Art.2.2.14.§6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) bepaalt dat de gemeenteraad het RUP definitief vaststelt.
Het plangebied van RUP Contactzone Noorderlaan ligt op de grens tussen de stad en de haven. Het gebied ligt ten noorden van het Straatsburgdok, tussen de Noorderlaan, de Groenendaallaan, de Vosseschijnstraat en de Korte Wielenstraat.
De opdracht voor dit RUP is om binnen de bestaande beleidscontext een ruimtelijke structuur op te zetten die de ambities voor de Contactzone Noorderlaan mogelijk maakt en waarbij de structuur een stabiel kader vormt waarin de wijzigingen in programma worden opgevangen.
Er worden vier zones afgebakend op het grafisch plan:
Plan-MER
In het kader van de wettelijke verplichting werd voor het RUP Contactzone Noorderlaan een plan-MER opgesteld waarin de milieueffecten van het plan werden onderzocht.
Stap | Datum |
volledigverklaring kennisgeving | 22 december 2016 |
terinzagelegging kennisgeving | 17 januari 2017 tot en met 15 februari 2017 |
richtlijnenvergadering | 21 februari 2017 |
bespreking ontwerprapport | 30 maart 2018 |
beslissing dienst MER goedkeuring plan-MER | 9 november 2018 |
Op 9 november 2018 werd het plan-MER goedgekeurd door de dienst Milieueffectenrapportagebeheer (MER) van het Vlaams departement Leefmilieu, Natuur en Energie. De milderende maatregelen op niveau van het RUP werden doorvertaald in het ontwerp-RUP.
In het plan-MER is ook een ruimtelijke veiligheidstoets gebeurd.
Watertoets
In toepassing van artikel 8 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 moeten alle uitvoeringsplannen worden onderworpen aan een watertoets. Op 1 maart 2012 is het aangepaste besluit, tot vaststelling van de nadere regels voor de toepassing van de watertoets, in werking getreden.
Voor dit plan werd de watertoets onderzocht in het plan-MER. Het plangebied zelf betreft geen effectief overstromingsgevoelig gebied (cf Watertoetskaart 2017). Effectief overstromingsgevoelige en recent overstroomde gebieden bevinden zich meer naar het oosten in de vallei van het Groot Schijn. Vanuit de milieubeoordeling van het plan worden geen aanzienlijk negatieve of negatieve milieueffecten verwacht. Er worden op planniveau dan ook geen dwingende milderende maatregelen opgelegd. Een duurzame benadering van het plan veronderstelt wel dat het aspect water en de haalbaarheid van infiltratiemogelijkheden integraal deel uitmaken van het ontwerp. Mogelijkheden tot infiltratie kunnen zowel in de groene corridor geboden worden als ter hoogte van de dwarse verbindingen, maar ook elders in het gebied moet maximaal ingezet worden op infiltratie. Er wordt gesteld dat bij de beoogde maximalisatie van infiltratie rekening moet gehouden worden met de risico’s naar verspreiding van aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen in het gebied. Dit heeft voornamelijk implicaties naar het projectniveau.
Planbaten
In de toelichtingsnota is opgenomen dat in het RUP geen bestemmingswijzigingen voorkomen die planbaten kunnen doen ontstaan voor percelen eigendom van de stad Antwerpen en/of dochters.Stap | Datum |
collegebeslissing: richtnota | 27 mei 2016 (jaarnummer 4220) |
districtsraad: advies richtnota | 20 juni 2016 (jaarnummer 135) |
collegebeslissing: kennisneming voorontwerp-RUP | 20 juli 2018 (jaarnummer 6379) |
GECORO advies | 5 september 2018 |
plenaire vergadering + adviezen | 26 september 2018 |
districtsraad: advies voorontwerp-RUP | 17 december 2018 (jaarnummer 245) |
collegebeslissing: voorstel aan gemeenteraad om ontwerp-RUP voorlopig vast te stellen | 10 januari 2020 (jaarnummer 252) |
gemeenteraad: voorlopige vaststelling ontwerp-RUP | 28 januari 2020 (jaarnummer 76) |
openbaar onderzoek | 17 februari 2020 tot en met 27 maart 2020 en 4 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 |
GECORO advies | 7 juli 2020 |
gemeenteraad: definitieve vaststelling RUP | 14 december 2020 |
Data in vet en cursief zijn ramingen
Art. 2.2.13 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) die de procedure vastleggen voor de opmaak van de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP).
Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met - mogelijk - aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen.
Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 8, §1 en 2, gewijzigd op 19 juli 2013.
Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, artikel 2 en 4.
Besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets in bijlage IX tot XV opgenomen kaarten.Het openbaar onderzoek liep van 17 februari 2020 tot en met 16 april 2020. Omwille van de strenge coronamaatregelen heeft de Vlaamse regering op 27 maart 2020 echter alle openbare onderzoeken van ruimtelijke plannen opgeschort tot na 24 april 2020. Ook het openbaar onderzoek van RUP Contactzone Noorderlaan is dus opgeschort op 27 maart 2020. Het wordt verder gezet van 4 mei tot en met 24 mei 2020. Tijdens deze periode werden vier rechtsgeldige bezwaarschriften ingediend. Provincie Antwerpen en Elia brachten advies uit. Het Departement Omgeving heeft via mail gemeld dat ze geen advies uitbrengen. De behandeling van de bezwaren en het advies zijn verwerkt in het advies van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO).
In het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) wordt de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) 'Contactzone Noorderlaan' voorgesteld. Er wordt geadviseerd om het zuidelijk deel van het gebied tussen Noorderlaan en Vosseschijnstraat te voorzien voor de optimalisatie van de grootschalige detailhandel en grootstedelijke voorzieningen en het noordelijk deel te behouden voor KMO en havengerelateerde functies.
Op 27 mei 2016 (jaarnummer 4220) keurde het college de richtnota van het RUP goed.
Op 20 juni 2016 (jaarnummer 135) gaf de districtsraad Antwerpen gunstig advies op de richtnota.
Op 2 december 2016 (jaarnummer 10524) keurde het college de kennisgevingsnota voor het plan-MER goed.
Op 20 juli 2018 (jaarnummer 6379) nam het college kennis van het voorontwerp-RUP.
Op 9 november 2018 werd het plan-MER goedgekeurd door de dienst milieueffectenrapportagebeheer van het Vlaams Departement Leefmilieu, Natuur en Energie.
Op 17 december 2018 (jaarnummer 245) gaf de districtsraad van Antwerpen ongunstig advies op het voorontwerp-RUP.
Op 28 januari 2020 stelde de gemeenteraad het RUP ‘Contactzone Noorderlaan’ voorlopig vast (jaarnummer 76). Daarin werden de bezorgdheden van het district beantwoord of werden de nodige aanpassingen doorgevoerd.
De GECORO behandelt de adviezen van de Provincie Antwerpen en Elia afzonderlijk van elkaar en van de ingediende bezwaren.
Advies provincie Antwerpen
Veel bezorgdheden van de provincie werden weerlegd door de GECORO, toch zijn er enkele bezorgdheden die leiden tot het advies van de GECORO om de toelichtingsnota of stedenbouwkundige voorschriften aan te passen.
Aanpassingen aan de toelichtingsnota
De GECORO stelt voor om de verwijzing naar de nieuwe beleidsnota detailhandel op te nemen in de toelichtingsnota aangaande het programma in hoofdstuk 2.3. Bijkomend wordt ook in de toelichtingsnota geduid hoe de visie van het RUP kadert binnen deze beleidsnota (o.a. door beperking categorisering handelszaken).
De provincie is bezorgd over de impact van het bijkomend aanbod aan detailhandel op de bestaande winkelgebieden en vraagt of voldoende onderzoek is gevoerd naar de vraag voor bijkomende winkelcapaciteit en in welke mate dit een afbouw betekent op andere locaties.
De GECORO verwijst naar de nieuwe beleidsnota detailhandel. De centrale boodschap in de nota is dat kernwinkelgebieden de grootste prioriteit hebben en nieuwe handelsactiviteiten zo goed als mogelijk zich clusteren in deze gebieden. De andere concentraties van detailhandel, voornamelijk in de periferie, zoals ook de zone aangeduid binnen het RUP Contactzone Noorderlaan kunnen enkel verder gezet worden en uitgebreid worden als de detailhandel aan een aantal strikte voorwaarden voldoet. Deze strikte voorwaarden komen ook terug in de stedenbouwkundige voorschriften opgelegd aan nieuwe detailhandel:
- er moet een minimale opp./unit zijn om geen kleine handelszaken type shopping center toe te laten;
- het moet een aanbod zijn dat focust op goederen die omwille van hun schaal en/of verkeersaantrekking moeilijk in de kernen kunnen gevestigd worden.
Met deze voorwaarden wil de stad de impact op de bestaande kernen minimaliseren.
Er is veel onderzoek gevoerd in de aanloop naar de goedkeuring van de beleidsnota. Er zijn aanbod- en vraaganalyses uitgevoerd en er vonden heel wat focusgesprekken en workshops met investeerders, ondernemers en stakeholders plaats. Het toelaten van nieuwe detailhandelsoppervlakte in deze zone betekent niet per definitie een afbouw van detailhandel op andere locaties. Door middel van de omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten kan de stad oordelen over de toegevoegde waarde van elk nieuw detailhandelsproject en over hoe de nieuwe vierkante meters detailhandel passen binnen de bestaande en toekomstige detailhandelsstructuur.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Zowel onder 2.3 programma als onder 8.3 Overige plannen, studies en projecten wordt verwezen naar de beleidsnota, en hoe de visie van het RUP kadert binnen deze beleidsnota.
Aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften
1 De GECORO adviseert om geen bijkomende ontsluitingen richting Vosseschijnstraat toe te laten vanaf zone Ge1 (art 1), Ge2 (art 2) en Be2 (art 4.) Voor zone Be1 (art 3) zijn rechtstreekse ontsluitingen naar de Vosseschijnstraat de facto onmogelijk.
De provincie is bezorgd over de negatieve mobiliteitseffecten die bijkomende detailhandel teweeg zal brengen en vraagt zich onder meer af wat de visie op logistieke stromen in het plangebied is. Met betrekking tot de ontsluiting van vrachtverkeer wijst de GECORO er op dat dit cf. de stedenbouwkundige voorschriften via de Michiganstraat, Vosseschijnstraat en/of de (ventweg aan de) Noorderlaan dient te gebeuren. Ze achten het daarnaast aangewezen om geen bijkomende rechtstreekse toegangen tot de Vosseschijnstraat te voorzien in functie van verkeersveiligheid en om versnippering van de groene spoorcorridor tegen te gaan.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
In art. 1 Zone voor gemengde functies (Ge1) wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Een ontsluiting naar de Vosseschijnstraat kan enkel via de Michiganstraat en/of de toegang die aansluit op de bouwvrije strook aan de zuidzijde van de zone (zie zone Be2). In zone Ge 1 mogen geen rechtstreekse toegangen naar de Vosseschijnstraat worden gecreëerd. ‘
In art. 2 Zone voor gemengde functies (Ge2) – detailhandel en bedrijf wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Een ontsluiting naar de Vosseschijnstraat kan enkel via de toegang die aansluit op de bouwvrije strook aan de noordzijde van de zone (tussen bebouwbare zone Be 2 en Ge 2 deelzone A) en/of de toegang nabij de grens van deelzone A en deelzone B. Bijkomende ontsluitingen richting Vosseschijnstraat zijn niet toegestaan. ‘
In art. 4 Zone voor bedrijven (Be2) wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Een ontsluiting naar de Vosseschijnstraat kan enkel via de toegang die aansluit op de bouwvrije strook aan de noordzijde van de zone (tussen bebouwbare zone Ge 1 en Be 2) en/of de toegang die aansluit op de bouwvrije strook aan de zuidzijde van de zone (tussen bebouwbare zone Be 2 en Ge 2 deelzone A). Bijkomende ontsluitingen richting Vosseschijnstraat zijn niet toegestaan. ‘
2 De GECORO adviseert om geen aanpassingen met betrekking tot bouwlagen door te voeren.
De provincie stelt zich de vraag of drie bouwlagen in de zone voor bedrijven (Be1) niet te weinig is en de term ‘bouwlaag’ de mogelijkheden van op- en overslag voor logistieke bedrijven niet hypothekeert. Toekomstige bedrijven zouden hier volgens de provincie nochtans de nodige mogelijkheden moeten hebben gelet op de gunstige ligging nabij de haven en een spoorweg.
