Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020079203 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV NOORD NATIE TERMINALS met als adres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 14 sectie A nrs. 269M8, 269X7, 269Z7, 269L8, 269K8, 269N8, 269E8, 269C8, 269V8, 269D8, 269A9, 269P8, 269A4, 269G6, 269T7, 269C5, 269R8, sectie B nrs. 41F9, 41B7, 41Y8 en 41N6 |
Inrichtingsnummer: | 20180517-0069 (Noord Natie Terminals nv) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Op- en overslagbedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding en bouwen van drie tankparken en bijhorende constructies |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 23 november 2012 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20126277) voor het slopen van een magazijn op kaaien 249/253.
- Op 24 oktober 2014 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20142094) voor het plaatsen van een afsluiting en twee bijhorende poorten.
- Op 9 december 2016 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20162139) voor het uitbreiden van een bestaand hekwerk.
- Op 14 maart 2019 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2018088716) voor het bouwen van een tankenpark en aanleg van een spoorlijn met wagonlaadplaats.
- Op 9 april 2020 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2019154194) voor het slopen van een magazijn met aangrenzende verharding.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft:
- het bouwen van drie tankparken;
- het verwijderen van verhardingen;
- het bouwen van een laadstation en slangentoren;
- het bouwen van leidingenbruggen;
- het aanleggen van een verharding voor het plaatsen van dieseltank;
- het heraanleggen van spoorbeddingen.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 16 oktober 2014 verleende de deputatie van de provincie een milieuvergunning voor de exploitatie van een op- en overslagbedrijf, met als eindtermijn 16 oktober 2034. Nadien werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van de opslag van gevaarlijke producten.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
1.4. | Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; | 568.876 ton |
2.1.1.a)2° | opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn: andere afvalstoffen dan de afvalstoffen, vermeld in b): meer dan 100 ton; | wijziging in soort opslag |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | verplaatsing opslag |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | verandering locatie |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | +2.800 kVA |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | verplaatsing opslag |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | verplaatsing opslag |
17.3.2.1.2.3° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | 350.000 ton |
17.3.2.2.3°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; | -33.000 ton |
17.3.3.3° | opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +30.315 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -264.061 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | +41.800 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | -114.061 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | -114.061 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | verplaatsing opslag |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | verplaatsing opslag |
53.2.2°a) | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld. | verplaatsing locatie |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte
1. | Bij te stellen voorwaarde: 2. De exploitant kan pas niet-verontreinigd hemelwater uit de tankenparken H, I, K, L, M, N, O, P en Q lozen in de dokken, mits toepassing van volgende procedure: Voorgesteld alternatief/aanvulling: De exploitant kan pas niet-verontreinigd hemelwater uit de tankenparken H, I, K, L, M, N, O, P, Q, R en T lozen in de dokken, mits toepassing van volgende procedure: |
2. | Bij te stellen voorwaarde: 14. In tankenpark C mogen geen vloeibare, gevaarlijke afvalstoffen en vloeibare, voor het milieu schadelijke afvalstoffen worden opgeslagen.Voorgesteld alternatief/aanvulling: Deze voorwaarde wenst de exploitant te laten schrappen aangezien de opslag voor gevaarlijke afvalstoffen geschrapt wordt uit de vergunning. Enkel de opslag van niet gevaarlijke afvalstoffen blijft behouden in rubriek 2.1.1.a)2°. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 28 juli 2020 | 27 augustus 2020 | Gunstig |
Water-link (AWW) | 27 juli 2020 | 30 juli 2020 | Voorwaardelijk gunstig |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ archeologie | 27 juli 2020 | 30 juli 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Leopolddok en het Vierde Havendok – Gebied voor waterweginfrastructuur.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.
De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. Er wordt een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is.
De aanvrager vraagt een afwijking op het aspect hergebruik aangezien er geen mogelijkheden tot recuperatie zijn. Er wordt geen hemelwaterput voorzien. Daarnaast vraagt de aanvrager een afwijking op het aspect infiltratie met als motivatie de onmiddellijke nabijheid van de dokken waardoor infiltratie niet toepasbaar is wegens de hoge grondwaterstand en speelt infiltratie in deze omgeving geen rol in het tegengaan van de verzilting van het grondwater. Tevens zorgt het aanleggen van een infiltratievoorziening dichtbij of tussen tankparken waarschijnlijk voor lokale stabiliteitsproblemen en/of onderspoeling ter hoogte van de tankkuipmuren, tanks of kaaimuren.
Gelet op de afwezigheid van recuperatiemogelijkheden, de directe nabijheid van de dokken, het gegeven dat infiltratie in deze omgeving geen rol speelt in het tegengaan van verzilting van het grondwater en de mogelijke stabiliteitsproblemen, kunnen de gevraagde afwijkingen gunstig geadviseerd worden.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.
De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale wetgeving
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.
In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 1 mei 2020 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 14578. Er is een correct verband tussen de aangevraagde ingrepen en deze vermeld in de archeologienota. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen vervolgonderzoek.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid – visueel-vormelijke elementen
Op een groot industrieel terrein, gekenmerkt door tankopslag en gelegen tussen het Leopolddok en het Vierde Havendok, worden drie nieuwe tankparken (Q, R en T) met aanhorige installaties gebouwd. Voor het uitvoeren van de werken dienen eerst bestaande verhardingen en een bestaande spoorbedding gesloopt te worden. In totaal zal er circa 15.584 m² aan bestaande verhardingen gesloopt worden waarvan 544 m² kasseiverharding, 1.265 m² asfaltverharding en 13.733 m² betonklinkers.
Tankpark Q wordt voorzien ten oosten van het bestaande tankpark P. Dit tankpark bestaat uit een betonnen inkuiping met een oppervlakte van circa 3.590 m² waarin zes tanks worden geplaatst. Drie tanks hebben een volume van 2.550 m³ en de overige drie tanks hebben een volume van 1.311 m³. De tanks hebben alle een hoogte van 18 meter.
Ten oosten van het nieuwe tankpark Q wordt het nieuwe tankpark R gebouwd. Dit tankpark bestaat uit een betonnen inkuiping met een oppervlakte van circa 7.203 m² waarin tien tanks worden geplaatst. Vijf tanks hebben een volume van 3.059 m³ en de overige vijf tanks hebben een volume van 2.550 m³. De tanks hebben alle een hoogte van 18 meter.
Ten oosten van het nieuwe tankpark R wordt het nieuwe tankpark T gebouwd. Dit tankpark bestaat uit een betonnen inkuiping met een oppervlakte van circa 5.157 m² waarin zeven tanks met een volume van 5.093 m³ worden geplaatst. De tanks hebben een hoogte van 18 meter.
Bij elk nieuw tankpark wordt een betonplaat met pompen, een laagspanningscabine en een afdak waar het brandblussysteem onder geplaatst wordt, voorzien. Bij tankparken R en T wordt eveneens een hoogspanningscabine geplaatst. Bij tankpark T wordt tevens een zone voor scrubbers (gaswassers) voorzien. Tankpark T wordt deels ingeplant op de plaats waar nu nog een magazijn staat. Voor de sloop van dit magazijn is een omgevingsvergunning met voorwaarden afgeleverd.
Ten zuiden van de nieuwe tankparken R en T wordt een nieuw laadstation voor vrachtwagen- en wagonbelading, bestaande uit zes weegbruggen (vijf weegbruggen voor vrachtwagens en één weegbrug voor treinen) met bijhorende staalstructuur, gebouwd. De staalstructuur is toegankelijk via twee kooiladders. Boven de weegbruggen wordt een afdak geplaatst met een oppervlakte van circa 893 m² (47 meter x 19 meter) en een maximum hoogte van 15,6 meter. Onder de weegbruggen worden inkuipingen voorzien met een maximum diepte van 1,55 meter onder de vrachtwagens en 1,75 meter onder de treinen.
Op de kade ten westen van het nieuw laadstation wordt een nieuwe slangentoren voor scheepsbelading gebouwd. De slangentoren wordt op een nieuwe betonverharding geplaats en heeft een grondoppervlakte van circa 270 m² (45 meter x 6 meter). De slangentoren heeft een hoogte van circa 14,3 meter.
Tevens wordt aansluitend aan het laadstation en slangentoren en aangrenzend aan het bestaande tankpark P en nieuwe tankparken Q, R en T een nieuwe spoorbedding aangelegd in beton na het verwijderen van de bestaande spoorbedding. De totale oppervlakte van de nieuwe betonbedding bedraagt 2.312 m².
Grenzend aan de zuidkant van de nieuwe tankparken worden tevens nieuwe leidingenbruggen gebouwd waardoor verbinding gemaakt wordt met het nieuwe laadstation en de slangentoren en de reeds bestaande leidingbruggen. De leidingenbruggen hebben een totale lengte van circa 427 meter en een maximale hoogte van circa 13,5 meter.
Rondom de tankparken, laadstation en slangentoren wordt nieuwe interne wegenis aangelegd in asfalt. De totale oppervlakte van deze asfaltverharding bedraagt 20.575 m².
Ten slotte wordt ten noorden van het bestaande tankpark O en ten westen van het bestaand gebouw Technische Dienst een dieseltank met verdeelpomp geplaatst. Hiervoor wordt een oppervlakte van 40 m² van de bestaande klinkerverharding verwijderd en wordt een nieuwe betonverharding aangelegd tegen het bestaande gebouw. Rondom de betonverharding wordt een waterdichte kleimat voorzien.
De nieuwe installaties en constructies maken de verdere exploitatie van het bestaand industrieel bedrijf mogelijk. Rondom de aanvraag bevinden er zich reeds andere industriële constructies. Bijgevolg past de aanvraag zich functioneel in binnen het industrieveld.
Mobiliteitsimpact (o.a. toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag kadert in de verdere ontwikkeling van een industrieterrein en staat in functie van de bestaande bedrijvigheid. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel – vormelijke elementen
De tanks worden uitgevoerd in roestvrij staal (inox), de kooiladders, spiraaltrappen en leuningen in gegalvaniseerd staal. De hoog- en laagspanningscabines betreffen groenkleurige prefabcabines uit gestructureerd beton.
De gevels van het laadstation worden afgewerkt met lichtgrijze geprofileerde staalplaten. Het dak wordt afgewerkt met lichtgrijze stalen dakplaten.
De slangentoren en leidingenbruggen worden opgetrokken in gegalvaniseerd staal.
De nieuwe constructies sluiten qua materiaal- en kleurgebruik aan op de bestaande constructies en zijn in harmonie met de industriële omgeving.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Het advies van de brandweer is voorwaardelijk gunstig. Ook de lokale overheid hecht belang aan het brandweeradvies.
Wegens de nabijheid van een hoofdwaterleiding is het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. Er wordt in het advies verwezen naar de algemene voorschriften bij werken. De voorwaarden uit dit advies, gericht op het vrijwaren van de integriteit van de leiding, kunnen als voorwaarden aan het advies worden gehecht.
De aanvraag omvat het verwijderen van een bestaande spoorbedding en het aanleggen van nieuwe spoorbeddingen. Er wordt opgemerkt dat er geen adviesvraag is gericht naar Infrabel.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Noord Natie Terminals baat aan de Blauwe Weg een tankterminal uit. De activiteiten van Noord Natie Terminals (NNT) bestaan hoofdzakelijk uit de opslag en overslag van voornamelijk, al dan niet gevaarlijke, vloeibare of vaste producten (plantaardige en minerale oliën, dierlijke vetten en chemicaliën) in diverse tanks geplaatst in tankenparken. De opslag vindt plaats in opdracht van derden.
Ten behoeve van de opslagactiviteiten beschikt het bedrijf over tankenparken die op het terrein gegroepeerd staan, twee ADR-opslagzones en opslagmagazijnen voor éénheidsverpakkingen (met gevaarlijke producten). Daarnaast zijn voorzieningen aanwezig voor de overslag van producten: verlaadplaatsen met bijhorende laad/losinstallaties, productleidingen, pompen, logistieke zones,… . Ten slotte zijn in de opslagmagazijnen afvulinstallaties voorzien voor het afvullen van (gevaarlijke) producten in recipiënten, met bijhorende opstelzones voor af te vullen media.
De exploitant voorziet een uitbreiding van de tankterminal. In de huidige omgevingsvergunning heeft tankenpark Q (bestaande uit Q1 en Q2) een opslagcapaciteit van 46.398 m³. De lay-out van dit tankenpark wordt gewijzigd naar twee aparte tankenparken Q en R met een opslagcapaciteit van respectievelijk 13.338 m³ voor Q en 28.365 m³ voor R. Tankenpark T is een nieuw tankenpark met een opslagcapaciteit van 36.099 m³. Verder worden er nog enkele tanks verwijderd in tankenparken C, E en G2 en wordt een dieseltank van 2 m³ vervangen door één van 5 m³. Ook de totale opslaghoeveelheid van ADR-zone 1 wordt verlaagd van 2.210 ton naar 1.800 ton. Al deze wijzigingen maken dat de maximale totale opslagcapaciteit van de terminal van 454.626 m³ (520.881 ton) naar 485.213 m³ (568.876 ton) wordt uitgebreid. De gewenste veranderingen impliceren wijzigingen voor diverse indelingsrubrieken, meer bepaald voor afvalstoffen (niet-gevaarlijke afvalstoffen), brandbare vloeistoffen en gevaarlijke producten (verschillende gevaarseigenschappen).
In het MER en OVR worden de effecten bestudeerd van vijf nieuwe tankenparken Q, R, S, T en U met bijhorende laadstations en jetty. De tankenparken S en U zullen het voorwerp uitmaken van een volgende aanvraag en maken dus geen deel uit van onderhavige aanvraag. Het college verleende op 21 augustus 2020 reeds een gunstig advies op het MER.
De bestaande dieseltank van 2 m³ met verdeelslang, die zich nu bevindt ter hoogte van kaai 237 zal vervangen worden door een nieuwe dieseltank van 5 m³ met verdeelslang ter hoogte van het nieuwe technisch gebouw aan kaai 253. De vergunde gasopslag (gasflessen) zal ook verplaatst worden, tot naast het technisch gebouw ter hoogte van kaai 253. Verder voorziet men twee bijkomende transformatoren van 1.600 kVA elk.
In functie van de bouwwerken zal de ondergrond bemaald worden. De uitvoering verloopt in verschillende fases over een periode van vijf jaar in functie van het verloop van de werkzaamheden waardoor de bemalingen niet allemaal gelijktijdig in uitvoering zijn. Het totale opgepompte debiet van alle bemalingen samen wordt theoretisch ingeschat op circa 18.250 m³. Men voorziet om het bemalingswater in oppervlaktewater te lozen. In het MER wordt over de bemalingen gesteld dat, gezien de aanwezigheid van verontreinigingskernen in de buurt, er door de bemalingen problemen zouden kunnen voordoen door aanzuiging van verontreinigd grondwater. Alhoewel de invloedssfeer van de bemalingen beperkt is, stelt het MER dat als voorzorgsmaatregel het opgepompte water geanalyseerd moet worden zodat bij eventuele verontreiniging het opgepompte water via een afvoersysteem naar de afvalwaterzuivering kan vervoerd worden.
Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het bemalingswater periodiek moet geanalyseerd worden, te beginnen bij de start van de bemalingen. De bemaling staat volledig in functie van de bouwwerken en is dus tijdelijk van aard. De vergunning voor de bemaling dient dus beperkt te worden in de tijd.
Het bedrijf is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een omgevingsveiligheidsrapport (OVR), opgesteld door erkend VR-deskundige. Het OVR werd reeds voorlopig goedgekeurd door het team Externe veiligheid van het departement Omgeving. In het OVR werd nog rekening gehouden met drie scenario’s, afhankelijk van de exacte lay-out van tankenparken Q en R. Met onderhavige aanvraag kiest men voor het derde scenario.
De isorisicocontour van 10-5/jaar overschrijdt de terreingrens met maximaal 55 meter (zuidelijke richting). Binnen de zones van overschrijding wordt echter geen permanente aanwezigheid van externe personen aangetroffen (enkel havendokken en wegenis). Toch wordt in het OVR aanbevolen, gelet op de beperkte afstand tussen de installaties met gevaarlijke producten en de aangrenzende buurbedrijven, om samen te werken met de betreffende buurbedrijven op vlak van noodplanning zodat deze bedrijven worden geïnformeerd over de externe risico’s die uitgaan van de inrichting en dat eventuele wijzigingen hieromtrent eveneens worden gecommuniceerd. De 10-6/jaar en 10-7/jaar reiken niet tot respectievelijk woongebieden of kwetsbare locaties. Het berekende groepsrisico voldoet aan het vooropgestelde criterium. Met betrekking tot domino-effecten van externe gevarenbronnen stelt het OVR dat deze niet uitgesloten kunnen worden, maar niet verwacht worden. Omgekeerd worden er geen zware ongevallen op het bedrijf verwacht die mogelijk schade kunnen berokkenen aan installaties van naburige bedrijven met relevante domino-effecten tot gevolg.
De emissie van product of (verontreinigde) bluswaters in het milieu wordt vermeden door de aanwezigheid van opvangvoorzieningen, een afsluitbaar rioleringssysteem en een waterzuiveringsinstallatie. Ter hoogte van de scheepsverlaadplaatsen waar grote opvangvoorzieningen technisch niet realiseerbaar zijn, bestaat de mogelijkheid dat gevaarlijke stoffen incidenteel in het milieu terecht komen; maar men beschikt over de middelen en kan beroep doen op middelen van derden om incidentele emissies te bestrijden en de effecten voor het milieu maximaal te beperken. Het valt daarnaast niet volledig uit te sluiten dat ten gevolge van een calamiteit producten met een gevaar voor het milieu op een niet vloeistofdicht gedeelte van het bedrijfsterrein worden vrijgezet en zo in de bodem infiltreren.
Alle bovengrondse opslagtanks staan opgesteld binnen een betonnen inkuiping. Alle tankenparken zijn uitgerust met een betonnen vloer of zijn of worden volledig vloeistofdicht uitgevoerd. De vloeistoffen die in de inkuiping van de tankenparken terecht komen, worden daar verzameld en naar de interne afvalwaterzuivering verpompt. De opvangcapaciteit van de inkuipingen zijn in overeenstemming met de eisen van het VLAREM. De nieuwe tanks zijn enkelwandig en uitgerust met een overvulbeveiliging en automatische afsluiters waarbij een vullingsgraad van maximaal 98% wordt gehanteerd. Men vraagt een bijstelling van een sectorale voorwaarde die de afstand van de houders tot de rand van de inkuiping omschrijft, zie verder.
Noord Natie Terminals beschikt over een uitgebreide waterzuiveringsinstallatie, dat de waswaters van de tanks, het regen- en condenswater dat binnen de tankenparken valt, de productlekken e.a. zuivert. Men is vergund voor de lozing van 75.000 m³ bedrijfsafvalwater per jaar, met onderhavige aanvraag wordt geen wijziging van het lozingsdebiet voorzien.
Uit het MER blijkt dat de uitbreiding van de opslagcapaciteit kan leiden tot een toename van de VOS-emissies. In het MER werden een maximaal VOS-scenario, een maximaal TOX-scenario milieugevaarlijke, giftige en carcinogene stoffen en een scenario met maximale geurimpact onderzocht. Men voorziet onder meer het gebruik van ademventielen op verhoogde druk, dampretour, gebruik van scrubbers,… . De impact berekend in deze scenario’s is verwaarloosbaar.
Voor wat het mobiliteitsaspect betreft, wordt in het MER geconcludeerd dat door dit project geen belangrijke effecten zullen veroorzaakt worden voor wat de mobiliteit in de omgeving betreft.
De exploitant wenst een bijstelling van artikel 5.17.4.3.8 van VLAREM II dat stelt dat de afstand tussen de houders en de binnenwanden van de inkuiping ten minste de helft van de hoogte van de houders moet bedragen. De exploitant argumenteert dat er zal gebruik gemaakt worden van spatschermen zodat de afstand van de houder ten opzichte van de binnenwand van de inkuiping kan gereduceerd worden.
Verder wenst men nog een bijstelling van twee eerder opgelegde bijzondere milieuvoorwaarden. De bijzondere milieuvoorwaarde die stelt dat niet-verontreinigd hemelwater pas geloosd mag worden na visuele controle (minerale oliën) of staalname met pH- en COD-analyse wenst men aan te vullen met de nieuwe tankenparken. De bijzondere voorwaarde die stelt dat in tankenpark C geen gevaarlijke afvalstoffen mogen opgeslagen worden, wenst de exploitant te schrappen aangezien enkel de opslag van niet-gevaarlijke afvalstoffen blijft behouden.
De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.
Advies van het college
Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- De voorwaarden uit het advies van Water-link dienen strikt nageleefd te worden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
1.4. | Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer; | 568.876 ton |
2.1.1.a)2° | opslag van afvalstoffen die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden zijn: andere afvalstoffen dan de afvalstoffen, vermeld in b): meer dan 100 ton; | wijziging in soort opslag |
6.4.3° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter; | verplaatsing opslag |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | verandering locatie |
12.2.2° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; | +2.800 kVA |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | verplaatsing opslag |
17.2.2. | VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) | |
17.3.2.1.1.3° | gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55 °C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton; | verplaatsing opslag |
17.3.2.1.2.3° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | -350.000 ton |
17.3.2.2.3°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; | -33.000 ton |
17.3.3.3° | opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | +30.315 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | -264.061 ton |
17.3.5.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; | +41.800 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | -114.061 ton |
17.3.7.3° | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; | -114.061 ton |
17.3.8.3° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; | verplaatsing opslag |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | verplaatsing opslag |
53.2.2°a) | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld. | verplaatsing locatie |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | het bemalingswater wordt periodiek geanalyseerd, te beginnen bij de start van de bemalingen. |
2. | de vergunning voor de bemaling wordt beperkt in de tijd, voor een periode die noodzakelijk is voor de bouwwerken. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 23 juli 2020 |
Start openbaar onderzoek | 1 augustus 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 30 augustus 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 11 september 2020 |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
1 augustus 2020 | 30 augustus 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 11 augustus 2020. Dit verslag werd op 12 augustus 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder volgende voorwaarden:
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | het bemalingswater wordt periodiek geanalyseerd, te beginnen bij de start van de bemalingen; |
2. | de vergunning voor de bemaling wordt beperkt in de tijd, voor een periode die noodzakelijk is voor de bouwwerken. |
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |