Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat de dienst Mer van het departement Omgeving het college om advies vraagt.
De dienst Mer van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectenrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Projectnummer: | OMV_2020079203 |
Gegevens van de aanvrager: | NV NOORD NATIE TERMINALS met als adres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | NV NOORD NATIE TERMINALS met als adres Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Blauwe Weg 44 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 14 sectie A nrs. 269M8, 269X7, 269Z7, 269L8, 269K8, 269N8, 269E8, 269C8, 269V8, 269D8, 269A9, 269P8, 269A4, 269G6, 269T7, 269C5, 269R8, sectie B nrs. 41F9, 41B7, 41Y8 en 41N6 |
Inrichtingsnummer: | 20180517-0069 (Noord Natie Terminals nv) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | Op- en overslagbedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding en bouwen van drie tankparken en bijhorende constructies |
Voorgeschiedenis
Het betreft een milieueffectenrapport in het kader van een uitbreiding van de vergunning van Noord Natie Terminals.
Inhoud van de aanvraag
Het milieueffectenrapport (MER) werd opgesteld in kader van de omgevingsvergunningsaanvraag voor de uitbreiding van de vergunning van Noord Natie Terminals.
Beoordeling MER
Noord Natie Terminals baat aan de Blauwe Weg een tankterminal uit. De activiteiten van Noord Natie Terminals (NNT) bestaan hoofdzakelijk uit de opslag en overslag van voornamelijk, al dan niet gevaarlijke, vloeibare of vaste producten (plantaardige en minerale oliën, dierlijke vetten en chemicaliën) in diverse tanks geplaatst in tankenparken. De opslag vindt plaats in opdracht van derden.
Ten behoeve van de opslagactiviteiten beschikt het bedrijf over tankenparken die op het terrein gegroepeerd staan, twee ADR-opslagzones en opslagmagazijnen voor éénheidsverpakkingen (met gevaarlijke producten). Daarnaast zijn voorzieningen aanwezig voor de overslag van producten: verlaadplaatsen met bijhorende laad/losinstallaties, productleidingen, pompen, logistieke zones, … . Ten slotte zijn in de opslagmagazijnen afvulinstallaties voorzien voor het afvullen van (gevaarlijke) producten in recipiënten, met bijhorende opstelzones voor af te vullen media.
De exploitant voorziet een uitbreiding van de tankterminal met een bijkomende opslagcapaciteit van 135.000 m³ in nieuwe tankenparken R, S, T en U, gecombineerd met een configuratiewijziging in vergund tankenpark Q.
Aangezien het project valt onder categorie 25 ‘Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer’ van bijlage I van het MER-besluit werd een MER opgesteld.
De dienst Mer vraagt het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Het advies van het college over de gehele omgevingsvergunningsaanvraag kan pas geformuleerd worden nadat het openbaar onderzoek is afgerond. Onderhavig advies beperkt zich louter tot het opgestelde MER.
Discipline Lucht
Het bedrijf beschikt over twee stoomketels voor de verwarming van een aantal opslagtanks. Deze ketels zullen vervangen worden door nieuwe ketels die moeten voldoen aan strengere emissiegrenswaarden. In het MER wordt gesteld dat, gezien de actuele NOx-emissie reeds als niet relevant kan beschouwd worden, dit zeker ook zo zal zijn voor de geplande situatie. Gezien de te verwachten afname van de NOx-emissies zal er zeker geen negatieve impact inzake grensoverschrijdende N-depositie optreden.
De uitbreiding van de opslagcapaciteit kan leiden tot een toename van de VOS-emissies. Voor de beoordeling van de VOS-emissies wordt als worst case beoordeling niet alleen uit gegaan van een toename van de opslagcapaciteit, maar ook van een toename van de opslag van vluchtige stoffen die leiden tot verhoogde VOS-emissies. Bij de impactbeoordeling wordt dan ook in feite de maximaal te verwachten impact in kaart gebracht van zowel de huidige als van de geplande installaties. In het MER worden een maximaal VOS-scenario, een maximaal TOX-scenario milieugevaarlijke, giftige en carcinogene stoffen en een scenario met maximale geurimpact onderzocht. Bij elk van deze scenario’s wordt er voldaan aan de vereiste reductie van 85% ten opzichte van de situatie waarbij geen maatregelen zouden genomen worden. Men voorziet onder meer het gebruik van ademventielen op verhoogde druk, dampretour, gebruik van scrubbers, … .
Uit de impactberekeningen van het maximaal VOS-scenario blijkt dat er in de geplande situatie enkel in de omgeving van de site een aantoonbare jaargemiddelde impactbijdrage te verwachten is. Voor de beoordelingspunten wordt een hoogste jaargemiddelde impactbijdrage van het project van 0,3 µg/m³ berekend. Dit is minder dan 1% van de beoordelingswaarde van 100 µg/m³, wat als een verwaarloosbare bijdrage is te aanzien. Ter hoogte van de woonomgevingen rondom de site (Merksem, Antwerpen, Zwijndrecht, LO) is de maximale VOS-impact uiteraard dan ook als verwaarloosbaar te aanzien.
Voor de beoordelingspunten wordt in het maximaal TOX-scenario in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf een hoogste jaargemiddelde benzeenconcentratiebijdrage van 0,05 µg/m³ berekend, wat net 1% is van de beoordelingswaarde van 5 µg/m³. Dit wordt nog net als een verwaarloosbare impact aanzien. Ter hoogte van de woonomgevingen rondom de site is de maximale benzeen-impact eveneens als verwaarloosbaar te aanzien.
In het maximaal geurscenario wordt in de onmiddellijke omgeving voor de site een geurimpact berekend van maximaal 0,5 à 1 GeurEquivalent/m³. Hiermee wordt de richtwaarde ten aanzien van zeer onaangename geuren voor laag geurgevoelige bestemmingen niet overschreden. Ter hoogte van de woonomgevingen rondom de site is de maximale geur-impact eveneens als verwaarloosbaar te beschouwen volgens het MER.
Discipline Oppervlaktewater
Het bedrijfsafvalwater van Noord Natie Terminals wordt geloosd in het insteekdok gelegen tussen het 4e Havendok en het Leopolddok. Noord Natie Terminals beschikt over een uitgebreide waterzuiveringsinstallatie, dat de waswaters van de tanks, het regen- en condenswater dat binnen de tankenparken valt, de productlekken e.a. zuivert. De WZI voor bedrijfsafvalwater bestaat uit een fysicochemisch en een biologisch behandelingsgedeelte. De waterzuiveringsinstallaties voor bedrijfsafvalwater worden dagelijks opgevolgd en gecontroleerd. Hiertoe is het bedrijf uitgerust met een laboratorium waarin minstens éénmaal per week een volledige analyse gebeurt op het inkomende en geloosde bedrijfsafvalwater. Men is vergund voor de lozing van 75.000 m³ bedrijfsafvalwater per jaar.
In functie van de beoogde veranderingen wordt een extra lozingspunt lp4 aangevraagd voor niet-verontreinigd hemelwater voor de tankenparken Q/R/S/T. Het niet-verontreinigd hemelwater van het tankenpark U zal na staalname en controle geloosd worden op punt lp1 aan de meetgoot. Er wordt geen wijziging van het vergunde lozingsdebiet voorzien. In het MER wordt gesteld dat de waterzuiveringsinstallatie voldoende groot gedimensioneerd is, zodanig dat een eventuele toename van de hoeveelheid afvalwater en/of vuilvracht kan verwerkt worden. De slibbelasting van de biologische zuivering is zeer laag zodat zelfs een toename van de vuilvracht met 20% geen negatieve gevolgen zal hebben op het zuiveringsrendement van de biologische waterzuivering.
Op basis van de gemiddelde lozingswaarden bij het maximaal vergund jaardebiet wordt in het MER geconcludeerd dat de jaargemiddelde impact van het geloosde bedrijfsafvalwater als verwaarloosbaar kan beschouwd worden. Voor de tijdelijke worst case impact kan rekening gehouden worden met een verdunningsfactor van meer dan 3.000. Met een dergelijke verdunningsfactor kan de tijdelijke worst case impact (bij maximale daglozing) als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt aanzien worden.
Bij de aanlegfase wordt normalerwijze een bemaling voorzien. Bodemonderzoek toont aan dat er enkel verontreiniging werd vastgesteld ter hoogte van kaai 237 en in de straat Blauwe Weg ter hoogte van tankenpark C. In deze zones zal het bemalingswater overgepompt worden naar het naastliggende tankenpark C voor verwerking in de interne waterzuiveringsinstallaties.
Gezien het sanitair afvalwater gezuiverd wordt in een KWZI en gezien het relatief beperkt lozingsdebiet kan de impact van deze lozing als verwaarloosbaar aanzien worden volgens het MER.
In het MER wordt aangeraden om bij de realisatie van het project al van bij de verdere engineering van de afwatering/riolering rekening te houden met de mogelijkheden om bijkomend hemelwater op te vangen voor hergebruik in de toekomst.
Discipline bodem en grondwater
Op dit ogenblik worden op het terrein twee bodemsaneringsprojecten uitgevoerd. Deze behandelen de aangetroffen verontreiniging ter hoogte van tankenpark D en de sanering van perceel 269 K8. De verschillende in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken worden beschreven in het MER.
In het MER wordt het effect op bodemkwaliteit, als gevolg van de voorzorgsmaatregelen, als gering negatief beoordeeld. Alle bovengrondse opslagtanks staan opgesteld binnen een betonnen inkuiping. Alle tankenparken zijn uitgerust met een betonnen vloer of zijn of worden volledig vloeistofdicht uitgevoerd. De vloeistoffen die in de inkuiping van de tankenparken terecht komen, worden daar verzameld en naar de interne afvalwaterzuivering verpompt. Op dit ogenblik gebeurt de verlading van tankwagens hoofdzakelijk op vloeistofdichte laad- en losplaatsen. Het verder vloeistofdicht maken van de laad- en losplaatsen wordt in de loop van dit en volgende jaren verdergezet, zodat een productspill op deze laad- en losplaatsen geen aanleiding meer kan geven tot een vervuiling van het bodem en/of grondwater. Elke productspill wordt opgekuist met absorptiemateriaal en afgevoerd naar een externe afvalverwerker. Bij de verlading van schepen is er steeds een risico voor het milieu, met name voor water wegens mogelijke lekken ter hoogte van de dokken. Veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om productlozingen in de dokken te voorkomen. De kritische verlaadslangen worden minstens één maal per jaar getest. Na iedere reiniging wordt een visuele inspectie van al de slangen doorgevoerd. Ter hoogte van de aansluitingen van de slangen is bovendien steeds een opvangvoorziening aanwezig.
Er wordt een tijdelijk bemaling voorzien. Gezien de aanwezigheid van verontreinigingskernen in de buurt zouden zich door de bemaling problemen kunnen voordoen door aanzuiging van verontreinigd grondwater. Alhoewel de invloedssfeer van de bemaling beperkt is, moet als voorzorgsmaatregel het opgepompte water geanalyseerd worden zodat bij eventuele verontreiniging het opgepompte water via een afvoersysteem naar de afvalwaterzuivering kan vervoerd worden. Wanneer geen verontreiniging wordt vastgesteld kan het water via retourbemaling terug in de bodem gebracht worden. Het effect op de grondwaterkwaliteit wordt in het MER als gevolg van deze voorzorgsmaatregelen als gering negatief beoordeeld.
Discipline mens
In het MER worden de gevolgen van het project op de gezondheidsrisico’s bestudeerd. Algemeen kan men stellen dat er geen gezondheidsrisico’s zijn ten gevolge van de exploitatie. Specifiek voor benzeen vraagt men voldoende aandacht om de benzeenemissies tot een minimum te beperken gelet op de toxische en carcinogene werking van benzeen.
Voor wat het mobiliteitsaspect betreft, wordt in het MER aangegeven dat er één extra schip dagelijks zal aanmeren in de beoogde situatie. Voor de binnenvaart zal eveneens één boot extra te voorzien zijn.
Momenteel komen er al drie schepen per dag en drie binnenvaart boten per dag aan. Naast het inkomende watertransport zijn er ook twee inkomende treinen per dag. Ook voor de afvoer zijn er gemiddeld twee treinen per dag. In de beoogde situatie komen er twee treinen bij, één voor levering en één voor afhaling.
Het aantal vrachtwagens on site bedraagt doorgaans maximaal 130 per dag. Op piekmomenten kan dit uitzonderlijk oplopen tot 180 per dag. De actuele 40 plaatsen blijken in de praktijk toch niet te volstaan. Omdat de uitbreiding van de tanken zal gepaard gaan met extra verplaatsingen per truck, die door Noord Natie op zo’n 20% stijging worden ingeschat, is er nood aan een beter management van de bewegingen op de site. Om dit mogelijk te maken werd eerder al een vergunning ontvangen om de nodige zones te creëren waar gewacht kan worden om naar de laadstations te rijden.
Er wordt geconcludeerd dat door dit project geen belangrijke effecten zullen veroorzaakt worden voor wat de mobiliteit in de omgeving betreft. Wel is het aangewezen dat de ongevallen fiets-vrachtwagen specifieke aandacht krijgen, ook al is dit slechts een indirect gevolg van dit project. Mogelijke maatregelen zijn zowel on site als off site te zoeken en kunnen best bestaan uit een samengaan van infrastructuur, gedrag(sregels) en flankerend beleid volgens het MER.
Discipline biodiversiteit
Het meest nabije biologisch waardevolle gebied zijn de slikken en schorren naast de Schelde. De kortste afstand tussen Noord Natie Terminals en deze gebieden bedraagt 1.450 meter. De Schelde en haar slikken en schorren zijn aangeduid als habitatrichtlijngebied, de slikken en schorren zijn ook opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Op meer dan 2 km ten noordoosten ligt het VEN gebied Oude Landen in Ekeren.
In het MER wordt gesteld dat er geen directe effecten verbonden zijn aan de aanleg. De bijdrage van het bedrijf in vermestende depositie, in exploitatie, zal afnemen t.o.v. de actuele situatie. Verzurende depositie is niet relevant. Er is verder geen impact van N-depositie op Natura 2000-gebieden, zowel in Vlaanderen als in Nederland. De bijdrage van het bedrijf in de concentraties van milieuvreemde stoffen in de lucht en het dokwater blijft verwaarloosbaar volgens het MER.
Er zijn geen opmerkingen op het opgestelde MER.
Conclusie
Gunstig advies te verlenen voor het MER
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 24 juli 2020 |
Uiterste adviesdatum | 23 augustus 2020 |
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |