Artikel 41, tweede lid, 4° van het Decreet Lokaal Bestuur stelt dat de gemeenteraad bevoegd is voor de beslissingen tot het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot het oprichten van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen.
Mevrouw Sabine Dierckx werd aangesteld als lid in de algemene vergadering van Opera voor Vlaanderen, met het oog op de financiële en administratieve opvolging van de vereffening, maar aangezien Opera voor Vlaanderen een intergemeentelijke samenwerkingsverband is, mag enkel een gemeenteraadslid afgevaardigd worden naar de algemene vergadering van deze entiteit.
Er wordt daarom voorgesteld om mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen bevoegd voor cultuur, kinderopvang, personeel, loketten en ontwikkelingssamenwerking, af te vaardigen naar de algemene vergadering van Opera voor Vlaanderen, ter vervanging van mevrouw Sabine Dierckx.
Artikel 432 van het Decreet Lokaal Bestuur schrijft voor dat de algemene vergadering is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de deelnemers. Voor de gemeenten worden ze rechtstreeks aangewezen door de gemeenteraden uit hun leden, en voor de overige deelnemers door de organen die, krachtens de wettelijke, reglementaire of statutaire bepalingen, bevoegd zijn tot deelneming of toetreding te beslissen.
De stad Antwerpen is in de bestuursorganen van verschillende verzelfstandigde entiteiten en externe organisaties vertegenwoordigd.
De gemeenteraad besliste op 25 maart 2019 (jaarnummer 236) om mevrouw Sabine Dierckx af te vaardigen namens de stad Antwerpen in de algemene vergadering van Opera voor Vlaanderen, met het oog op de financiële en administratieve opvolging van de vereffening.
De gemeenteraad keurt goed om mevrouw Nabilla Ait Daoud, schepen bevoegd voor cultuur, kinderopvang, personeel, loketten en ontwikkelingssamenwerking, voor te dragen als lid van de algemene vergadering in Opera voor Vlaanderen, ter vervanging van mevrouw Sabine Dierckx.
De gemeenteraad beslist dat afgevaardigde bij het uitoefenen van de verplichtingen verbonden aan de afvaardiging, steeds het bestuursakkoord als uitgangspunt moeten nemen en waar nodig dienen te overleggen met het college.