Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: |
OMV_2020020441 |
Gegevens van de aanvrager: |
zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: |
3M Belgium bvba, Hermeslaan 7 te 1831 Machelen |
Ligging van het project: |
Canadastraat 11 te 2070 Zwijndrecht en Charles De Costerlaan zn te 2050 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: |
Zwijndrecht afdeling 1 sectie A nrs. 456H, 456L, 456A2, 456K, 456C, 456Z, 456N, 456R, 456E, 456B2, 456P, 456Y, 456M, 456T, 456F, 456G, 467E, sectie H nrs. 448C, Antwerpen afdeling 13 sectie N nrs. 489A, 533E, 533D, 533C, 533B en 534/2 A |
Inrichtingsnummer: |
20170529-0025 (3M Belgium BVBA) |
Vergunningsplichten: |
Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: |
hernieuwen vergunning voor industriële site (IIOA) en regulariseren van wijzigingen op vergunning OMV_2018001033 (SH) |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 03/01/2019: vergunning door deputatie (20182716) voor het bouwen van nieuwe constructies van een chemisch bedrijf 3M - verandering door wijziging en bijstelling - CS17 Project.
Vergunde toestand/Geacht vergunde toestand
- industrieterrein;
- MCC Cabine geïntegreerd in vergund volume van vergunning OMV_2018001033.
Gewenste toestand
- MCC cabine volledig los van de installaties ingepland.
Inhoud van de aanvraag
- regulariseren van wijzigingen op vergunning OMV_2018001033.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 25 januari 2001 verleende de deputatie een vergunning aan 3M Belgium nv (kenmerk MLAV1/00-345). De afgelopen 20 jaar volgden meerdere aanpassingen, uitbreidingen en wijzigingen van de voorwaarden. De vergunning is geldig tot 25 januari 2021.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat in hoofdzaak de hernieuwing van de vergunning voor de industriële productiesite voor chemicaliën te Zwijndrecht.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Gevraagd voor |
3.6.3.3 |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur; |
92 m³/uur |
4.3.c.1.i |
andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 25 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
22 kW |
6.4.2 |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter; |
3.050.000 liter (+32.000 liter) |
6.5.1 |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
1 verdeelslang |
7.1.3 |
niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; |
16.600 ton/jaar |
7.4.b.2 |
inrichtingen voor het bereiden van aminen en gehalogeneerde organische verbindingen met een jaarcapaciteit van meer dan 10 ton; |
22.950 ton/jaar (-24.450 ton/jaar) |
7.11.1.b |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals: zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen; |
62.852 ton/jaar (-12.948 ton/jaar) |
7.11.1.d |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals stikstofhoudende koolwaterstoffen zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten en isocyanaten; |
14.650 ton/jaar (-26.250 ton/jaar) |
7.11.1.f |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals halogeenhoudende koolwaterstoffen; |
22.950 ton/jaar (-24.450 ton/jaar) |
12.1.1.1.a |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
651 kVA (+100 kVA) |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
8 x 1000 kVA + 1 x 630 kVA + 1 x 720 kVA (-180 kVA) |
12.2.2 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
2 x 20.000 kVA, 1 x 10.000 kVA, 1 x 5.000 kVA, 2 x 4.250 kVA, 5 x 2.000 kVA en 3 x 1.600 kVA |
12.3.1 |
accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; |
65.755 VAh (-39.057 VAh) |
12.3.2 |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
146,2 kW (+70,6 kW) |
15.1.2 |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
32 stuks |
16.3.1 |
koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2.000 ton CO2–equivalent; |
65.971 ton CO2–equivalent |
16.3.2.b |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
5.821,56 kW |
17.1.2.1.3 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
864.712 liter (+98.690 liter) |
17.1.2.2.3 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
228.906 liter (+100.000 liter) |
17.2.2 |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) |
|
17.3.1.3 |
opslagplaatsen voor ontploffingsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS01) met een gezamelijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton; |
4 ton |
17.3.2.1.1.2 |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; |
196,7 ton (-1 ton) |
17.3.2.1.2.3 |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
4.010,8 ton (+169 ton) |
17.3.2.2.3.b |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; |
4.576,1 ton (-161 ton) |
17.3.2.3.2.a |
opslagplaatsen gelegen in industriegebied voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS02), niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 1 ton tot en met 50 ton; |
44 ton |
17.3.3.1.a |
opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton; |
10 ton |
17.3.4.3 |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
6.156,9 ton (+78,5 ton) |
17.3.5.3 |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; |
4.149,7 ton (+14 ton) |
17.3.6.3 |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; |
8.918,9 ton (-150,5 ton) |
17.3.7.3 |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
7.418,7 ton (-330 ton) |
17.3.8.3 |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
2.318,6 ton (-225,5 ton) |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 kg |
20.4.1.2 |
chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer; |
50.052 ton/jaar (+2.652 ton/jaar) |
23.3.1.a |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
189 ton (+50 ton in een lokaal) |
24.3 |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
5 labo's |
29.5.2.1.a |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
158,22 kW (+123,22 kW) |
31.1.1.a |
stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
1.127,5 kW (+243,5 kW) |
33.4.1.c |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
476 ton |
36.1 |
inrichtingen voor het vervaardigen van synthetische rubber; |
1 inrichting |
36.3.1.b.1 |
inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
1.887,4 kW (+62,4 kW) |
36.4.1 |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; |
1.000 ton |
39.1.1 |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
160 liter |
39.1.3 |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
22.100 liter |
39.2.1 |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
9.092 liter |
39.4.1 |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter; |
5.282 liter (-937 liter) |
43.1.3 |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
36.938 kW (-790 kW) |
43.3.1 |
het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW tot 50 MW; |
38,722 MW (-0,61 MW) |
43.4 |
installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval; |
38,722 MW (-0,61 MW) |
51.2.1 |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
53.2.2.a |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld; |
30.000 m³/jaar |
53.8.1.a |
andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan vermeld in subrubrieken 53.1 tot en met 53.7 en 53.12 met een totaal opgepompte debiet van maximaal 5.000 m³ per jaar uit putten met een maximale diepte gelijk aan het locatiespecifieke dieptecriterium; |
260 m³/jaar (-8.500 m³/jaar) |
59.14.2 |
vervaardiging van coatingmengsels, lak, inkt en kleefstoffen met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 1.000 ton; |
17.800 ton/jaar (+3.675 ton/jaar) |
59.15.1 |
bewerking van natuurlijke of synthetische rubber met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton. |
46,5 ton/jaar |
Adviezen
Er werden geen adviezen gevraagd.
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Waaslandhaven fase1 en omgeving, goedgekeurd op 16 december 2005. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1 zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, goedgekeurd op 30 april 2013.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Dit zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, die nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.) De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwcode.
Sectorale regelgeving
- Vlaamse Wooncode: het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse Wooncode zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ‘kwaliteitsbesluit’)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse Wooncode.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag omvat geen stedenbouwkundige handelingen op grondgebied Antwerpen.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De site van 3M is gespecialiseerd in het produceren van fijnchemicaliën. De industriële installaties bevinden zich uitsluitend op het grondgebied van de gemeente Zwijndrecht. Een deel van het bedrijfsterrein bevindt zich op het grondgebied van de stad Antwerpen. Het betreft een deel van het perceel 11813 – N – 489 A aan de oostzijde. Het deel van het terrein is momenteel bebost; er vinden geen activiteiten plaats.
Daarnaast worden volgende percelen die zich op Antwerps grondgebied bevinden, opgenomen in de vergunningsaanvraag:
- 11813 – N – 533 B;
- 11813 – N – 533 C;
- 11813 – N – 533 D;
- 11813 – N – 533 E;
- 11813 – N – 534 A 2.
De percelen vormen een corridor naar de Schelde aan de westzijde van het natuurreservaat Blokkersdijk. In deze corridor is een afvoerpijp in HDPE aangelegd voor het lozen van bedrijfsafvalwater in de Schelde. De betonnen pijp is niet langer in gebruik. Het advies van het college beperkt zich tot de aspecten die invloed kunnen hebben op de stad Antwerpen.
MER
Het project heeft betrekking op twee categorieën van bijlage III van het MER-besluit:
- 6.a) – behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën;
- 6.c) – opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten bij inrichtingen behorende tot de chemische industrie.
Een m.e.r.-screening werd uitgevoerd om de milieueffecten voor het project in kaart te brengen. De dichtstbij gelegen woonwijk op Antwerps grondgebied (Regatta-ontwikkeling) bevindt zich op meer dan 1.500 meter van de site van 3M. Voor de stad Antwerpen is het aangrenzende natuurgebied Blokkersdijk van belang (vogelrichtlijngebied).
Het natuurgebied Blokkersdijk herbergt een grote diversiteit aan soorten, zowel fauna als flora, en wordt in de biologische waarderingskaart als biologisch zeer waardevol aanzien. De natuur strekt zich deels ook uit op de niet-bebouwde delen in het westelijke en zuidwestelijke deel van de site van 3M, al is de biologische waarde hier lager (voornamelijk ruigte en pioniersvegetatie).
Voor wat de luchtverontreiniging betreft, blijkt dat de pluimmaxima op of net buiten de industriezone liggen, ten noordoosten van het bedrijfsterrein. Voor de geplande situatie werden de vermestende en verzurende deposities gemodelleerd onder andere voor het natuurgebied. Hieruit blijkt dat een deel van de vijver een bijdrage ondervindt van minder dan 5% van de kritische drempelwaarde; in de huidige situatie zou dit slechts 3% zijn. De vermestende depositie op het natuurgebied bedraagt 0,1 tot 0,5 kg N/ha.jaar in het deel grenzend aan de industriezone en 0,05 – 0,1 kg N/ha.jaar verder in het natuurgebied. De totale depositie bedraagt zo’n 25 kg N/ha.jaar. In de geplande situatie is er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van het natuurgebied.
Er wordt een scenario beschreven waarbij maatregelen genomen worden om de NOx-emissies van de FRE1 te laten dalen met 35% of een scenario waarbij de emissies van de stoomketels dalen met 60%. Bij voorkeur worden maatregelen genomen om de emissies zowel bij de thermische naverbrander als de stookketels te reduceren, om een maximale beperking te hebben van de NOx-emissie.
In de discipline oppervlaktewater werd de worst case impact van de lozing op de Zeeschelde in kaart gebracht. De impact wordt als niet aanzienlijk gezien. Gelet op de lozing van het bedrijfsafvalwater in de Schelde, wordt geen effect verwacht op het natuurgebied. De afvalwaterleiding loopt via een corridor naast het natuurgebied naar de Schelde. Lekken zouden wel vervuiling van het gebied kunnen veroorzaken. Hoewel het risico beperkt lijkt, dient de pijpleiding periodiek geïnspecteerd te worden op lekken en slijtage.
De impact van de geluidsproductie op de omgeving ligt binnen de wettelijke normen. Op meetpunt 1, op de grens tussen 3M en de Blokkersdijk, werden LAeq’s van 54 dB(A), 54 dB(A) en 53 dB(A) gemeten voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Uit de Lden-kaarten voor wegverkeer blijkt dat het verkeer alleen al waarden tussen 55 en 70 dB(A) veroorzaakt, afkomstig van de E34. In de nieuwe situatie wordt een verbetering ter hoogte van meetpunt 1 verwacht van 4 dB(A) als gevolg van een betere afscherming van bestaande geluidsbronnen.
Seveso
3M is een hogedrempelinrichting in het kader van de Seveso-richtlijn en beschikt over een veiligheidsrapport (OVR) dat goedgekeurd werd in 2018 (OVR/17/22) en dat als referentiesituatie gebruikt wordt. Het bedrijf richtte aan het Team Externe Veiligheid een verzoek om geen bijwerking te moeten doen van dit VR en voegde daar een veiligheidsnota aan toe (VN/19/30 van 7 oktober 2019). De invloed van de geplande veranderingen op het in het OVR beschreven externe mensrisicobeeld worden in deze nota onderzocht. Het project heeft globaal een invloed op de maximaal aanwezige hoeveelheid Seveso-stoffen op de site. Het Team Externe Veiligheid meent dat de veranderingen geen bijkomend aanzienlijk extern mensrisico en geen bijkomend aanzienlijk milieurisico inhouden, ten opzichte van het risicopotentieel in de referentiesituatie. De al aanwezige veiligheidsmaatregelen, het veiligheidsbeheersysteem en het interne noodplan zijn dekkend voor de toestand na verandering. 3M hoeft voor de gevraagde verandering het meest recente goedgekeurde OVR niet bij te werken.
Advies van het college
Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek |
Omschrijving |
Geadviseerd voor |
3.6.3.3 |
afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 50 m³/uur; |
92 m³/uur |
4.3.c.1.i |
andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 25 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; |
22 kW |
6.4.2 |
opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter; |
3.050.000 liter |
6.5.1 |
brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; |
1 verdeelslang |
7.1.3 |
niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton; |
16.600 ton/jaar |
7.4.b.2 |
inrichtingen voor het bereiden van aminen en gehalogeneerde organische verbindingen met een jaarcapaciteit van meer dan 10 ton; |
22.950 ton/jaar |
7.11.1.b |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals: zuurstofhoudende koolwaterstoffen zoals alcoholen, aldehyden, ketonen, carbonzuren, esters en mengsels van esters, acetaten, ethers, peroxiden en epoxyharsen; |
62.852 ton/jaar |
7.11.1.d |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals stikstofhoudende koolwaterstoffen zoals aminen, amiden, nitroso-, nitro- en nitraatverbindingen, nitrillen, cyanaten en isocyanaten; |
14.650 ton/jaar |
7.11.1.f |
de fabricage van organisch-chemische producten zoals halogeenhoudende koolwaterstoffen; |
22.950 ton/jaar |
12.1.1.1.a |
inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
651 kVA |
12.2.1 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; |
8 x 1000 kVA + 1 x 630 kVA + 1 x 720 kVA |
12.2.2 |
transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA; |
2 x 20.000 kVA, 1 x 10.000 kVA, 1 x 5.000 kVA, 2 x 4.250 kVA, 5 x 2.000 kVA en 3 x 1.600 kVA |
12.3.1 |
accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000; |
65.755 VAh |
12.3.2 |
accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; |
146,2 kW |
15.1.2 |
al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; |
32 stuks |
16.3.1 |
koelinstallaties, warmtepompen en airconditioninginstallaties, met een gezamenlijke hoeveelheid van meer dan 2.000 ton CO2–equivalent; |
65.971 ton CO2–equivalent |
16.3.2.b |
koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; |
5.821,56 kW |
17.1.2.1.3 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
864.712 liter |
17.1.2.2.3 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter; |
228.906 liter |
17.2.2 |
VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting) |
|
17.3.1.3 |
opslagplaatsen voor ontploffingsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS01) met een gezamelijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton; |
4 ton |
17.3.2.1.1.2 |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton; |
196,7 ton |
17.3.2.1.2.3 |
opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
4.010,8 ton |
17.3.2.2.3.b |
opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders; |
4.576,1 ton |
17.3.2.3.2.a |
opslagplaatsen gelegen in industriegebied voor overige brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS02), niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2., met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 1 ton tot en met 50 ton; |
44 ton |
17.3.3.1.a |
opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton; |
10 ton |
17.3.4.3 |
bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; |
6.156,9 ton |
17.3.5.3 |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton; |
4.149,7 ton |
17.3.6.3 |
opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; |
8.918,9 ton |
17.3.7.3 |
opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton; |
7.418,7 ton |
17.3.8.3 |
opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton; |
2.318,6 ton |
17.4 |
opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; |
5.000 kg |
20.4.1.2 |
chemische inrichtingen voor de productie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren (niet begrepen in rubriek 7.3) met een productiecapaciteit van 10 ton per jaar of meer; |
50.052 ton/jaar |
23.3.1.a |
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied; |
189 ton in een lokaal |
24.3 |
laboratoria die biologische, scheikundige, of organische bedrijvigheid uitoefenen met het oog op opzoekingen, proeven, analyses, toepassing of ontwikkeling van producten, kwaliteitscontrole op producten, en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt; |
5 labo's |
29.5.2.1.a |
smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied; |
158,22 kW |
31.1.1.a |
stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
1.127,5 kW |
33.4.1.c |
opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; |
476 ton |
36.1 |
inrichtingen voor het vervaardigen van synthetische rubber; |
1 inrichting |
36.3.1.b.1 |
inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW; |
1.887,4 kW |
36.4.1 |
opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; |
1.000 ton |
39.1.1 |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van 25 liter tot en met 500 liter; |
160 liter |
39.1.3 |
stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 5.000 liter; |
22.100 liter |
39.2.1 |
stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd, met een individuele inhoud van 300 liter tot en met 5.000 liter; |
9.092 liter |
39.4.1 |
warmtewisselaars, andere dan deze vermeld onder rubriek 39.2 en deze voor op een stoomdistributienet aangesloten woningen, met een individuele inhoud van de secundaire ruimte van 25 liter tot en met 5.000 liter; |
5.282 liter |
43.1.3 |
stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW; |
36.938 kW |
43.3.1 |
het stoken in installaties, inclusief stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW tot 50 MW; |
38,722 MW |
43.4 |
installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of huishoudelijk afval; |
38,722 MW |
51.2.1 |
andere inrichtingen dan bedoeld in rubriek 51.1 voor activiteiten van risiconiveau 2 waarbij doelbewust pathogene organismen worden gekweekt, opgeslagen, getransporteerd, vernietigd, verwijderd of anderszins gebruikt; |
|
53.2.2.a |
bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1°, met een netto opgepompt debiet van maximum 30.000 m³ per jaar of een maximale verlaging van het grondwaterpeil tot vier meter onder maaiveld; |
30.000 m³/jaar |
53.8.1.a |
andere boringen van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning dan vermeld in subrubrieken 53.1 tot en met 53.7 en 53.12 met een totaal opgepompte debiet van maximaal 5.000 m³ per jaar uit putten met een maximale diepte gelijk aan het locatiespecifieke dieptecriterium; |
260 m³/jaar |
59.14.2 |
vervaardiging van coatingmengsels, lak, inkt en kleefstoffen met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 1.000 ton; |
17.800 ton/jaar |
59.15.1 |
bewerking van natuurlijke of synthetische rubber met een jaarlijks oplosmiddelverbruik van meer dan 15 ton. |
46,5 ton/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden:
1. |
de exploitant controleert tenminste jaarlijks de staat en lekdichtheid van de lozingspijp voor bedrijfsafvalwater naar de Schelde; |
2. |
bij voorkeur worden zowel de reducerende maatregelen voor de FRE1 (plaatsen denox-installatie) en de reducerende maatregelen voor de stookketels van de stoomproductie voorzien. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap |
Datum |
Ontvangst adviesvraag |
24 maart 2020 |
Start openbaar onderzoek |
30 april 2020 |
Einde openbaar onderzoek |
29 mei 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken |
geen |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum |
Einddatum |
Schriftelijke bezwaar-schriften |
Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften |
Petitie-lijsten |
Digitale bezwaar-schriften |
30 april 2020 |
29 mei 2020 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 19 mei 2020.
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden:
1. de exploitant controleert tenminste jaarlijks de staat en lekdichtheid van de lozingspijp voor bedrijfsafvalwater naar de Schelde;
2. bij voorkeur worden zowel de reducerende maatregelen voor de FRE1 (plaatsen denox-installatie) en de reducerende maatregelen voor de stookketels van de stoomproductie voorzien.
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/V | Het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft. |