Terug
Gepubliceerd op 26/10/2020

2020_CBS_08721 - Omgevingsvergunning - OMV_2020091048. Waalse- en Vlaamsekaai zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 23/10/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_08721 - Omgevingsvergunning - OMV_2020091048. Waalse- en Vlaamsekaai zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_08721 - Omgevingsvergunning - OMV_2020091048. Waalse- en Vlaamsekaai zonder nummer (zn). District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020091048

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Van Laere met als adres Antwerpsesteenweg 320 te 2070 Zwijndrecht

Ligging van het project:

Waalse- en Vlaamsekaai zonder nummer (Kooldok)

Kadastrale gegevens:

afdeling 11 sectie L nr. 3989A

Inrichtingsnummer:

20200707-0120 (Kooldok)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

exploiteren van een tijdelijke werf met bronbemaling

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft de exploitatie van werfactiviteiten en een bemaling voor de aanleg van de ondergrondse parking Kooldok.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

10 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

32,00 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

5,00 ton

17.3.6.2°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

5,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.000,00 liter

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

550.000,00 m³/jaar

53.8.1°a)

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan vermeld in subrubrieken 53.1 tot en met 53.7 en 53.12 met een totaal opgepompte debiet van maximaal 5.000 m³ per jaar uit putten met een maximale diepte gelijk aan het locatiespecifieke dieptecriterium;

5.000,00 m³/jaar

61.2.1°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het Vlarebo

met een capaciteit van 1.000 m³ tot en met 10.000 m³;

10.000,00 m³

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.53.3.2.§1 :

De meetinrichting is ofwel:  

1° een vleugelradmeter of meter met schroef van het Woltman type;  

2° een dynamische turbinemeter;  

3° een elektromagnetische meter;  

4° een ultrasone meter;  

5° een gecombineerde meter: een meter die binnen hetzelfde huis een combinatie is van meters, bedoeld in 1° tot en met 4°.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

De hoeveelheid bronbemalingswater dat opgehaald wordt door derden kan worden bepaald aan de hand van een berekening op basis van de opvolging van de debieten op het toekomend water en het afgevoerde water richting riolering.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Vlaamse Milieumaatschappij, grondwaterbeheer

3 augustus 2020

23 september 2020

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ beheer en onderhoud

3 augustus 2020

10 augustus 2020

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Binnenstad, goedgekeurd op 26 april 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel  8: zone voor publiek domein - (pu).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Tussen de Waalse- en de Vlaamsekaai is het project ‘Gedempte Zuiderdokken Antwerpen’ gepland. Fase 1, realisatie van de ondergrondse parking Steendok, werd reeds vergund en is in uitvoering. Fase 2 betreft de aanleg van de ondergrondse parking Kooldok. De constructie van parking Kooldok vangt pas aan na de voorlopige oplevering van parking Steendok. Beide bemalingen zullen bijgevolg nooit tegelijkertijd actief zijn.

De bemaling noodzakelijk voor de realisatie van de vier ondergrondse verdiepingen met een grootte van ongeveer 150 bij 50 meter wordt aangevraagd voor een maximaal bemalingsdebiet van 2.210 m³/dag (92 m³/uur) en een stationair bemalingsdebiet van 1.277 m³/dag (53 m³/uur). In totaal zal er ongeveer 550.000 m³/jaar opgepompt worden. De start van de bemaling is voorzien begin januari 2021 en het einde midden maart 2022. Om met eventuele vertragingen rekening te houden, wordt een vergunning aangevraagd tot eind augustus 2022.

Op vraag van de stad Antwerpen heeft de exploitant rubriek 53.8.1.a aangevraagd zodat het water ook ter beschikking kan gesteld worden aan de stadsdiensten. Het aangevraagde debiet is 5.000 m³/jaar. Gezien het specifieke dieptecriterium is echter rubriek 53.8.1.b van toepassing. VMM gaat akkoord met toevoeging van deze rubriek. Rubriek 53.8.1.a zal zonder voorwerp verklaard worden.

Er wordt een afwijking gevraagd van artikel 5.53.3.2.§1 met betrekking tot de meetinrichting voor de opvolging van de hoeveelheid bronbemalingswater dat door derden wordt opgehaald. Deze zal bepaald worden aan de hand van een berekening. Volgende debietmeters worden voorzien:

-          één op het toekomend debiet in het pompstation (1);

-          één op het afgepompt debiet richting Schelde (2).

Het saldo opgehaald volume water zal bepaald worden door het verschil tussen (1) en (2).

VMM en stad Antwerpen gaan akkoord met de gevraagde afwijking.

Bemalingsconcept

De bouwput wordt hydraulisch afgesloten met behulp van slibwanden tot in de Boomse klei (-15,5 mTAW). Het maaiveldpeil bevindt zich op +7 mTAW. Voor het plaatsen van een reeks groutankers en de slibwanden moet het grondwaterpeil zowel binnen als buiten de waterkerende wanden verlaagd worden tot -3,0 mTAW gedurende zeven maanden. Aangezien het grondwaterpeil in rust zich gemiddeld op circa +3,70 mTAW bevindt, moet het grondwaterpeil met 6,70 meter verlaagd worden. Na het plaatsen van de slibwanden dient de bouwput droog uitgegraven worden tot -7,85 mTAW, waarbij het grondwater verlaagd moet worden met 12,05 meter tot -8,35 mTAW. Tijdens deze fase moet het grondwater buiten de bouwput ook verlaagd blijven tot -3 mTAW. 

De bemaling wordt uitgevoerd met 20 dieptebronnen buiten de bouwput en vijf dieptebronnen midden in de bouwput. De dieptebronnen hebben een filterstelling tussen -9,0 en -14,0 mTAW. Binnen de bouwput wordt tevens een filterbemaling voorzien om, indien nodig, het overtollige water te kunnen wegpompen. De bemaling zal gefaseerd opgestart worden om het opstartdebiet onder 2.500 m³/dag te houden. Hierdoor zullen in een eerste fase enkel de dieptebronnen aan de uiteinden van de bouwput opgestart worden (eerste 10 dagen), gevolgd door de dieptebronnen langsheen de Vlaamsekaai en ten slotte de dieptebronnen langsheen de Waalsekaai (na 40 dagen bemalen). De dieptebronnen binnen de bouwput zijn eveneens actief vanaf de start van de bemalingswerken.

Zettingen

Uit de theoretische zettingsberekeningen blijkt dat de absolute zettingen de grens van 20 mm niet overschrijden en de differentiële zettingen kleiner zijn dan 1/700. Het risico van schade door zettingen ten gevolge van de bemaling wordt dan ook als aanvaardbaar geacht.

Verzilting

In de Schelde is brak oppervlaktewater aanwezig. Aangezien de projectsite op slechts 200 meter van de Schelde gelegen is, kan deze bemaling mogelijk brak water uit de Schelde aantrekken. Tijdens de bemaling van het Steendok werd de geleidbaarheid van het bemalingswater opgevolgd. Uit deze metingen blijkt dat er slechts lichte overschrijdingen van de norm van 1.600 µS/cm zijn waargenomen en de aantrekking van brak water uit de Schelde relatief beperkt is. Dezelfde analyse is te verwachten voor de bemaling van het Kooldok.

Verontreinigingen

Binnen de invloedstraal van de bemaling liggen verschillende bij OVAM gekende dossiers. Deze worden uitgebreid besproken in een nota ‘Impact bemaling op grondwaterverontreinigingen’ en hieruit blijkt dat er milderende maatregelen noodzakelijk zijn om een onaanvaardbare verplaatsing van verontreiniging tegen te gaan:

-          OVAM- dossiers 15065 (BTEX en MO) en 30463 (BTEX, MO en cyanide): om aantrekking van deze verontreinigingen te vermijden wordt een retourbemaling voorzien met retourbronnen met een filterstelling tussen -1,0 en -11,0 mTAW. Uit de testsimulaties blijkt dat er minstens een retourlijn voorzien moet worden ten westen en ten oosten van de verontreiniging in OVAM dossier 30463 in de Kronenburgstraat, een retourlijn in het parkje langs de Scheldestraat en langs de Vlaamsekaai, een retourbron in de parkeerstrook ter hoogte van Vlaamsekaai 3, een retourlijn in de Graaf van Egmontstraat en in de Scheldestraat ten oosten van de verontreiniging 15065. Door het plaatsen van de retourbemaling wordt de verplaatsing van het grondwater beperkt tot binnen de bandbreedte van de natuurlijke stroombanen van het grondwater. Deze retourbemaling zorgt er eveneens voor dat de grondwaterverontreinigingen ter hoogte van OVAM-dossiers 24154, 21189 en 90266 nauwelijks verplaatst worden;

-          OVAM-dossier 18694 (MO, vluchtige aromaten en MTBE): bij recente controle van het grondwater werd een restverontreiniging vastgesteld. Hier zal een tegenbemaling geplaatst worden bestaande uit één bemalingsbron met een filterstelling tussen -1,0 en -4,0 mTAW. Door aan een debiet van circa 0,5 m³/uur te pompen wordt de verontreiniging reeds ter plaatse gehouden. Het opgepompte grondwater wordt gezuiverd en nadien in de riolering geloosd van de Marnixstraat. Hiervoor werd een aparte vergunning aangevraagd (OMV_2020092582).

 

Uit het advies van VMM: ‘Het bemalingswater dat geretourneerd wordt, dient te voldoen aan de milieukwaliteitsnorm voor grondwater (bijlage 2.4.1. bij VLAREM II). Voor parameters die niet zijn opgenomen in deze lijst, geldt de detectielimiet voor de parameter (WAC compendium). Er is een beschrijvend bodemonderzoek (81579) gekend op de eigen site. In het vaste deel van de aarde werd een verontreiniging van zware metalen (arseen, cadmium, chroom, kwik, lood en zink) en minerale olie vastgesteld ter hoogte van de voormalige dokbodem Steendok, Kooldok en Schippersdok. Daarnaast zijn er verschillende bodemonderzoeken in de directe nabijheid, waarvan de (beperkte) verontreiniging mogelijk zal worden aangetrokken tot in het bemalingswater. Een analyse van het grondwater voor opstart en een maandelijkse herhaling wordt opgelegd in de bijzondere voorwaarden om na te gaan of het bemalingswater wel voldoet aan de MKN voor grondwater.’

Het overige bemalingswater zal, net zoals voor de bemaling van het Steendok, geloosd worden in de Schelde. Rondom de werf zal een collectorleiding aangelegd worden, dewelke uitkomt in een pompstation dat op de werf geplaatst zal worden in het verlengde van de Leuvenstraat. Er wordt een ondergronds gestuurde boring uitgevoerd vanaf dit pompstation tot voorbij de Cockerillkaai. Hier wordt de leiding aangesloten op een bestaande overstortleiding tot in de Schelde.

Tegelijkertijd met de start van de bemaling van het Kooldok zal de laatste fase van de rioleringswerken in de Kronenburgstraat (OMV_2019080154) lopen. Een deel van deze werken dient ook in den droge te worden uitgevoerd. Aangezien er retourbronnen geplaatst worden  ter hoogte van deze rioleringswerken, kan het zijn dat er een tijdelijke bijstelling (of zelfs een uitschakeling) van de retourbronnen dient te gebeuren. De exploitant van de rioleringswerken zal een extra peilbuis plaatsen om de drijflaag te monitoren en indien nodig het pompregime aan te passen van de werf in de Kronenburgstraat. Indien het opgepompte water verontreinigd is, zal er een waterzuivering geplaatst worden zoals opgelegd in de vergunning. Van zodra het mogelijk is, worden de retourbronnen weer zodanig afgesteld dat de verspreiding van verontreiniging wordt tegengehouden. VMM legt hieromtrent geen bijkomende voorwaarden op.

