Terug
Gepubliceerd op 01/07/2019

2019_CBS_05300 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019052024. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 28/06/2019 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Tom Meeuws, schepen; Fons Duchateau, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Ludo Van Campenhout, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_05300 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019052024. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring 2019_CBS_05300 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2019052024. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2019052024

Gegevens van de aanvrager:

Indaver nv met als contactadres Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen (België)

Gegevens van de exploitant:

Indaver nv met als contactadres Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen (België)

Ligging van het project:

Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie D nr. 80B

Inrichtingsnummer:

20180618-0076 (Indaver nv)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen. Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Exploitatie van een afvalverwerkingsinrichting. Het bouwen van een nieuwe installatie (demoplant P2C)

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

-          Op 21 maart 2014 verleende het college stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/B20142) voor de uitbreiding van opslaghal RMA, bijkomende opslagboxen voor opslag verpakte gevaarlijke afvalstoffen en een nieuwe buitenopslaglocatie voor bulkopslag, gelegen Poldervlietweg 5, Antwerpen.


Inhoud van de aanvraag

-          Het slopen van een loods en uitbreken van verhardingen;

-          Het bouwen van een industriële installatie;

-          Het aanleggen van verhardingen.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een demoplant ‘Plastics-to-Chemicals’.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.2.5.e)3°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

160 ton

2.3.4.2.d)

opslag en verbranding of meeverbranding, al dan niet als experiment, met of zonder energiewinning en met of zonder terugwinning van stoffen van: opslag en meeverbranding van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen;

100.000 liter

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

282.000 liter

12.1.1.2°a)

Inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 800 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

3.125 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

625 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2.000 kVA

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

15 kW

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter;

4.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

958,85 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton;

 

38 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

456 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

494 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

629 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

530 ton

31.1.2°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

2.500 kW

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld.

6.300 m³/jaar

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

 17 mei 2019

19 juni 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie

16 mei 2019

29 mei 2019

 

Toetsing voorschriften

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage. Het gebied is bestemd voor regionale bedrijven met afvalverwerkende en recyclerende activiteiten.

Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten:

- verwerking en bewerking van mest of slib;

- grondopslag en grondbewerking en –verwerking.

Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling zijn toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage en – voor de R2 in het noorden - Gebied voor Verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel hieraan loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding en Verbinding voor fietsers. Op circa 185 m ten oosten van de aanvraag bevindt zicht de afbakeningslijn van het Zeehavengebied Antwerpen. Parallel binnen de afbakeningslijn bevindt zich een overdruk met als aanduiding Bouwvrije strook. Buiten de afbakeningslijn, maar volgens het GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen is de bestemming Natuurgebied met overdruk Grote Eenheid Natuur van toepassing. Hierover kruisen dwars de overdrukken Leidingenstraat en Hoogspanningsleiding.

Ten westen van de aanvraag bevindt zich het Gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter bevindt zich tevens het GRUP Liefkenshoekspoortunnel, goedgekeurd op 9 mei 2008 door de Vlaamse regering. Volgens dit ruimtelijk uitvoeringsplan ligt het goed in een Gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter bevindt zich tevens het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet-Lillo-Liefkenshoek, goedgekeurd op 1 juli 2016 door de Vlaamse regering. Volgens dit ruimtelijk uitvoeringsplan bevinden zich hier twee overdrukken met als aanduiding Hoogspanningsleiding en Gebied met overdruk gebruikersbeperkingen.

 

Ten oosten van de aanvraag is het gewestplan Antwerpen van toepassing met als bestemming Bestaande hoofdverkeerswegen en Bufferzones.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De verordening hemelwater is van toepassing op de aanvraag voor wat betreft het aspect infiltratie. De twee nieuwe gebouwen worden voorzien van een groendak waardoor er geen hemelwaterput geplaatst moet worden.

Er werd echter een afwijking op het aspect infiltratie aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.

De aanvrager wenst af te wijken met als motivatie o.m. de hoge grondwaterstand, de beperkte infiltratiecapaciteit en, de specificiteit van de bedrijfsvoering, met name verwerking van gevaarlijk afval.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd.

Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen buiten woon- en recreatiefgebied met een oppervlakte boven 3000 m² (ca. 8664 m²), de aanvrager is niet publiekrechtelijk met een ingreep in de bodem groter dan 5000 m² (5488 m²). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht. De bijgevoegde archeologienota werd door het agentschap Onroerend Erfgoed bekrachtigd op 28/01/2019. Het bijhorende programma van maatregelen geeft het terrein vrij. Niettemin verzoekt de stadsdienst Stadsontwikkeling/Onroerende erfgoed/ Archeologie dat de bouwheer werfcontroles door stadsarcheologen toelaat en wijst deze dienst er tevens op dat de bouwheer verplicht is om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

Centraal op het terrein van een afvalverwerkend bedrijf, wordt een nieuwe installatie gebouwd die plastiekafval zal verwerken naar zijn basisproducten. Het betreft een demo-installatie (die de naam Plastics-to-chemicals gekregen heeft) waarbij de verwerkingscapaciteit beperkt blijft. De installatie wordt ingeplant op een blokveld dat reeds (semi)verhard is en dat gebruikt wordt voor opslagactiviteiten. Deze activiteiten zullen verplaatst worden naar elders op de site. De nieuwe installatie bestaat uit:

-       Een controlekamer: dit gebouw heeft een oppervlakte van 235 m² en zal een controlepaneel, refter, sanitair, bureau en technische ruimtes onderbrengen. De hoogte bedraagt circa 6 meter;

-        Een brandlokaal: dit gebouw heeft een oppervlakte van 15 m², een hoogte van 4 meter en zal gebruikt worden voor de brandweervoorzieningen van de installatie.

-        De demo-installatie zelf: deze zal bestaan uit verschillende onderdelen zoals silo’s, reactor, tanks,… De maximale hoogte bedraagt circa 18 meter.

Rondom de verschillende onderdelen wordt asfaltverharding aangelegd. De inkuipingen en de ondergrond onder de installatieonderdelen zullen bestaan uit polybeton.

Om de werken te kunnen uitvoeren, dient een loods met een oppervlakte van circa 220 m² gesloopt en de grind- en betonverharding uitgebroken te worden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De controlekamer wordt opgebouwd uit betonnen elementen en bekleed met geprofileerde staalplaat. Het schrijnwerk bestaat uit grijs aluminium.

Het brandlokaal wordt opgebouwd uit snelbouwsteen bekleed met een rode gevelsteen. Het stalen schrijnwerk heeft een rode kleur.

De onderdelen van de demo-installatie bestaan uit staal.

Dit betreft aanvaardbare gevel- en constructiematerialen in deze industriële omgeving.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Indaver nv wenst een demoplant ‘Plastics-to-Chemicals’ in gebruik te nemen waarbij uit plasticafval volgende bruikbare fracties worden geproduceerd:

- nafta (kookpunt < 210 °C en kookpunt 210-370 °C): recupereerbaar in de petrochemie;

- paraffinewas: bruikbaar als smeermiddel of voor productie van kaarsen;

- styreen: bruikbaar in petrochemie (productie van polystyreen).

 

Het project beoogt de verwerking van plastic dat enerzijds bestaat uit plasticafval bestemd voor energierecuperatie en anderzijds uit plasticafval dat onvoldoende kwaliteit heeft om met mechanische recyclage terug materiaal te produceren dat zonder kwaliteitsverlies terug in de kringloop kan worden gebracht. De plastics die in aanmerking komen voor het proces zijn polyolefines zoals polyethyleen, polypropyleen en polystyreen.

 

De demoplant Plastics-to-Chemicals wordt aangevraagd als een aparte ingedeelde inrichting of activiteit die los staat van de andere activiteiten op de site van Indaver. Bijgevolg is de provincie Antwerpen de vergunningverlenende overheid en niet de Vlaamse Regering.

 

Het plastic wordt aangevoerd als granulaten. Deze worden opgeslagen in vier silo’s van 40 ton elk. Via pneumatisch transport worden de granulaten naar een extruder getransporteerd waar door wrijving van de schroef het plastic vloeibaar wordt gemaakt waarna het plastic in de pyrolysereactor terecht komt. In de reactor wordt het vloeibaar plastic verder opgewarmd en ontbonden in kleinere fracties. De gevormde gassen worden naar een wastrap en mengcondenser gevoerd, de vloeibare fracties worden gedistilleerd. De stromen kunnen eventueel nog verder worden gezuiverd door hydrogenatie door middel van waterstofgas en/of oliescheiding.

 

Het proces is gebaseerd op een pyrolyseproces waarbij plasticpolymeren zonder zuurstof verhit worden tot circa 500 °C waardoor de polymeren in stukken breken. De zeer lichte componenten zijn gasvormig. Dit gas zal ingezet worden als energiebron voor de pyrolysereactor. De lichtere vloeibare moleculen worden gezuiverd om extern ingezet te worden in naftakrakers voor de productie van ethyleen en propyleen waarmee dan nieuwe polymeren kunnen gemaakt worden. De zwaardere vloeistoffen en vaste stoffen worden gezuiverd om extern als smeermiddel en wax toegepast te worden.

 

Door de pyrolyse wordt de polymeermatrix van het plastic verstoord zodat er toegang is tot elke vorm van stoorstoffen op moleculair niveau en deze verwijderd kunnen worden. Stoorstoffen zijn chemische producten die toegevoegd worden aan het polymeer zoals bv. kleurstoffen, brandvertragers, restvloeistoffen of lijm.

 

Men beoogt een productie van 2 ton/uur bruikbare producten (48 ton/dag, 15.000 ton/jaar).

 

Uit het pyrolyseproces komen restgassen voort die gebruikt worden voor energieopwekking (elektriciteit en warmte) voor het proces door middel van een gasmotor met een elektrisch vermogen van 3.125 kVA en een thermisch ingangsvermogen van 2.500 kW. De restgassen worden opgeslagen in een tank van 100.000 liter. Er worden twee transformatoren voorzien van 625 kVA en 2.000 kVA.

 

Waterstof wordt opgeslagen in een bovengrondse houder van 4.000 liter. De opslag van 282.000 liter waxen wordt voorzien (indelingsrubriek 6.4.2) in zes enkelwandige houders. Voor de gevaarlijke vloeistoffen worden indelingsrubrieken 17.3.2.1.2.2 (38 ton), 17.3.2.2.3.b (456 ton), 17.3.6.3.a (494 ton), 17.3.7.3 (629 ton) en 17.3.8.3 (530 ton) aangevraagd.

 

De producttanks zijn enkelwandig tanks die in twee inkuipingen van 330 m³ en 248 m³ geplaatst zullen worden. De inkuiping bestaat uit een vloeistofdichte polybeton en wordt aangesloten op een eigen gesloten vloeistofdichte chemische riolering. De procestanks zijn dubbelwandige houders die op een vloeistofdichte polybeton zullen geplaatst worden. Het terreingedeelte waar installatieonderdelen of tanks geplaatst worden, zal verhard worden met een vloeistofdichte polybeton en afvloeien naar een chemische riolering. Gebruikt bluswater komt via de chemische rioleringssystemen in opvangputten terecht, waarin tevens spills, gecontamineerd hemelwater en afvalwaters van reinigingswerkzaamheden verzameld worden. Het terreingedeelte waar geen installatieonderdelen voorzien worden, bestaat uit een vloeistofdichte ondergrond van asfalt die wordt aangesloten op de interne riolering van de site.

 

In functie van de bouwwerken van de inkuiping van het tankenpark wordt een bemaling aangevraagd voor een duur van 10 weken. Er zal circa 6.300 m³/jaar bemaald worden. Het opgepompte bemalingswater zal via de interne riolering naar de bestaande waterzuivering gevoerd worden.

 

De demoplant zal continu in werking zijn. Er zullen per dag een achttal transporten plaatsvinden voor de aanvoer van plastic granulaten, één transport voor de aanvoer van waterstof en een viertal transporten voor de afvoer van producten. Het aan-en afvoeren zal gebeuren tijdens de openingsuren van de site.

In het dossier wordt gesteld dat de bijkomende transporten gering blijven ten opzichte van het huidige aantal transporten op de site (120-tal). Het bedrijf is vlot bereikbaar via de A12.

 

De voornaamste geluidsbronnen op de site zijn de gasmotor en een aantal kleinere motoren die de installatie en pompen aandrijven. Er zullen omkastingen en dempers geplaatst worden ter beperking van geluid en trillingen.

 

De plastic granulaten worden opgeslagen in silo’s en pneumatisch overgebracht naar de extruder. Dergelijke plastic granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn plastic granulaten te vinden. In het aanvraagdossier wordt gesteld dat de verharding waarop de opslagsilo’s staan wordt aangesloten op de interne riolering van de site en voorzien van een pelletvanger (granulaatafscheider). De granulaatafscheider dient geschikt te zijn voor het type granulaten dat op de site behandeld wordt en gedimensioneerd te zijn in functie van het afwateringsdebiet. De granulaatafscheider dient regelmatig geïnspecteerd en gereinigd te worden ten einde de goede werking te waarborgen. Gelet ook op het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 19 juni 2019, is het aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarden.

De silo’s voor de granulaten staan opgesteld op enkele meters van betondallen en een kiezelverharding. Er dienen maatregelen genomen te worden om verspreiding van granulaten naar deze betondallen en kiezelverharding te voorkomen (bv. opstaande rand). Verder is het ook van belang dat er trainings- en sensibiliseringscampagnes voor de werknemers worden opgezet om spills van granulaten te vermijden en adequaat te beheersen. Het is aangewezen om dit eveneens op te leggen als bijzondere voorwaarden.

 

De demoplant is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR) opgesteld door een erkend VR-deskundige. In het OVR komen zowel de demoplant als de bestaande site aan bod. Voor wat het plaatsgebonden risico betreft, wordt in het OVR gesteld dat de 10-5-isorisicocontour de terreingrens niet overschrijd, de 10-6-isorisicocontour niet reikt tot aan gebieden met woonfunctie of zonevreemde woningen en de 10-7-isorisicocontour geen kwetsbare locaties omvat. Met betrekking tot het groepsrisico wordt gesteld dat de groepsrisicocurve zich onder de grenswaardelijn situeert. Verder wordt er in het OVR besloten dat er geen significante impact op het externe risicobeeld van Indaver ten gevolge van domino-effecten verwacht wordt.


Opgemerkt wordt dat de aanvraag werd ingediend op naam van Stan Robijns in plaats van op naam van de rechtspersoon Indaver nv.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-  de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

-  de bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht
   (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.2.5.e)3°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

160 ton

2.3.4.2.d)

opslag en verbranding of meeverbranding, al dan niet als experiment, met of zonder energiewinning en met of zonder terugwinning van stoffen van: opslag en meeverbranding van andere niet-gevaarlijke afvalstoffen;

100.000 liter

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

282.000 liter

12.1.1.2°a)

Inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch vermogen van meer dan 800 kVA tot en met 10.000 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

3.125 kVA

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

625 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2.000 kVA

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

15 kW

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van meer dan 3.000 liter tot en met 10.000 liter;

4.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 6, delen 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel als vermeld in noot 4 bij bijlage 6, deel 1 en deel 2;

958,85 ton

17.3.2.1.2.2°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt ≤ 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton;

 

38 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

456 ton

17.3.6.3°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering, gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

494 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

629 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

530 ton

31.1.2°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

2.500 kW

53.2.2°a)

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld.

6.300 m³/jaar

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de granulaatfilter dient geschikt te zijn voor het type granulaten dat op de site behandeld wordt en gedimensioneerd te zijn in functie van het afwateringsdebiet;

2.

de granulaatfilter dient regelmatig geïnspecteerd en gereinigd te worden ten einde de goede werking te waarborgen;

3.

er worden trainings- en sensibiliseringscampagnes voor de werknemers opgezet om spills van granulaten te vermijden en adequaat te beheersen.

4.

er dienen maatregelen genomen te worden om verspreiding van granulaten naar de betondallen en kiezelverharding nabij de opslagsilo’s te voorkomen (bv. opstaande rand).

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

14 mei 2019

Start openbaar onderzoek

23 mei 2019

Einde openbaar onderzoek

21 juni 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

3 juli 2019

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

23 mei 2019

21 juni 2019

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 7 juni 2019. Het verslag hiervan werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden:

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- de bouwheer laat werfcontroles toe door stadsarcheologen;

- de bouwheer is verplicht om eventuele vondsten en restanten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat het archeologische waarde heeft, te melden onder de vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.1.4).

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

  1. de granulaatafscheider dient geschikt te zijn voor het type granulaten dat op de site behandeld wordt en gedimensioneerd te zijn in functie van het afwateringsdebiet;
  2. de granulaatafscheider dient regelmatig geïnspecteerd en gereinigd te worden ten einde de goede werking te waarborgen;
  3. er dienen maatregelen genomen te worden om verspreiding van granulaten naar de betondallen en kiezelverharding nabij de opslagsilo’s te voorkomen (bv. opstaande rand);
  4. er worden trainings- en sensibiliseringscampagnes voor de werknemers opgezet om spills van granulaten te vermijden en adequaat te beheersen.


Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:

Dienst Taak
SW/V Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.