Terug
Gepubliceerd op 06/05/2019

2019_CBS_03684 - Omgevingsvergunning - OMV_2018159719. Rotterdamstraat 34. District Antwerpen - Weigering

college van burgemeester en schepenen
vr 03/05/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_03684 - Omgevingsvergunning - OMV_2018159719. Rotterdamstraat 34. District Antwerpen - Weigering 2019_CBS_03684 - Omgevingsvergunning - OMV_2018159719. Rotterdamstraat 34. District Antwerpen - Weigering

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2018159719

Gegevens van de aanvrager:

de heer Carl Willemsen met als adres Rotterdamstraat 34 te 2060 Antwerpen

Ligging van het project:

Rotterdamstraat 34 te 2060 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 5sectie E nr. 1284X4

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen.

Voorwerp van de aanvraag:

verbouwen van een meergezinswoning tot vier appartementen

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          21/02/1921: vergunning (1921#11027) voor binnenveranderingen;

-          02/09/1925: vergunning (1925#21758) voor binnenveranderingen;

-          09/10/1929: vergunning (1929#34770) voor binnenveranderingen;

-          18/05/1934: vergunning (18#482) voor gevel- en binnenveranderingen;

-          19/05/1937: vergunning (18#7771) voor onrechtstreeks spoelstelsel;

-          01/01/2004: bouwovertreding (20091722) voor huisjesmelkerij.

Laatst vergunde toestand

-          pand in gesloten bebouwing met drie bouwlagen onder mansardedak;

-          meergezinswoning met twee appartementen;

-          bouwdiepte aan de linkerzijde van ca. 15,20 m over de eerste 3 bouwlagen, aan de rechterzijde 18,60 m op het gelijkvloers en 14,05 m op de 1ste en 2de verdieping;

-          de daklaag is 9,25 m diep;

-          bakstenen gevel op arduinen plint;

-          doorlopende erker over 1ste en 2de verdieping;

-          kroonlijst en nokhoogte van respectievelijk ca. 11,40 en 14,00 m.

Geachte vergunde toestand

-          pand in gesloten bebouwing met drie bouwlagen onder mansardedak;

-          de bouwdiepte op de 1ste verdieping werd uitgebreid tot 15,20 m over de volledige breedte van het perceel;

-          de derde verdieping is aan de linkerzijde eveneens uitgebreid tot een bouwdiepte van 15,20 m;

-          meergezinswoning met 3 appartementen.

Bestaande toestand

-          meergezinswoning met 4 appartementen;

-          de bouwdiepte op het gelijkvloers werd uitgebreid tot 18,50 m over de volledige breedte van het perceel;

-          doorvoeren van interne constructieve werken achteraan op het gelijkvloers;

-          voorgevelwijzigingen:

  • geel schilderen van de voorgevel;
  • plaatsen van een groene houten voordeur;
  • plaatsen van een dakerker;

-          de openingen in de achtergevel werden gewijzigd (verkleind en/of verschoven).

Inhoud van de aanvraag:

-          regulariseren van:

  • het vermeerderen van het aantal wooneenheden van drie naar vier;
  • de bestaande bouwdieptes;
  • de dakerker;

-          gelijktrekken van de bouwdiepte op alle verdiepingen tot 15,20 m;

-          optrekken van de bouwhoogte van de achterbouw van 12,48 m tot 14,07 m;

-          doorvoeren van interne constructieve werken:

  • maken van openingen in dragende binnenmuren;
  • verhogen van de vloerpas van de achterbouw op de 1ste en 2de verdieping;
  • wijzigen van raamopeningen in de achtergevel;

-          voorzien van buitenruimtes bij elk appartement op de verdiepingen in de vorm van uitkragende terrassen achteraan het pand;

-          grijs schilderen van de voorgevel, inclusief het buitenschrijnwerk op het gelijkvloers;

-          de bouwhoogte van het hoofdvolume blijft ongewijzigd.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

29 januari 2019

4 maart 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Onafhankelijke Diensten/ dienst Strategische Coördinatie/ Loketwerking/ Stadsloketten/ Huisnummeringsteam

29 januari 2019

29 januari 2019

stadsontwikkeling/ mobiliteit

29 januari 2019

11 februari 2019

stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen/ geacht vergund

29 januari 2019

29 januari 2019

 

Toetsing voorschriften

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP 2060, goedgekeurd op 20 december 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1 zone voor wonen - (wo).

 

(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan op volgend punt:

-          artikel 1.4 Draagkracht:
de draagkracht wordt overschreden met vier appartementen;

-          artikel 1.7.1 Open ruimte, tuinen en terrassen:
de open ruimte werd verkleind, terwijl bij uitbreiding het percentage open ruimte/bebouwde ruimte moet vergroten of gelijk blijven;

-          artikel 1.2.1 Bouwdiepte:

bij voorliggende verbouwing met volumewijziging wordt er geen 5,00 m meter minimale afstand gehouden van de achterste perceelgrens.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen > Toegankelijkheid publieke gebouwen)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via www.ruimtelijkeordening.be, ga naar WETGEVING > Verordeningen)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Overwelven waterlopen: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening inzake het overwelven of inbuizen van niet geklasseerde waterlopen en waterlopen van 3de categorie (verder genoemd verordening overwelven waterlopen), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 26 januari 2009 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 4 juni 2009.
(De verordening overwelven waterlopen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘overwelven waterlopen’)
De verordening overwelven waterlopen is niet van toepassing op de aanvraag.
 

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘bouwcode’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 27 Open ruimte:
    bij toename van de bebouwde grondoppervlakte moet minimaal 20% van de perceeloppervlakte onbebouwde buitenruimte zijn, terwijl de gelijkvloerse buitenruimte verder wordt verkleind tot 11,70%;
  • artikel 28 Minimale oppervlakte buitenruimte:
    het terras bij de bijkomende woongelegenheid heeft slechts een oppervlakte van 3,50 m², terwijl een minimum van 4 m² is voorgeschreven;
  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:
    er worden geen fietsstalplaatsen voorzien voor de bijkomende woongelegenheid;
  • artikel 30 Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen:
    het aantal woongelegenheden vermeerdert, er wordt niet voorzien in autostalplaatsen op eigen terrein.

 

Sectorale wetgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
 

-          Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag wijkt af van de artikels 1.4, 1.7.1 en 1.2.1 van het ruimtelijk uitvoeringsplan en de artikels 27, 28, 29 en 30 van de bouwcode. Al deze afwijkingen hebben tot gevolg dat de draagkracht wordt overschreden, er negatieve effecten ontstaan voor de aangrenzende panden en een minimale woonkwaliteit niet wordt gehaald. Dit wordt besproken in onderstaande paragrafen. Bijgevolg kunnen geen afwijkingen worden toegestaan, de aanvraag dient te worden geweigerd.

 

Functionele inpasbaarheid

Voorliggende aanvraag omvat geen functiewijziging. De bestaande functie van meergezinswoning blijft behouden en is daarmee in harmonie met de kenmerkende woonfuncties in de Rotterdamstraat.

Door de onduidelijkheid wat betreft het vergunde aantal woongelegenheden werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst geacht vergund. Dit advies luidt als volgt:

 

Kadastrale gegevens (= weergave van aangifte en/of controle ter plaatse rond het jaar 1975): 3 woonentiteiten.

Nooit enige wijziging aangegeven tot en met 1/1/2012.

Oude woonkaarten werden verwerkt vanaf 1947 tot en met 1995.

Gedurende deze hele onderzoeksperiode (en meer in het bijzonder tot en met 1980) blijkt dat er geen enkele relevante periode is geweest met meer dan 3 ingeschreven gezinnen. Er is wel een anomalie waarneembaar, maar die zijn veel te kort om te kunnen spreken van bewijskrachtig.

Tevens is er geen bewijs geleverd dat er tussen aangifte bij het kadaster en 9/11/79 enige verbouwing zou geweest zijn.

VCRO en arresten van de Raad van Vergunningenbetwistingen melden dat het aan de aanvrager is om afdoende bewijsstukken aan te leveren. Dit is niet gebeurt.

 

Op basis van kadastergegevens, woonkaarten en het niet voorzien van enig relevant bewijsstuk door de aanvrager:

Positief advies voor 3 woonentiteiten.

Negatief voor meer dan 3.

 

Dit advies wordt bijgetreden. Het pand betreft een meergezinswoning met 3 geacht vergunde woongelegenheden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 1 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding en/of functiewijziging.

Het aantal vergunde wooneenheden volgens advies ‘geacht vergund’ is 3.

Het gebouw wordt verbouwd tot 4 wooneenheden. Er is dus 1 bijkomende wooneenheid.

Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1.

De werkelijke parkeerbehoefte is 1.

 

De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

In een aantal gevallen genereert een aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte maar kunnen de plaatsen om volgende stedenbouwkundige redenen niet (volledig) gerealiseerd worden:

Voorliggende aanvraag heeft betrekking op een pand met een perceelsbreedte van minder dan of gelijk aan 8 m. Volgens art. 12, §3, 1° (Levendige plint) is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 1.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 1.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen van 5 juni 2017. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 1 plaatsen.

 

 

In afwijking van artikel 29 van de bouwcode worden er geen fietsstalplaatsen voorzien voor de bijkomende woongelegenheid op het gelijkvloers. Dit lijkt, rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften, niet mogelijk zonder te raken aan de interne indeling van het gelijkvloers en het daar gevestigde appartement, waardoor de aanvraag dient te worden geweigerd. Bij een voorwaardelijk gunstige vergunning dient als voorwaarde te worden opgelegd dat op het gelijkvloers een fietsenstalling voor 2 fietsen dient te worden ingericht

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

In voorliggende aanvraag wordt de bestaande vier bouwlagen hoge hoofdbouw behouden. De achterbouw wordt uitgebreid tot een perceelbrede bouwdiepte van 18,50 m op het gelijkvloers en 15,20 m op alle verdiepingen. De bouwhoogte van de achterbouw verhoogt van 12,70 m tot 14,07 m.

Met de gelijkvloerse uitbreiding wordt afgeweken op de artikels 1.7.1 en 1.2.1 van het ruimtelijk uitvoeringsplan en artikel 27 van de bouwcode. De open ruimte, de beplantingen en de niet verharde bodem van de nog maar schaarse aanwezige binnenplaatsen en tuinen moeten zorgvuldig bewaard blijven. Het voorzien van voldoende groen, licht en lucht is belangrijk voor de leefbaarheid en woonkwaliteit in binnengebieden en het bouwblok in ruimere zin. Bovendien heeft het een positief effect op de infiltratie van regenwater in de bodem. Van dit voorschrift kan bijgevolg niet afgeweken worden. Het percentage onbebouwde ruimte bedraagt in de laatst vergunde toestand 18,60 % van de perceeloppervlakte, in voorliggende aanvraag wordt deze waarde verder verkleind tot 11,70%. Dit is onaanvaardbaar, er blijft onvoldoende ruimte over op het gelijkvloers om een kwalitatieve tuinzone te behouden. Het percentage onbebouwde ruimte van de laatst vergunde toestand dient te worden behouden.

Door het verdichten van het gelijkvloers en het ophogen van het bouwvolume worden de scheidingsmuren met het links aanpalende perceel drastisch verhoogd. Bovendien bevindt de achterbouw zich deels naast de enige buitenruimte van het naburig pand. Gelet op de ligging van de percelen op de hoek van het bouwblok heeft het verhogen van de scheidingsmuren negatieve gevolgen voor de bezonning van het naastgelegen perceel, wat onaanvaardbaar is.

Bij het ontwerpen van woningen zijn een evenwichtige ruimteverdeling en optimale afmetingen een must gezien deze een grote impact hebben op het wooncomfort. Om het ruimtecomfort van een woning te bewaken is het dus belangrijk dat het aantal slaapkamers in verhouding staat met het aantal beschikbare vierkante meters leefruimte per bewoner. Dit is niet het geval in het voorliggend project, waardoor de woongelegenheden onvoldoende wooncomfort bieden.

Het betreft een meergezinswoning met 3 vergund geachte woongelegenheden. In voorliggende aanvraag wordt het aantal woongelegenheden vermeerdert naar 4 en wordt de achterbouw fors uitgebreid in diepte en hoogte. Daarom wordt de wooneenheid op de derde verdieping beschouwd als de bijkomende. Deze heeft een netto-vloeroppervlakte van 57,70 m². Op een oppervlakte kleiner dan 60 m² wordt echter onvoldoende woonkwaliteit gerealiseerd voor een één-slaapkamerappartement. Deze oppervlakte (vanaf 35 m²) kan hoogstens een studio herbergen.

Tevens is de verwevenheid van functies een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Voorbeelden van overlast hierbij zijn geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of nachtactiviteiten. Ook is er een verschil tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden. De impact van een appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan dat van een rijhuis voor één gezin. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van concentraties.

Om een mix op vlak van stedenbouwkundige, maatschappelijke en woonkwaliteitseisen te garanderen is het noodzakelijk de juiste verhoudingen te zoeken tussen verschillende woningtypes enerzijds en de juiste oppervlakteverhoudingen tussen de functies binnen deze woningen anderzijds. Om de kwaliteit van een appartementsblok te garanderen dient er een mix van verschillende slaapkamerappartementen te zijn. 4 één-slaapkamerappartementen vormen geen aanvaardbare mix.

Beter zou zijn het aantal woongelegenheden niet te verhogen en de drie vergund geachte appartementen om te vormen tot bijvoorbeeld 2 één-slaapkamerappartementen en 1 duplex twee-slaapkamerappartement. Bovendien dient er dan niet voorzien te worden in een fietsenberging en kan het bestaande en vergunde bouwvolume behouden blijven.

Hieruit kunnen we concluderen dat door het uitbreiden van de meergezinswoning en het vermeerderen van het aantal woongelegenheden van 3 naar 4 de densiteit op onaanvaardbare wijze stijgt. Dit verhoogt de druk op het perceel, het bouwblok en de wijk onaanvaardbaar waardoor de draagkracht van de site wordt overschreden. Hiermee werd ook de afwijking op artikel 1.4 ‘Draagkracht’ van het ruimtelijk uitvoeringsplan besproken.

De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

Het grijs schilderen van de voorgevel is in overeenstemming met de stedelijke context van het perceel en betekent een verbetering ten opzichte van de huidige gele kleur.

De dakerker in de mansarde respecteert de gevelgeleding van de onderbouw en houdt voldoende afstand van de perceelgrenzen. De dakvorm van de mansarde blijft herkenbaar. De erker is inpasbaar in het straatbeeld en kan gunstig worden beoordeeld.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Gelet op de ligging van het perceel op de hoek van het bouwblok, zorgen de uitkragende terrassen op alle verdiepingen voor rechtstreekse inkijk in de achtergevels en de daarachter gelegen verblijfsruimtes van de links aanpalende panden en de omliggende stadstuinen en buitenruimtes. De terrassen zijn dus storend voor de privacy. Beter zou zijn om inpandige terrassen te voorzien.

Bovendien is in afwijking van artikel 28 van de bouwcode het terras bij de bijkomende woongelegenheid kleiner dan het minimum van 4 m² waardoor de buitenruimte onvoldoende ruim en kwalitatief is en niet bijdraagt tot het aantrekkelijker maken van het wonen in de stad.

De meergezinswoning voldoet niet aan de actuele eisen wat betreft hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot. De geplande verbouwingswerken zijn storend voor de omgeving en niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats. Bovendien wordt de draagkracht van het pand en de omgeving ernstig overschreden.

De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, hoofdzakelijk omwille van de gegronde bezwaren en de onverenigbaarheden met de geldende voorschriften en een goede ruimtelijke ordening.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

30 december 2018

Volledig- en ontvankelijk

29 januari 2019

Start openbaar onderzoek

4 februari 2019

Einde openbaar onderzoek

5 maart 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

13 mei 2019

Verslag GOA

25 april 2019

naam GOA

Wim Van Roosendael

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

4 februari 2019

5 maart 2019

1

0

0

0

 

Bespreking van de bezwaren

Tijdens de periode van het openbaar onderzoek werd 1 bezwaarschrift ingediend, dat zich als volgt laat samenvatten:

 

1.      Vergund aantal wooneenheden: De laatst gekende vergunde bestemming betreft een eengezinswoning. De woning werd later zonder vergunning opgedeeld in 4 wooneenheden. Om dit te staven werden als bijlagen de vergunningen van 1934 en 1937 toegevoegd.
Antwoord aanvrager: er wordt onjuist verwezen naar werken aan een (eengezins)-woning. De titel van de vergunning van 1934 luidt ‘veranderingswerken uitvoeren aan het huis Rotterdamstraat 34 Antw.: veranderen gevel en bijmaken kamer’. Het tweede plan met de bijgebouwde kamer op de derde verdieping wordt onterecht niet bijgevoegd. Er is dus wel degelijk een vergunning voor de volledige 3 verdiepingen sinds 1929. Ze waren ook aanwezig van vóór 1962 en 1979 waardoor ze automatisch vergund geacht zijn.
Beoordeling:

Tijdens het voortraject en de procedure van deze vergunningsaanvraag werd de laatst vergunde toestand en de vergund geachte situatie uitvoerig onderzocht.

Op de plannen van de vergunning van 1929 is de derde verdieping uitgebreid met een aanbouw links. Op de plannen bij de vergunning van 1934 is deze aanbouw niet meer aanwezig. Er wordt vanuit gegaan dat de vergunning van 1929 niet werd uitgevoerd of dat beide vergunningen gelijklopend werden uitgevoerd. Daarnaast kan op basis van de interne indeling met 2 keukens worden afgeleid dat het pand sinds 1934 gebruikt werd als een meergezinswoning.

De huidige toestand van het pand werd uitvoerig onderzocht door de stedelijke dienst geacht vergund. Op basis van alle oude vergunningen en toelatingen teruggevonden in de archieven, de kadastrale gegevens van het pand en oude woonkaarten wordt positief advies gegeven voor een meergezinswoning met 3 woonentiteiten én het huidige bouwvolume, met uitsluiting van het volume op het gelijkvloers links achteraan.

Het bezwaar is ongegrond.

 

2.      Opdeling eengezinswoning: De aanvraag voldoet niet aan de voorschriften van het RUP 2060 met betrekking tot het opdelen van een huis kleiner dan 250 m² in meerdere woongelegenheden of groter dan 250 m² mits 1 wooneenheid van minstens 90 m² behouden blijft. De aanvraag gaat ook in tegen de beleidsvisie van de stad Antwerpen met betrekking tot het opsplitsen van een te beschermen eengezinswoning (maximum 350 m² BVO).
Antwoord aanvrager: De verwijzing naar het RUP 2060 in onterecht gezien de woning een meergezinswoning betreft sinds 1934.
Beoordeling:

Zoals hierboven reeds beschreven is het pand vergund als een meergezinswoning sinds 1934 met 3 geacht vergunde woongelegenheden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

3.      Bouwdiepte gelijkvloers: De aanvraag beoogt het regulariseren van de niet-vergunde aanbouw op het gelijkvloers. De bouwdiepte wordt perceelbreed doorgetrokken en respecteert geen 5 m afstand van de achtergrens, zoals voorgeschreven in het RUP 2060. Daarmee wordt de open ruimte van het perceel verder beperkt, terwijl het binnengebied van dit deel van het bouwblok reeds zeer dens bebouwd is.
Antwoord aanvrager: De bouwdiepte wordt bepaald door de harmonieregel die gebaseerd is op de vergunde toestand. Een afwijking van 2 m is toegelaten indien de opgegeven maten een logische structurele afbraak van het gebouw in de weg staan. De aanvraag wijkt inderdaad af van artikel 1.2.1 van het RUP 2060. Gezien de ligging van het pand als hoekpand en de schuin lopende achtergrens, is een afwijking hierop stedenbouwkundig aanvaardbaar. Bovendien zou, om de gevraagde 5 m afstand te bekomen, een deel van het gebouw moeten gesloopt worden, wat niet wenselijk is. Het RUP 2060 laat uitzonderingen toe voor hoekpercelen (artikel 3 van de bouwcode). De bouwdiepte zoals vergund in 1920 blijft ongewijzigd. In de vergunning van 1934 is te zien dat het gelijkvloers over de ganse breedte bebouwd is. Er is geen enkel belang voor de omwonenden gelet op de bestaande scheidingsmuren tussen de verschillende panden.

Beoordeling:

Uit de vergunning van 1934 blijkt dat het gelijkvloers achteraan links 15,20 m diep is, inclusief een kleine uitbouw in functie van een toilet, en rechts 18,60 m. De koer tussen de uitbouw rechts en de linker scheidingsmuur was overdekt. Een overkapping geldt echter niet als bebouwing. Dit geldt als de laatst vergunde toestand van het gelijkvloers.

Uit de bestaande toestand van de aanvraag blijkt dat de koer zonder vergunning werd dichtgebouwd met behoud van de overkapping. De aanvraag wenst het onvergund dichtbouwen van deze koer te bestendigen en een volwaardig plat dak te voorzien waardoor de linker scheidingsmuur wordt verhoogd van 2,25 m tot 3,50 m.

Met voorliggende gelijkvloerse uitbreiding wordt afgeweken op de artikels 1.7.1 ‘Open ruimte, tuinen en terrassen’ en 1.2.1 ‘Bouwdiepte’ van het ruimtelijk uitvoeringsplan en artikel 27 ‘Open ruimte ‘ van de bouwcode. De open ruimte, de beplantingen en de niet verharde bodem van de nog maar schaarse aanwezige binnenplaatsen en tuinen moeten zorgvuldig bewaard blijven. Het voorzien van voldoende groen, licht en lucht is belangrijk voor de leefbaarheid en woonkwaliteit in binnengebieden en het bouwblok in ruimere zin. Bovendien heeft het een positief effect op de infiltratie van regenwater in de bodem.
Het percentage onbebouwde ruimte bedraagt in de laatst vergunde toestand (met de overdekte koer) 18,60 % van de perceeloppervlakte, in voorliggende aanvraag wordt deze waarde verder verkleind tot 11,70%, terwijl bij toename van de bebouwde grondoppervlakte 20 % van de perceeloppervlakte onbebouwde buitenruimte moet zijn. Dit is onaanvaardbaar, er blijft onvoldoende ruimte over op het gelijkvloers om een kwalitatieve tuinzone te behouden. Het percentage onbebouwde ruimte van de laatst vergunde toestand (18,60 %) dient te worden behouden. De aanvrager kan zich niet beroepen op het wenselijk behoud van een constructie die werd opgetrokken zonder vergunning.

Zowel het RUP 2060 als de bouwcode stellen dat kleine hoekpercelen van het minimum van 20 % onbebouwde ruimte kunnen afwijken. Voorliggend perceel ligt in de hoek van het bouwblok, maar betreft echter geen hoekperceel. De aanvrager kan zich dus niet beroepen op deze afwijkingsmogelijkheid.

Door het verdichten van het gelijkvloers en de beoogde ophoging van 1,25 m van de linker scheidingsmuur worden negatieve gevolgen voor de bezonning van de enige buitenruimte van het naastgelegen perceel gecreëerd. Dit effect wordt nog versterkt gelet op de ligging van de percelen op de hoek van het bouwblok.

Het dichtbouwen van de overdekte koer voldoet niet aan de actuele eisen wat betreft hinderaspecten, gezondheid en gebruiksgenot. De geplande verbouwingswerken zijn storend voor de omgeving en niet in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening van de plaats. Er kunnen bijgevolg geen afwijkingen worden toegestaan op de geldende voorschriften.

Het bezwaar is gegrond. De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

4.      Verdichten en verhogen bouwvolume achteraan: Bezwaarschrijver voegt foto’s van de bestaande toestand aan de achterzijde toe aangezien de foto’s bij de aanvraag alleen de voorzijde weergeven. Dit ter illustratie dat het bestaande binnengebied reeds zeer dens bebouwd is. Men citeert de doelstellingen van het RUP 2060 en de bouwcode met betrekking tot basiskwaliteit, leefbaarheid, draagkracht en het voorkomen van negatieve effecten voor aanpalenden. Door het uitbreiden van de 2de en 3de verdieping tot een bouwdiepte van 15,22 m en het verhogen van de bouwhoogte achteraan met 1,59 m wordt de ruimtelijke draagkracht overschreden en wordt de bestaande open ruimte op de koeren nog verder ingesloten en onttrokken aan licht en ruimte.
Antwoord aanvrager: akkoord met de geciteerde inleiding van de bouwcode “het doel voor de stad moet zijn om de basiskwaliteit voor iedereen te garanderen, om te wonen, te verblijven, te werken en te bezoeken. En dat ruimtelijke draagkracht te maken heeft met tolerantie van de ruimte om bijkomend gebruik op te vangen”. De berekening van de toegelaten bouwdiepte zou volgens de bezwaarschrijver15,35 m zijn, de nieuwe bouwdiepte is 15,22 m wat dus binnen de tolerantie ligt. De bouwhoogte van de achterbouw wordt 0,85 m opgetrokken wat de leefkwaliteit van de woningen verhoogd en op geen enkele wijze ten nadele is van de aanpalende woningen op vlak van licht, ruimte of privacy. De nieuwe grotere ramen in de achtergevel hypothekeren de privacy niet op ontoelaatbare wijze.
Beoordeling:
Gelet op het feit dat de achterbouw links reeds 15,22 m diep is gebouwd, stelt het gelijktrekken van de verdiepingen tot deze bouwdiepte ruimtelijk gezien minder een probleem, ook gelet op de maat van de blinde scheimuur aan de rechterzijde.

Op de ingediende plannen staat echter duidelijk weergegeven dat de bouwhoogte achteraan 1,59 m wordt opgetrokken, wat veel problematischer is.
Door het verdichten van het gelijkvloers en het ophogen van het bouwvolume worden de scheidingsmuren met het links aanpalende perceel drastisch verhoogd. Bovendien bevindt de achterbouw zich deels naast de buitenruimte van de naburige panden. Gelet op de ligging van de percelen op de hoek van het bouwblok heeft het verhogen van de scheidingsmuren negatieve gevolgen voor de bezonning van de naastgelegen percelen, wat onaanvaardbaar is en letterlijk ingaat tegen de doelstellingen van het RUP 2060 en de bouwcode. Door het verhogen van het bouwvolume wordt de draagkracht overschreden en ontvangen de omliggende buitenruimtes minder licht, lucht en zontoetreding.
De aspecten met betrekking tot privacy worden in onderstaand punt besproken.

Het bezwaar is gegrond. De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

5.      Terrassen: De nieuwe terrassen zijn uitpandig voorzien aan het bouwvolume en geven rechtstreekse inkijk in de naastgelegen buitenruimte en gedeeltelijk ook de binnenruimtes. Hierdoor wordt de leefbaarheid en de privacy van de woning van de bezwaarschrijver ernstig verstoord.
Antwoord aanvrager: bezwaarschrijver heeft zelf ook inkijk in voorliggend perceel. De bezwaarschrijver heeft een buitenterras aangelegd op de 2de verdieping in 2016. De bezwaarschrijver kan gordijnen hangen om dit te voorkomen. Beide panden verhouden zich in een hoek van 90° zodat inkijk in de binnenruimtes niet mogelijk is.
Beoordeling:

Binnen een stedelijke context is een zekere mate van inkijk in naburige panden onvermijdelijk, zeker wanneer percelen gelegen zijn in de hoek van een bouwblok zoals hier het geval is. Dakterrassen en inpandige terrassen kunnen in bepaalde omstandigheden toegestaan worden. Het voorzien van uitpandige terrassen rechts achteraan op elk van de 3 verdiepingen van voorliggend pand zorgen door hun hoogte en bouwdiepte voor een ontoelaatbare mate van inkijk in de omliggende koeren en achtergevels. Bovendien bedraagt de horizontale afstand tussen de voorziene uitpandige terrassen en de omliggende achtergevels slechts ca. 5 m, wat onaanvaardbaar is in deze stedelijke context. Beter zou zijn hier inpandige terrassen te voorzien in het volume tot 15m22, zodat bijkomende privacyhinder beperkt blijft.

Het bezwaar is gegrond. De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

6.      Fiets- en autobergplaatsen: Door het niet voorzien van de nodige fiets- en autobergplaatsen en de opdeling naar 4 wooneenheden wordt de parkeerdruk op de omgeving verhoogd.
Antwoord aanvrager: Waarom heeft de bezwaarschrijver zelf geen parkeerplaatsen voorzien in hun vergunning van 2016? Daarin wordt duidelijk gesteld dat de parkeerparagraaf niet van toepassing is, gezien de aanvraag geen vermeerdering van het aantal woongelegenheden inhoudt.

Beoordeling:

Elke aanvraag wordt afzonderlijk getoetst aan de bepalingen van de bouwcode. Het al dan niet van toepassing zijn op een afgeleverde vergunning voor een naburig pand, doet dan ook niet ter zake.

Voorliggend pand betreft een meergezinswoning met 3 geacht vergunde woongelegenheden. De aanvraag voorziet in een bijkomende 4de woongelegenheid. Er wordt geen autoparkeerplaats of fietsenberging ingericht.
Voorliggende aanvraag heeft betrekking op een pand met een perceelsbreedte van minder dan of gelijk aan 8 m. Volgens art. 12, §3, 1° (Levendige plint) van de bouwcode is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten.

Indien een bouwproject zijn autoparkeerbehoefte zelf niet kan opvangen of indien het maatschappelijk beter wordt geacht om dit niet in het bouwproject zelf te doen, zorgt de belasting voor een eerlijke compensatie.

Enerzijds levert elke bouwheer op deze manier zijn bijdrage en wordt voor elk gelijkaardig bouwproject eenzelfde inspanning gevraagd (zelf bouwen of compenseren). Anderzijds zorgt de belasting voor middelen voor de stad Antwerpen om de parkeerdruk op te vangen of deze te vermijden. De middelen kunnen zo bijvoorbeeld later ingezet worden voor de bouw of aankoop van buurtstallingen of buurtparkings/buurtparkeerplaatsen..
Er moeten echter 2 fietsstalplaatsen voorzien worden op het gelijkvloers voor het bijkomende appartement. Dit lijkt, rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften, niet mogelijk zonder te raken aan de interne indeling van het gelijkvloers. Hierdoor dient de aanvraag te worden hernomen omdat dit invloed kan hebben op de woonkwaliteit van het gelijkvloerse appartement.

Het bezwaar is gegrond. De aanvraag dient te worden geweigerd.

 

7.      Maatregelen brandpreventie: Op basis van het aanvraagdossier lijkt de woning niet aan de vereiste veiligheidsnormen van de brandweer te voldoen.
Antwoord aanvrager: al het nodige zal gedaan worden opdat voldaan zal worden aan de vereiste veiligheidsnormen van de brandweer.

Beoordeling:

Het advies van de brandweer is voorwaardelijk gunstig. Bij een voorwaardelijke vergunning moeten de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen op het moment van 1e ingebruikname/exploitatie strikt worden nageleefd.

Het bezwaar is deels gegrond.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.

Artikel 3

De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.