Conform artikel 97 van het omgevingsvergunningenbesluit is het college de overheid die bevoegd is voor het project vóór de overdracht conform artikel 15 van het omgevingsvergunningendecreet.
Op 4 januari 2019 meldde PSA Breakbulk nv, Muisbroeklaan 496, 2030 Antwerpen, de overdracht van een staalterminal, gelegen in Muisbroeklaan 492, 2030 Antwerpen, kadastraal bekend als Antwerpen afdeling 16, sectie C, perceelnummers 400C; 188N04; 188R en 400D, vergund op naam van Nova & Hesse-Noord Natie Stevedoring nv, Muisbroeklaan 34, 2030 Antwerpen.
Het college heeft deze melding onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het omgevingsvergunningsdecreet en -besluit en de latere decreten en uitvoeringsbesluiten.
De laatste vergunning voor de ingedeelde inrichting en activiteit werd op 15 juli 2005 verleend door het college met referentie AN2005/277.
Het college actualiseert hierna de vergunning als gevolg van de melding van overdracht.
In het kader van deze melding werd de geldigheid van de vergunning niet onderzocht. Dit besluit is bijgevolg geen bewijs van geldigheid van vergunning.
De melding van overdracht wordt getoetst aan de bepalingen die zijn opgenomen in de hierna vermelde
wetgeving:
Het college actualiseert het vergunningsbesluit met referentie AN2005/277 als gevolg van melding van overdracht en brengt de melder hiervan op de hoogte:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd voor |
3.6.1 |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijbehorende slibproductie: voor de behandeling van ander huishoudelijk afvalwater dan huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; |
700 m³/jaar |
6.4.1 |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter; |
2.700 liter |
12.1.1.1.a |
elektriciteitsproductie: inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
168 kVA |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
2 x 1.000 kVA |
16.3.1.2 |
koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioningsinstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
231 kW |
17.1.2.1.1 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; |
1.000 liter |
17.3.2.1.1.1.b |
gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt ≥ 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton voor andere inrichtingen dan de inrichtingen, vermeld in punt a |
15.000 kg |
17.3.2.1.2.1 |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3: overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; |
360 kg |
17.3.2.2.1 |
ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; |
140 kg |
17.3.4.1.a |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
200 kg |
17.3.6.1.a |
schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
15.700 kg |
17.3.7.1.a |
vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
15.500 kg |
17.3.8.1 |
vloeistoffen en vaste stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton; |
15.700 kg |
19.3.1.a |
andere inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke dan de inrichtingen, vermeld in rubriek 19.8, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
13 kW |
19.6.1.d |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48 en rubriek 19.8, met een capaciteit van meer dan 1.600 m³ in openlucht; |
7.600 ton |
29.5.7.2.a.1 |
ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van andere organische oplosmiddelen met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied. |
400 liter |
Het college wijst erop dat de vergunning geldt tot 5 april 2024, de einddatum van de lopende vergunning.
Het college wijst erop dat de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II, verbonden aan de overgedragen Vlaremrubrieken, van toepassing zijn.
Het college wijst erop dat de opgelegde brandweervoorwaarden opgelegd in de milieuvergunning met referentie AN2003/571 van toepassing blijven:
Er dienen minstens twee snelblustoetsellen van minstens 6 kg poeder type ABC te worden aangebracht.
Er mogen snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaats waar zij meer aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmiddelen minstens evenwaardig zijn aan de hogervermelde.
Snelblustoestellen van minstens 6 kg poeder type ABC dienen goed verdeeld aangebracht a rato van 1 per 150 m² (binnenruimte). Voor de oppervlakten kleiner dan 300 m² dienen er in elke geval minstens 2 toestellen aanwezig te zijn. Er mogen nochtans gedeeltelijk mobiele bluseenheden of snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaatsen waar zij meer aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmidedelen minstens evenwaardig izjn aan de hogervermelde.
Snelblustoestellen van minstens 6 kg poeder type ABC dienen goed verdeeld aangebracht a rato van 1 per 150 m² (binnenruimte) en tevens bij elk punt met verhoogd risico zoals bijvoorbeeld pompen, compressoren, lasposten, belangrijke elektriciteitsborden, enzovoort. In de inrichting moeten in elk geval minstens 2 toestellen aanwezig zijn. Er mogen nochtans gedeeltelijk mobiele bluseenheden of snelblustoestellen van een ander type aangewend worden op de plaatsen waar zij mee aangewezen zijn, voor zover de aangebrachte blusmiddelen minstens evenwaardig zijn aan de hogervermelde.
Een snelblusttoestel van 5 kg CO2 dient aangebracht aan de hoogspanningscabine.
Muurhaspels met axiale voeding (conform NBN 21.023) aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedding of ander gelijkwaardig voedingssysteem, dienen op oordeelkundig gekozen plaatsen opgesteld zodanig dat elk punt van de inrichting kan bespoten worden.
Hun aantal wordt zodanig bepaald dat de af te leggen afstand vanaf op het even welk punt tot het dichtsbijgelegen toestel niet meer bedraagt dan:
De haspels dienen gevoed met een leiding onder druk zodanig dat het debiet bij de minst bedeelde haspel minimum 24 liter/minuut bedraagt (met opgerolde slang).
De leidingen voor bluswater dienen vervaardigd in staal of in een ander metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt.
De waterlevering moet te allen tijde, ook tijdens de vorstperiode, gewaarborgd zijn.
Het college wijst erop dat volgende slotbepalingen van toepassing zijn: