Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
1. de gemeentelijke projecten;
2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2019069337 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV AUTONATIE met als adres Groenendaallaan 397 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Groenendaallaan 397 te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | Antwerpen afdeling 7 sectie G nr. 2050G |
Inrichtingsnummer: | 20190524-0073 (Autonatie Antwerpen) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | hernieuwing en actualisatie van de vergunning voor een autoherstelwerkplaats
|
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 27 juni 2001 verleende het college een vergunning aan Carrosserie Beerens nv voor het uitbaten van een herstelwerkplaats voor motorvoertuigen, inclusief carrosseriewerkzaamheden (kenmerk AN2001/219). Op 7 juli 2017 werd de vergunning uitgebreid met een brandstoftank en twee verdeelslangen (kenmerk MV2017/239). De vergunning werd verleend voor een periode van 20 jaar en vervalt op 23 juni 2021.
Inhoud van de aanvraag
De exploitant vraagt een hernieuwing en actualisatie van de vergunning voor een autoherstelwerkplaats.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°b) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur (+0,70 m³/uur) |
4.3.a)1°i) | inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie met een vermogen van 5 kW tot en met 60 kW als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 39,00 kW (+24,30 kW) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16.850,00 liter (+4.650,00 liter) |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang (-1 verdeelslang) |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400,00 kVA (-600,00 kVA) |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen (-21 voertuigen) |
15.3.1° | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 35 schouwputten of hefbruggen (+4 schouwputten of hefbruggen) |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 30 voertuigen/dag (+21 voertuigen/dag) |
15.6.1° | het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden; | 10,00 ton |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 28,50 kW (+17,00 kW) |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 300,00 liter (-700,00 liter) |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,08 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied; | 4,00 ton (+3,88 ton) |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,00 ton (+4,88 ton) |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,06 ton (+4,94 ton) |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000,00 kg |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 75,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 1.512,00 kW (+1.112,00 kW) |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen |
stadsontwikkeling/ vergunningen/ stedenbouwkundige vergunningen | 27 maart 2020 | 9 juni 2020 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard. (Artikel 8 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het bijzonder plan van aanleg BPA nr. 46 Groenendaallaan-Noorderlaan-Straatsburgdok, goedgekeurd bij koninklijk besluit van 16 november 1981. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: zone voor ambachtelijke bedrijven.
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Bijzondere plannen van aanleg (BPA's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag omvat geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen. De bestaande vergunde autoherstelplaats met showroom is gelegen in een zone voor ambtelijke bedrijven en KMO’s en is bijgevolg functioneel verenigbaar met de omgeving.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
De bestaande autogarage omvat momenteel diverse showrooms en twee ateliers voor het herstellen van voertuigen, zowel voor de mechanica als voor de carrosserie. De site groepeert drie automerken en stelt 65 werknemers te werk. Een nieuwe omgevingsvergunning voor onbepaalde duur wordt gevraagd voor de huidige exploitatietoestand.
Volgende ingedeelde inrichtingen en activiteiten worden gevraagd:
- lozen van bedrijfsafvalwater met een debiet van 1 m³/uur;
- drie spuitcabines met een totaal vermogen van 31,5 kW;
- opslag van motor- en afvalolie, in totaal 16.850 liter;
- één verdeelslang voor diesel;
- transformator van 400 kVA;
- stallen van 5 bedrijfsvoertuigen;
- herstelwerkplaatsen voor motorvoertuigen met in totaal 35 schouwputten/hefbruggen;
- wassen van 30 voertuigen per dag;
- stallen van 10 geaccidenteerde voertuigen;
- vier compressoren met een totaal vermogen van 28,5 kW;
- opslag van 300 liter gassen in verplaatsbare recipiënten;
- opslag van 2.500 liter diesel;
- opslag van 3.000 liter ruitensproeiervloeistof;
- opslag van 1.000 liter thinner in vaten;
- opslag van 1.000 liter antivries en koelvloeistof;
- opslag van 60 liter ontvetter;
- opslag van 4.000 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen;
- ontvettingsbad voor metalen van 75 liter;
- twee stookinstallaties van 756 kW.
