Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2018041581 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
Stad Antwerpen met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Doornstraat 3B 2610 Wilrijk-Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 42 sectie C nr. 6H2 |
Inrichtingsnummer: |
20180406-0051 (Doornstraat 3b zwembad Ieperman) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
de hernieuwing van een vergunning voor een zwembad. |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 18 maart 1975 werd een vergunning verleend aan de gemeente Wilrijk voor een zweminrichting (WI-1838). Op 31 mei 2000 verleende de deputatie een vergunning aan de stad Antwerpen voor het uitbaten van een publiek zwembad (MLAV1/99/076). De vergunning is nog geldig tot 31 mei 2020.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de hernieuwing en actualisatie van de bestaande toestand. Daarnaast worden twee bijstellingen gevraagd met betrekking tot het lozen van het bedrijfsafvalwater.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
20.479 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
24 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
160 kVA |
17.3.3.1°b) |
opslagplaatsen volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 2 ton; |
1 ton |
17.3.4.2°b) |
opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
4,29 ton |
17.3.6.2°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied; |
2,89 ton |
17.3.8.2° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton; |
2,89 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
300 liter |
32.8.1.1°c) |
zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte van ten minste 300 m²; |
120 m² |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
116 kW |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Van af te wijken voorwaarde: 1. Artikel 4.2.5.1.1§1 tot het verplicht aanleggen van een meetgoot bij het lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van meer dan 2 m³/uur; 2. Artikel 4.2.2.1 - bepalen van emissiegrenswaarde hoger dan het indelingscriterium gevaarlijke stof voor parameter AOX (conform artikel 4.2.3.1.3°). Voorgestelde afwijking: 1. Controlemogelijkheid lozen afvalwater: de bestaande meetvoorziening (aftapkraan) is een alternatief voor de meetgoot zoals voorzien in Vlarem; 2. Bijzondere lozingsnorm AOX: 600 µg/liter. |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
POVC Antwerpen |
21 november 2018 |
29 januari 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
21 november 2018 |
18 december 2018 |
Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 1-2 Sint-Bavostraat-Dr Donnyplein en omgeving, goedgekeurd bij ministerieel besluit van 23 februari 1993.
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en bijzondere plannen van aanleg (BPA) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar PLANNING > Plannen > Bestemmingsplan > Gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het perceel is gelegen binnen het bijzonder plan van aanleg nr. 1-2 Sint-Bavostraat – Dr. Donnyplein en omgeving, meer bepaald in zone voor gemeenschapsuitrusting.
Op 16/02/1972 werd er een vergunning afgeleverd door de Deputatie voor het oprichten van een zwembad. Op 16/11/2000 werd er een vergunning afgeleverd door de Deputatie voor het verbouwen van een zwembad volgens de Vlarem-wetgeving.
De aanvraag bevat onvoldoende informatie over de wijzigingen van stedenbouwkundige aard ten opzichte van de vergunde of de vergund geachte situatie.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Zwembad Ieperman is gelegen in de Doornstraat te Wilrijk en beschikt over een groot bad van 375 m² (25 meter x 15 meter) en een kleiner bad van 120 m² (15 meter x 8 meter).
Behandeling zwembadwater
De behandeling van het zwembadwater bestaat uit een voor zwembaden klassieke waterzuivering waarbij het desinfectiemiddel (chloor) zal instaan voor doden van bacteriën en de oxidatie van vervuiling. De twee baden beschikken over een eigen watercirculatie en –behandeling.
Het water van het groot bad wordt vanuit een bufferbak over een voorfilter naar twee in parallel geplaatste zandfilters van 8 m³ gepompt. Hiervoor zorgen twee circulatiepompen met een theoretisch debiet van elk 107 m³/uur, afgesteld op circa 90 m³/uur. Een derde pomp staat in stand-by. De filterbedhoogte bedraagt 150 cm. Voor de zandfilters wordt vlokkingsmiddel toegevoegd (aluminium chloride hydroxide sulfaat) en pH-correctie uitgevoerd (zwavelzuur). Na de filter passeert (een deel van) het water eerst een warmtewisselaar waarna chloor wordt toegediend. Het water wordt in het zwembad gebracht op de kop van het bad, in het diepe gedeelte. Via oppervlakteafvoer wordt het water terug afgevoerd naar de bufferbak. De dosering van chloor en zwavelzuur gebeurt automatisch op basis van watermetingen uitgevoerd voor de filters.
De turnover mag maximaal vier uur bedragen. De circulatiepompen staan ingesteld op een debiet van 180 m³/uur (2 x 90 m³/uur), waarmee de turn-over 3,5 uur bedraagt (wettelijk maximaal 4 uur). De filtersnelheid bedraagt 26 m/uur (filteroppervlakte 6,9 m² met een rondpompdebiet van circa 180 m³/uur), waarmee ook voldaan wordt aan het wettelijke maximum van 30 m/uur.
Het instructiebad heeft een inhoud van 96 m³. Het water wordt over een vergelijkbaar systeem rondgepompt door middel van een waterpomp met een theoretisch debiet van 45 m³/uur, maar afgesnoerd tot 41 m³/uur. Een tweede pomp staat in stand-by. Het water wordt gefilterd door een zandfilter met zandbedhoogte van 150 cm met een diameter van 1,6 meter. Een deelstroom wordt eveneens behandeld in een aktieve koolfilter met als doel het gebonden chloor uit het water te verwijderen.
De turn-over van dit bad bedraagt iets meer dan 2 uur; de filtersnelheid bedraagt circa 20 m/uur bij een rondpompdebiet van 40 m³/uur. Voor een bad met een inhoud van 100 m³ of lager mag de turn-over maximaal 2 uur bedragen. De waterkwaliteit van het kleine bad voldoet bijna steeds aan de kwaliteitsnormen, zodat de langere turn-over niet onmiddellijk een probleem is.
In het dossier wordt aangegeven dat elke filterinstallatie drie maal per dag teruggespoeld wordt gedurende 15 minuten. Het in fluïdatie brengen van het filterbed vereist een grote waterstroom onder druk die onderin de filter wordt gepompt en bovenaan wordt afgevoerd naar de riolering. Hiervoor wordt één van de circulatiepompen gebruikt. Het terugspoelen van de filters dient buiten de openingsuren plaats te vinden. Praktisch kunnen op één dag geen 9 filterspoelingen van 15 minuten plaatsvinden. Dit neemt te veel tijd in beslag, verbruikt te veel zwembadwater en energie (opwarming), zorgt voor verlies van filtermateriaal en is wettelijk ook niet nodig. Een filter moet conform artikel 5.32.9.2.2 slechts twee maal per week teruggespoeld worden.
Tijdens het plaatsbezoek bleek dat één filter per dag teruggespoeld wordt, slechts sporadisch een tweede. Het terugspoelen gebeurt bij noodzaak en minimaal twee maal per week per filter. Gedurende maximaal 10 minuten wordt de waterstroom in de filter gewijzigd zodat hier bij de spoeling van een filter voor het grote bad tussen 10 en 15 m³ afvalwater geloosd wordt.
De metingen van de waterkwaliteit van het groot bad door de redders vertoonden in het jaar 2017 regelmatig overschrijdingen van de norm voor gebonden chloor - een rechtstreeks gevolg van de oxidatie van vervuiling in het water; het afgelopen jaar is echter een duidelijke verbetering merkbaar met goede meetwaarden.
Opslag gevaarlijke producten
Het zwavelzuur wordt opgeslagen in een dubbelwandige bovengrondse tank van 1.000 liter, uitgerust met een kijkglas en overvulbeveiliging. Een tweede tank met een inhoud van 1.500 liter voor het opslaan van natriumhypochloriet is eveneens bovengronds, uitgerust met kijkglas en overvulbeveiliging. De houders staan in een aparte ruimte in de kelder, enkel toegankelijk langs buiten en voor bevoegden.
De houders werden in april 2017 gekeurd door een erkend deskundige die volgende opmerkingen had:
- Ontbreken van verklaring van conformiteit van de houder en overvulwaarschuwingssysteem door constructeur;
- Ontbreken van kenplaat;
- Goede werking van overvulbeveiliging kan niet worden nagegaan;
- Afsluitkraan te voorzien op vulleiding.
De vulleidingen van de tanks werden uitgerust met een ‘oranje dop’, waardoor ze nog maximaal tijdens een overgangsperiode van zes maanden gebruikt mochten worden. Voor het verstrijken van deze periode had een nieuwe keuring moeten zijn uitgevoerd om te controleren of aan de tekortkomingen voldaan werd. De keuring werd niet uitgevoerd, noch werden acties ondernomen om de opmerkingen weg te werken. Zonder nieuwe keuring komen de tanks niet in aanmerking voor vergunning. Momenteel worden de chemicaliën nog steeds via een tankwagen geleverd, via de bestaande vulleidingen.
Tijdens het plaatsbezoek werd vernomen dat nog in het voorjaar van 2019 de chloortank buiten gebruik genomen zal worden. De chloorproductie zal gebeuren in een easiflo-unit (zie verder). Aangezien de tank buitengebruik genomen wordt, wordt deze opslag niet langer opgenomen in de nieuwe vergunning. Eveneens werd vernomen dat de zwavelzuurtank vervangen zal worden door een nieuwe houder. De installateur van de huidige tank zou geen conformiteitsattesten kunnen aanleveren.
Naast de vloeibare chemicaliën wordt ook het opslaan van 1.000 kg chloortabletten aangevraagd (calciumhypochloride). De chloortabletten bevinden zich in afsluitbare emmers en zullen op lekbakken opgeslagen worden in de kelderverdieping. De tabletten zullen worden gebruikt voor het aanmaken van chloor in een compacte chloorproductie-unit. De tabletten worden in een reservoir geplaatst waar ze besproeid worden met water. De calciumhypochlorietoplossing die ontstaat zakt in het reservoir naar de bodem vanwaar het opgepompt en geïnjecteerd kan worden voor de ontsmetting van het zwembadwater. Vanuit het reservoir wordt de chlooroplossing gedoseerd in de waterstroom. De doseerpompen blijven wel verbonden met de automatische sturing.
De easiflo-unit heeft als voordeel dat geen relatief grote hoeveelheid vloeibaar natriumhypochloriet moet worden opgeslagen; dit wordt vervangen door de opslag van chloor in vaste vorm met minder risico’s tot accidentele vrijstelling. Het nadeel is wel dat de beschikbaarheid van bruikbaar ontsmettingsmiddel, afhangt van het goed functioneren van de doseringsinstallatie.
Bij de opmaak van dit besluit was de easiflo-installatie nog niet in gebruik, zodat er geen ervaring mee was. De start van de installatie is voorzien tijdens/na jaarlijks sluitingsperiode. In een ander stedelijk bad wordt al een korte periode gewerkt met het systeem en zijn de ervaringen goed.
Tijdens het plaatsbezoek werd vernomen dat overgeschakeld werd naar een nieuwe vlokmiddel (aluminium chloride hydroxide sulfaat). In tegenstelling tot aluminiumsulfaat, betreft het wel een product met gevareneigenschappen (GHS05 – bijtend). De opslag zal plaatsvinden op lekbakken in de kelderverdieping. De opslag van dit product werd niet opgenomen in de aanvraag en zal maximaal 360 liter bedragen (dichtheid 1,3 g/cm³). De totale opslag van producten met kenmerk GHS05 wordt vermeerderd met 470 kg.
Afvalwater
Huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de douches en sanitaire installaties, het reinigen van het gebouw, de personeelsruimtes en dergelijke. Op jaarbasis wordt 20.479 m³ geloosd in de openbare riolering van de Doornstraat (LP1) en een lozingspunt in de Kerkelei (LP2).
Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van het periodiek terugspoelen van de zandfilters en het leeglaten van de zwem- en bufferbaden. De exploitant vraagt een debiet van 24 m³/uur, 39 m³/dag en 7.933 m³/jaar te lozen via LP1. De vervuiling die zich afzette op en in het filtermateriaal wordt verwijderd door de filter terug te spoelen. Hierbij wordt kortstondig een groot debiet water afgevoerd naar de openbare riolering, dat vervuild is met organisch materiaal, afbraakproducten van chloor en dergelijke.
Voor zwembaden bestaan geen sectorale normen, waardoor voldaan moet worden aan de algemene lozingsvoorwaarden. Er kan wel rekening gehouden worden met de bevindingen van de ‘Best Beschikbare Technieken voor zwembaden’ opgemaakt door VITO (2011). Hierin wordt de aanwezigheid van AOX in het afvalwater van zwembaden die gebruik maken van chloor als ontsmettingsmiddel, in concentraties (ruim) hoger dan het indelingscriterium als moeilijk te vermijden beschreven. Een voorstel tot lozingsnorm van 600 µg/liter wordt hierin voorgesteld. De exploitant vraagt dan ook in de vergunning een bijzondere lozingsvoorwaarde op te nemen voor AOX van 600 µg/liter, in lijn met de bevindingen uit het BBT.
Wat het maximaal gevraagde debiet betreft (24 m³/uur) wordt in het dossier vermeld dat dit enkel bereikt wordt bij het periodiek leeglaten van het zwembad (om de enkele jaren – bij noodzaak zoals herstellingswerken). Om de werking van het RWZI niet te verstoren, dient een significante leeglaat van de baden steeds in overleg en met goedkeuring van de beheerder van de riolering en het RWZI te gebeuren. Om de capaciteit van de riolering niet te overschrijden, dient zo’n leeglaat bij voorkeur bij droog weer en ’s nachts te gebeuren.
Hemelwater
Het hemelwater dat op het dak van het zwembadcomplex terecht komt wordt mee afgevoerd via de openbare riolering. Het dakoppervlakte bedraagt circa 2.400 m² zodat op jaarbasis zo’n 1.900 m³ hemelwater geloosd wordt in de openbare riolering.
De afkoppeling van het hemelwater van de openbare riolering en mogelijk zelfs het hergebruik ervan in de inrichting is door de exploitant na te streven. Op een aanpalend perceel ten noorden van het zwembad, is een onderwijsinstelling gevestigd met op het terrein een grote vijver. De mogelijkheid het hemelwater af te leiden naar de vijver kan tot de mogelijkheden behoren. Bij werken aan de omgeving, het gebouw en/of de riolering dient het hergebruik of afkoppeling steeds mee in rekening gebracht worden.
Stookinstallatie
De verwarming van het gebouw, het sanitair water en het zwembadwater gebeurt met twee gasgestookte installaties van 500 kW. Daarnaast wordt in het dossier een melding gemaakt van een WKK-installatie, met een vermogen van 109 kW. die echter niet mee opgenomen zit in de aanvraag.
Uit de analyserapporten uit 2015 blijkt dat de installaties voldoen aan de emissienormen (artikel 5.43.2.11). Recente onderhoudsattesten werden eveneens bijgevoegd. Informatie over de WKK ontbreekt in het dossier. Ook tijdens het plaatsbezoek kon niet afgeleid worden welke vermogens opgenomen moeten worden in de vergunning.
Andere
De bestaande hoogspanningscabine van 160 kVA werd vervangen door een transformator met hetzelfde vermogen. Een attest van conformiteit van de nieuwe installatie werd bijgevoegd.
Het project is gelegen op een afstand van circa 900 meter van het Habitatrichtlijngebied ‘Historische fortengordel Antwerpen als vleermuizenhabitats” (Fort VIII). Er wordt geen negatieve invloed verwacht op het richtlijngebied.
Bijstellingen
De exploitant vraagt een afwijking op artikel 4.2.5.11.§1 van titel II van het Vlarem. Hierin wordt voor lozingen van meer dan 2 m³/uur of > 20 m³/dag de plaatsing van een meetgoot opgelegd, volgens bijlage 4.2.5.1. Van het artikel kan afgeweken worden in omgevingsvergunning. De gevraagde afwijking wordt gemotiveerd als volgt:
- Bemonstering van het afvalwater is mogelijk op de spoelleiding achter de filterinstallatie (via tapkraan);
- Visuele controle is mogelijk via een kijkglas op de afvoerleiding;
- De (bij)vulleidingen van de zwembaden (via de bufferbakken) zijn voorzien van watertellers. Het geloosde debiet kan – abstractie makend van verdamping en andere kleine verliezen – gelijk gesteld worden aan het suppletiewater.
- De hoge maximum debiet van meer dan 2 m³/uur doe zich enkel sporadisch voor bij leeglaten van het zwembad.
Aangezien bij elke spoeling van de filters zo’n 10 – 15 m³ bedrijfsafvalwater geloosd wordt, wordt met laatste argument geen rekening gehouden. De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden.
De exploitant vraagt af te wijken van de algemene lozingsvoorwaarden voor de parameter AOX; een bijzondere lozingsvoorwaarde wordt gevraagd voor AOX van 600 µg/liter.
Het gebruik van chloor als ontsmettings- en oxidatiemiddel leidt onvermijdelijk tot de vorming van AOX in concentraties die (fors) hoger zijn dan het indelingscriteria (40 µg/liter). In de BBT-studie zwembaden wordt de norm van 600 µg/liter naar voor gebracht. Deze werd in vergelijkbare baden reeds toegepast als lozingsnorm en kan hier ook als voorwaarde opgelegd worden.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Het gevraagde project betreft een hernieuwing van een bestaand zwembad. De gevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten zullen geen significante verhoging van de hinder of van de risico’s voor mens en milieu mee brengen, mits strikte naleving van de algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden. De vergunning kan worden verleend voor onbepaalde duur, ingaand op 31 mei 2020.
Geadviseerde en gecoördineerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd en gecoördineerd voor |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
20.479 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
24 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
160 kVA |
17.3.3.1°b) |
opslagplaatsen volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 2 ton; |
1 ton |
17.3.4.2°b) |
opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
2,87 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
1 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
300 liter/kg |
32.8.1.1°c) |
zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte van ten minste 300 m²; |
495 m² |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
1.000 kW |
Geadviseerde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Van af te wijken voorwaarde: 1. Artikel 4.2.5.1.1§1 tot het verplicht aanleggen van een meetgoot bij het lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van meer dan 2 m³/uur; 2. Artikel 4.2.2.1 - bepalen van emissiegrenswaarde hoger dan het indelingscriterium gevaarlijke stof voor parameter AOX (conform artikel 4.2.3.1.3°). Geadviseerde afwijking: De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden. Het gehalte AOX in het geloosde bedrijfsafvalwater mag niet hoger zijn dan 600 µg/liter. |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
Het gehalte AOX in het geloosde bedrijfsafvalwater mag niet hoger zijn dan 600 µg/liter; |
2. |
De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden; |
3. |
Voor in gebruik name van de vergunning wordt voor beide baden een kleurproef uitgevoerd om de doorstroom in de baden te controleren. Een goed gedocumenteerd verslag wordt overgemaakt aan het college en het Agentschap Zorg en Gezondheid (p/a omgevingsvergunning@antwerpen.be en liesbet.vanrooy@zorg-en-gezondheid.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2018041581); |
4. |
Een significante leeglaat van een bad of bufferbak moet steeds in overleg en met goedkeuring van de beheerder van de riolering en het RWZI te gebeuren en bij voorkeur ’s nachts bij droog weer; |
5. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt voor de houder voor zwavelzuur de conformiteitsverklaring van de constructeur overgemaakt; |
6. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt voor de overvulbeveiliging van de zwavelzuurtank de conformiteitsverklaring van de constructeur overgemaakt; |
7. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt het verslag van de controle door een erkende deskundige, uitgevoerd i.k.v. artikel 5.17.4.3.4 overgemaakt. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
25 oktober 2018 |
Volledig- en ontvankelijk |
21 november 2018 |
Start openbaar onderzoek |
1 december 2018 |
Einde openbaar onderzoek |
30 december 2018 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
21 maart 2019 |
Verslag GOA |
6 februari 2019 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
1 december 2018 |
30 december 2018 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en de vergunning af te leveren aan de aanvrager, die ertoe gehouden is volgende voorwaarden strikt na te leven:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken, strikt na te leven.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
Het gehalte AOX in het geloosde bedrijfsafvalwater mag niet hoger zijn dan 600 µg/liter; |
2. |
De voorgestelde controle en meetmogelijkheid is evenwaardig aan de plaatsing van een meetgoot, op voorwaarde dat dagelijks de tellerstanden van de watermeters op de vulleidingen overzichtelijk bijgehouden worden; |
3. |
Voor in gebruik name van de vergunning wordt voor beide baden een kleurproef uitgevoerd om de doorstroom in de baden te controleren. Een goed gedocumenteerd verslag wordt overgemaakt aan het college en het Agentschap Zorg en Gezondheid (p/a omgevingsvergunning@antwerpen.be en liesbet.vanrooy@zorg-en-gezondheid.be, m.v.v. dossiernummer OMV_2018041581); |
4. |
Een significante leeglaat van een bad of bufferbak moet steeds in overleg en met goedkeuring van de beheerder van de riolering en het RWZI te gebeuren en bij voorkeur ’s nachts bij droog weer; |
5. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt voor de houder voor zwavelzuur de conformiteitsverklaring van de constructeur overgemaakt; |
6. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt voor de overvulbeveiliging van de zwavelzuurtank de conformiteitsverklaring van de constructeur overgemaakt; |
7. |
Vóór ingebruikname van de vergunning wordt het verslag van de controle door een erkende deskundige, uitgevoerd i.k.v. artikel 5.17.4.3.4 overgemaakt. |
Brandweervoorwaarden
De brandweervoorwaarden dienen strikt nageleefd te worden.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.2.2°a) |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
20.479 m³/jaar |
3.4.2° |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
24 m³/uur |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
160 kVA |
17.3.3.1°b) |
opslagplaatsen volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 2 ton; |
1 ton |
17.3.4.2°b) |
opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
2,87 ton |
17.3.6.1°b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1 ton |
17.3.8.1° |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
1 ton |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
300 liter/kg |
32.8.1.1°c) |
zwembaden, al dan niet overdekt met een oppervlakte van ten minste 300 m²; |
495 m² |
43.1.1°b) |
het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas. |
1.000 kW |
het college beslist dat de vergunning ingaat op 31 mei 2020 voor onbeperkte termijn.