Terug
Gepubliceerd op 07/01/2020

2020_CBS_00039 - Omgevingsvergunning - OMV_2018059410. Kruisweg 4. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
ma 06/01/2020 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_00039 - Omgevingsvergunning - OMV_2018059410. Kruisweg 4. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_00039 - Omgevingsvergunning - OMV_2018059410. Kruisweg 4. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2018059410

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV NOVA NATIE met als adres Haminastraat 4 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Kruisweg 4 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie B nr. 162T2

Inrichtingsnummer:

20170902-0004 (Nova Natie - Odin, Freyja & Baldur)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

Voorwerp van de aanvraag:

Een uitbreiding en wijziging van een op- en overslagbedrijf

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis:

-        Het college verleende op 23 oktober 1996 een stedenbouwkundige vergunning (met referentienummer AN5/96/B/0897/96484) voor het bouwen van een magazijn, fase II en III, met bureaucomplex;

-        Het college verleende op 21 augustus 1997 een stedenbouwkundige vergunning (met referentienummer HV/1997/DROV/AN5/97/B/0126 – 1997601) voor het bouwen van een havenmagazijn – watertank en technisch gebouw;

-        Het college verleende op 30 september 1999 een stedenbouwkundige vergunning (met referentienummer HV/1999/B/0081 – 19991894) voor het bouwen van een magazijn met laadkade;

-        Het college verleende op 21 januari 2011 een stedenbouwkundige vergunning (met referentienummer HVN/B//20106835) voor het renoveren van bureelgebouw ‘Odin’. Deze vergunning lijkt niet (geheel) uitgevoerd en is in dat geval ondertussen vervallen.

 

Voorgeschiedenis milieu:

Op 15 december 2016 werd door de deputatie een milieuvergunning uitgereikt aan XPO Supply Chain Antwerp Belgium met als referentie MLAV1/2016-0097 met als eindtermijn 15 december 2036. In 2018 heeft Nova Natie deze vergunning overgenomen.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat in hoofdzaak een uitbreiding van de opslag.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2.a

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van ander huishoudelijk afvalwater dan huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar: als het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld: het lozingspunt ligt in een centraal gebied of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied of buiten het zoneringsplan;

niet langer van toepassing

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750 m³/jaar

4.5.

opslagplaatsen voor meer dan 10 ton bedekkingsmiddelen met uitzondering van deze bedoeld in rubrieken 17 en 48;

20.000 ton

5.3.2°

opslagplaatsen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, voor pesticiden van meer dan 2 ton;

20.000 ton

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

154,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

-30 voertuigen

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+21,20 kW

16.4.1

inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van de inrichtingen, vermeld in rubriek 16.9, met: gevaarlijke gassen, op basis van de etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 of GHS06;

niet langer van toepassing

17.1.2.2.2

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs, uitgezonderd de opslagplaatsen van drukvaten die deel uitmaken van compressoren, en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit, is wel ingedeeld), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 3000 liter tot en met 10.000 liter;

niet langer van toepassing

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

10,75 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°b)

opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 200 m³ tot en met 1.600 m³;

+400 m³ in openlucht

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

+400 m³ in een lokaal

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20.000 ton

22.2.

opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20.000 ton

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

+19.985 ton in een lokaal

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

1.000 ton in openlucht

26.2.

opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton;

20.000 ton

28.1.f.1

kunstmest: andere opslagplaatsen van kunstmest dan de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton;

niet langer van toepassing

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

512,50 kW

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

+19.950 ton in een lokaal

34.3.

opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48;

+19.980 ton

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

20.000 ton in een lokaal

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

+25.849 ton

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

20.000 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

+19.000 ton

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

20.000 ton

48.1.1.1.a

opslagplaatsen voor IMDG-goederen, waarbij gevaarlijke producten: in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 2, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2;

niet langer van toepassing

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

20.000 ton

 

CLP-tabel

 

product

hoeveelheid

opslagwijze

17.3.2.1.1.1.b (kg)

17.4 (kg)

dieselolie

4.165

bovengrondse, dubbelwandige opslagtank

x

 

stookolie

4.082

bovengrondse, dubbelwandige opslagtank

x

 

onderhoudsproducten

5.000

verplaatsbare recipiënten

 

x

Totaal

 

 

8.247

5.000

 

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap Zorg en Gezondheid

2 oktober 2019

14 oktober 2019

Geen advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

2 oktober 2019

20 december 2019

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen - milieu

2 oktober 2019

15 november 2019

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De wegenis net ten noorden (Kruisweg) en ten zuiden (Tijsmanstunnel) van het goed heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met Kruisweg loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en -voor de omliggende wegenis- Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten oosten loopt een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten zuiden lopen overdrukken met als aanduiding Hoogspanningsleiding en Leidingstraat. In diezelfde omgeving bevindt zich de bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Liefkenshoekspoortunnel van toepassing, goedgekeurd op 9 mei 2008 door de Vlaamse regering. Volgens dit GRUP ligt de aanvraag op circa 20 meter ten zuiden van de overdruk Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en op circa 455 meter van de bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing. Volgens dit GRUP ligt de aanvraag op circa 120 meter ten noorden van de overdrukken Hoogspanningsleiding en Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Toegankelijkheid: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag aangezien deze enkel IIOA betreft.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Het voorwerp van de aanvraag betreft een uitbreiding en wijziging van een op- en overslag bedrijf. De inrichting is stedenbouwkundig hoofdzakelijk vergund. Er lijken geen stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met het beoogde project.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Nova Natie is een op- en overslagbedrijf dat logistieke diensten verleent in de haven van Antwerpen. De vestiging aan de Kruisweg betreft opslagplaatsen voor diverse goederen, waarbij de activiteit bestaat uit het laden, lossen, meten, wegen en stapelen van goederen met als doel deze te sorteren per bestemming voor het verder vervoer per vrachtwagen of per schip. De site omvat drie magazijnen: Odin, Freyja en Baldur.

 

Nova Natie aan de Kruisweg was oorspronkelijk een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste klasse door een tankplaats voor de bevoorrading van LPG. Deze installatie werd ondertussen verwijderd en wordt in deze aanvraag ook geschrapt uit de vergunning. Hierdoor wordt het bedrijf klasse 2 en is bijgevolg het college bevoegd.

 

Het bedrijf vraagt een individuele behandeling van afvalwater (IBA) aan voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater met een debiet van 750 m³/jaar. Er wordt geen bedrijfsafvalwater op de site gegenereerd.

Tijdens het plaatsbezoek van 21 oktober 2019 werd ons bevestigd dat deze installatie nog niet geplaatst werd. Het is aangewezen om op te leggen als bijzondere milieuvoorwaarde dat een IBA geplaatst moet worden of het huishoudelijk afvalwater moet worden opgevangen en afgevoerd.

 

Er wordt een garage aangevraagd met een inpandige tankpiste met bijhorende opslagtank voor 4.165 kg diesel. Verder wordt in de garage een laadstation voorzien voor zes elektrische heftrucks (14,2 kW), een stalplaats voor al de heftrucks (18 stuks) en een stookinstallatie met bijhorende stookolietank van 4.082 kg. In dit gebouw was al een hoogspanningscabine aanwezig met een transformator van 630 kVA, deze blijft behouden.

De vaste houder is bovengronds en dubbelwandig uitgevoerd en is onderworpen aan de nodige keuringen. Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.

 

Met deze aanvraag wenst het bedrijf de opslag van diverse goederen te laten vergunnen voor een maximale hoeveelheid van 20.000 ton per indelingsrubriek:

-          bedekkingsmiddelen (rubriek 4.5);

-          pesticiden (rubriek 5.3.2);

-          kleurstoffen en pigmenten (rubriek 21.3);

-          cosmetische stoffen (rubriek 22.2);

-          lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine (rubriek 26.2);

-          rubber (rubriek 36.4.1);

-          textiel en textielwaren (rubriek 41.5);

-          melkpoeder (rubriek 45.18.2.a);

-          strooizout (rubriek 50).

 

Verder wenst het bedrijf volgende vergunde opslagrubrieken uit te breiden:

-          een uitbreiding van de opslag van papier en karton in een lokaal van 50 ton tot een totaal van 20.000 ton (rubriek 33.4.1.c);

-          een uitbreiding van de opslag van reinigingsmiddelen van 20 ton tot een totaal van 20.000 ton (rubriek 34.3);

-          een uitbreiding van de opslag van tabak van8.900 ton tot een totaal van 34.749 ton (rubriek 40.2);

-          een uitbreiding van de opslag van voedingsadditieven van 1.000 ton tot een totaal van 20.000 ton (rubriek 45.4.e.2);

-          een uitbreiding van de opslag van hout in openlucht van 400 m³ tot een totaal van 1.000 m³ (rubriek 19.6.1.b);

-          een uitbreiding van de opslag van hout in een lokaal van 400 m³ tot een totaal van 600 m³ (rubriek 19.6.1.c).

 

Voor de meeste goederen bedraagt de maximale opslagcapaciteit in de drie magazijnen 20.000 ton. Om de nodige flexibiliteit te hebben wenst de exploitant voor tal van goederen deze maximale opslagcapaciteit te laten vergunnen.

 

Tijdens het plaatsbezoek bleek dat er momenteel alleen tabak wordt opgeslagen op de site. Voor de opslag van tabak gelden geen specifieke sectorale voorwaarden. In de sectorale milieuvoorwaarden van andere opslagrubrieken staan diverse bepalingen waaraan voldaan moet worden alvorens deze activiteit mag worden uitgevoerd. Het gaat onder meer over verplichtingen naar pictogrammen, instructies naar de werknemers toe, inkuipingen en dergelijke. Het naleven van de voorwaarden is een verplichting van de exploitant, ongeacht of de magazijnen al dan niet worden onderverhuurd.

 

De exploitant heeft op 8 december 2019 een wijzigingsverzoek ingediend waarin enerzijds een aantal opslagrubrieken geschrapt worden en andere in opslagcapaciteit beperkt worden tot 10.000 ton. De brandweer had immers aan de exploitant aangegeven dat het bedrijf niet de nodige voorzieningen (bluswateropvang) heeft om, in functie van de type producten en aangevraagde hoeveelheden, het risico op waterverontreiniging bij brand te kunnen voorkomen. Het gaat meer bepaald om het volgende:

 

Te schrappen rubrieken

Aanvraag opslag beperken tot 10.000 ton

4.5 bedekkingsmiddelen

23.3.1.c kunststoffen

5.3.2 pesticiden

41.5 textielwaren

13.3 farmaceutische stoffen

45.4.e.2 voedingsadditieven

21.3 kleurstoffen

45.18.2.a melkpoeder

22.2 cosmetische stoffen

50 strooizout

28.1.f.1 kunstmest

 

26.2 lijmen

 

34.3 reinigingsmiddelen

 

36.4.1 rubber

 

48.1.1.2 doorvoeropslag IMDG

 

 

Nova Natie wenst de opslag van kunststoffen in een lokaal uit te breiden van 15 ton tot een totaal van 10.000 ton (rubriek 23.3.1.c). Tevens wordt de opslag van 1.000 ton kunststoffen in open lucht aangevraagd (rubriek 23.3.1.d). Het kan gaan over voorwerpen uit kunststof maar tevens over pellets (granulaten) of poeders.

Dergelijke granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn plastic granulaten te vinden. Op 12 november 2019 adviseerde het Havenbedrijf Antwerpen voorwaardelijk gunstig op voorliggende aanvraag. De voorgestelde voorwaarden omvatten maatregelen om ervoor te zorgen dat de verspreiding van kunststofgranulaten of -poeders in het milieu maximaal vermeden wordt. Verder is de opmaak van een rapport vereist waarin dieper wordt ingegaan op de op- en overslag van pellets en de set van maatregelen om emissies naar de omgeving te vermijden.

 

Het is dus aangewezen om voor de binnenopslag van kunststoffen, naar analogie met andere dossiers, als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het bedrijf, vooraleer de opslag van kunststoffen op de site plaatsvindt, een rapport (met vermelding van OMV2018059410) dient te bezorgen aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

- de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

- de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

- een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

- een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

- een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

- een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

- een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

 

Bijkomend dienen voor de buitenopslag van kunststoffen volgende voorwaarden nageleefd te worden:

- alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

- er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;

- de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid.

 

Aangezien het op- en overslaan van kunststofpoeders andere en nog meer verregaande maatregelen vereist dan de opslag van pellets, is het aangewezen om als bijzondere milieuvoorwaarde op te leggen dat er geen kunststofpoeders buiten mogen opgeslagen worden. Indien het bedrijf deze poeders in de toekomst toch buiten zou willen opslaan, kan hiervoor een nieuwe aanvraag ingediend worden waarin de verdere noodzakelijke bijkomende maatregelen om emissies naar de omgeving te voorkomen, worden uiteengezet.

 

Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:

-          een vermindering van het te stallen aantal bedrijfsvoertuigen tot een totaal van 85 voertuigen (rubriek 15.1.2);

-          een uitbreiding van het geïnstalleerde vermogen van de luchtcompressoren tot een totaal van 31,2 kW (16.3.1.1);

-          de opslag van 5.000 kg gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (rubriek 17.4);

-          dieselmotoren als aandrijving van de pompen van de automatische blusinstallaties met een totaal geïnstalleerd thermisch ingangsvermogen van 512,5 kW (rubriek 31.1.1.a) met twee bijhorende dieseltanks van 1.250 kg/stuk (rubriek 17.3.2.1.1.1.b).

 

De vaste houders in het pomplokaal zijn bovengronds en enkelwandig uitgevoerd en staan in een inkuiping. Het betreft oude tanks. Tijdens het plaatsbezoek werd het keuringsattest bezorgd van deze houders. Hieruit blijkt dat de houders niet conform de geldende wetgeving zijn. Er is immers geen conformiteitsattest (verklaring van conformiteit van de houder) opgesteld door de constructeur conform artikel 5.17.4.3.3§2 van VLAREM II. De exploitant beschikt evenmin over een afwijking hiervoor verleend door de Vlaams minister voor Omgeving. Conform artikel 4.1.7.2.§1 van het VLAREM II dient de afstand van de houders tot de rand van de inkuiping ook groter te zijn dan de helft van de hoogte van de tanks. Dit is niet het geval en is bovendien moeilijk realiseerbaar in het pomplokaal. Verder ontbreken ook nog een overvulbeveiliging en een identificatieplaatje met de nodige gegevens. Gelet op het ontbreken van een conformiteitsattest of een door de minister verleende afwijking hiervoor en de andere tekortkomingen worden deze beide opslagtanks uitgesloten van de vergunning.

 

Het Agentschap Zorg en Gezondheid werd om advies gevraagd maar heeft op 14 oktober 2019 laten weten dat ze geen advies geven.

 

Op 20 december 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/SVE/2019/H.00070.A4.0002). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem.De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden, met uitsluiting van twee dieseltanks van 1.250 kg/stuk horende bij de automatische blusinstallatie.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2.a

het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van ander huishoudelijk afvalwater dan huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar: als het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijke zoneringsplan definitief is vastgesteld: het lozingspunt ligt in een centraal gebied of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied of buiten het zoneringsplan;

te schrappen

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750 m³/jaar

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

154,20 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

-30 voertuigen

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

+21,20 kW

16.4.1

inrichtingen voor het niet-huishoudelijk vullen van verplaatsbare recipiënten en voor de bevoorrading van motorvoertuigen, met uitzondering van de inrichtingen, vermeld in rubriek 16.9, met: gevaarlijke gassen, op basis van de etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS02 of GHS06;

te schrappen

17.1.2.2.2

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs, uitgezonderd de opslagplaatsen van drukvaten die deel uitmaken van compressoren, en uitgezonderd buffervaten (reserve aan koelmiddel in een opslagtank waarvan de afnameleiding afgesloten is van het koelcircuit, is wel ingedeeld), met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 3000 liter tot en met 10.000 liter;

te schrappen

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.247 kg

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°b)

opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 200 m³ tot en met 1.600 m³;

+400 m³ in openlucht

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

+400 m³ in een lokaal

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

+9.985 ton in een lokaal

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

1.000 ton in openlucht

28.1.f.1

kunstmest: andere opslagplaatsen van kunstmest dan de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 17 en 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 100 ton;

te schrappen

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

512,5 kW

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

+19.950 ton in een lokaal

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

+25.849 ton

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

+10.000 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

+9.000 ton

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

10.000 ton

48.1.1.1.a

opslagplaatsen voor IMDG-goederen, waarbij gevaarlijke producten: in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 2, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2;

te schrappen

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

10.000 ton

 

Gecoördineerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750 m³/jaar

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

630 KVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

154,2 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

85 voertuigen

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

31,20 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.247 kg

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°b)

opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 200 m³ tot en met 1.600 m³;

1.000 m³ in openlucht

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

600 m³ in een lokaal

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

10.000 ton in een lokaal

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

1.000 ton in openlucht

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

512,5 kW

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

20.000 ton in een lokaal

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

34.749 ton

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

10.000 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

10.000 ton

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

10.000 ton

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 installatie

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

10.000 ton

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2018059410. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

2.

de opslag van kunststoffen binnen kan enkel vergund worden wanneer een rapport opgesteld wordt waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken te bevatten:

  • de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  • de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  • een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  • een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  • een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  • een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  • een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

3.

de buitenopslag van kunststoffen kan enkel vergund worden indien aan volgende maatregelen wordt voldaan:

  • alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);
  • er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;
  • de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;
  • een rapport zoals hierboven beschreven bij de opslag binnen.

4.

er mogen geen kunststofpoeders opgeslagen worden in openlucht.

 

Geadviseerde brandweervoorwaarden


De brandweervoorwaarden uit het advies met kenmerk BW/SVE/2019/H.00070.A4.0002 dienen strikt opgevolgd te worden.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

16 september 2019

Volledig- en ontvankelijk

1 oktober 2019

Start openbaar onderzoek

9 oktober 2019

Einde openbaar onderzoek

7 november 2019

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

14 januari 2020

Verslag GOA

23 december 2019

naam GOA

Bieke Geypens 

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

9 oktober 2019

7 november 2019

0

0

0

0


Wijzigingslus

De aanvrager heeft op 8 december 2019 een verzoek ingediend om zijn oorspronkelijke aanvraag te wijzigen.

Dit verzoek werd aanvaard, waardoor de wijzigingen mee beoordeeld worden.


Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning deels goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2018059410. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

2.

de opslag van kunststoffen binnen kan enkel vergund worden wanneer een rapport opgesteld wordt waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  • de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  • de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  • een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  • een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  • een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  • een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  • een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

3.

de buitenopslag van kunststoffen kan enkel vergund worden indien aan volgende maateregelen wordt voldaan:

  • alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);
  • er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;
  • de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;
  • een rapport zoals hierboven beschreven bij de opslag binnen.

4.

er mogen geen kunststofpoeders opgeslagen worden in openlucht.

 

Brandweervoorwaarden

De brandweervoorwaarden uit het advies met kenmerk BW/SVE/2019/H.00070.A4.0002 dienen strikt opgevolgd te worden.

Artikel 3

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren wat betreft volgende ingedeelde inrichting of activiteiten:

Rubriek Omschrijving Hoeveelheid
17.3.2.1.1.1.b opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; 2.500 kg

Artikel 4

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750 m³/jaar

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

630 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

154,2 kW

15.1.2°

het stallen van meer dan 25 voertuigen en aanhangwagens, andere dan personenwagens;

85 voertuigen

16.3.1.1°

inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen (samenpersen – ontspannen) - koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

31,20 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.247 kg

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°b)

opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer dan 200 m³ tot en met 1.600 m³;

1.000 m³ in openlucht

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

600 m³ in een lokaal

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

10.000 ton in een lokaal

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

1.000 ton in openlucht

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

512,5 kW

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

20.000 ton in een lokaal

40.2.

opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48;

34.749 ton

41.5.

opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton;

10.000 ton

45.4.e)2°

opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48, van meer dan 50 ton;

10.000 ton

45.18.2°a)

dierlijke bijproducten als vermeld in het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. Opslag en activiteiten van: categorie 3-materiaal;

10.000 ton

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen;

1 installatie

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton.

10.000,00 ton

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2018059410. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid;

2.

de opslag van kunststoffen binnen kan enkel vergund worden wanneer een rapport opgesteld wordt waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  • de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  • de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  • een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  • een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  • een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  • een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  • een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

3.

de buitenopslag van kunststoffen kan enkel vergund worden indien aan volgende maatregelen wordt voldaan:

  • alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);
  • er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;
  • de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;
  • een rapport zoals hierboven beschreven bij de opslag binnen.

4.

er mogen geen kunststofpoeders opgeslagen worden in openlucht.

 

Artikel 5

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 6 januari 2020 en eindigt op 15 december 2036.

Artikel 6

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.