Artikel 41, tweede lid, 4° van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 stelt dat de gemeenteraad bevoegd is voor de beslissingen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen.
Naar aanleiding van de vernieuwing van de gemeenteraad, na de verkiezingen van 14 oktober 2018, en het nieuwe stadsbestuur wordt overgegaan tot vervanging of herbenoeming van de formele stadsafgevaardigden in de (buitengewone) algemene vergadering van Ibogem.
Als deelnemer mag de stad Antwerpen een afgevaardigde voordragen voor de (buitengewone) algemene vergadering van Ibogem.
Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 voorziet in artikel 445 dat bij algehele vernieuwing van de gemeenteraad binnen de eerste drie maanden van het jaar volgend op dat van de gemeenteraadsverkiezingen, een algemene vergadering wordt bijeengeroepen waarbij tot een algehele vernieuwing van de raad van bestuur wordt overgegaan, voor zover de raden van de deelnemende besturen die de voordracht moeten doen, reeds in hun nieuwe samenstelling vergaderd hebben.
Artikel 432 van het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 stelt dat de algemene vergadering is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de deelnemers. Deze worden voor de gemeenten rechtstreeks aangewezen door de gemeenteraden uit hun leden.
De stad is deelnemer in de opdrachthoudende vereniging Ibogem.
De gemeenteraad keurt eenparig artikelen 1 en 3 goed.
De gemeenteraad neemt kennis van artikel 4.
Bij artikel 2 wordt er geheim gestemd.
De gemeenteraad keurt goed om de stadsafvaardigingen in Ibogem uit de legislatuur 2013 - 2018 formeel te beëindigen.
De gemeenteraad keurt goed om voor de legislatuur 2019 – 2024 volgend persoon af te vaardigen namens stad Antwerpen in de (buitengewone) algemene vergadering van Ibogem, met als plaatsvervanger een lid van het college of van de gemeenteraad:
Afgevaardigde |
Stemming |
Koen Kennis |
met 31 stemmen tegen 12, er zijn 6 onthoudingen |
De gemeenteraad beslist dat de afgevaardigde, bij het uitoefenen van de verplichtingen verbonden aan de afvaardiging, steeds het bestuursakkoord als uitgangspunt moet nemen en waar nodig dient te overleggen met het college.