Terug
Gepubliceerd op 27/09/2019

2019_CBS_07741 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0031. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 27/09/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_07741 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0031. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_07741 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMWV-2019-0031. Scheldelaan 420. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

Externe adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

26 augustus 2019

17 september 2019

gunstig


Toetsing voorschriften

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn. De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen. Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten. 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Hansadok, het Kanaaldok B1 en de Boudewijnsluis – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan en de Kruisschansweg aan de westzijde van het goed zijn bestemd als Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten zuiden van het goed en ten westen van de Scheldelaan lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

De aanvraag betreft een verzoek tot ambtshalve bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Conform de Europese Richtlijn 2010/75/EU van 24 november 2010 inzake industriële emissies en volgens artikel 1.4.1.1 van titel II van het VLAREM moet een evaluatie van een GPBV-installatie worden uitgevoerd binnen twee jaar na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de door de Europese Commissie aangenomen nieuwe of bijgewerkte BBT-conclusies betreffende de hoofdactiviteit van de GPBV-installatie. Bij een evaluatie van een GPBV-installatie wordt nagegaan of de vergunningsvoorwaarden moeten worden bijgesteld. 

Het voorwerp van het verzoek tot bijstelling betreft volgende GPBV-installaties van Lanxess:

- Productie van:

- 200.000 ton cyclohexanon per jaar (7.11.1.b - 7.12.1.a);
- 10.000 ton cyclohexanol per jaar (7.11.1.b - 7.12.1.a);
- 160.000 ton cyclohexanol/cyclohexanon (90/10) per jaar (7.11.1.b - 7.12.1.a);
- 257.000 ton caprolactam per jaar of 750 ton per dag met toelating tot de emissie van CO2 (7.11.1.d - 7.12.1.a – 7.13.3);
- 110.000 ton polyamide-6-granulaat per jaar met een geïnstalleerd vermogen van 3.622 MW (7.11.1.h - 7.12.1.a – 23.1.1.c);
- zwaveldioxide (SO2), zwavelzuur (H2SO4) en oleum met een productiecapaciteit van 25.552 Nm³ per uur als jaargemiddelde of 800.000 ton per jaar, uitgedrukt als SO3 (7.11.2.b – 16.1.b.3 - 7.12.1.c);
- 1.190.000 ton ammoniumsulfaat per jaar met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 3.570 kW (7.11.3 - 7.12.1.b – 28.1.b.2);

- het lozen van afvalwater na een afvalwaterzuiveringsinstallatie in oppervlaktewater met een maximum debiet van 773 m³ per uur, 18.552 m³ per dag en 6.771.480 m³ per jaar (3.6.3.3 – 3.6.6 – 3.6.7);
- stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 220,374 MW (43.1.3– 43.3.2):
- twee zwavelbranders van 44 MW en 40 MW;
- twee opstartbranders van 2,3 MW en 5 MW;
- branders droogovens van 1,6 MW;
- dehydrogenatieovens anon van 13,2 MW;
- RTO van 0,7 MW;
- verwarmingsinstallatie van 2,374 MW;
- stoomketels van 67,2 MW en 44 MW.

De BREF-studies ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ (LVOC) en ‘Large Combustion Plants’ (LCP) zijn van toepassing op de bovenstaande GPBV-installaties. De BBT-conclusies van deze BREF-studies werden op respectievelijk 7 december 2017 en 17 augustus 2017 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Tevens is de horizontale BREF-studie (Common Waste Water and Waste Gas, CWW) van toepassing. De POVC (provinciale omgevingsvergunningscommissie) is belast met het uitvoeren van de evaluaties om na te gaan of de huidige vergunningsvoorwaarden voldoen aan de vereisten van de BREF-studies, meer bepaald aan de daarin opgenomen BBT-conclusies. In zitting van 16 juli 2019 voerde de POVC deze evaluatie uit en oordeelde men dat een bijstelling van de vergunningsvoorwaarden noodzakelijk is. De POVC diende een verzoek tot bijstelling in bij de provincie, waarvoor het college nu om advies wordt gevraagd. 

De stoomketels 1 en 2 (samen 62,7 MW) werken op aardgas, bedrijfswaterstofgas en HO-brandstof (de beiden laatste betreffen bijproducten van het anonbedrijf) en hebben samen één emissiepunt. In de huidige vergunning van Lanxess is momenteel volgende bijzondere voorwaarde opgenomen met betrekking tot de SO2-emissie van deze ketels: ‘De emissiegrenswaarde voor SO2 bij de verbranding van 100% HO-brandstof in de stoomketels 1 en 2 (2x 33,6 MW) bedraagt 50 mg/Nm³. Deze emissiegrenswaarde wordt tevens in beschouwing genomen bij de berekening van de emissiegrenswaarden bij stook met gemengde brandstoffen overeenkomstig artikel 5.43.2.1.1 §3 van Vlarem II.’. In het POVC-verslag wordt opgemerkt dat er een foutieve verwijzing naar titel II van het VLAREM werd opgenomen in deze bijzondere voorwaarde. Men stelt voor om de verwijzing te corrigeren naar artikel 5.43.3.16. 

Conform de BBT-conclusies van de BREF CLP zal in titel III van het VLAREM een emissiegrenswaarde van 12 mg/Nm³ (TOC) worden opgenomen voor de emissie van vluchtige organische stoffen naar de lucht afkomstig van de verbranding van 100 % procesbrandstoffen uit de chemische industrie. Aangezien in stoomketels 1 en 2 naast bedrijfswaterstof en HO-brandstof ook aardgas wordt verbrand en hoofdstuk 5.43 geen emissiegrenswaarden bevat voor totaal organische stoffen voor de verbranding van gasvormige en vloeibare brandstoffen in ketels, stelt de POVC voor om voor stoomketels 1 en 2 een emissiegrenswaarde van 12 mg/Nm³ TOC op te leggen voor alle brandstoffen samen. 

Artikel 3.9.3.2 van titel III van het VLAREM stelt dat in de omgevingsvergunning, na een eerste karakterisering, een frequentie moet bepaald worden voor de meting van de toxiciteit van het afvalwater. Lanxess heeft dergelijke eerste karakterisering nog niet uitgevoerd. In de BBT-conclusies van de BREF CWW wordt gesteld dat de ecotoxiciteitsbepalingen gebeuren met behulp van onder meer zoetwaterorganismen. Aangezien Lanxess loost in brak water zijn deze niet relevant. De POVC stelt dan ook voor om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat voor de toxiciteitstesten gebruik wordt gemaakt van alg Phaeodactylum capricornutum, watervlo Artemia en vis Danio rerio in 50 % afvalwater of tarbot. De POVC stelt voor om de bepalingen nog aan te vullen met: ‘Bij een acute toxiciteit van > 50% effect in onverdund afvalwater, wordt een onderzoek gevoerd naar de mogelijke oorzaken van de toxiciteit en wordt een ecotoxiciteitsreductievoorstel (aan de bron, op deelstroomniveau of end-of-pipe) opgemaakt. De resultaten van de eerste karakterisering en van eventueel aanvullend onderzoek met een plan van aanpak voor eventuele verdere monitoring en uit te voeren maatregelen worden uiterlijk op 7 december 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be) die ze ter evaluatie overmaakt aan de VMM en de AGOP-Milieu Antwerpen en ter informatie aan de afdeling Handhaving Antwerpen.’. 

Tenslotte stelde de POVC voor om de eerder opgelegde bijzondere voorwaarde met betrekking tot de ammoniaktank te schrappen aangezien deze tank niet werd gerealiseerd. Het betreft volgende voorwaarde: ‘De energiebesparende maatregelen 'frequentieregeling van de compressoren en optimalisatie van de delta t° in de condensor & economiser' en isolatiedikte van de tank, zoals voorgesteld in de energiestudie 'Energiestudie voor Lanxess nv Lillo: Installatie en bouw van een nieuwe ammoniakopslagtank', uitgevoerd door G. Goossens op 10 maart 2015, maken het voorwerp uit van een aanvullende detailstudie om, gelet op de in de energiestudie aangehaalde randvoorwaarden, zicht te krijgen op de praktische haalbaarheid, en een meer gedetailleerde evaluatie te maken van de investeringen en haalbare energiebesparing. Deze studie moet voor de start van de bouw van de tank door het VEA goedgekeurd zijn en dient per mail te worden gestuurd naar dossiers.milieuvergunningen@provincieantwerpen.be of in 4 exemplaren overgemaakt te worden aan de vergunningverlenende overheid die ze ter informatie bezorgd aan de AMV.’.

Advies van het college

Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt gunstig advies gegeven om de gevraagde bijstelling te verlenen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

13 augustus 2019

Start openbaar onderzoek

23 augustus 2019

Einde openbaar onderzoek

21 september 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

1 oktober 2019

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

23 augustus 2019

21 september 2019

0

0

0

0

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.

Projectnummer:

OMWV-2019-0031

Gegevens van de aanvrager:

Provinciale Omgevingsvergunningscommissie

Gegevens van de exploitant:

Lanxess

Ligging van het project:

Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 16, sectie F nrs. 241G2, 241K2, 241N2, afdeling 16, sectie D
nrs. 81/2A, 81/2B, 81/2D, 81/2E, 81/2L, 
81/2N, 81/2V, 82/2C, 82/2D, 85C,
afdeling 16, sectie F, nrs. 234D2, 234E2, 234G2, 234H2, 234L2

Inrichtingsnummer:

20180109-0004

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Bijstelling van de voorwaarden naar aanleiding van evaluatie

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

De inrichting betreft een vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund of vergund geacht bedrijf.

Voorgeschiedenis milieu

Op 31 maart 2016 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 31 maart 2036. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

Inhoud van de aanvraag

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van het chemisch bedrijf, naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studies ‘Large Volume Organic Chemical Industry’ en ‘Large Combustion Plants’.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek tot bijstelling.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.