter, diepte 1.10 meter) zijn qua dimensionering conform de verordening, maar zijn niet toegankelijk voor een rolstoel. Als voorwaarde wordt opgelegd dat de lift in bovenaanzicht 90° gedraaid moet worden zodat de breedte minstens 1.10 meter en de diepte minstens 1.40 meter bedraagt. Vermoedelijk moet hiervoor de binneninrichting van de liftschacht samen met de leidingkoker herbekeken worden.

Bijkomend beschikken de trappen in de traphal niet over minstens 1 meter obstakelvrije breedte. Echter indien de lift voldoet aan de verordening, dan moeten de trappen niet voldoen. Gelet op de beperkte dimensioneringen van de ruimtes rondom de trappenhal, is het vermoedelijk niet mogelijk de trapbreedte aan te passen. Daarom moet de lift aangepast worden. Een afwijking is niet aanvaardbaar.

 

Verordening toegankelijkheid artikel 24 ‘draairuimte’ en 25 ‘vrije en vlakke wand- en vloerbreedte naast de deur’: de gelijkvloerse afvalberging, tellerlokaal en gasmeterlokaal worden niet voorzien van voldoende inpandige draairuimte en ook niet van een vrije ruwbouwmaat van 50cm naast de deuren. Als voorwaarde wordt opgelegd dat de gelijkvloerse afvalberging, tellerlokaal en gasmeterlokaal worden herontworpen om te voldoen aan de verordening toegankelijkheid. Als bijkomende voorwaarde moet steeds voldaan worden aan de dimensioneringen van afvalbergingen conform bouwcode artikel 26 ‘afvalbergingen’.

 

Functionele inpasbaarheid

De omgeving wordt gekenmerkt door een mix van één- en meergezinswoningen in een dens bebouwde woonwijk, waardoor de gevraagde meergezinswoning inpasbaar is in de omgeving.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De bestaande constructies worden afgebroken, en 18 nieuwbouw appartementen worden opgetrokken. Er wordt voorzien in een mix van één-, twee- en drieslaapkamerappartementen. Alle appartementen beschikken over buitenruimtes met ochtend- en/of avondzon.

Het geheel betreft een volume met 3 bouwlagen, een bijkomende teruggetrokken daklaag, en groendaken. De achtertuin is op het dak van de ondergrondse parking gelegen, en kent een gemeenschappelijk gebruik. Deze tuin wordt voorzien van verhoogde plantvakken van +/- 85cm zodat deze groen kan aangelegd worden.

Aan de rechterzijde overkraagt het volume een doorgang naar achterliggende garageboxen die niet tot het project en tot het eigendom behoren. Het voorgestelde volume is aanvaardbaar en wenselijk, omdat het aansluit op de rechterbuur, en daarmee de rij dichtbouwt. Voor de overkraging werd een erfdienstbaarheid notarieel betekend. Echter kan de vergunningverlenende overheid in beginsel geen rekening houden met burgerrechtelijke aspecten bij het beoordelen van aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning. Anderzijds doet een stedenbouwkundige vergunning deze rechten niet teniet en ontslaat de titularis van de vergunning niet om het nodige bouwrecht te bekomen. Indien zou blijken dat de aanvraag strijdig is met een contractuele verbintenis, dan blijft de vergunning onwerkzaam. Dit wordt als voorwaarde bij de vergunning opgelegd. 

 

Visueel-vormelijke elementen

De geleding, uitkragingen en ornamentiek in de gevel refereren naar de kenmerkende vormgeving van de Confortawoningen in de omgeving. De gevels worden voorzien van een lichtbeige gevelsteen met zwart schrijnwerk en witte betonnen accenten. De helling naar de ondergrondse garage wordt afgesloten met een poort in zwart spijlenwerk dat zich herhaalt in de balustrades bij de terrassen. Het geheel ontving gunstig advies van de Welstandscommissie dd. 08/06/2018.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 23 parkeerplaatsen.

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en of functiewijziging. Er komen 18 wooneenheden in het project.

6 appartementen < 60m² met parkeernorm  1.1 ? 6 x 1.1 = 6,6

9 appartementen tussen 60m² en 90m² met parkeernorm 1.35 ? 9 x 1.35 = 12,15

3 appartementen > 90m² met parkeernorm 1.55 ? 3 x 1.55 = 4,65

De werkelijke parkeerbehoefte is 23.

 

De plannen voorzien in 18 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

Er worden 20 plaatsen voorzien in de ondergrondse parking. Uit nazicht is echter gebleken dat sommige parkeerplaatsen te smal zijn en daardoor onbruikbaar worden.

-          Parkeerplaats 9 is gelegen aan de kant en is slechts 2,4m breed. Deze moet minimum 2,80m volgens de inrichtingsprincipes van de bouwcode.

-          Parkeerplaats 15 is voor mindervaliden voorzien. Er staat echter een zuil in het midden van de parkeerplaats. De ruimte tussen de zuil en de schuine muur is in principe voldoende breed maar de parkeerplaats zal dan anders ingetekend moeten worden en zal wellicht niet meer kunnen dienen als mindervalideplaats wat de maatvoering betreft.

-          Voor parkeerplaats 16 is maar 1,80 beschikbaar tussen de lijn die het vak afbakent en een zuil. Dit is te smal waardoor de parkeerplaats onbruikbaar wordt als autostaanplaats.

-          Parkeerplaats 17 is gelegen naast een andere te smalle plaats en is slechts 2,25m breed tussen de lijn die het vak afbakent en een muur. Dit is te smal om als bruikbare plaats mee tet tellen.

Parkeerplaats 9 en parkeerplaats 16 of 17 kunnen bijgevolg niet  als nuttig beschouwd worden. Het aantal nuttige plaatsen is 18.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 23.

‘Dit perceel is gelegen in de rij in een dens bebouwde omgeving. Woningen aan de straat en groene achtertuinen achterin kenmerken de omgeving. De aanvraag voorziet reeds een ruime ondergrondse parking waardoor de tuin grotendeels onderkelderd wordt en eerder als groendak aanzien wordt. De parking vergroten zou de resterende groene ruimte bijkomend kunnen hypothekeren, wat stedenbouwkundig niet wenselijk is. De grootte en/of vorm van het perceel laten het bouwen van het aantal te realiseren plaatsen dus niet toe.’

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 5.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 23 – 18 = 5.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 15 december 2014. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 5 plaatsen.

 

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Mits voldaan aan de voorwaarden voldoet de aanvraag aan de goede ruimtelijke ordening.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de bijgevoegde voorwaarden van Fluvius (fusering van Infrax en Eandis) strikt na te leven;

3.      de bijgevoegde voorwaarden van Proximus strikt na te leven;

4.      de bijgevoegde voorwaarden van Aquafin strikt na te leven;

5.      na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;

6.      de in- en uitrit naar de ondergrondse parkeergarage moet voorzien worden van verlichting conform bouwcode artikel 14 §2;

7.      de langste gevelzijden van de terrassen van de appartementen 1.1 en 2.1 moeten +/- 20cm dieper ten opzichte van het voorste gevelvlak voorzien worden, zodat de terrassen worden vergroot tot minstens 6m² conform bouwcode artikel 28;

8.      vanaf 30 fietsstalplaatsen moet minstens één elektrisch oplaadpunt in elk van de verschillende fietsstalruimtes voorzien worden. Bijkomend moet minstens de helft van de fietsen op een normale manier gestald kunnen worden. Dit wil zeggen dat fietsen naast elkaar worden opgesteld op 1 niveau of volgens het hoog-laagsysteem zonder dat deze moeten opgehangen worden. De maatvoering in de bouwcode artikel 29 is maximaal te volgen;

9.      de eerste 5 meter vanaf de openbare weg van de ontworpen helling van de in- en uitrit naar de ondergrondse parkeergarage moet maximaal 4% bedragen, conform bouwcode artikel 30. Bijkomend moet, met oog op veiligheid voor fietsers en wandelaars op de helling, een verticale afscheiding voorzien worden tussen de zone waar auto’s rijden en waar voetgangers met hun fiets aan de hand passeren;

10.  de scheimuur heeft niet op alle plaatsen een opstand van 30cm, conform bouwcode artikel 34. Met oog op brandveiligheid wordt opgelegd dat op die plaatsen ofwel het dakpakket ter hoogte van de scheimuur minder dik moet uitgevoerd worden, ofwel het volledige dak ter hoogte van de scheimuur minder hoog moet uitgevoerd worden met als bijkomende voorwaarde dat steeds minstens 2.60 meter binnenhoogte moet gegarandeerd blijven, ofwel een niet-brandbare strook (reactie bij brand van minimum klasse A2FL-s2) van minstens 30cm breed tussen de vegetatie van het groendak en de scheimuur moet voorzien worden;

11.  een centrale ruimte voor warmteproductie moet voorzien worden conform de vereisten en dimensioneringen van de bouwcode artikel 37. Dit gebeurt bij voorkeur in de kelder. Als bijkomende voorwaarde bij deze ingreep wordt opgelegd dat geen van de nuttige parkeerplaatsen, fietsstalplaatsen en vereiste faciliteiten conform de bouwcode mogen verdwijnen;

12.  een septische put moet voorzien worden conform de vereisten van de bouwcode artikel 43;

13.  het pad naar de buitendeur van appartement 0.4 moet exact 1.50 meter bedragen, conform verordening toegankelijkheid artikel 14. Tevens is dit de maximale breedte die toegelaten is vanuit de bouwcode artikel 27;

14.  de inpandige gangen moeten na afwerking minstens 1.50 meter obstakelvrije breedte garanderen, conform verordening toegankelijkheid artikel 15;

15.  de toegangstrap in de voortuin moet van een bijkomende helling voorzien worden conform de verordening toegankelijkheid artikel 18 en 19. Daarbij moet voldaan worden aan de strikt noodzakelijke verhardingen en maximale breedtes conform bouwcode artikel 27. Het is toegestaan om de helling dwars op de bestaande trap te voorzien evenwijdig aan de voorgevel, of om alle wandelpaden naar de voordeuren samen te voegen waarvan een deel kan ingericht worden als helling. Eventueel kan ook geopteerd worden om de vloerpas van het volledige gelijkvloers te verlagen zodat het niveauverschil minder dan 18cm bedraagt waardoor enkel een helling en geen trap moet voorzien worden;

16.  de lift moet in bovenaanzicht 90° gedraaid worden zodat de breedte minstens 1.10 meter en de diepte minstens 1.40 meter bedraagt, conform verordening toegankelijkheid artikel 20 en 21;

17.  de gelijkvloerse afvalberging, tellerlokaal en gasmeterlokaal moeten herontworpen worden om te voldoen aan de verordening toegankelijkheid artikel 24 en 25. Als bijkomende voorwaarde moet steeds voldaan worden aan de dimensioneringen van afvalbergingen conform bouwcode artikel 26.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

29 juni 2018

Volledig- en ontvankelijk

20 juli 2018

Start 1e openbaar onderzoek

27 juli 2018

Einde 1e openbaar onderzoek

25 augustus 2018

Start 2e openbaar onderzoek

21 september 2018

Einde 2e openbaar onderzoek

20 oktober 2018

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

1 januari 2019

Verslag GOA

21 november 2018

naam GOA

Helia Dezhpoor

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

27 juli 2018

25 augustus 2018

0

0

0

0

21 september 2018

20 oktober 2018

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich gedeeltelijk aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.

 

Artikel 3

De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.