Terug
Gepubliceerd op 29/06/2020

2020_CBS_05506 - Omgevingsvergunning - OMV_2020029197. Rostockweg 17. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 26/06/2020 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2020_CBS_05506 - Omgevingsvergunning - OMV_2020029197. Rostockweg 17. District Antwerpen - Goedkeuring 2020_CBS_05506 - Omgevingsvergunning - OMV_2020029197. Rostockweg 17. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

1.      de gemeentelijke projecten;

2.      andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020029197

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV ADM ANTWERP met als adres Rostockweg 17 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Rostockweg 17 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 15 sectie B nrs. 70G3, 70P3, 70P2 en 70R2

Inrichtingsnummer:

20191203-0069 (ADM Antwerp nv)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

hernieuwing en verandering van een inrichting voor het afvullen van oliën

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          Op 3 februari 2012 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20115760) voor de regularisatie van een magazijn met kantoor;

-          Op 15 januari 2010 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/2009/B/0177/20094957) voor de bouw van een magazijn met kantoor;

-          Op 3 juli 1996 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1995/5-95/B/0131 – 19952456) voor een opslagplaats;

-          Op 21 mei 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/75597-90/019 - 19908430) voor het bouwen van een opslagruimte.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 24 augustus 2000 verleende het college een milieuvergunning aan ADM Antwerp voor een ingedeelde inrichting of activiteit voor het afvullen van eetbare niet-minerale oliën, met als eindtermijn 24 augustus 2020. Nadien werden nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat de hernieuwing en uitbreiding van de ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

3,6 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

4.803.174 liter

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2 x 1.250 kVA, 1 x 1.600 kVA, 1 x 2.000 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

148,77 kW

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

16 voertuigen

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.035,88 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

47,09 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

4,33 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,26 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

624 m³ in een lokaal

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

1.105 kW

23.3.1°b)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met een capaciteit van meer dan 100 ton tot en met 800 ton in openlucht, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

125 ton in openlucht

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

550 ton in een lokaal

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

149,5 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

250 ton in een lokaal

39.1.2°

stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter;

1.800 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

1.908 kW

 

CLP-tabel

 

product

hoeveelheid

opslagwijze

6.4.2 (liter)

17.3.2.1.1.2 (kg)

17.3.6.1.a (kg)

17.3.7.1.a (kg)

17.4 (kg)

raapzaadolie

358.696

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

raapzaadolie

108.696

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

raapzaadolie

358.696

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

raapzaadolie

700.000

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

raapzaadolie

700.000

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

raapzaadolie

2.173.913

verplaatsbare recipiënten

x

 

 

 

 

zonnebloemolie

239.130

bovengrondse enkelwandige opslagtank

x

 

 

 

 

zonnebloemolie

163.044

verplaatsbare recipiënten

x

 

 

 

 

smeer- en motoroliën

1.000

vaten van 200 liter

x

 

 

 

 

diesel

12.750

dubbelwandige bovengrondse opslagtank

 

x

 

 

 

diesel

340

dubbelwandige bovengrondse opslagtank

 

x

 

 

 

diesel

34.000

dubbelwandige bovengrondse opslagtank

 

x

 

 

 

antivries

2.260

vaten van 200 liter

 

 

x

x

 

supercleaner

2.070

IBC’s

 

 

x

 

 

diverse

5.000

kleine verpakkingen

 

 

 

 

x

Totaal

 

 

4.803.174

47.090

4.330

2.260

5.000

 

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

 artikel 5.15.0.6.a §1 Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4.5 zijn rustverstorende werkzaamheden verboden op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur alsmede op zon- en feestdagen, tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.


Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Toestemming om van maandag tot en met vrijdag de activiteiten 24 u op 24 u te mogen uitvoeren.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

brandweer/ risicobeheer/ preventie

16 maart 2020

1 april 2020

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

17 maart 2020

29 juni 2020

Voorwaardelijk gunstig

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier geldt tevens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het 6e Havendok en het Hansadok – Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft de hernieuwing en actualisatie van een omgevingsvergunning voor een bedrijf dat plantaardige, eetbare oliën afvult van tanks naar kleinere recipiënten.

De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

ADM Antwerp vult plantaardige, eetbare oliën af in plastic flessen, vaten, IBC’s, flexitanks en tankwagens. Het bedrijf is gelegen aan de Rostockweg.

 

De oliën worden per schip en tankwagen geleverd en opgeslagen in bulk tanks. De oliën worden vervolgens via pijpleidingen vanuit het tankenpark ofwel verpompt in flexitanks en tankwagens, ofwel verpompt naar de afvullijnen, waar ze in de voorziene verpakkingen gebotteld worden. De afgewerkte recipiënten worden geëtiketteerd, verpakt en opgeslagen in een geautomatiseerd magazijn.

 

De aangevoerde oliën worden opgeslagen in een tankenpark met een opslagcapaciteit van 8.871 ton oliën, waarvan 2.226.087 liter raapzaadolie in vijf enkelwandige opslagtanks en 239.130 liter zonnebloemolie in één enkelwandige opslagtank, allen ingedeeld als brandbare vloeistoffen (indelingsrubriek 6.4.2). De overige opslagtanks in het tankenpark bevatten niet-ingedeelde oliën zoals maïsolie, palmoleïne, arachide-olie en soyaolie. Onderaan in het tankenpark staat tevens één bovengrondse, dubbelwandige opslagtank voor 40.000 liter (34 ton) stookolie. Het tankenpark is omgeven door een betonnen wand van 1,8 meter hoogte, wat resulteert in een buffercapaciteit van 4.000 m³.

De capaciteit van de inkuiping is ruim voldoende voor de opgeslagen producten. Aangezien geen van de oliën een gevaarsymbool hebben, zijn er geen afstandsregels van toepassing. Wel is een conformiteitsattest van de opslagtanks verplicht, dit dient ter inzage te liggen van de toezichthoudende overheid. De betonnen wand van 1,8 meter hoog is bestand tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen en vloeistofdicht. De opslagtank voor stookolie staat op een voldoende afstand van de limieten eigendom.

 

Het meest recente keuringsattest van deze opslagtank kon echter niet worden voorgelegd, noch die van de opslagtanks ingedeeld in rubriek 6. Als bijzondere milieuvoorwaarde zal worden opgelegd dat het meest recente keuringsattest van volgende opslagtanks moet worden bezorgd:

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank voor 239.130 liter zonnebloemolie (Tank 241);

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank van 358.696 liter raapzaadolie (Tank 365);

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank van 108.696 liter raapzaadolie (Tank 103);

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank van 358.696 liter raapzaadolie (Tank 366);

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank van 700.000 liter raapzaadolie (Tank 1001);

- één bovengrondse, enkelwandige opslagtank van 700.000 liter raapzaadolie (Tank 1002);

- één bovengrondse, dubbelwandige opslagtank van 40.000 liter (34 ton) stookolie.

 

Verder wordt nog 2.336.957 liter raapzaadolie en zonnebloemolie opgeslagen in verplaatsbare recipiënten. Het betreft hier de afgevulde recipiënten om naar de klant verstuurd te worden.

Deze recipiënten worden opgeslagen in een hoogbouwmagazijn dat tevens dienst doet als inkuiping. Wegens de hoge hygiëne-eisen worden zelfs de kleinste spills meteen opgeruimd.

 

Voor het uitvoeren van de activiteiten worden verschillende blaaslijnen uitgebaat voor het blazen van preforms tot plastic flessen door middel van een injectiemachine. Zowel de basisproducten als de afgewerkte flessen worden opgeslagen op de site.

Er zijn kunststofbehandelingsmachines aanwezig met een gezamenlijk vermogen van 1.105 kW. Tevens worden zowel buiten (125 ton) als binnen (550 ton) kunststoffen opgeslagen.

 

In het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 29 mei 2020 wordt de aandacht gevestigd op de problematiek van de verspreiding van kunststofgranulaten in de omgeving. De opslagrubrieken voor kunststoffen specifiëren niet in welke vorm deze kunststoffen worden opgeslagen zodat een exploitant op elk moment kan beslissen om, binnen het vergunde opslagvolume,dergelijke granulaten op te slaan. Bijgevolg zal het volgende opgelegd worden als bijzondere milieuvoorwaarde:

Indien de aanvrager beslist om kunststofgranulaten op te slaan (binnen of buiten), moet er vooraf voldaan worden aan volgende voorwaarden:

1.     alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

2.     er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;

3.     de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

4.      een rapport (met vermelding van OMV2020029197) dient voor de start van de activiteit bezorgd worden aan de milieudienst dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  •       de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  •       de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  •       een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  •       een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  •       een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  •       een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  •       een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

 

Het bedrijfsafvalwater heeft een debiet van 3,5 m³/uur en wordt geloosd in twee lozingspunten. De lozing van alle deelstromen gebeurt in het Zesde Havendok. Bij het overschakelen naar een ander type olie dienen de leiding en afvullijn gespoeld te worden. Deze spoeling wordt opgeslagen en verkocht als industriële olie en maakt geen deel uit van het bedrijfsafvalwater.

 

In lozingspunt BA1 wordt het potentieel verontreinigd hemelwater afkomstig van het tankenpark geloosd. Alvorens het geloosd wordt, passeert dit water een koolwaterstofafscheider (KWS). In lozingspunt BA2 wordt een mengeling van huishoudelijk afvalwater (niet afzonderlijk bemonsterbaar) en bedrijfsafvalwater (reinigingswater) geloosd. Dit water passeert een biofilter alvorens het geloosd wordt. Verder is er ook nog een apart lozingspunt voor huishoudelijk afvalwater, na passage in een biofilter.

 

Na telefonisch contact met de exploitant op 9 juni 2020 blijkt dat men bezig is om de rioleringssituatie in kaart te brengen. Aangezien het een site is met een lange historiek, is de afwatering zoals op de plannen weergegeven mogelijk niet volledig in lijn met de reële situatie, in het bijzonder voor de afwatering van het sanitair ten noorden van het tankenpark.  Het is aangewezen om als bijzondere milieuvoorwaarde op te leggen dat het bedrijf de riolerings- en zuiveringssituatie op de site in kaart dient te brengen en dient weer te geven op een rioleringsplan. De resultaten van het onderzoek naar de afwatering, inclusief rioleringsplan, dienen binnen een termijn van drie maanden aangeleverd te worden.

 

Verder worden volgende gevaarlijke stoffen opgeslagen: 1.000 liter smeer- en motorolie in vaten, 10 vaten van 200 liter antivries (2,26 ton) en 2 IBC’s (2,07 ton) met supercleaner.

De opslagplaats is een speciaal daartoe ingerichte container waarin lekbakken geplaatst zijn.

 

Er zijn ook nog twee dubbelwandige, bovengrondse opslagtanks aanwezig voor 15.000 liter (12,75 ton) en 400 liter (0,34 ton) diesel. Deze staan respectievelijk opgesteld aan de stookinstallatie (606 kW) van de stoomgenerator en aan de noodgroep van de sprinklerinstallatie (niet ingedeeld). Een tweede stookinstallatie (1.302 kW) en stoomgenerator staan opgesteld in het tankenpark. De stoomgeneratoren hebben elk een inhoud van 900 liter.

De meest recente keuringsattesten van de opslagtanks, noch de resultaten van de verplichte emissiemetingen van de stookinstallaties zijn op dit moment voorhanden. Deze documenten dienen binnen een termijn van drie maanden aangeleverd te worden. Dit zal worden opgelegd in de bijzondere milieuvoorwaarden. De exploitant heeft telefonisch aangegeven dat de stookinstallatie van 606 kW defect is en dat het bedrijf nog niet beslist heeft of ze het toestel zullen laten herstellen. Als de stookinstallatie hersteld zou worden, dient het resultaat van een emissiemeting bezorgd te worden.

 

Er zijn vier transformatoren op de site met volgende vermogens: 2 x 1.250 kVA, 1 x 1.600 kVA en 1 x 2.000 kVA.

Het zijn oliehoudende transformatoren dewelke allemaal boven een lekbak geplaatst zijn.

 

Op verschillende plaatsen op de site zijn er luchtcompressoren en airconditioning aanwezig met een totaal geïnstalleerd vermogen van 1.035,88 kW.

De gebruikte koelmiddelen in de airconditioning betreffen R32, R410A, R134A, R407C en R22. De aandacht van de exploitant wordt erop gevestigd dat koelmiddel R22, dat voorkomt in de airco van de blazerij, sinds 1 januari 2015 niet meer mag worden bijgevuld in airconditioningssystemen.

 

Met onderhavige aanvraag wenst men verder een aantal ondersteunde inrichtingen of activiteiten te vergunnen:

-  17 batterijladers met een gezamenlijk vermogen van 148,77 kW;

-  een stalplaats voor 16 bedrijfsvoertuigen;

-  opslag van 5.000 kg gevaarlijke producten in kleine verpakkingen;

-  metaalbewerkingsmachines met een gezamenlijk vermogen van 149,5 kW;

-  twee ontvettingsbaden met een inhoud van 100 liter en 60 liter;

-  624 m³ houten paletten in een gebouw;

-  een laboratorium voor kwaliteitscontrole op de producten;

-  250 ton karton in een gebouw.

 

De brandstofverdeelinstallatie met bijhorende dubbelwandige opslagtank van 5.000 liter wordt niet langer gebruikt en zal verwijderd worden. Het vermogen van de vast opgestelde motor die de noodgroep aandrijft (167 kW), ligt onder het indelingscriterium waardoor ook deze rubriek geschrapt mag worden uit de vergunning.

Conform artikel 5.17.4.3.21§3 dient de opslagtank binnen een termijn van 36 maanden geledigd, gereinigd en verwijderd worden en moet er een attest van buitengebruikstelling worden opgesteld. De vrijgekomen afvalstoffen moeten door een erkend overbrenger naar een erkende verwerker worden gebracht. Als bijzondere milieuvoorwaarde zal worden opgelegd dat het bewijs hiervan en het attest van buitengebruikstelling binnen 36 maanden na vergunningverlening bezorgd dienen te worden.

 

Er worden ongeveer 105 werknemers tewerkgesteld in het bedrijf, die zich verplaatsen met de wagen of het openbaar vervoer. De helft van de te bottelen olie wordt aangeleverd per schip, de andere helft per tankwagen. Op jaarbasis vertaalt zich dat in 80 schepen en 3.330 tankwagens (14 transporten per dag). De gebottelde producten worden via de weg naar hun bestemming gebracht, op jaarbasis gaat het hier om 7.900 bewegingen of 32 transporten per dag. Voor de opslag van het plantaardige product L-lysine worden 7 transporten per dag verwacht en de producten voor het labo worden elke maand geleverd via bestel- of vrachtwagen.

Dit resulteert in de bestaande situatie in een honderdtal verplaatsingen per dag. Wanneer het bedrijf zou overschakelen naar een drieploegensysteem wordt berekend dat er zes transporten per dag zullen bijkomen. Gelet op de ligging langs de Rostockweg, wordt er verwacht dat de effecten op de mobiliteit beperkt zullen zijn.

 

Het bedrijf vraagt een bijstelling aan van artikel 5.15.0.6.a van titel II van het VLAREM dat stelt dat rustverstorende werkzaamheden verboden zijn op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur, alsmede op zon- en feestdagen. Momenteel wordt in een tweeploegensysteem (16 uren per dag) gewerkt, gedurende de volledige werkweek. Het bedrijf zou naar een drieploegenstelsel willen gaan en vraagt om van maandag tot en met vrijdag 24 uur op 24 uur te mogen werken.

De exploitant stelt dat, gezien de ligging in industriegebied, dit niet zal zorgen voor hinder naar de omgeving toe. Er is nu reeds dag en nacht activiteit in de omgeving. Het bedrijf is gelegen tussen het 6de Havendok en het Hansadok en grenst aan een grote spoorbundel. De gevraagde bijstelling kan verleend worden. De geldende geluidsnormen blijven onverminderd van kracht.

 

Op 17 april 2019 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/MD/2019/H.00142.A4.0001). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het wateradvies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Gecoördineerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd/ gecoördineerd voor

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

3,50 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

4.803.174 liter 

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2 x 1.250 kVA, 1 x 1.600 kVA, 1 x 2.000 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

148,77 kW

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

16 voertuigen 

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.035,88 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

47,09 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

4,33 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,26 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg 

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

624 m³ in een lokaal 

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

1.105 kW 

23.3.1°b)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met een capaciteit van meer dan 100 ton tot en met 800 ton in openlucht, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

125 ton in openlucht 

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

550 ton in een lokaal 

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium 

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

149,5 kW 

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter 

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

250 ton in een lokaal 

39.1.2°

stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter;

1.800 liter 

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

1.908 kW 

 

Geadviseerde en gecoördineerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening worden geldende keuringsattesten voor de zes opslagtanks ingedeeld in rubriek 6.4.2 en de drie opslagtanks ingedeeld in rubriek 17.3.2.1.1.2 bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197

2.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening dienen de resultaten van de emissiemeting op de stookinstallatie van 1.302 kW, uitgevoerd conform hoofdstuk 5.43 van titel II van het VLAREM, bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197. Indien de stookinstallatie van 606 kW terug in gebruik wordt gesteld, wordt meteen ook de verplichte emissiemeting uitgevoerd en bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

3.

de riolerings- en zuiveringssituatie op de site dient in kaart gebracht te worden en op een rioleringsplan weergegeven te worden. De resultaten van het onderzoek naar de afwatering, inclusief rioleringsplan, dienen binnen een termijn van drie maanden aangeleverd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

4.

uiterlijk 36 maanden na vergunningverlening wordt het attest van buitengebruikstelling van de opslagtank voor 5.000 liter diesel bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

5.

in afwijking van artikel 5.15.0.6.a mag er van maandag tot en met vrijdag 24 uur op 24 uur gewerkt worden. De geldende geluidsnormen blijven onverminderd van kracht;

6.

indien de aanvrager beslist om kunststofgranulaten op te slaan (binnen of buiten), moet er vooraf voldaan worden aan volgende voorwaarden:

a.                   alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

b.                  er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken

c.                  de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

d.                  een rapport (met vermelding van OMV2020029197) dient voor de start van de activiteit bezorgd worden aan de milieudienst dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

i.                      de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

ii.                      de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

iii.                       een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

iv.                      een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

v.                      een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

vi.                      een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

vii.                       een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd;

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

5 maart 2020

Volledig en ontvankelijk

16 maart 2020

Start openbaar onderzoek

28 april 2020

Einde openbaar onderzoek

27 mei 2020

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

28 augustus 2020

Verslag GOA

19 juni 2020

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 april 2020

27 mei 2020

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.


Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening worden geldende keuringsattesten voor de zes opslagtanks ingedeeld in rubriek 6.4.2 en de drie opslagtanks ingedeeld in rubriek 17.3.2.1.1.2 bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197

2.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening dienen de resultaten van de emissiemeting op de stookinstallatie van 1.302 kW, uitgevoerd conform hoofdstuk 5.43 van titel II van het VLAREM, bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197. Indien de stookinstallatie van 606 kW terug in gebruik wordt gesteld, wordt meteen ook de verplichte emissiemeting uitgevoerd en bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

3.

de riolerings- en zuiveringssituatie op de site dient in kaart gebracht te worden en op een rioleringsplan weergegeven te worden. De resultaten van het onderzoek naar de afwatering, inclusief rioleringsplan, dienen binnen een termijn van drie maanden aangeleverd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

4.

uiterlijk 36 maanden na vergunningverlening wordt het attest van buitengebruikstelling van de opslagtank voor 5.000 liter diesel bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

5.

in afwijking van artikel 5.15.0.6.a mag er van maandag tot en met vrijdag 24 uur op 24 uur gewerkt worden. De geldende geluidsnormen blijven onverminderd van kracht;

6.

indien de aanvrager beslist om kunststofgranulaten op te slaan (binnen of buiten), moet er vooraf voldaan worden aan volgende voorwaarden:

a.       alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

b.      er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken

c.       de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

d.      een rapport (met vermelding van OMV2020029197) dient voor de start van de activiteit bezorgd worden aan de milieudienst dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

i.            de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

ii.            de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

iii.            een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

iv.            een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

v.            een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

vi.            een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

vii.            een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd;

 

Brandweervoorwaarden

Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.


Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.6.3.1°a)

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater, waarbij het effluentwater geen gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II, met een effluent tot en met 5 m³/uur;

3,50 m³/uur

6.4.2°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 50.000 liter tot en met 5.000.000 liter;

4.803.174 liter 

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2 x 1.250 kVA, 1 x 1.600 kVA, 1 x 2.000 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

148,77 kW

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

16 voertuigen 

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.035,88 kW

17.3.2.1.1.2°

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (gevarenpictogram GHS02)  van gevarencategorie 3 (gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen) met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C en gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 500 ton;

47,09 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

4,33 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,26 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 kg 

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

624 m³ in een lokaal 

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

1.105 kW 

23.3.1°b)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met een capaciteit van meer dan 100 ton tot en met 800 ton in openlucht, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

125 ton in openlucht 

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

550 ton in een lokaal 

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

1 laboratorium

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

149,5 kW 

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

160 liter 

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

160 liter

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

250 ton in een lokaal 

39.1.2°

stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren, met een individuele inhoud van meer dan 500 liter tot en met 5.000 liter;

1.800 liter

43.1.1°a)

stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas.

1.908 kW 

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening worden geldende keuringsattesten voor de zes opslagtanks ingedeeld in rubriek 6.4.2 en de drie opslagtanks ingedeeld in rubriek 17.3.2.1.1.2 bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197

2.

uiterlijk drie maanden na vergunningverlening dienen de resultaten van de emissiemeting op de stookinstallatie van 1.302 kW, uitgevoerd conform hoofdstuk 5.43 van titel II van het VLAREM, bezorgd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197. Indien de stookinstallatie van 606 kW terug in gebruik wordt gesteld, wordt meteen ook de verplichte emissiemeting uitgevoerd en bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

3.

de riolerings- en zuiveringssituatie op de site dient in kaart gebracht te worden en op een rioleringsplan weergegeven te worden. De resultaten van het onderzoek naar de afwatering, inclusief rioleringsplan, dienen binnen een termijn van drie maanden aangeleverd te worden aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

4.

uiterlijk 36 maanden na vergunningverlening wordt het attest van buitengebruikstelling van de opslagtank voor 5.000 liter diesel bezorgd aan de dienst milieuvergunningen van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van referentie OMV2020029197;

5.

in afwijking van artikel 5.15.0.6.a mag er van maandag tot en met vrijdag 24 uur op 24 uur gewerkt worden. De geldende geluidsnormen blijven onverminderd van kracht;

6.

indien de aanvrager beslist om kunststofgranulaten op te slaan (binnen of buiten), moet er vooraf voldaan worden aan volgende voorwaarden:

a.       alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

b.      er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken

c.       de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

d.      een rapport (met vermelding van OMV2020029197) dient voor de start van de activiteit bezorgd worden aan de milieudienst dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

i.            de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

ii.            de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

iii.            een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

iv.            een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

v.            een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

vi.            een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

vii.            een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd;

 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning ingaat op 26 juni 2020 voor een termijn van onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.