Terug
Gepubliceerd op 19/10/2020

2020_CBS_08561 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020021957. Scheldelaan 10. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 16/10/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Verontschuldigd

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_08561 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020021957. Scheldelaan 10. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_08561 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020021957. Scheldelaan 10. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

1.      de aanvraag ingediend is door het betrokken college;

2.      de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

De provinciale omgevingsvergunningscommissie wenst een bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden van de raffinaderij naar aanleiding van een evaluatie van de huidige vergunningsvoorwaarden aan de vereisten van de BREF-studie ‘Large Volume Organic Chemical Industry’.

Het college verleende op 15 mei 2020 reeds een voorwaardelijk gunstig advies op het initiële verzoek tot bijstelling (zie bijlage). De provincie vraagt nu het college opnieuw om advies gelet op twee bijkomende voorwaarden voorgesteld door AGOP-Milieu met betrekking tot de emissie van stof en CO. De exploitant stelt verder zelf nog een nieuwe voorwaarde voor aangaande de NOx-norm en stelt dat de voorgestelde voorwaarde rond ecotoxmetingen reeds werd uitgevoerd.

Projectnummer:

OMV_2020021957

Gegevens van de aanvrager:

Provincie Antwerpen met als adres Koningin Elisabethlei 22 te 2018 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV TOTAL OLEFINS ANTWERP met als adres Scheldelaan 10 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 10 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 14 sectie A nr. 70K

Inrichtingsnummer:

20200218-0037 (nv Total Olefins Antwerp)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

Petrochemisch bedrijf. Verzoek bijstelling milieuvoorwaarden door POVC n.a.v. GPBV-evaluatie.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Zie bijgevoegd collegebesluit van 15 mei 2020.

 

Argumentatie

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen


Zie bijgevoegd collegebesluit van 15 mei 2020.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Het opstarten van de administratieve lus gebeurt naar aanleiding van de adviezen van VMM en AGOP-M en het horen van de exploitant tijdens de zitting van de POVC.


De administratieve lus heeft geen betrekking op stedenbouwkundige aspecten. Bijgevolg blijft de inhoudelijke bespreking zoals opgenomen in het besluit van het college van 15 mei 2020 behouden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

In kader van de lopende procedure voor de bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden van de raffinaderij van TOA verleende AGOP-Milieu een voorwaardelijk gunstig advies waarbij twee nieuwe bijzondere voorwaarden worden voorgesteld:

 

- Het gemiddelde milieuprestatieniveau voor totaal stof (uuremissie) tijdens decoking van kraakfornuizen B-701G, B-701H, B-701J, B-701K, B-701L, B-701M en B-701P bedraagt 50 mg/Nm³ (nat gas) vanaf 7 december 2021;

- het gemiddelde milieuprestatieniveau voor CO (uuremissie) tijdens decoking van kraakfornuizen B- 701G, B-701H, B-701J, B-701K, B-701L, B-701M en B-701P bedraagt vanaf een massastroom van 5 kg/hr 100 mg/Nm³ (nat gas) vanaf 7 december 2021.

 

Het college verleende op 15 mei 2020 reeds een voorwaardelijk gunstig advies op het initiële verzoek tot bijstelling, zie bijlage. De provincie vraagt nu het college opnieuw om advies gelet op de twee bijkomende voorwaarden. De exploitant stelt zelf nog een nieuwe voorwaarde voor aangaande de NOx-norm en stelt dat de voorgestelde voorwaarde rond ecotoxmetingen reeds werd uitgevoerd (zie verder).

 

Om een voldoende hoge bescherming van het leefmilieu te garanderen is de afdeling GOP van oordeel dat een milieuprestatieniveau voor stof van 50 mg/Nm³ (uuremissie, nat gas) op de kraakfornuizen B-701J, B- 701K, B-701L, B-701M en B-701P verankerd dient te blijven in de vergunning na 7 december 2021. In een ministerieel besluit werd in het verleden reeds een emissiegrenswaarde van 50 mg/Nm³ (uuremissie, droog gas) opgelegd. Deze emissiegrenswaarde zou vervallen wanneer VLAREM III (LVOC) in voege treedt waardoor de eerder verleende ministeriële afwijking op de emissiegrenswaarde voor stof zonder voorwerp wordt. Vandaar dat men voorstelt om de bijzondere voorwaarde uit de ministeriële afwijking als bijzondere milieuvoorwaarde op te nemen. In de emissies van de decoking betreft stoom een belangrijk bestanddeel. Om deze reden wordt voorgesteld om de milieuprestatieniveaus toe te passen op natte basis in plaats van op droge basis. Verder wordt er een milieuprestatieniveau voor CO vanaf een massastroom van 5 kg/h van 100 mg/Nm³ (uuremissie, nat gas) op de kraakfornuizen B-701G, B-701H, B-701J, B-701K, B-701L, B-701M en B-701P voorgesteld.

 

De exploitant gaf op de hoorzitting van de POVC aan dat in de BREF LVOC geen emissienormen voor stof en CO tijdens de decoking activiteiten weerhouden werden en betreurt dat ze dan nu toch opgelegd zouden worden. In andere landen werden geen normen opgelegd, aangezien deze emissies gedurende korte tijd worden geëmitteerd, erg variabel zijn en de meetmethode voor het meten van stof in een natte omgeving zeer moeilijk is. In het gelijklopende dossier van BASF (202002226) worden dezelfde voorwaarden voorgesteld. Daarin stelt men de vraag of er voor stof (en CO) wel een norm kan opgelegd worden aangezien er geen emissiegrenswaarden voor decoking in de BREF werden vastgesteld. Bovendien dient een afwijkende emissiegrenswaarde te voldoen aan VLAREM II waarin gesteld wordt dat de minister, en dus niet de deputatie, een norm tot 50 mg/Nm³ kan toestaan. De provincie vraagt aan AGOP, in kader van het dossier van BASF, om uit te klaren of de voorgestelde bijzondere voorwaarden wel kan opgenomen worden als bijzondere voorwaarde. Het college sluit zich aan bij het standpunt dat AGOP, eveneens van toepassing in deze procedure, hierover zal innemen.

 

Voor stof betreft het een bestaande norm (ministeriële afwijking), voor CO is de norm nieuw. In het dossier van BASF wordt door de exploitant gesteld dat de algemene norm van VLAREM II, waarop deze norm geïnspireerd werd, niet van toepassing is omdat decoking niet beschouwd kan worden als een volledig oxidatief verbrandingsproces, inclusief naverbranding. AGOP dient, in het kader van het dossier van BASF, uit te klaren of de voorgestelde bijzondere voorwaarde wel kan opgenomen worden als bijzondere voorwaarde in deze procedure. Het college stelt voor dat, indien een norm zou kunnen worden opgelegd voor CO, de exploitant eerst een studie laat uitvoeren door een erkend deskundige lucht naar de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde norm.

 

De huidige omgevingsvergunning bevat een bijzondere voorwaarde waarbij een NOx-norm voor de kraakovens B701M en B701P wordt opgelegd van 100 mg/Nm³. Beide ovens worden in de BREF LVOC beschouwd als bestaande ovens waarvoor een emissienorm van 200 mg/Nm³ wordt opgelegd. De ovens zijn gebouwd met de laatste stand van de BBT omtrent Low NOx branders volgens de exploitant. Maandelijkse metingen geven aan dat de opgelegde norm niet steeds wordt gehaald. In overleg met de behandelende ambtenaar van AGOP milieuvergunningen werd een voorstel van aanpassing uitgewerkt en geëvalueerd waarbij de te streng opgelegde NOx-norm van 100 mg/Nm³ wordt aangepast naar 130 mg/Nm³. De exploitant stelt dat men voor 100 % kan voldoen aan deze norm, ruim onder de opgelegde emissielimiet van 200 mg/Nm³.

De door de exploitant voorgestelde norm van 130 mg/Nm³ wordt gunstig geadviseerd.

 

De voorgestelde monitoring van de emissies naar water door het uitvoeren van ecotoxiciteitsmetingen gedurende vijf jaar wordt door de exploitant niet nodig geacht. Men argumenteert dat er reeds meerdere malen ecotoxiciteitsmetingen werden uitgevoerd en er geen ecotoxiciteit werd vastgesteld. Het betreft bovendien een dure analyse volgens de exploitant.

De POVC vraagt aan de VMM om na te gaan of deze voorwaarde al dan niet moet opgelegd worden, gelet op de argumentatie van de exploitatie. Het college sluit zich aan bij het standpunt dat de VMM zal innemen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de gevraagde bijstelling onder voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De exploitant laat een erkend deskundige lucht een studie uitvoeren naar de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde norm voor CO (100 mg/Nm³ (nat gas, vanaf een massastroom van 5 kg/hr 100 mg/Nm³).

 

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

22 september 2020

Start 1e openbaar onderzoek

1 mei 2020

Einde 1e openbaar onderzoek

30 mei 2020

Beslissing toepassing administratieve lus

22 september 2020

Start laatste openbaar onderzoek

1 oktober 2020

Einde laatste openbaar onderzoek

30 oktober 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

22 oktober 2020

 

Administratieve lus

Op het verzoek wordt een administratieve lus toegepast.

Het college verleende op 15 mei 2020 reeds een voorwaardelijk gunstig advies op het initiële verzoek tot bijstelling (zie bijlage). De provincie vraagt nu het college opnieuw om advies gelet op twee bijkomende voorwaarden voorgesteld door AGOP-Milieu met betrekking tot de emissie van stof en CO. De exploitant stelt verder zelf nog een nieuwe voorwaarde voor aangaande de NOx-norm en stelt dat de voorgestelde voorwaarde rond ecotoxmetingen reeds werd uitgevoerd.

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

1 mei 2020

30 mei 2020

0

0

0

0

1 oktober 2020

30 oktober 2020*

0

0

0

0


*Wegens de adviestermijn van 30 dagen is het openbaar onderzoek niet afgerond bij de opmaak van dit advies. Het hierbij geformuleerde advies is opgemaakt onder voorbehoud van nog bijkomende relevante opmerkingen/bezwaren/standpunten tijdens het openbaar onderzoek.

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De exploitant laat een erkend deskundige lucht een studie uitvoeren naar de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde norm voor CO (100 mg/Nm³ (nat gas, vanaf een massastroom van 5 kg/hr 100 mg/Nm³).

 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst
Taak
SW/V/Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.