Conform artikel 97 van het omgevingsvergunningenbesluit is het college de overheid die bevoegd is voor het project vóór de overdracht conform artikel 15 van het omgevingsvergunningsdecreet.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen.
Projectnummer: |
OMV_2019007169 |
Gegevens van de aanvrager: |
Straatsburgdok Twee nv, Kambalastraat 14 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Straatsburgdok-Zuidkaai zn, 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
Antwerpen afdeling 7 sectie G nr. 108Z |
Inrichtingsnummer: |
20190119-0002 (STRBGDOK II - mag. 3) |
Vergunningsplichten: |
exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: |
overname milieuvergunning AN2011/420/AV Ahlers Belgium |
Het college heeft deze melding onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het omgevingsvergunningsdecreet en -besluit en de latere decreten en uitvoeringsbesluiten.
De laatste vergunning voor de ingedeelde inrichting en activiteit werd op 21 oktober 2011 verleend door het college met kenmerk AN2011/420/AV.
Het college actualiseert hierna al dan niet de vergunning als gevolg van de melding van overdracht.
In het kader van deze melding werd de geldigheid van de vergunning niet onderzocht. Dit besluit is bijgevolg geen bewijs van geldigheid van de vergunning.
De melding van overdracht wordt getoetst aan de bepalingen die zijn opgenomen in de hierna vermelde wetgeving:
Het college actualiseert het vergunningsbesluit met kenmerk AN2011/420/AV als gevolg van melding van overdracht en brengt de melder hiervan op de hoogte:
Dossiernummer: OMV_2019007169
Melder: Straatsburgdok Twee nv
Inrichtingsnummer: 20190119-0002 (STRBGDOK II - mag. 3)
Omschrijving: de exploitatie van een magazijn voor de op- en overslag van chemische stoffen - melding van overdracht milieuvergunning AN2011/420 Ahlers Belgium
Locatie: Straatsburgdok-Zuidkaai zn, 2030 Antwerpen
Datum ontvangst: 21 februari 2019
Rubriek |
Omschrijving |
geadviseerd en gecoördineerd voor |
5.2 |
inrichtingen voor het verpakken van pesticiden; |
|
5.3.2 |
opslagplaatsen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, voor pesticiden van meer dan 2 ton; |
2.000 ton |
6.4.2 (voorheen 17.3.6.2, 17.3.7.2) |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter; |
2.500.000 liter |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
400 kVA |
12.3.2 |
vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
40 kW |
15.1.1 |
al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden 3 tot en met 25 autovoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens zijn; |
4 voertuigen |
17.3.4.2.a (voorheen 17.3.3.2.a) |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
50 ton |
17.3.6.2.a (voorheen 17.3.3.2.a) |
schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
50 ton |
17.3.7.2.a (voorheen 17.3.3.2.a) |
vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS08, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
50 ton |
17.3.8.2 |
vloeistoffen en vaste stoffen die gevaarlijk zijn voor het aquatisch milieu: opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS09, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
100 ton |
21.3 |
opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; |
2.000 ton |
22.2 |
opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; |
2.000 ton |
23.3.1.c (voorheen 23.3.2.a) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied, meer dan 200 ton in een lokaal; |
2.000 ton |
26.2 |
opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, van meer dan 10 ton; |
2.000 ton |
28.1.f.2 |
kunstmest, waaronder verstaan wordt elke speciaal vervaardigde een of meer mineralen bevattende stof die wordt aangebracht ter bevordering van de gewasgroei, andere dan dierlijke mest: andere opslagplaatsen van kunstmest dan de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
2.000 ton |
31.1.1.a (voorheen 31.1.2.a) |
stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
500 kW |
36.4.1 (voorheen 36.4) |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 100 ton in openlucht; |
2.000 ton |
44.3 |
opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48. |
2.000 ton |
Het college beslist dat de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II, verbonden aan de overgedragen Vlaremrubrieken, van toepassing zijn.
Het college beslist dat de opgelegde brandweervoorwaarden, opgelegd in de milieuvergunning met kenmerk AN2011/420/AV van toepassing blijven:
Onafhankelijk van de verplichtingen aan de houder van de milieuvergunning opgelegd via de vigerende milieureglementering alsmede via het milieuvergunningsbesluit, en onverminderd de maatregelen ter voorkoming en bestrijding van brand, door de houder van de milieuvergunning te treffen in uitvoering van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, dient de houder van de milieuvergunning reeds te voorzien in de hiernavermelde blusmiddelen voor eerste tussenkomst:
Het college beslist dat volgende slotbepalingen van toepassing zijn: