Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2019078664 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
Wasserij Idéale nv, Kapelsesteenweg 519 te 2180 Ekeren-Antwerpen |
Ligging van het project: |
Kapelsesteenweg 519, 2180 Ekeren-Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 35 sectie F nrs. 1G5, 1F5 en 168A3 |
Inrichtingsnummer: |
20190616-0008 (Wasserij Idéale) |
Vergunningsplichten: |
Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. |
Voorwerp van de aanvraag: |
de exploitatie na verandering van een wasserij |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 7 maart 2008 verleende het college een milieuvergunning klasse 2 (AN2007/732) aan Wasserij Idéale voor verdere exploitatie van een industriële wasserij aan de Kapelsesteenweg 519 te Ekeren. De vergunning is geldig tot 7 maart 2028, met uitzondering van de Vlarem rubriek 53.8.2 (grondwaterwinning) die geldig was tot 7 maart 2010. Op 16 april 2010 werd er een wijziging (nieuwe grondwaterwinning) goedgekeurd (AN2010/7). Ook in 2015 werd er een wijziging vergund (AN2014/538). Beide wijzigingen zijn geldig tot einddatum van de lopende vergunning, met name 7 maart 2028.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat een verandering door toevoeging en een verandering door uitbreiding van de lopende milieuvergunning met referentie AN2007/732.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 250 kVA |
15.1.1 |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
+2 voertuigen |
16.3.2.a (voorheen 16.3.1.1) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+5,67 kW |
17.3.4.1.b (voorheen 17.3.3.1.b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
+0,36 ton |
17.3.6.1.b (voorheen 17.3.3.1.b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
+0,78 ton |
17.3.8.1 |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
-0,81 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
-910,80 kg |
43.1.2.a (voorheen 43.1.2.b) |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
+197,45 kW |
46.2.b (voorheen 46.2) |
wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied. |
+92,06 kW |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
Advies |
brandweer/ risicobeheer/ preventie |
24 oktober 2019 |
12 november 2019 |
Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen |
24 oktober 2019 |
29 oktober 2019 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Mariaburg, goedgekeurd op 26 februari 2018. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 2: zone voor wonen - woonpark (wo2).
(Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Het nieuwe perceel dat mee in gebruik wordt genomen door de wasserij is gelegen in het Ruimtelijk Uitvoeringsplan Mariaburg en daarbinnen deels in een zone Wo2 (“woonpark”) en deels in een zone Wo1 (“wonen”).
Aangezien zich hier een functiewijziging voordoet van “bedrijvigheid” (in de laatst vergunde toestand is er sprake van een productie- en opslagruimte) naar “diensten” (de wasserij in kwestie), dient in alle aspecten te worden voldaan aan de huidige regelgeving en in deze voornamelijk de bestemmingsvoorschriften van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan in kwestie.
Binnen het Ruimtelijk Uitvoeringsplan stellen deze dat bij functiewijziging alle “diensten” kleinschalig dienen te zijn en individueel over een oppervlakte mogen beschikken van maximaal 200 m². Aangezien de huidige wasserij deze oppervlakte reeds overschrijdt (± 1.300 m²) en bestaande bestemmingen die niet meer in overeenstemming zijn met de nieuwe regelgeving niet kunnen uitbreiden, kan zonder meer niet anders dan ongunstig worden geadviseerd.
De bestaande en vóór de goedkeuring van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan vergunde gebouwdelen en hun bestemming kunnen uiteraard behouden blijven.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De aanvraag omvat een verandering door toevoeging en een verandering door uitbreiding van de lopende milieuvergunning met referentie AN2007/732.
Aangezien de omgevingsvergunningsaanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening, werd het aanvraagdossier tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid. Hierbij werd geoordeeld dat het project niet MER-plichtig is.
De vergunningsaanvraag heeft geen betrekking op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
Over de gevraagde toevoeging met perceel 35 F 0001 F 5 zegt de dienst stedenbouwkundige vergunning van de stad Antwerpen:
“Het nieuwe perceel dat mee in gebruik wordt genomen door de wasserij is gelegen in het Ruimtelijk Uitvoeringsplan Mariaburg en daarbinnen deels in een zone Wo2 (“woonpark”) en deels in een zone Wo1 (“wonen”).
Aangezien zich hier een functiewijziging voordoet van “bedrijvigheid” (in de laatst vergunde toestand is er sprake van een productie- en opslagruimte) naar “diensten” (de wasserij in kwestie), dient in alle aspecten te worden voldaan aan de huidige regelgeving en in deze voornamelijk de bestemmingsvoorschriften van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan in kwestie.
Binnen het Ruimtelijk Uitvoeringsplan stellen deze dat bij functiewijziging alle “diensten” kleinschalig dienen te zijn en individueel over een oppervlakte mogen beschikken van maximaal 200 m². Aangezien de huidige wasserij deze oppervlakte reeds overschrijdt (± 1.300 m²) en bestaande bestemmingen die niet meer in overeenstemming zijn met de nieuwe regelgeving niet kunnen uitbreiden, kan zonder meer niet anders dan ongunstig worden geadviseerd.
De bestaande en vóór de goedkeuring van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan vergunde gebouwdelen en hun bestemming kunnen uiteraard behouden blijven.”
Het aangevraagde perceel kan dus niet toegevoegd worden aan de vergunning. Dit betekent eveneens dat Wasserij Idéale de ingedeelde inrichtingen op dit perceel niet kan exploiteren tenzij deze overgebracht worden naar de twee oorspronkelijk vergunde percelen. Het betreft hier dan de magazijnfunctie en de opslag van gevaarlijke producten onder afdak. Dit wordt meegegeven als bijzondere voorwaarde.
De gevraagde uitbreidingen – nieuwe rubriek 12.2.1 en beperkte wijzigingen van rubriek 15, 16, 43 en 46 – hebben weinig impact op de hinder veroorzaakt door de exploitatie. De hoogspanningscabine bevat een minerale olietransformator die voorzien is van een vloeistofdichte inkuiping. Deze transformator wordt jaarlijks gekeurd. Er werd een volledige CLP-omzettingstabel aan het aanvraagdossier toegevoegd.
Hoewel niet direct gerelateerd aan onderhavige aanvraag wordt er opgemerkt dat:
- Reeds in 2007 vroeg de afdeling operationeel waterbeheer van VMM aan de exploitant om de mogelijkheid te onderzoeken om bijkomende waszwierders met laag verbruik of een wasstraat te plaatsen. Hierdoor zou het waterverbruik in hoge mate kunnen beperkt worden. Een dergelijk onderzoek werd tot op heden niet aangeleverd.
- In het dossier wordt gesteld dat Wasserij Idéale reeds verschillende maatregelen genomen heeft om het waterverbruik te beperken. Meerdere van de weergegeven maatregelen werden reeds vermeld in het aanvraagdossier van 2007.
- In de laatste wijziging met referentie AN2014/538 werd door de dienst stedenbouwkundige vergunningen als bijzondere voorwaarde opgelegd dat er een stedenbouwkundige vergunning diende bekomen te worden voor het omvormen van de conciërgewoning tot bureauruimte, voor het verlengen van de luifel boven de parkeerzone en voor de afbraak van het achteraan gelegen magazijngedeelte. Tot op heden werd deze stedenbouwkundige vergunning nog niet bekomen.
- Er wordt tot op heden geen hemelwater gebruikt en ook geen water hergebruikt.
- De laatste BBT-studie voor wasserijen dateert van 2010 (Vito). Het bedrijf voldoet hieraan.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te wijzigen zoals gevraagd. Deze wijziging gaat in op collegedatum en is geldig tot 7 maart 2028, einddatum van de lopende milieuvergunning. De toevoeging van perceel 35 F 0001 F 5 wordt uitgesloten van vergunning.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 250 kVA |
15.1.1 |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
+2 voertuigen |
16.3.2.a (voorheen 16.3.1.1) |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
+5,67 kW |
17.3.4.1.b (voorheen 17.3.3.1.b) |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
+0,36 ton |
17.3.6.1.b (voorheen 17.3.3.1.b) |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
+0,78 ton |
17.3.8.1 |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
-0,81 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
-910,80 kg |
43.1.2.a (voorheen 43.1.2.b) |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
+197,45 kW |
46.2.b (voorheen 46.2) |
wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied. |
+92,06 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
de ingedeelde inrichtingen die gesitueerd zijn op het perceel 35 F 0001 F 5 kunnen slechts geëxploiteerd worden en deel uitmaken van de vergunning indien zij geherlocaliseerd worden op de twee originele – reeds vergunde – percelen van Wasserij Idéale. Uiterlijk drie maanden na collegedatum bezorgt Wasserij Idéale een aangepast uitvoeringsplan aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be). |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
7 oktober 2019 |
Volledig- en ontvankelijk |
22 oktober 2019 |
Start openbaar onderzoek |
1 november 2019 |
Einde openbaar onderzoek |
30 november 2019 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
4 februari 2020 |
Verslag GOA |
16 januari 2020 |
naam GOA |
Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
1 november 2019 |
30 november 2019 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. |
de ingedeelde inrichtingen die gesitueerd zijn op het perceel 35 F 0001 F 5 kunnen slechts geëxploiteerd worden en deel uitmaken van de vergunning indien zij geherlocaliseerd worden op de twee originele – reeds vergunde – percelen van Wasserij Idéale. Uiterlijk drie maanden na collegedatum bezorgt Wasserij Idéale een aangepast uitvoeringsplan aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be). |
Uitsluitingen
De toevoeging van perceel 35 F 0001 F5.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek |
Omschrijving |
Gecoördineerd |
3.2.2.a |
het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; |
990 m³/jaar |
3.4.2 |
het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; |
10 m³/uur |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
1x 250 kVA |
15.1.1 |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
17 voertuigen |
16.3.2.a |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; |
13,51 kW |
17.3.4.1.b |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; |
1,09 ton |
17.3.6.1.b |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 2 ton als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in gebied ander dan industriegebied; |
1,5 ton |
17.3.8.1 |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; |
0,19 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
1.070,2 kg |
39.1.2 |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter; |
1.880 liter |
43.1.2.a |
stookinstallaties van meer dan 2.000 kW tot en met 5.000 kW, wanneer het een inrichting betreft vermeld sub 1°, a); |
3.196,45 kW |
46.2.b |
wasserijen met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 100 kW tot en met 500 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een ander gebied dan industriegebied; |
253 kW |
53.8.2 |
grondwaterwinning met een totaal opgepompt debiet groter dan 5.000 m³ per jaar en kleiner of gelijk aan 30.000 m³ per jaar. |
22.395 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 24 januari 2020 en eindigt op 7 maart 2028.