Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019102212 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
NV KATOEN NATIE BULK TERMINALS met als contactadres Haandorpweg 1 te 9130 Beveren |
Ligging van het project: |
Ouland 20 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 7 sectie G nrs. 1822D, 1822C en 1828E |
Inrichtingsnummer: |
20190614-0067 (Katoennatie magazijn Brasil) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
De hernieuwing van het magazijn Brasil |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- Op 29 augustus 1975 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/57119/B/197525) voor magazijnen.
- Op 10 november 1977 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/58458/B/197717) voor een magazijn.
- Op 30 november 1987 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1986/B/18/70253-19079) voor 12 silo’s voor opslaan plastiekkorrels.
- Op 16 juni 1986 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning voor het bijbouwen van 15 silo’s.
- Op 6 april 1989 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1988/B/-88/0543) voor het oprichten van 12 polypropyleensilo’s.
- Op 10 april 1989 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1989/B/18/73159-88/875) voor het bijbouwen van 15 silo’s.
Voorgeschiedenis milieu
Op 16 december 1999 werd door de deputatie een vergunning verleend voor een doorvoeropslagplaats voor niet-gevaarlijke producten, met een termijn verstrijkend op 16 december 2019. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat de hernieuwing en actualisatie van de vergunning.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.2.2.a |
het, zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar: wanneer het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld: lozingspunt gelegen in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
niet meer van toepassing |
3.4.2 |
het ,zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie, lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom "indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)" van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem, met een debiet van meer dan 2 m³/uur tot en met 100 m³/uur; |
niet meer van toepassing |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
15 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
57,5 kW |
16.8.3 |
opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten, met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
niet meer van toepassing |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
8.640 liter |
17.3.2.1 |
inrichtingen voor de opslag voor zeer giftige, giftige en ontplofbare stoffen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een opslagcapaciteit van meer dan 10 kg tot en met 100 kg; |
niet meer van toepassing |
17.3.3.1.a |
opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van 200 kg tot en met 10.000 kg, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
niet meer van toepassing |
17.3.4.1.a |
opslagplaatsen voor zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van 50 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
niet meer van toepassing |
17.3.5.1 |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 5.000 liter; |
niet meer van toepassing |
17.3.6.1.b |
opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 20.000 liter voor andere dan sub a) bedoelde inrichtingen; |
niet meer van toepassing |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.600 liter |
19.6.1°a) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; |
200 m³ in een lokaal |
23.2.2°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; |
650 kW |
23.3.1°c) |
opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
23.3.1°d) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
29.5.2.1.a)3 |
inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; |
niet meer van toepassing |
33.4.1°a) |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
20 ton |
36.3.1°b)1) |
inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
650 kW |
36.4.1° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
36.4.2° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 100 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
45.14.1.b |
opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen: in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden: meer dan 10 m³; |
niet meer van toepassing |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
18.465 ton |
CLP-tabel
product |
hoeveelheid |
opslagwijze |
17.1.2.1.2. |
17.4 |
propaan |
8.640 liter |
verplaatsbare recipiënten |
x |
|
onderhoudsproducten |
2.600 liter |
verplaatsbare recipiënten |
|
x |
Totaal |
|
|
8.640 |
2.600 |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
7 november 2019 |
13 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu |
7 november 2019 |
20 december 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij, afvalwater en lucht |
7 november 2019 |
19 december 2019 |
Geen advies |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Albertdok en het Noordkasteeldok – Gebied voor waterweginfrastructuur. Op circa 180 meter ten westen van het goed geldt voor de bestaande spoorwegen het bestemmingsvoorschrift Gebied voor spoorinfrastructuur. Ten westen en ten zuiden van het goed (op minimum 290 meter) lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is nietvan toepassing op de aanvraag.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft de hernieuwing en actualisatie van de bestaande milieuvergunning voor de op- en overslag van producten in magazijnen en silo’s. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. De aanvraag lijkt enkel van vergunningsplicht vrijgestelde stedenbouwkundige handelingen te omvatten. Volgens het Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, is de plaatsing van constructies binnen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven met een grondoppervlakte kleiner dan 200 m² en hoogte lager dan 20 meter, binnen bepaalde randvoorwaarden vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht. Vrijgesteld is ook de afbraak van constructies die vallen onder het toepassingsgebied van hetzelfde besluit binnen bepaalde randvoorwaarden. Aan deze randvoorwaarden lijkt voldaan. Bij het afbreken van constructies waarvoor geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig blijkt, zijn echter tevens alle ondergrondse constructies af te breken, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen zijn eveneens uit de ondergrond te verwijderen.
De aanvraag is verder verenigbaar met de ruimtelijk context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Aan Ouland in de Antwerpse haven baat Katoen Natie nv een site uit voor de op- en overslag van 18.465 ton kunststoffen en elastomeren. Met voorliggend dossier wenst men de vergunning te hernieuwen en te actualiseren.
Conform artikel 70 van het omgevingsvergunningsdecreet dient een hernieuwing van de vergunning ingediend te worden tussen 24 en 12 maanden voor de einddatum van de lopende vergunning. Aangezien de milieuvergunning van Katoen Natie is verstreken op 16 december 2019, is het bedrijf hier te laat mee. Momenteel exploiteert men zonder geldige vergunning.
De kunststoffen en elastomeren worden zowel in silo’s en onder de luifel in open lucht (5.805 ton) opgeslagen als in zakken van 25 kg op paletten in de magazijnen (12.660 ton).
De buitenopslag van zakken met granulaten onder de luifel wordt volgens de exploitant in de praktijk bijna nooit gedaan. De klanten van het bedrijf vrezen contaminatie van hun product door onder andere vogeluitwerpselen (meeuwen).
De silo’s worden gebruikt voor de opslag van plastic granulaten of elastomeren. Dergelijke granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn granulaten te vinden. Het water afkomstig van de site passeert een nieuwe korrelafscheider. Alle relevante rioolkolken op de site zijn uitgerust met zeefmanden en het terrein wordt dagelijks gereinigd met een veegmachine.
Tijdens het plaatsbezoek van 22 november 2019 werden op verschillende plaatsen granulaten op de site aangetroffen die bovendien in de oneffenheden van de verouderde asfalt blijven steken. Verder wordt in het dossier vermeld dat het personeel opgeleid wordt om gemorste granulaten onmiddellijk op te kuisen met spill kits, maar deze spill kits bleken niet aanwezig.
Op 23 december 2019 adviseerde het Havenbedrijf Antwerpen voorwaardelijk gunstig op voorliggende aanvraag. De voorgestelde voorwaarden omvatten maatregelen om ervoor te zorgen dat de verspreiding van granulaten of poeders in het milieu maximaal vermeden wordt. Het betreft voornamelijk de maatregelen die de exploitant zelf al voorstelt (zeefmandjes en korrelafscheider). Verder is de opmaak van een rapport vereist waarin dieper wordt ingegaan op de op- en overslag van granulaten en de set van maatregelen om emissies naar de omgeving te vermijden.
Het is dus aangewezen om voor de binnenopslag van kunststoffen en elastomeren, naar analogie met andere dossiers, als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het bedrijf, binnen de drie maanden na het verlenen van de vergunning, een rapport (met vermelding van OMV2019102212) dient te bezorgen aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van granulaten te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:
- de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
- de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofgranulaten en elastomeren;
- een beschrijving van de behandelingsstappen van de granulaten op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten ervan naar de omgeving;
- een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van granulaten naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
- een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
- een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van granulaten naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
- een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.
Bijkomend dienen voor de buitenopslag van kunststoffen en elastomeren volgende voorwaarden nageleefd te worden:
- alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);
- er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;
- de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid.
Aangezien het op- en overslaan van kunststofpoeders andere en nog meer verregaande maatregelen vereist dan de opslag van pellets, is het aangewezen om als bijzondere milieuvoorwaarde op te leggen dat er geen kunststofpoeders buiten mogen opgeslagen worden. Indien het bedrijf deze poeders in de toekomst toch buiten zou willen opslaan, kan hiervoor een nieuwe aanvraag ingediend worden waarin de verdere noodzakelijke bijkomende maatregelen om emissies naar de omgeving te voorkomen, worden uiteengezet.
Voor de op- en overslag van de kunststoffen en elastomeren wordt een big bag afvuller aangevraagd met een geïnstalleerd vermogen van 650 kW onder rubriek 23.2.2.a en 36.3.1.b.1.
Tijdens het plaatsbezoek bleek dat het toestel in kwestie niet meer aanwezig is op deze site en dat men momenteel big bags afvult met een niet-mechanische opvulmachine. Het bedrijf wenst deze machine echter wel opnieuw te vergunnen aangezien deze wel terug naar de site zal komen.
Op 19 december 2019 meldde de Vlaamse Milieumaatschappij dat ze geen advies geven aangezien er mits naleving van de algemene en sectorale voorwaarden voor de afvulinstallatie niet verwacht wordt dat er een problematiek inzake luchtkwaliteit zou kunnen ontstaan.
Het bedrijf schrapt zowel de lozing van huishoudelijk afvalwater als de lozing van bedrijfsafvalwater.
Het jaarlijks debiet van het huishoudelijk afvalwater is immers lager dan de indelingsdrempel van 600 m³/jaar waardoor de rubriek niet meer van toepassing is. De plaatsing van een individuele behandeling van afvalwater (IBA) is echter wel een verplichting bij lozingen op oppervlaktewater. De exploitant vermeldt in zijn dossier dat deze installatie nog geplaatst zal worden. Het is aangewezen om de plaatsing van de IBA op te leggen als bijzondere milieuvoorwaarde.
Het bedrijfsafvalwater (400 m³/jaar) bestaat uit het spoelwater van het reinigen van de silo’s. Bij het wisselen van de opgeslagen kunststof, wordt de silo gereinigd met water onder hoge druk. Onderaan de silo wordt het water opgevangen in een vrachtwagen en afgevoerd naar een andere site van de Katoen Natie-groep waar wel een gepaste waterzuivering aanwezig is. Er wordt dan ook geen lozing van bedrijfsafvalwater meer aangevraagd. Deze werkwijze wordt vastgelegd in een bijzondere voorwaarde.
De reeds aanwezige transformator van 630 kVA wordt ook mee opgenomen in de vergunningsaanvraag. Het betreft een droge transformator en is dus niet ingekuipt.
Er worden drie compressoren aangevraagd met een gezamenlijk vermogen van 55,1 kW en één airconditioninginstallatie van 2,4 kW met als koelmiddel R410A. Dit is een toegelaten koelmiddel.
Buiten wordt er 8.640 liter propaan opgeslagen in verplaatsbare recipiënten. Men voorziet ook de opslag van 2.600 liter gevaarlijke vloeistoffen in kleine verpakkingen.
Voor propaan kan er voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM. De gevaarlijke producten in kleine verpakkingen dienen boven lekbakken opgeslagen te worden.
Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:
- het stallen van 15 vorkliften (rubriek 15.1.1);
- de opslag van 200 m³ houten paletten (rubriek 19.6.1.a);
- de opslag van 20 ton verpakkingsmateriaal (33.4.1.a).
Het bedrijf vraagt tevens een doorvoeropslagplaats aan voor niet gevaarlijke producten (andere dan IMDG), onder rubriek 48.1.2.
Overeenkomstig artikel 5.48.0.2.van titel II van het VLAREM moet de doorvoeropslag voldoen aan de voorwaarden van de Havenkapitein. De bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Gemeentelijke Havenpolitieverordening. Het is aangewezen om dit op te leggen als bijzondere voorwaarde.
Ten slotte zijn een aantal rubrieken niet meer van toepassing en worden dus niet meer mee aangevraagd:
- de opslag van gevaarlijke stoffen onder rubrieken 16.8.3, 17.3.2.1, 17.3.6.1.b, 17.3.4.1.a, 17.3.3.1.a, 17.3.5.1 en 17.3.7.1;
- een verdeelpomp voor lpg onder rubriek 16.4.1;
- metaalbewerkingsmachines met een geïnstalleerd vermogen van 15,2 kW onder rubriek 29.5.2.1.a);
- de opslag van 2.000 ton cacao onder rubriek 45.14.1)b).
Op 13 december 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/KVLO/2019/H.00234.A3.0005). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen opgevolgd te worden.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem.De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.- screening is bijgevolg niet vereist.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
15 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
57,5 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
8.640 liter |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.600 liter |
19.6.1°a) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; |
200 m³ in een lokaal |
23.2.2°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; |
650 kW |
23.3.1°c) |
opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
23.3.1°d) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
33.4.1°a) |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
20 ton |
36.3.1°b)1) |
inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
650 kW |
36.4.1° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
36.4.2° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 100 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
18.465 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. |
het spoelwater van de silo’s moet worden opgevangen en afgevoerd voor verwerking; |
3. |
een rapport (met vermelding van OMV2019102212) dient binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van granulaten te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten: - de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport; - de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofgranulaten en elastomeren; - een beschrijving van de behandelingsstappen van de granulaten op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten ervan naar de omgeving; - een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van granulaten naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties; -een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd; - een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van granulaten naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld; - een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd. |
4. |
alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes); |
5. |
er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken; |
6. |
de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid; |
7. |
er mogen geen kunststof- of elastomeerpoeders buiten worden opgeslagen; |
8. |
overeenkomstig artikel 5.48.0.2.van titel II van het VLAREM moet de doorvoeropslag voldoen aan de voorwaarden van de Havenkapitein. De bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Gemeentelijke Havenpolitieverordening. |
9. |
bij de verwijdering of afbraak van constructies dienen tevens alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond te worden verwijderd. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
18 oktober 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
7 november 2019 |
Start openbaar onderzoek |
16 november 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
15 december 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
20 februari 2020 |
Verslag GOA |
27 januari 2020 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
16 november 2019 |
15 december 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. |
het spoelwater van de silo’s moet worden opgevangen en afgevoerd voor verwerking; |
3. |
een rapport (met vermelding van OMV2019102212) dient binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van granulaten te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten: - de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport; - de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofgranulaten en elastomeren; - een beschrijving van de behandelingsstappen van de granulaten op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten ervan naar de omgeving; - een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van granulaten naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties; - een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd; - een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van granulaten naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld; - een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd. |
4. |
alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes); |
5. |
er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken; |
6. |
de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid; |
7. |
er mogen geen kunststof- of elastomeerpoeders buiten worden opgeslagen; |
8. |
overeenkomstig artikel 5.48.0.2.van titel II van het VLAREM moet de doorvoeropslag voldoen aan de voorwaarden van de Havenkapitein. De bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Gemeentelijke Havenpolitieverordening. |
9. |
bij de verwijdering of afbraak van constructies dienen tevens alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond te worden verwijderd. |
Brandweervoorwaarden
1. de voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt te worden nageleefd.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
12.2.1° |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
630 kVA |
15.1.1° |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
15 voertuigen |
16.3.2°a) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
57,50 kW |
17.1.2.1.2° |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; |
8.640 liter |
17.4. |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
2.600 liter |
19.6.1°a) |
opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal; |
200 m³ in een lokaal |
23.2.2°a) |
inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; |
650 kW |
23.3.1°c) |
opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
23.3.1°d) |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
33.4.1°a) |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
20 ton in een lokaal |
36.3.1°b)1) |
inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
650 kW |
36.4.1° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; |
12.660 ton in een lokaal |
36.4.2° |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 100 ton in openlucht; |
5.805 ton in openlucht |
48.1.2. |
doorvoeropslagplaatsen gelegen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen. |
18.465 ton |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2019102212. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid; |
2. |
het spoelwater van de silo’s moet worden opgevangen en afgevoerd voor verwerking; |
3. |
een rapport (met vermelding van OMV2019102212) dient binnen de 3 maanden na vergunningverlening aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van granulaten te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten: - de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport; - de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofgranulaten en elastomeren; - een beschrijving van de behandelingsstappen van de granulaten op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten ervan naar de omgeving; - een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van granulaten naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties; - een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd; - een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van granulaten naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld; - een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd. |
4. |
alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes); |
5. |
er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken; |
6. |
de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid; |
7. |
er mogen geen kunststof- of elastomeerpoeders buiten worden opgeslagen; |
8. |
overeenkomstig artikel 5.48.0.2.van titel II van het VLAREM moet de doorvoeropslag voldoen aan de voorwaarden van de Havenkapitein. De bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder hoofdstuk 4 ‘Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Gemeentelijke Havenpolitieverordening. |
9. |
bij de verwijdering of afbraak van constructies dienen tevens alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond te worden verwijderd. |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 31 januari 2020 voor een termijn van onbepaalde duur.