MER-ontheffing:

In toepassing van artikel 4.3.3 §3 2° van het Decreet van 18 december 2002 betreffende milieu- en veiligheidsrapportage en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage werd een ontheffingsdossier opgesteld. Het project is onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 10 b)  en 10 o) van bijlage II van het besluit m.n. ‘Stadsontwikkelingsprojecten’ en ‘Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater.’ Het project valt dan ook onder bijlage II. Dit gaf de initiatiefnemer de mogelijkheid een ontheffingsdossier aan te vragen via een gemotiveerd onderzoek. Deze gemotiveerde vraag werd positief beantwoord door de dienst MER waarbij een ontheffing werd bekomen die geldig is vanaf 20 februari 2017 gedurende een periode van 4 jaar.

Behalve de bemaling worden er in de aanvraag ook andere werfactiviteiten aangevraagd onder andere de opslag van ontkistingsolie, verdeelslangen voor gasolie, het stallen van werfvoertuigen, airconditioningsinstallaties, de opslag van gassen, de opslag van diesel in verschillende bovengrondse houders, de opslag van bijtende stoffen, de opslag van schadelijke stoffen, de opslag van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen en de tijdelijke opslag van uitgegraven grond. Deze activiteiten zijn eigen aan de exploitatie van een werf en zullen tijdelijk wel enige hinder veroorzaken. De effecten op de mobiliteit, geluid, trillingen, lucht, bodem, grondwater, oppervlaktewater, fauna en flora en het landschap worden besproken in het m.e.r.-ontheffingsdossier. Hieruit wordt besloten dat het project geen aanzienlijke gevolgen zal hebben voor mens en milieu.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen vanaf de start van de bemaling voor een periode van 20 maanden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

10 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

32,00 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

5,00 ton

17.3.6.2°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

5,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.000,00 liter

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

550.000,00 m³/jaar

53.8.1°a)

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan vermeld in subrubrieken 53.1 tot en met 53.7 en 53.12 met een totaal opgepompte debiet van maximaal 5.000 m³ per jaar uit putten met een maximale diepte gelijk aan het locatiespecifieke dieptecriterium;

5.000,00 m³/jaar

53.8.1°b)

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5.000 m³ per jaar en minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit;

5.000,00 m³/jaar

61.2.1°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het Vlarebo

met een capaciteit van 1.000 m³ tot en met 10.000 m³;

10.000,00 m³

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De start- en stopdatum van de bemaling worden gemeld aan VMM via het mailadres grondwater.ant@vmm.be en aan de dienst Omgeving (milieuvergunningen@antwerpen.be);

 

2.

De retourbemaling en tegenbemaling dienen zo georganiseerd te worden als voorgesteld in de impactstudie met referentie “2020 05 08-LJAC_LDEH-AGT3004-Rapport impact op grondwaterontreinigingen-v1”. Per uitzondering mogen de retourbronnen in de Kronenburgstraat tijdelijk zodanig afgesteld (of indien nodig uitgeschakeld) worden zodat de rioleringswerken van de andere werf niet gehypothekeerd worden;

 

3.

In afwijking van artikel 5.53.3.2 en in aanvulling op artikel 5.53.3.1 volstaat het dat debietmeters worden voorzien zodat per watervoerende laag het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag kan gebracht worden en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kan worden;

 

4.

De kwaliteit van het bemalingswater moet worden opgevolgd. Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater. Na de eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyses bekend zijn. Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnorm (MKN) voor grondwater (Bijlage 2.4.1 van VLAREM II) en eventuele mobilisatie van een waterzuiveringsinstallatie kan de bemaling opnieuw opgestart worden. De analyse dient maandelijks herhaald te worden. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 01/04/2020);

 

5.

De stand van elke debietmeter wordt genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

-          in de eerste week: vijfmaal;

-          tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

-          voor de overige periode: maandelijks.

 

6.

Het grondwaterpeil dient opgevolgd te worden in minstens één peilbuis aan de buitenzijde van de waterremmende wand met filterstelling in de laag waaruit gepompt wordt. Het grondwaterpeil wordt opgemeten en genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgens volgende frequentie:

-          voor opstart van de bemaling: éénmaal;

-          in de eerste week: vijfmaal;

-          tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

-          voor de overige periode: maandelijks.

 

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

10 juli 2020

Volledig en ontvankelijk

3 augustus 2020

Start openbaar onderzoek

13 augustus 2020

Einde openbaar onderzoek

11 september 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

16 november 2020

Verslag GOA

 15 oktober 2020

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

13 augustus 2020

11 september 2020

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De start- en stopdatum van de bemaling worden gemeld aan VMM via het mailadres grondwater.ant@vmm.be en aan de dienst Omgeving (milieuvergunningen@antwerpen.be);

 

2.

De retourbemaling en tegenbemaling dienen zo georganiseerd te worden als voorgesteld in de impactstudie met referentie “2020 05 08-LJAC_LDEH-AGT3004-Rapport impact op grondwaterontreinigingen-v1”. Per uitzondering mogen de retourbronnen in de Kronenburgstraat tijdelijk zodanig afgesteld (of indien nodig uitgeschakeld) worden zodat de rioleringswerken van de andere werf niet gehypothekeerd worden;

 

3.

In afwijking van artikel 5.53.3.2 en in aanvulling op artikel 5.53.3.1 volstaat het dat debietmeters worden voorzien zodat per watervoerende laag het volume bemalingswater dat niet terug in de watervoerende laag kan gebracht worden en het volume bemalingswater dat nuttig gebruikt wordt, bepaald kan worden;

 

4.

De kwaliteit van het bemalingswater moet worden opgevolgd. Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het bemalingswater. Na de eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyses bekend zijn. Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnorm (MKN) voor grondwater (Bijlage 2.4.1 van VLAREM II) en eventuele mobilisatie van een waterzuiveringsinstallatie kan de bemaling opnieuw opgestart worden. De analyse dient maandelijks herhaald te worden. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 01/04/2020);

 

5.

De stand van elke debietmeter wordt genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgende frequentie:

-          in de eerste week: vijfmaal;

-          tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

-          voor de overige periode: maandelijks.

 

6.

Het grondwaterpeil dient opgevolgd te worden in minstens één peilbuis aan de buitenzijde van de waterremmende wand met filterstelling in de laag waaruit gepompt wordt. Het grondwaterpeil wordt opgemeten en genoteerd in een logboek dat ter inzage ligt op de werf, minstens met volgens volgende frequentie:

-          voor opstart van de bemaling: éénmaal;

-          in de eerste week: vijfmaal;

-          tot alle onttrekkingsbronnen operationeel zijn: wekelijks;

-          voor de overige periode: maandelijks.

 

 

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

600,00 liter 

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

2 verdeelslangen 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

10 voertuigen 

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

32,00 kW 

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

1.000,00 liter 

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

11,22 ton 

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

5,00 ton 

17.3.6.2°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

5,00 ton 

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

2.000,00 liter 

53.2.2°b)2°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld;

550.000,00 m³/jaar 

53.8.1°a)

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan vermeld in subrubrieken 53.1 tot en met 53.7 en 53.12 met een totaal opgepompte debiet van maximaal 5.000 m³ per jaar uit putten met een maximale diepte gelijk aan het locatiespecifieke dieptecriterium;

5.000,00 m³/jaar 

53.8.1°b)

andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan de boringen, vermeld in rubriek 53.1 tot en met 53.7 en 53.12, waarvan het totaal opgepompte debiet kleiner is dan of gelijk is aan 5.000 m³ per jaar en minimaal één put een diepte heeft die groter is dan het locatiespecifieke dieptecriterium, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van dit besluit;

5.000,00 m³/jaar 

61.2.1°

tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het Vlarebo

met een capaciteit van 1.000 m³ tot en met 10.000 m³;

10.000,00 m³ 


 

Artikel 4

Het college beslist dat de vergunning wordt verleend voor een periode van 20 maanden die aanvangt op de startdatum van de bemaling.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.