Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2018128730 |
Gegevens van de aanvrager: |
NV B.A.S.F. Antwerpen N.V. met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: |
NV B.A.S.F. Antwerpen N.V. met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Ligging van het project: |
Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 20sectie D nr. 166T |
Inrichtingsnummer: |
20181109-0064 (BASF Antwerpen - Hydroxylamine) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
Verandering door uitbreiding en wijziging |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- op 28 februari 1969 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/51767/B/19698) voor het uitbreiden bouw A120;
- op 4 september 1970 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/52879/B/1970828070) voor een chemische fabriek A120;
- op 13 maart 2009 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/2009/B/0008) voor de uitbreiding van gebouw A120: Hydroxylamine.
Voorgeschiedenis milieu
Op 24 juli 2008 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor de hernieuwing na uitbreiding van een hydroxylamine-eenheid, horende bij een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 24 juli 2028.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een uitbreiding en wijziging van de hydroxylamine-eenheid.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+12,79 kW |
16.3.2.3°a) |
inrichting voor het fysisch behandelen van gassen gelegen in industriegebied, andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 1.000 kW; |
-585 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
+530 liter |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2; |
-663,16 ton |
17.3.2.1.2.1° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; |
+0,85 ton |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
+2,14 ton |
17.3.5.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; |
+4,19 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
+0,81 ton |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
-12.493 liter |
39.4.1° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter; |
+11.243 liter |
39.4.2° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van meer dan 5.000 liter. |
5.185 liter |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
Havenbedrijf - milieu |
18 april 2019 |
16 mei 2019 |
Gunstig |
Toetsing voorschriften
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het project is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Scheldelaan en de Oudedijkweg, ten zuiden van het project, hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met de Scheldelaan en de Oudedijkweg loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het voorwerp van de aanvraag betreft het wijzigen van de vergunde opslag van gassen en stoffen en de actualisatie van compressoren, stoomapparaten en airco’s, alsook de plaatsing van bijkomende warmtewisselaars. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund of vergund geacht. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd.
Volgens het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, is de plaatsing van constructies binnen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven met een grondoppervlakte kleiner dan 200 m² en hoogte lager dan 20 meter, binnen bepaalde randvoorwaarden vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht.
Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is ook niet nodig voor handelingen zonder stabiliteitswerken en zonder wijziging van het fysiek bouwvolume aan zijgevels, achtergevels en daken, noch voor gebruikelijke constructies zoals airco’s onder andere op voorwaarde dat ze niet meer dan 3 meter boven de nok van het gebouw uitsteken. Uit de informatie bij de aanvraag kan niet worden afgeleid hoe omvangrijk de bijkomende warmtewisselaars zijn, noch hoe hoog de airco’s op het dak zijn. Er wordt van uitgegaan dat aan bedoelde randvoorwaarden voldaan is.
De aanvraag is verder verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
BASF Antwerpen is een producent van hydroxylamine. Het geproduceerde hydroxylamine wordt zowel intern verbruikt als grondstof voor de caprolactaminrichting als aan derden geleverd.
Met onderhavige aanvraag wordt de opslag van gevaarlijke vaste stoffen en vloeistoffen veranderd als volgt:
- uitbreiding met de opslag van 100 kg calciumchloride in zakken;
- schrappen van de opslag van 120 kg ammoniumbifluoride en 50 kg natriumdithioniet uit de vergunning omdat deze producten niet meer gebruikt worden in het productieproces;
- aanpassen van de vergunde volumes in vaste houders waarbij het volume wordt gecorrigeerd naar het volume dat vermeld wordt op de kenplaat van de houders;
Deze wijzigingen resulteren in de uitbreiding van indelingsrubrieken 17.3.2.1.2.1 (+ 0,852 ton), 17.3.4.1.a (+ 2,144 ton), 17.3.5.3 (+ 4,189 ton) en 17.3.6.1.a (+ 0,805 ton).
Er wordt een uitbreiding voorzien van de opslag van gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met gassen die aangewend worden voor analytische toepassingen. Het betreft 0,5 m³ ontvlambare gassen, 0,5 m³ oxiderende gassen en 1 m³ andere gassen dan ingedeeld in groep 1 tot en met 3. De gassen worden opgeslagen in twee gesloten opslagplaatsen. De vergunde opslag van 3,6 m³ SO2 wordt verminderd tot 2,13 m³. De totale gasopslag breidt uit met 530 liter tot 4.130 liter.
Het bedrijf is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR/17/28) opgesteld door een erkend VR-deskundige. Het betreft een actualisatie van het OVR ten gevolge een wijziging aan de opslag en de hold-up van Sevesostoffen in de productie-installatie. In het OVR wordt gesteld dat er geen onderdelen van de Seveso-inrichting moeten onderworpen aan een kwantitatieve risicoanalyse. Met betrekking tot domino-effecten wordt gesteld dat er geen risico’s voor externe domino-effecten zijn. Specifiek voor oppervlaktewater, bodem en grondwater zijn er een aantal gevarenbronnen aanwezig. Aangezien de betrokken stoffen ook specifieke risico’s voor de mens inhouden, worden de risico’s voor oppervlaktewater, bodem en grondwater mee afgedekt door de maatregelen ter bescherming van de mens. Er wordt geconcludeerd dat het project geen invloed heeft op de externe mensrisico’s, noch op de milieurisico’s van de Seveso-inrichting.
De vergunde drijfkracht voor de aanwezige airco’s komt niet overeen met de reële situatie. De totale geïnstalleerde drijfkracht neemt toe met 12,79 kW tot 92,19 kW. Verder werden twee vergunde compressoren nooit geplaatst en werden twee andere vergunde compressoren anders uitgevoerd waardoor de vergunde totaal geïnstalleerde drijfkracht afneemt met 585 kW tot 1.742 kW.
De aanvraag omvat ook een actualisatie van de indeling van de aanwezige stoomtoestellen. De totalen per indelingsrubriek bedragen 2.442 liter (39.2.1), 29.450 liter (39.4.1) en 5.185 liter (39.4.2).
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
16.3.1.1° |
inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+12,79 kW |
16.3.2.3°a) |
inrichting voor het fysisch behandelen van gassen gelegen in industriegebied, andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 1.000 kW; |
-585 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
+530 liter |
17.2.2. |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2; |
-663,16 ton |
17.3.2.1.2.1° |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; |
+0,85 ton |
17.3.4.1°a) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
+2,14 ton |
17.3.5.3° |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; |
+4,19 ton |
17.3.6.1°a) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
+0,81 ton |
39.2.1° |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
-12.493 liter |
39.4.1° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter; |
+11.243 liter |
39.4.2° |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van meer dan 5.000 liter. |
5.185 liter |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
16 april 2019 |
Start openbaar onderzoek |
24 april 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
23 mei 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste adviesdatum |
5 juni 2019 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
24 april 2019 |
23 mei 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 2 mei 2019.
Het verslag van deze vergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |