Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: |
OMV_2020041802 |
Gegevens van de aanvrager: |
mevrouw Joke VAN CAMPENHOUT met als adres De Moystraat 30 te 2018 Antwerpen en de heer Thomas VAN OEKELEN met als adres De Moystraat 30 te 2018 Antwerpen |
Ligging van het project: |
De Moystraat 30 te 2018 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
afdeling 10sectie K nr. 1512S8 |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen |
Voorwerp van de aanvraag: |
verbouwen van een bestaande eengezinswoning |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 24/08/1962: vergunning (18#44248) voor een verbouwing;
Vergunde/vergund geachte toestand
- meergezinswoning;
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
Huidige toestand
- eengezinswoning;
- vaststelling (ID: 303812) van een geheel van vier gekoppelde burgerhuizenals bouwkundig erfgoed Vlaanderen.
Gewenste toestand
- eengezinswoning;
- bouwvolume:
- gevelafwerking:
Inhoud van de aanvraag
- verbouwen van een eengezinswoning:
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie |
Datum advies gevraagd |
Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ onroerend erfgoed/ monumentenzorg |
28 april 2020 |
Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
- Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Algemene bouwverordeningen
- Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
voor gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw of constructie onderworpen aan de wenselijkheid van het behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.
Het gebouw betreft een inventarispand en maakt deel uit van een groter samenhangend geheel van vier burgerhuizen. Het historische schrijnwerk in de voorgevel, met t-verdeling, wordt vervangen door een atypisch schrijnwerk voor een klassieke gevel, zonder t-verdeling.;
de minimale hoogte van verblijfsruimtes dient minimaal 2.60m te bedragen. Op de gelijkvloerse verdieping is dit lager (2,35 meter) ter hoogte van de keuken en het keukeneiland.
ten opzichte van het hoogst aangrenzende dakvlak met de rechter perceelgrens moet een opstand van 0,30m voorzien worden. Indien er lichtkoepels voorzien worden tegen de scheidingsmuur dan dient ten opzichte van dat punt een opstand van 0.30m te worden gevrijwaard.
Sectorale regelgeving
- MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
- Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft het verbouwen van een ééngezinswoning. De woonfunctie blijft onveranderd en functioneel inpasbaar in de omgeving.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag wenst de bestaande achterbouw te slopen en een nieuwe dubbelhoge en perceelsbrede achterbouw te plaatsen. Enerzijds verdwijnt er door deze ingreep een aanzienlijk deel van het bouwvolume, waarbij ook meer open ruimte ontstaat. Anderzijds wordt door het compacter maar plaatselijk hoger volume de scheidingsmuur met de rechterbuur verhoogd, met 1,5 meter. Deze ingreep is motiveerbaar, gelet op de algemene volumevermindering en dat deze ophoging niet zal leiden tot een kwaliteitsvermindering van de rechterbuur.
Visueel-vormelijke elementen en cultuurhistorische aspecten
Het gebouw is opgenomen in de inventaris onroerend erfgoed. Aan de stedelijke dienst monumentenzorg werd daarom advies gevraagd.
Geheel van vier gekoppelde, neoclassicistische burgerhuizen, voor eigen rekening gebouwd door de architect Louis Durieux, naar een ontwerp uit 1872. De woningen zijn representatief voor het oeuvre van Durieux, van wie in Antwerpen bouwprojecten gekend zijn uit begin jaren 1860 tot midden jaren 1880.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond, rusten op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Gekoppeld volgens spiegelbeeldschema, beantwoordt de compositie aan een regelmatig opzet geleed door de puilijst. In het gevelontwerp leggen balkons de klemtoon op de middenas van de eerste verdieping, maar die werden niet uitgevoerd. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de begane in vlakke, op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting met onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van inkomdeur en vensters is op nummer 30 integraal bewaard, nummer 24 behield enkel de inkomdeur, van nummers 26 en 28 werd het schrijnwerk tijdens het interbellum vernieuwd; gietijzeren voetschrapers en smeedijzeren keldertralies.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
Men wenst het schrijnwerk in de voorgevel te vervangen door nieuw schrijnwerk zonder T-verdeling in aluminium. De plint in blauwe hardsteen wordt hersteld, net zoals de kroonlijst. Bijkomend wordt de bestaande achterbouw afgebroken en wordt er een nieuwe lagere achterbouw voorzien. Ook intern gebeuren er enkele wijzigingen, de kamerstructuur blijft wel grotendeels bewaard.
In tegenstelling tot wat in de nota wordt beweerd, betreft het hier wel degelijk het oorspronkelijk schrijnwerk in hout, met T-verdeling. Dit kan je zien aan de detaillering en indeling van het schrijnwerk. Na het plaatsen van verlaagde plafonds werden de bovenlichten van de gelijkvloerse en eerste verdieping dicht gemaakt. Op basis van de nota kan gesteld worden dat het schrijnwerk in te slechte staat is om te behouden. Er kan nieuw houten schrijnwerk geplaatst worden naar bestaand model, uiteraard met dubbele beglazing. Zo blijft de beeldkwaliteit maximaal bewaard. Dit zal als voorwaarde gesteld worden.
Het is zeer positief dat de voorgevel opnieuw wordt hersteld (plint, kroonlijst en schilderen van gevel). Ter hoogte van de plint is een deel van de blauwe hardsteen geschilderd in een witte kleur. Om de plint opnieuw als geheel afleesbaar te maken, zal als voorwaarde gesteld worden de witte verflaag te verwijderen.
De interne wijziging houden voldoende rekening met de bestaande structuur van het pand. Het is niet duidelijk welke interieurelementen nog aanwezig zijn. We gaan uit van maximaal behoud van waardevolle interieurelementen zoals vloeren, schouwen, moulures, binnenschrijnwerk,… Op basis van de plannen is dit vermoedelijk wel de intentie van de bouwheer aangezien de verlaagde plafonds verwijderd worden en de originele plafonds hersteld worden.
Gelet op het voorgaande wordt een voorwaardelijk gunstig advies verleend.
Dit advies wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt bijgetreden. De voorwaarden die gesteld worden door monumentenzorg worden opgenomen als voorwaarden in deze vergunning.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De gelijkvloerse eetruimte voldoet met een hoogte van 2,35 m, niet aan de vereiste vrije hoogte van 2,6 m, conform artikel 21 van de bouwcode. Het is opmerkelijk dat, gezien de nieuwbouw, er niet voldaan wordt aan de minimale woonkwaliteitseisen inzake vrije hoogte. Wel compenseert de grote vrije hoogte van de dubbelhoge vide het ruimtegevoel ruimschoots, waardoor de keukenzone niet als dusdanig laag zal worden ervaren. In alle redelijkheid kan uitzonderlijk een afwijking op artikel 21 van de bouwcode met toepassing van artikel 3 worden toegestaan.
Vastgesteld wordt dat het hoogst aangrenzende dakvlak met de rechterbuur niet voorziet in een opstand van minstens 30 centimeter. Gezien er langs de rechterscheidingsmuur een lichtkoepel wordt voorzien, kan niet worden afgeweken van deze eis. Daarom zal er in voorwaarde worden opgelegd dat de dakopstand ter hoogte van de nieuwe achterbouw, minimaal 0,30 meter is ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, zonder dat hiervoor de scheidingsmuren worden verhoogd. Dit kan gebeuren door de dakdikte te beperken en/of de achterbouw lager uit te voeren. Het verhogen van de scheidingsmuur zou immers aanleiding geven tot een nieuwe bevraging van de omwonenden.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de aanvraag betrekking heeft op de verbouwing van een eengezinswoning waarbij de functie en het aantal woongelegenheden ten opzichte van het bestaande ongewijzigd blijven.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. ter hoogte van de nieuwe achterbouw een dakopstand van minimaal 0,30 meter te voorzien ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, zonder dat hiervoor de scheidingsmuren worden verhoogd;
2. het schrijnwerk in de voorgevel bestaat uit houten schrijnwerk met T-verdeling, het bestaande schrijnwerk dient als model;
3. detailtekeningen van het nieuwe schrijnwerk, samen met foto’s van het bestaande schrijnwerk, voor te leggen aan de stedelijke dienst monumentenzorg;
4. het geschilderde deel van de plint in blauwe hardsteen ontdoen van de witte verf;
5. alle waardevolle interieurelementen (vloeren, schouwen, binnenschrijnwerk, moulures, plafondafwerking, lambrisering,…) moeten bewaard blijven;
6. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Indiening aanvraag |
31 maart 2020 |
Volledig en ontvankelijk |
28 april 2020 |
Start openbaar onderzoek |
geen |
Einde openbaar onderzoek |
geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
Uiterste beslissingsdatum |
27 juli 2020 |
Verslag GOA |
4 juni 2020 |
naam GOA |
Katrijn Apostel |
De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Schriftelijke bezwaarschriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften |
Petitielijsten |
Digitale bezwaarschriften |
0 |
0 |
0 |
0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
1. ter hoogte van de nieuwe achterbouw een dakopstand van minimaal 0,30 meter te voorzien ten opzichte van het hoogste aangrenzende dakvlak, zonder dat hiervoor de scheidingsmuren worden verhoogd;
2. het schrijnwerk in de voorgevel bestaat uit houten schrijnwerk met T-verdeling, het bestaande schrijnwerk dient als model;
3. detailtekeningen van het nieuwe schrijnwerk, samen met foto’s van het bestaande schrijnwerk, voor te leggen aan de stedelijke dienst monumentenzorg;
4. het geschilderde deel van de plint in blauwe hardsteen ontdoen van de witte verf;
5. alle waardevolle interieurelementen (vloeren, schouwen, binnenschrijnwerk, moulures, plafondafwerking, lambrisering,…) moeten bewaard blijven;
6. na uitvoering van de werken moet voldaan zijn aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten opgelegd door de Vlaamse Wooncode en het besluit van de Vlaamse regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen;
Het college beslist de plannen waarvan overzicht als bijlage bij dit besluit gevoegd, goed te keuren.