Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2019062299 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV TOTAL RAFFINADERIJ ANTWERPEN met als adres Scheldelaan 16 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Scheldelaan 16 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 14sectie A nrs. 5C, 6E, 8F, 71D, 74C, afdeling 15sectie B nrs. 250A2, 250R, 250X, 250Y, 250Z, 250/2 , afdeling 16sectie D nrs. 94R, 94G, 94K, 94P, 94M, 94H, 94L, 142C, 142D en 142E |
Inrichtingsnummer: |
20171012-0015 (Total Raffinaderij Antwerpen) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van het verzoek: |
Olieraffinaderij: verzoek bijstelling milieuvoorwaarden |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 10 juli 2002 werd door de deputatie een milieuvergunning verleend aan Total Raffinaderij Antwerpen voor de hernieuwing na wijziging, uitbreiding en toevoeging van een petroleumraffinaderij, met als eindtermijn 10 juli 2022. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een verzoek tot bijstelling van vier artikels uit titel III van het VLAREM.
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. |
Bij te stellen voorwaarde: Aanvraag tot bijstelling VLAREM III hfst 3.7 BREF Raffinage conclusies
- bijstelling 1: Artikel 3.7.15.2 : verwerking spent caustic ( BBT48 ) - bijstelling 2: Artikel 3.7.14.3 : behandelen van zuurgas ( BBT46 ) - bijstelling 3: Artikel 3.7.10.2 : continue stofmeting bij gasgestookte verbrandingseenheden ( BBT 4 ) - bijstelling 4: Artikel 3.7.16.4 §1 : Dampherwinningseenheid ( BBT52 )
Voorgestelde bijstelling: Bijstelling 1: Artikel 3.7.15.2 : verwerking spent caustic ( BBT48 ) In vervanging van een caustische cascadewerking kan de verwerking van caustische middelen ook extern worden uitgevoerd.
Bijstelling 2: Artikel 3.7.14.3 : behandelen van zuurgas ( BBT46 ) De SOx emissiewaarde van stookinstallatie 6601 wordt in lijn gebracht met BBT 46 tijdens de TA 2024.
Bijstelling 3: Artikel 3.7.10.2 : continue stofmeting bij gasgestookte verbrandingseenheden ( BBT 4 ) Voor verbrandingseenheden met een nominaal thermisch vermogen van 100 MW of meer en gasgestookt kan de continue meting vervangen worden door een periodieke meting op jaarbasis.
Bijstelling 4: Artikel 3.7.16.4 §1 : Dampherwinningseenheid ( BBT52 ) Total Raffinaderij Antwerpen voorziet een verbindingspijpleiding met Seatank terminal waardoor vluchtige stoffen worden getransporteerd dewelke worden beladen bij Seatank met aansluiting op een dampherwinningseenheid voor einde 2021. Hierdoor zal er op jaarbasis steeds minder dan 1 miljoen m³ vluchtige producten worden beladen in zeeschepen via de beladingsinstallaties op TRA. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf Antwerpen - milieu |
29 mei 2019 |
|
|
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is voornamelijk gelegen in het Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten. In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
In het noordoosten van het goed loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels gelden hier eveneens de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Marshalldok, het Hansadok, het Kanaaldok B1, de Van Cauwelaertsluis en de Boudewijnsluis – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan ten zuiden en westen van het goed heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten noorden en oosten van het goed, binnen de afbakening Zeehavengebied Antwerpen, en ten zuiden, buiten de afbakening Zeehavengebied Antwerpen, loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Aan de overzijde van de Scheldelaan is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bestaande waterweg, Natuurgebied (N) en – voor de Scheldedijk – Bijzonder natuurgebied (NH).
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA omvat.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA omvat.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een vraag tot afwijking op de implementatie van de BREF Raffinage conclusies.
De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd.
Bij de motivatie van de aangevraagde afwijkingen wordt verwezen naar een project met Sea Tank Terminal om tussen de sites van Total Raffinaderij Antwerpen en Sea Tank Terminal een ondergrondse pijplijnverbinding te realiseren. Op 5 juli 2019 bracht het college een voorwaardelijk gunstig advies uit over de omgevingsvergunningsaanvraag OMV_2019042247 voor de realisatie van een leidingverbinding onder het Hansadok. Met deze omgevingsvergunningsaanvraag werd verzaakt aan een eerder op 28 november 2017 door de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar verleende stedenbouwkundige vergunning (8.00/11002/11748.1) voor de realisatie van leidingverbindingen tussen Sea Tank Terminal Antwerp en Total Raffinaderij Antwerpen, gelegen Rostockweg zn, Antwerpen.
Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Total Raffinaderij (TRA) is een aardolieraffinaderij. De BREF-studie Raffinaderijen en de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 3.7 van titel II zijn van toepassing op het bedrijf. Men vraagt met onderhavig verzoek een bijstelling van volgende artikels van titel III van het VLAREM:
- artikel 3.7.15.2: verwerking van caustische middelen;
- artikel 3.7.14.3: behandelen van zuur gas;
- artikel 3.7.10.2: continue stofmeting bij gasgestookte verbrandingseenheden;
- artikel 3.7.16.4§1: dampterugwinningseenheid.
Artikel 3.7.15.2 van titel III van het VLAREM stelt dat, in geval van een behandelingsproces van producten waarbij caustische middelen worden gebruikt, de productie van afval en afvalwater beperkt wordt door een caustische cascadeoplossing en een globaal beheer van verbruikte caustische middelen, met inbegrip van recyclage na een passende behandeling, te hanteren.
In de meroxeenheden en sweeteningprocessen worden caustische (loog) oplossingen gebruikt om H2S (waterstofsulfide) en mercaptanen te verwijderen uit productstromen. De exploitant wenst, in plaats van een caustische cascadewerking toe te passen, de caustische middelen af te voeren. In het verleden werd de recyclage van de caustische middelen uitgevoerd, maar vervolgens stopgezet omwille van ernstige corrosieproblemen in de topsectie van de CDU main fractionator. Als alternatief voor externe verwerking, is de optie ‘activated sludge’ ook onderzocht, maar deze bleek economisch niet verantwoord in vergelijking met externe verwerking.
De export van de spent caustic stroom heeft volgens de exploitant tot positief gevolg dat de concentratie van totale stikstof in het afvalwater significant verminderde. In overleg met OVAM werden reeds de nodige exportvergunningen bekomen om de spent caustic oplossing te laten verwerken in Nederland.
Artikel 3.7.14.3 van titel III van het VLAREM stelt dat de emissies naar lucht, afkomstig van distillatie-eenheden worden voorkomen of beperkt door te zorgen voor de passende behandeling van procesafgassen, in het bijzonder niet-condenseerbare afgassen, door zuur gas te verwijderen vóór verder gebruik.
De vacuüm-destillatie eenheid verwerkt een zware olie (atmosferisch residu) en scheidt deze in meerdere fracties. Bij dit proces worden niet-condenseerbare gassen (H2S-rijk) gevormd. Deze afgassen worden momenteel verbrand in stookinstallatie 6601 wat leidt tot hoge emissies van SO2. Er zou voldaan kunnen worden aan artikel 3.7.14.3 door de niet-condenseerbare afgassen af te leiden naar de CO-boiler van eenheid 75, waarna de rookgassen dan gezuiverd worden in de SOx-scrubber en de ESP. De praktische uitvoering van dergelijke verandering is volgens de exploitant verbonden aan een algemene stilstand van de productie-eenheid. Dergelijke stilstand is pas voorzien in 2024, dus de exploitant kan pas voldoen aan artikel 3.7.14.3 na deze stilstand. In tussentijd zal er wel worden voldaan aan de SOx-bubbels waarmee de totale emissies dus gelijk zijn aan of lager liggen dan de emissies die zouden worden behaald als de emissieniveaus eenheid per eenheid worden toegepast.
Artikel 3.7.10.2 van titel III van het VLAREM stelt dat, in afwijking van artikel 5.43.2.23 en artikel 5.43.3.25 van titel II van het VLAREM, de concentratie van stof in de rookgassen van verbrandingseenheden met een nominaal thermisch vermogen van 100 MW continu wordt gemeten. De exploitant wenst de continue stofmeting te vervangen door een jaarlijkse meting.
Men verwijst in het dossier naar een studie van CONCAWE, een onderzoekscentrum voor milieuproblematiek gerelateerd aan de olie-industrie, waaruit blijkt dat het redelijk is om te suggereren dat de stofemissies voor de meeste gasgestookte eenheden in raffinaderijen lager zijn dan 5 mg/Nm³. Verder wordt in deze studie gesteld dat het continu bewaken van stofemissies ingewikkelder is dan voor andere verontreinigde stoffen. Als de concentraties erg laag zijn is het misschien niet mogelijk om te voldoen aan de huidige standaardvereisten met betrekking tot de kwaliteit van de gegevens.
De emissiegrenswaarde voor stof ligt op 50 mg/m³ en is dus significant hoger dan de gesuggereerde stofemissie van ‘lager dan 5 mg/Nm³’. Het dossier bevat echter geen resultaten van eerder uitgevoerde metingen. Het is aangewezen om driemaandelijkse stofmetingen uit te voeren om de evolutie van de stofemissie voldoende te kunnen opvolgen. De continue stofmeting mag vervangen worden door een driemaandelijkse meting als uit andere (recente of nog uit te voeren) metingen blijkt dat er aan de emissiegrenswaarden kan worden voldaan.
Artikel 3.7.16.4§1 van titel III van het VLAREM stelt dat verplaatsingsdampen uit vaste en mobiele tanks die worden gevuld met vloeibare koolwaterstofverbindingen met een dampspanning van meer dan 4 kPa, bepaald volgens de Reidmethode, via een dampdichte leiding teruggevoerd worden naar een dampterugwinningseenheid, waarbij een terugwinning van ten minste 95% bewerkstelligd wordt. Voor zeeschepen zijn deze bepalingen uitsluitend van toepassing als op jaarbasis meer dan 1 miljoen kubieke meter van deze stoffen of mengsels wordt beladen.
Uitgezonderd de belading van zeeschepen, worden de verplaatsingsdampen geleid naar een dampterugwinningseenheid. Voor zeeschepen is er momenteel geen aansluitmogelijkheid op een dampterugwinningseenheid mogelijk volgens de exploitant. Het originele plan om de beladingsinstallaties van het Hansadok aan te sluiten op de dampterugwinningseenheid van het Marshalldok zal niet uitgevoerd worden. Ondertussen werd met de Seatank terminal wel een project opgezet om tussen de sites van Total Raffinaderij Antwerpen en Seatank terminal een ondergrondse pijplijnverbinding te realiseren. De belading van zeeschepen zal bij Seatank terminal gebeuren met aansluiting op de plaatselijke dampterugwinningseenheid. De beladingen van TRA zullen na de ingebruikname van de pijpleiding beneden de jaarlijkse drempel van 1 miljoen m³ blijven waardoor artikel 3.7.16.4§1 niet meer van toepassing is. De realisatie van de pijpleiding wordt verwacht in 2021.
Er wordt geoordeeld dat de gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de continue stofmeting mag vervangen worden door een driemaandelijkse meting als uit andere (recente of nog uit te voeren) metingen blijkt dat er aan de emissiegrenswaarden kan worden voldaan. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
28 mei 2019 |
Start openbaar onderzoek |
5 juni 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
4 juli 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
17 juli 2019 |
Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
5 juni 2019 |
4 juli 2019 |
1 |
0 |
0 |
0 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens het openbaar onderzoek werd een brief ontvangen van Elia Asset nv. Met deze brief reageert Elia Asset op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Men heeft geen bezwaar tegen het gevraagde project maar wordt wel gevraagd om rekening te houden met de ligging van de ondergrondse hoogspanningskabels en de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Informatievergadering
Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarde.
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde
1. |
de continue stofmeting mag vervangen worden door een driemaandelijkse meting als uit andere (recente of nog uit te voeren) metingen blijkt dat er aan de emissiegrenswaarden kan worden voldaan. |
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |