Terug
Gepubliceerd op 15/04/2019

2019_CBS_03124 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019002191. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 12/04/2019 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Jinnih Beels, schepen; Claude Marinower, schepen; Tom Meeuws, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_03124 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019002191. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_03124 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2019002191. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019002191

Gegevens van de aanvrager:

NV INEOS STYROLUTION BELGIUM met als adres Noorderlaan 127 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV INEOS STYROLUTION BELGIUM met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie A nr. 2R

Inrichtingsnummer:

20180326-0029 (INEOS Styrolution Belgium NV - EBSM installatie)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

uitbreiding van de productie-eenheid

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen


Relevante voorgeschiedenis

-       Op 11 februari 1991 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/0416) voor een ethyleenbenzeen- en styreenfabriek op veld F200.

-       Op 14 november 1991 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1991/B/0506) voor de styreen-dehydrering 3 (bouw F215).

-       Op 29 juni 1995 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1995/B/0289) voor een bijbouw op F215 (Styreen-Dehydrering).


Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft het uitbreiden van de bestaande productie-eenheid door middel van:

-          het aanpassen van bestaande verhardingen en funderingen;

-          het plaatsen van een nieuwe reactor, een tussenverwarmer en een restgas koelkolom;

-          het plaatsen van een nieuwe stoomverhitter met bijhorende ventilatoren;

-          het plaatsen van nieuwe pompen.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 13 januari 2011 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor de verdere exploitatie en verandering van een productie-eenheid voor ethylbenzeen en styreen, voor een termijn verstrijkend op 9 april 2029. Nadien werden nog diverse milieuvergunningen verleend voor veranderingen van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

Met deze aanvraag wenst Ineos Styrolution Belgium nv de productiecapaciteit van styreen en ethylbenzeen uit te breiden.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

7.2.

geïntegreerde chemische inrichtingen bestemd voor de fabricage van:

organische basischemicaliën; anorganische basischemicaliën; fosfaat, stikstof of kaliumhoudende meststoffen; basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé; explosieven;

+90.000 ton/jaar

7.11.1°a)

de fabricage van organisch-chemische producten, zoals eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische);

 

+90.000 ton/jaar

7.12.1°a)

chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer;

+90.000 ton/jaar

7.13.3°

de productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag;

+410 ton/dag

16.3.2.3°a)

inrichting voor het fysisch behandelen van gassen gelegen in industriegebied, andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 1.000 kW;

+800 kW

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

 

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-0,52 ton

17.3.4.2°a)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in in­dustrie­gebied;

-3,23 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+10,17 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+49,41 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+54,96 ton

39.1.3°

stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter;

-12.200 liter

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter;

38.345 liter

39.2.2°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter;

+11.134 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+17.800 kW

43.3.2°

het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer;

83,7 MW

43.4.

installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval.

+17,76 MW

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

8 februari 2019 

Geen advies ontvangen 

Stilzwijgend gunstig 

 

Toetsing voorschriften


Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor Insteekdok 4 – Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is volgens de aanvrager niet van toepassing op de aanvraag. Uit de aanvraag kan niet precies afgeleid worden om welke reden de hemelwaterverordening niet van toepassing is.

Er wordt echter aangenomen dat het hemelwater dat op de nieuwe betonverharding valt door contact met de verharde oppervlakte zo vervuild kan worden dat het beschouwd moet worden als afvalwater en de verordening hierdoor niet van toepassing is.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid – visueel-vormelijke elementen

Centraal op een grootschalige industriële bedrijfssite wordt op een reeds ontwikkeld blokveld (F215) de bestaande productie-eenheid aan de noord- en westzijde uitgebreid door middel van het plaatsen van nieuwe industriële installaties. Hiervoor dient eerst de bestaande betonverharding met een oppervlakte van circa 83 m² en de bestaande asfaltverharding met een oppervlakte van circa 250 m² uitgebroken te worden.

 

Ten noorden van het blokveld F215 wordt een nieuwe funderingsplaat op palen in gewapend beton voorzien voor volgende installaties:

-          Een stoomoververhitter (A602): deze constructie heeft een maximale hoogte van circa 58 meter en betreft een oppervlakte van circa 73 m² (13,5 meter x 5,4 meter). De stoomoververhitter wordt geplaatst op een betonconstructie op een hoogte van circa 4,5 meter;

-          Een middendrukstoomvat (AB602): deze constructie heeft een maximale hoogte van circa 35 meter en betreft een oppervlakte van circa 49 m² (10,8 meter x 4,5 meter). Het middendrukstoomvat wordt geplaatst op een nieuwe staalstructuur op een hoogte van circa 24 meter;

-          Een reactor (A600C) en tussenwarmer (W605): deze constructies hebben een maximale hoogte van circa 31 meter en betreft een oppervlakte van circa 27 m² (6 meter x 4,5 meter). De reactor en tussenwarmer worden geplaatst op een betonconstructie op een hoogte van circa 8,5 meter en omgeven door een nieuwe staalstructuur.

-          Restgas koelkolom (K612): deze constructie heeft een maximale hoogte van circa 14 meter en betreft een oppervlakte van circa 45 m² (10 meter x 4,5 meter). De koelkolom wordt geplaatst op een betonconstructie op een hoogte van circa 5 meter.

 

Ten westen van het blokveld F215 worden twee nieuwe ventilatoren (V603 A/B) voor de stoomoververhitter voorzien. Deze ventilatoren worden gefundeerd op een betonplaat op palen met een oppervlakte van circa 49 m² (6,4 meter x 7,6 meter). De ventilatoren hebben een maximale hoogte van circa 7,6 meter.

 

Ten zuiden van het blokveld F215 wordt een nieuwe koelunit (A611) en nieuwe pompen (P602 A/B) geplaatst. De koelunit heeft een grondoppervlakte van circa 23 4 m² (4,5 meter x 5,2 meter) en een hoogte van circa 6 meter. Tot slot worden ten noorden van de koelunit nog een flash vat (B662) en eb voorverwarmers (W600B – W600AM) voorzien.

 

Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.

 

Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid

De werken worden uitgevoerd op een grootschalig industrieterrein temidden van allerhande industriële installaties en gebouwen en staan in functie van de bestaande bedrijvigheid.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Gelet op de aard van de aanvraag heeft de vergunningverlenende overheid het advies ingewonnen van brandweer/risicobeheer/preventie.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Ineos Styrolution Belgium produceert styreen en ethylbenzeen. Het project beoogt een verhoging van de productiecapaciteit in 2020 tot 650.000 ton per jaar styreen (+ 60.000 ton/jaar) en 1.040.000 ton/jaar ethylbenzeen (+ 90.000 ton/jaar).

Het geproduceerde ethylbenzeen wordt deels ingezet bij de styreenproductie en deels, via het Centraal Tankpark, naar derden uitgevoerd. Het geproduceerde styreen wordt gedeeltelijk op de BASF-site omgezet tot polystyreen, Styrolux en ABS-polymeer en gedeeltelijk, via het Centraal Tankpark, naar derden verzonden waar het bijvoorbeeld gebruikt wordt in functie van de productie van polystyreen en als oplosmiddel bij de productie van andere polymeren.

Voor deze geplande uitbreiding zijn geen grote wijzigingen gepland in het ethylbenzeenproductieproces. De uitbreiding kan gerealiseerd worden door ‘debottlenecking’. In de styreenproductie wordt een bijkomende dehydrogenatiereactor, een brander (stoomoververhitter, 17,76 MW) en bijkomende koeling (800 kW) voorzien.

Er worden ook twee bijkomende stoomgeneratoren, één stoomvat en twee stoomvaten/warmtewisselaars voorzien. Tegelijk wordt het vergund volume van een aantal stoomtoestellen gecorrigeerd.

Verder zijn er aanpassingen voor wat de opslag van gevaarlijke stoffen betreft:

- rubriek 17.3.2.1.2.3 (brandbare stoffen): -0,52 ton naar aanleiding van een actualisatie van de opslag in verplaatsbare recipiënten;

- rubriek 17.3.4.2.a (bijtende stoffen): -3,23 ton naar aanleiding van een actualisatie van de opslag in verplaatsbare recipiënten;

- rubriek 17.3.6.3.a (schadelijke stoffen): +10,17 ton naar aanleiding van een actualisatie van de opslag in verplaatsbare recipiënten, het verwijderen van de opslag van blusschuim (B935) en een aanpassing van de densiteit van tank B910;

- rubriek 17.3.7.3 (op lange termijn gezondheidsgevaarlijke stoffen): +49,41 ton naar aanleiding van een actualisatie van de opslag in verplaatsbare recipiënten en een aanpassing van de densiteit van tank B910;

- rubriek 17.3.8.3 (voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen): +54,96 ton naar aanleiding van een actualisatie van de opslag in verplaatsbare recipiënten, het verwijderen van de opslag van blusschuim (B935) en een aanpassing van de densiteit van tank B910.

 

De gehele installatie werd op een betonplaat met opstaande rand gebouw om te vermijden dat producten in het oppervlaktewater of de bodem terecht kunnen komen. De houders staan opgesteld in een vloeistofdichte inkuiping. De verplaatsbare recipiënten worden opgeslagen op lekbakken per individueel recipiënt, die gelokaliseerd zijn op een vloeistofdichte ondergrond. Afwatering van deze vloeistofdichte ondergrond gebeurt via de gecontroleerde restwaterput van het bedrijf naar de centrale waterzuiveringsinstallatie van de site.

De uitbreidingen worden gerealiseerd binnen de bestaande installaties, gelegen op blokveld F200 op de site van BASF Antwerpen.

Door het toevoegen van een derde reactor verhoogt de conversie van ethylbenzeen naar styreen van 60 % tot 68 %, terwijl slechts een beperkte verhoging in stoom- en elektriciteitsverbruik nodig is. Hierdoor wordt volgens de exploitant een significante afname in energieverbruik en CO2 emissie per ton geproduceerd product gerealiseerd.

Het project behoort tot de bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, namelijk rubriek 6a: ‘Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën: Chemische installaties, voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer.’. Het aanvraagdossier bevat een verzoek tot ontheffing dat inmiddels door de dienst Milieueffectrapportage werd goedgekeurd. Men concludeert dat het project geen aanzienlijke gevolgen heeft voor het milieu en een project-MER geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten zou kunnen bevatten.

Er wordt in het ontheffingsdossier gesteld dat voor de geplande uitbreiding van de productiecapaciteit geen invloed van de parameters fijn stof en SO2 verwacht wordt, gelet op de brandstoffen die gebruikt zullen worden. De NOx uitstoot van de installatie zal wel met 8,6 ton/jaar toenemen. Ook na deze uitbreiding dragen de NOx emissies voor minder dan 3% bij aan de totale emissie van de BASF-site waardoor verdere verspreidings-berekeningen niet aan de orde zijn. De emissieconcentraties beantwoorden aan de geldende normen en liggen in lijn met de voorgestelde BBT-maatregelen uit de relevante BREF-documenten.

Ten gevolge van de capaciteitsuitbreiding wordt geen verhoging van het te lozen restwaterdebiet verwacht, noch een stijging van de concentraties aanwezig in het restwater. In het verleden werd reeds geconcludeerd dat de gemiddelde impact van de lozing van de BASF site op de waterkwaliteit van de Schelde te verwaarlozen is. De parameters waarvoor wel een tijdelijk effect werd berekend, zijn niet relevant in het restwater dat afkomstig is van de ethylbenzeen- en styreeninstallatie.

Met betrekking tot het geluidsaspect wordt in het ontheffingsdossier verduidelijkt dat er maatregelen worden getroffen om de geluidsproductie van een aantal bijkomende geluidsbronnen zoals de koeler, brander (stoomoververhitter) en pompen te beperken zodat geen enkele van deze apparaten een geluidsdrukniveau boven 80 dB(A) heeft op een afstand van één meter. Hierdoor is geen significante toename te verwachten van het immissierelevante geluidsvermogenniveau voor het blokveld.

In het kader van het voorziene project zal er, ten gevolge van de verhoogde productie, minder styreen naar de site getransporteerd dienen te worden. Het betreft circa 30 scheepsladingen per jaar minder. Er zijn wel circa 23 bijkomende scheepsladingen benzeen nodig. Verder zal circa 17.000 ton/jaar ethyleen extra aangeleverd worden via de bestaande pijpleiding.

Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR/17/28), opgesteld door een erkend VR-deskundige. Uit de risicoanalyse kan besloten worden dat de ingedeelde inrichting of activiteit geen noemenswaardige bijdrage levert aan de externe risico’s van de gehele BASF site. Het project heeft geen invloed op de externe mensrisico’s, noch op de milieurisico’s.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

7.2.

geïntegreerde chemische inrichtingen bestemd voor de fabricage van:

organische basischemicaliën; anorganische basischemicaliën; fosfaat, stikstof of kaliumhoudende meststoffen; basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procédé; explosieven;

+90.000 ton/jaar

7.11.1°a)

de fabricage van organisch-chemische producten, zoals eenvoudige koolwaterstoffen (lineaire of cyclische, verzadigde of onverzadigde, alifatische of aromatische);

 

+90.000 ton/jaar

7.12.1°a)

chemische installatie voor de productie van organische chemicaliën met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer;

+90.000 ton/jaar

7.13.3°

de productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatieve of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 ton per dag;

+410 ton/dag

16.3.2.3°a)

inrichting voor het fysisch behandelen van gassen gelegen in industriegebied, andere dan onder 16.3.1 en 16.9.c, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 1.000 kW;

+800 kW

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

 

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

-0,52 ton

17.3.4.2°a)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig is gelegen in in­dustrie­gebied;

-3,23 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+10,17 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+49,41 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+54,96 ton

39.1.3°

stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter;

-12.200 liter

39.2.1°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter;

38.345 liter

39.2.2°

stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter;

+11.134 liter

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

+17.800 kW

43.3.2°

het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer;

83,7 MW

43.4.

installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval.

+17,76 MW

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

7 februari 2019

Start 1e openbaar onderzoek

13 februari 2019

Einde 1e openbaar onderzoek

26 februari 2019 

Start 2e openbaar onderzoek

27 februari 2019

Einde 2e openbaar onderzoek

28 maart 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

29 maart 2019

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken. Het eerste openbaar onderzoek werd stopgezet op vraag van de vergunningverlenende overheid.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

13 februari 2019

26 februari 2019

0

0

0

0

27 februari 2019

28 maart 2019

0

0

0

0

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 5 maart 2019.
Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.