Terug
Gepubliceerd op 12/11/2019

2019_CBS_09062 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019098809. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 08/11/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Ludo Van Campenhout, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_09062 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019098809. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_09062 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019098809. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019098809

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

B.A.S.F. Antwerpen N.V. met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20sectie A nrs. 5F2 en 5M

Inrichtingsnummer:

20170607-0017 (BASF Acrylzuur)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van het verzoek:

Chemisch bedrijf - productie-eenheid voor acrylzuur en methylacrylaten. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          Op 17 december 1992 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (**/-92/633/B/ - 199217895) voor het bouwen van een acrylzuur- en methylacrylaatfabriek.

-          Op 26 september 2019 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2019097465) voor de aanpassing van een installatie door uitbreiding en wijziging.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 16 oktober 2014 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een productiebedrijf voor acrylzuur en methylacrylaten, horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 16 oktober 2034. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een verzoek tot bijstelling van VLAREM II met betrekking tot inkuipingsvoorwaarden.

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

BASF Antwerpen wenst voor een aantal opslagtanks (B385, B3650, B4090 en B782) afwijking te vragen van de bepaling m.b.t. het plaatsen van opslagtanks met brandbare of gevaarlijke vloeistoffen in of boven een inkuiping. Deze bepaling is in Vlarem II opgenomen enerzijds in hoofdstuk 4.1 van de algemene milieuvoorwaarden (artikel 4.1.7.2.§1) en anderzijds in hoofdstukken 5.6 en 5.17 van de sectorale milieuvoorwaarden (respectievelijk artikels 5.6.1.3.1. en  5.17.4.3.1.§1 voor de opslag van brandbare vloeistoffen en gevaarlijke vloeistoffen in vaste houders).

Voorgestelde bijstelling:

Als alternatieve vorm van inkuiping voor de opslag van organische producten in tanks B385 en B3650 maakt het Acrylzuurbedrijf gebruik van het bestaand opvangsysteem van de goten op de productievloer die afwateren naar de restwaterput, gecombineerd met een TOC meting in de restwaterput die de verpomping naar de waterzuiveringsinstallatie automatisch stillegt bij detectie van een te hoge TOC concentratie.

Voor de opslag van ammoniak-oplossing in tanks B4090 en B782 is omwille van de hoge dampdruk van het opgeslagen product geen gesloten inkuiping noodzakelijk om verontreiniging van restwater met ammoniak te vermijden. De bestaande opvangsystemen volstaan om verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

1 oktober 2019

24 oktober 2019 

Gunstig 

 

 

  



Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor de Scheldelaan ten noorden van de aanvraag  – Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Over dit gebied loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Parallel aan de Scheldelaan bevindt zich de bestemming Zone voor permanente ecologische infrastructuur. Over dit gebied loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.

 

Binnen de straal van 500 meter is verder nog het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP lopen op circa 380 meter ten noorden van het goed overdrukken, met als aanduiding Op te heffen hoogspanningsleiding en Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met bestemmingen, Bufferzone, Bestaande waterweg en Bestaande hoogspanningsleiding.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel een aanpassing van inkuipingen voor IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

  

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Het voorwerp van de aanvraag betreft een bijstelling van de milieuvoorwaarden om te kunnen afwijken van de verplichting tot het plaatsen van opslagtanks in of boven een inkuiping. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er lijken geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met de aanvraag. De aanpassingen lijken enkel de afsluitsystemen van inkuipingen te betreffen, waardoor het volume van de inkuiping wel wijzigt.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

In het acrylzuur- en methylacrylatenbedrijf van BASF wordt acrylzuur in verschillende zuiverheden aangemaakt. Het ruwe acrylzuur vormt de basis van waaruit acrylzuur en methylacrylaat worden geproduceerd.

 

Volgens artikelen 4.1.7.2.§1, 5.6.1.3.1. en 5.17.4.3.1.§1 dienen brandbare vloeistoffen en gevaarlijke vloeistoffen in vaste houders in of boven een inkuiping geplaatst te worden teneinde brandverspreiding, bodem- of grondwaterverontreiniging te voorkomen. Gelijkwaardige opvangsystemen kunnen in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit worden toegelaten.

 

BASF Antwerpen wenst voor de enkelwandige opslaghouders B385 (oplosmiddel C, 89,4 m³), B3650 (anti-foulingmiddel, 7,4 m³), B4090 (ammoniakoplossing, 7,4 m³) en B782 (ammoniakoplossing, 2 m³) geen inkuiping te voorzien.

 

De houders B385, B3650 en B4090 staan opgesteld boven de betonnen bodemplaat van de productie-installatie. Deze betonnen plaat vloeit af naar opvanggoten die door middel van een schuif afgesloten kunnen worden van het restwatersysteem. Omwille van brandpreventie-voorschriften is het volgens de exploitant niet wenselijk om deze schuif standaard gesloten te houden. Dit verhoogt immers het risico op plasbranden indien er brand zou ontstaan in de installatie. De bevoegde brandweer vraagt dan ook om deze schuiven standaard open te laten.

 

Voor houders B385 en B3650 voorziet men een TOC-meting in de restwaterput die de overpomping naar de waterzuiveringsinstallatie automatisch stillegt bij detectie van een te hoge TOC-concentratie.

 

Er wordt vanuit gegaan dat het debiet waarmee de vloeistof kan worden afgevoerd voldoende is ten opzichte van het debiet waarmee de vloeistofmassa kan vrijkomen en dat de restwaterput voldoende gedimensioneerd is om een vloeistofgolf bij plots vrijkomen kan opvangen.

 

Voor tank B4090 biedt deze TOC-meting echter geen evenwaardig alternatief omdat het opgeslagen product niet wordt gedetecteerd door deze meting. De opgeslagen ammoniakoplossing heeft volgens het aanvraagdossier zo’n hoge dampdruk (490 hPa bij 20 °C) dat bij een lek de ammoniak uit het water verdampt alvorens het in de restwaterput terecht kan komen.

 

De houder B782 staat in een afzonderlijke inkuiping met een open afvoer naar het restwater. Zoals eerder gesteld, heeft deze ammoniakoplossing zo’n hoge dampdruk (490 hPa bij 20°C) dat bij een lek de ammoniak uit het water verdampt alvorens het in de restwaterput terecht kan komen. De exploitant stelt dat een gesloten inkuiping voor de opslag van dit beperkte volume van een zeer vluchtig product om die reden niet noodzakelijk is.

 

Gelijkwaardige opvangsystemen moeten dezelfde waarborgen bieden voor milieu en externe veiligheid. In de finale draftversie van de BBT-studie voor inkuiping bij bovengrondse opslag van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen wordt specifiek over de verplichting tot inkuiping gesteld dat een opvang- en afvoersysteem naar een andere opvangvoorziening een mogelijk gelijkwaardig opvangsysteem kan zijn, zoals door het bedrijf voorgesteld voor houders B385 en B3650. Er dient hierbij wel rekening gehouden te worden met de mogelijke vergroting of verplaatsing van de risico’s op brand of vrijkomen van schadelijke damp. In de BBT-studie wordt aanbevolen dat de gelijkwaardigheid wordt aangetoond aan de hand van een risico-analyse en wordt geadviseerd door de brandweer. Het aanvraagdossier bevat geen risico-analyse, maar de BBT-studie werd ook nog niet definitief goedgekeurd. Het is minstens aangewezen dat de provincie als vergunningverlener het advies van de brandweer inwint voor zowel het alternatief voor een inkuiping voor houders B385 en B3650 als voor het ontbreken van een inkuiping voor de houders B4090 en B782 met een ammoniakoplossing.

 

De voorgestelde werkwijze lijkt voldoende waarborgen te bieden ten opzichte van het gebruik van inkuipingen. Een advies van de brandweer is echter aangewezen. De gevraagde bijstelling kan verleend worden na een gunstige evaluatie door de brandweer. De exploitant wordt er op gewezen dat de bijstelling alleen geldt voor de voorziene producten. Bij een eventuele productwissel zal er opnieuw een bijstelling aangevraagd moeten worden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de gevraagde bijstelling onder voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Het advies van de brandweer dient ingewonnen en gevolgd te worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

26 september 2019

Start openbaar onderzoek

4 oktober 2019

Einde openbaar onderzoek

2 november 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

15 november 2019

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

4 oktober 2019

2 november 2019

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarde.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarde

1.

Het advies van de brandweer dient ingewonnen en gevolgd te worden.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.     

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.