Opslag gevaarlijke producten - bodem
In een bovengrondse dubbelwandige houder van 4.950 liter, gelokaliseerd in het lokaal afvalolie, wordt afvalolie verzameld. Verse motorolie wordt in bulk in twee gelijkaardige houders opgeslagen in het lokaal motorolie. De keuringsattesten van de houders dateren van 13 maart 2020. Op het attest van de houder afvalolie wordt opgemerkt dat de installatie nog uitgerust moet worden met een permanent lekdetectiesysteem en een overvulwaarschuwingssytseem. De twee houders voor motorolie beschikken wel over een sonde voor overvulbeveiliging maar mankeren nog een permanente lekdetectie. De exploitant geeft in addendum R17.3 aan dat dit ondertussen in orde zou zijn.
De dubbelwandige houder voor diesel met één verdeelslang heeft een inhoud van 2.500 liter. De houder is uitgerust met lekdetectie en overvulbeveiliging. Het laatste keuringsattest dateert eveneens van 13 maart 2020.
In vaten van 200 liter wordt motorolie (1.000 liter) en thinner (1.000 liter) opgeslagen. Motorolie, koelvloeistof en ruitensproeiervloeistof worden opgeslagen in telkens één cubitainer (1.000 liter). Zowel de vaten als de cubitainers zijn geplaatst op lekbakken.
Tot 10 geaccidenteerde voertuigen worden tijdelijk gestald op een vaste locatie in het gebouw. Bij het stallen wordt de batterij losgekoppeld en bij beschadiging van de voorkant van de wagen of bij verhoogd risico op lekkage, wordt preventief een lekbak onder het voertuig voorzien.
De ondergrond van de opslagzones en werkplaatsen is vloeistofdicht uitgevoerd. Op de site zijn absorptiekorrels aanwezig om gemorste vloeistoffen snel op te kuisen. Het risico op verontreiniging van de bodem wordt tot een aanvaardbaar niveau beperkt.
Spuitcabines - lucht
De voornaamste emissiebronnen naar de lucht zijn afkomstig van de verfspuitcabines, waarbij potentieel VOS en stof wordt gegenereerd. Bij het aanmaken van de verf in het verflabo, het aanbrengen van de verf in de spuitcabine en het droogproces kunnen VOS-emissies vrijkomen onder de vorm van damp en fijne aerosolen. De gebruikte verven voldoen wat het VOS-gehalte betreft aan de richtlijn 2004/42/EG. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van verven op waterbasis. Daarnaast wordt maximaal ingezet op nieuwe technieken als ‘Spot Repair’ of ‘Smart repair’ die het verbruik van verf voor bepaalde (kleinere) herstellingen kunnen beperken. Hiervoor werd een nieuwe spuitcabine voorzien met een vermogen van 24 kW, naast de twee klassieke spuitcabines met een vermogen van elk 7,5 kW. De spuitcabines zijn uitgerust met performante vloer- en plafondfilters. Voor het onderhoud ervan is een onderhoudscontract afgesloten met een gespecialiseerde firma.
De SMART-repair-cabine (Small Area Repair Techniques) wordt gebruikt voor kleine lokale herstellingen waarvoor de auto niet afgeplakt moet worden (kras, kleine beschadiging, herstellingen aan interieur, velgen, …). De zone is voorzien om meerdere activiteiten zoals schuren, ontvetten, beperkt spuiten, drogen en polieren in dezelfde werkzone te kunnen uitvoeren. De box wordt tijdens de voorbehandeling zo ingericht dat de verspreiding van verfdeeltjes en oplosmiddelen wordt vermeden. De ruimte is voorzien van brandwerende gordijnen en afzuiging via stoffilters. De werkzaamheden in de cabine worden in onderdruk uitgevoerd. De exploitant vraagt gebruik te kunnen maken van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 5.4.3.1.2. Het artikel legt op dat de voorbehandeling in een andere zone moet plaatsvinden dan het eigenlijke spuiten. Gelet op de aard van de herstellingswerken die in deze cabine plaatsvinden en de voorzorgsmaatregelen, kan voor de smart-repair-cabine akkoord gegaan worden met de gevraagde afwijking, voor zover het over SMART-herstellingen gaat.
Fijn stof afkomstig van het schuren, polijsten en voorbehandelen van te herstellen carrosserieonderdelen op één van de vier voorbereidingszones (polyvalente zone), wordt afgezogen en uit de luchtstroom gehaald via luchtfilters en verfvangfilters.
De exploitant geeft aan dat de gebruikte verven zullen voldoen aan de richtlijn 2004/42/EG, maar vraagt rubriek 4.3.a.1.i) aan die van toepassing is bij het gebruik van filterinstallaties met actieve kool of het gebruik van verven met slechts 150 g VOS/l. Aangezien de richtlijn 2004/42/EG ook verven toelaat met een hoger VOS-gehalte dan 150 g/l, is rubriek 4.3.b).1.i°) van toepassing.
Een andere bron van emissies betreft de uitlaatgassen van de wagens, welke vooral lokaal voor ongezonde (werk)omstandigheden kunnen zorgen. De uitlaatgassen worden zoveel mogelijk aan de bron afgezogen via een centraal afzuigsysteem en via één emissiepunt in de atmosfeer gebracht. Hetzelfde gebeurt met lasgassen.
Wassen van voertuigen - water
Potentieel vervuild water wordt via een interne riolering geleid naar een KWS-afscheider met coalescentiefilter, gesitueerd tussen de wasplaats en de carrosserieafdeling. Het afvalwater zal voornamelijk afkomstig zijn van het reinigen van de wagens met een hogedrukreiniger. Bij het reinigen wordt detergent toegevoegd. Alle gebruikte detergenten moeten biologisch afbreekbaar en kort emulgerend zijn. Daarnaast ontstaan kleine hoeveelheden afvalwater wanneer sporadisch de werkplaatsen nat gereinigd worden. De KWS-afscheider wordt periodiek nagekeken en leeggemaakt door een erkende ophaler van de afvalstoffen. Dit kon wanneer gevraagd aangetoond worden door de exploitant.
De aanvraag betreft een relatief grote autoherstelwerkplaats, met naast onderhouds- en herstellingsateliers ook drie showrooms. De werkplaats is geopend van 8.00 uur tot 17.00 uur, op vrijdag tot 14.30 uur. De showrooms zijn open tot 18.30 uur, op zaterdag tot 17.00 uur. Onderdelen worden veelal geleverd met bestelwagens. De aan- en afvoer van wagens vindt plaats met grote vrachtwagens. Wisselstukken worden ’s nachts aangeleverd via een nachtsas aan de achterkant van het gebouw (zijde Straatsburgdok). Ook de ophaling van afval gebeurt langs de achterkant van het gebouw. Er wordt geen significante toename verwacht van het aantal gegenereerde vervoersbewegingen. De site is gunstig gelegen wat ontsluiting betreft. De vervoersbewegingen interfereren niet met verkeersstromen van bijvoorbeeld het nabijgelegen cinemacomplex. Er zijn voldoende parkeerplaatsen voorhanden om de klanten op eigen terrein te laten parkeren. Alle leveringen kunnen op eigen terrein plaatsvinden.
De rubriek voor het lozen van huishoudelijk afvalwater wordt niet langer gevraagd, aangezien het debiet lager ligt dan 600 m³/jaar. Het huishoudelijk afvalwater wordt geschat op 500 m³/jaar en wordt geloosd via een septische put van 9 m³. Ook de afvalrubrieken voor het opslaan en mechanisch behandelen van schroot en voertuigwrakken worden niet meer gevraagd.
Advies aan het college
Mits naleving van de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden wordt het risico op en de mate van hinder als gevolg van de exploitatie als aanvaardbaar beoordeeld. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°b) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur (+0,70 m³/uur) |
4.3.a)1°i) | inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen, voorzien van een filterinstallatie met gebruik van actieve kool voor de adsorptie van de afvalgassen of een gelijkwaardige installatie met een vermogen van 5 kW tot en met 60 kW als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | zonder voorwerp |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 39,00 kW (+24,30 kW) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16.850,00 liter (+4.650,00 liter) |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang (-1 verdeelslang) |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400,00 kVA (-600,00 kVA) |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen (-21 voertuigen) |
15.3.1° | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 35 schouwputten of hefbruggen (+4 schouwputten of hefbruggen) |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 30 voertuigen/dag (+21 voertuigen/dag) |
15.6.1° | het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden; | 10,00 ton |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 28,50 kW (+17,00 kW) |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 300,00 liter (-700,00 liter) |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,08 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied; | 4,00 ton (+3,88 ton) |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,00 ton (+4,88 ton) |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,06 ton (+4,94 ton) |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000,00 kg |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 75,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 1.512,00 kW (+1.112,00 kW) |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°b) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 39,00 kW |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16.850,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400,00 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen |
15.3.1° | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 35 schouwputten of hefbruggen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 30 voertuigen/dag |
15.6.1° | het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden; | 10,00 ton |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 28,50 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 300,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,08 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied; | 4,00 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,00 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,06 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000,00 kg |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 75,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 1.512,00 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De gebruikte detergenten moeten naast biologisch afbreekbaar ook kort emulgerend zijn. |
2. | Voorbehandeling van te spuiten onderdelen mag in de smart-repair-cabine uitgevoerd worden voor zover het over SMART-herstellingen gaat. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 6 maart 2020 |
Volledig en ontvankelijk | 27 maart 2020 |
Start openbaar onderzoek | 6 mei 2020 |
Einde openbaar onderzoek | 4 juni 2020 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 8 september 2020 |
Verslag GOA | 2 juli 2020 |
naam GOA | Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
6 mei 2020 | 4 juni 2020 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De gebruikte detergenten moeten naast biologisch afbreekbaar ook kort emulgerend zijn. |
2. | Voorbehandeling van te spuiten onderdelen mag in de smart-repair-cabine uitgevoerd worden voor zover het over SMART-herstellingen gaat. |
Brandweervoorwaarden
de standaardvoorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
De vergunning omvat thans volgende rubrieken:
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°b) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,00 m³/uur |
4.3.b)1°i) | inrichtingen waarin bedekkingsmiddelen worden aangebracht met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals conform de EG-richtlijn 2004/42/EG, bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 60 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 39,00 kW |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16.850,00 liter |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1 x 400,00 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 5 voertuigen |
15.3.1° | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.5 (standaardgarages en -carrosseriebedrijven), met gebruik van meer dan 10 schouwputten of hefbruggen, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 35 schouwputten of hefbruggen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 30 voertuigen/dag |
15.6.1° | het al dan niet overdekt stallen van geaccidenteerde voertuigen of van voertuigwrakken, niet ingedeeld in de rubriek 2.2.2, d), van maximaal 25 ton, waarbij nooit meer dan 15 ton voertuigwrakken gestald mogen worden; | 10,00 ton |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 28,50 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 300,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 2,08 ton |
17.3.2.2.2°b) | opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02) van gevarencategorie 1 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1 ton tot en met 50 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een gebied ander dan industriegebied; | 4,00 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,00 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 5,06 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000,00 kg |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 75,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 1.512,00 kW |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 10 juli 2020 voor onbepaalde duur.