Het college onderschrijft de ambitie om bestaande en toekomstige bedrijven gelet op de gunstige ligging nabij de haven en een spoorweg de nodige ontwikkelingsmogelijkheden te bieden, met aandacht voor efficiënt ruimte- en energiegebruik, en hierop geen hypotheek te leggen door het vastleggen van het aantal bouwlagen en sluit zich niet aan bij het advies van de GECORO.
‘Gebouwen bestaan uit minimaal drie bouwlagen’ wordt geschrapt in artikel 3.2.1.
Advies Elia
Elia is tevreden te kunnen vaststellen dat de richtlijnen met betrekking tot de hoogspanningslijnen worden opgenomen in voorliggend ontwerp. Er wordt gevraagd de bemerkingen i.v.m. de hoogspanningskabel in het ontwerp mee op te nemen. De GECORO neemt akte van het advies van Elia. In de toelichting bij artikel 7 (zie paragraaf 3.6 in de toelichtingsnota) wordt verwezen naar de richtlijnen van Elia m.b.t. bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsleidingen.
Dit advies leidt dus niet tot aanpassingen van de toelichtingsnota en/of de stedenbouwkundige voorschriften.
Bezwaren
De vier bezwaren werden thematisch behandeld door de GECORO, en dus niet per afzonderlijk ingediend bezwaar. Volgende thema’s werden onderscheiden:
Veel bezwaren werden door de GECORO weerlegd. Toch adviseert de GECORO enkele aanpassingen aan de toelichtingsnota en stedenbouwkundige voorschriften.
Aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften
1 De GECORO adviseert om de aantakkingen op de Vosseschijnstraat explicieter beperkend in de voorschriften op te nemen: enkel aantakkingen op de Vosseschijnstraat mogelijk waar er vandaag de dag reeds aantakkingen zijn: via de Michiganstraat (zone Ge1), ter hoogte van een bouwvrije strook (zone Ge1, Be2 en Ge2-A) en ter hoogte van de zonegrens tussen Ge2-A en Ge2-B (zone Ge2-A en Ge2-B).
De bezwaarindiener is van mening dat het programma dat in het RUP toegelaten wordt omvangrijk is met het risico van een verslechtering van de reeds precaire situatie op het vlak van verkeersdoorstroming op het wegennet in de directe omgeving, die belangrijk is voor de ontsluiting van het zuidoostelijke deel van het havengebied.
De GECORO gaat in op de vraag van de bezwaarindiener voor maatregelen die bijkomende verkeersdruk vermijden ter hoogte van de Vosseschijnstraat .De redenering daarvoor is als volgt. Met het RUP wordt het vrachtverkeer (bevoorrading, laad- en losactiviteiten) daar waar de omvang van de site het toelaat (in zone Ge1, Ge2 en Be2) losgekoppeld van de fiets- en voetgangersstromen. Daarom gebeurt de ontsluiting van vrachtverkeer via de Michiganstraat, Vosseschijnstraat en/of de (ventweg aan de) Noorderlaan. Uit het MOBER en het plan-MER is naar voor gekomen dat via een ontsluiting richting de Vosseschijnstraat de drukke Noorderlaan kan ontlast worden zonder wezenlijke effecten op de doorstroming van de Vosseschijnstraat (en de havenontsluitingsfunctie). Het plan-MER geeft echter ook als mitigerende maatregel op planniveau aan dat de aantakkingen tussen de percelen binnen het plangebied van het RUP en de Vosseschijnstraat tot het minimum dienen beperkt te worden in functie van doorstroming en verkeersveiligheid. Deze mitigerende maatregel is onvoldoende doorvertaald in de voorschriften.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
De aanpassingen m.b.t. de ontsluiting via de Vosseschijnstraat werden hierboven al besproken, aangezien deze ook ingaan op het advies van de provincie.
In navolging van dit bezwaar en op basis van behoorlijk bestuur stelt het college verder voor om nog bijkomende maatregelen m.b.t verkeersdoorstroming te treffen, dit met het oog op een vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening, in het bijzonder op het vlak van mobiliteit.
Er wordt een toevoeging gedaan aan de te motiveren kwaliteitscriteria in de inrichtingsstudie onder art. 2 Zone voor gemengde functies (Ge2) (toevoeging onderlijnd):
‘het waarborgen van een goede en veilige ontsluiting voor personen- en vrachtverkeer via de Noorderlaan, Vosseschijnstraat en Groenendaallaan gekoppeld aan een heldere en samenhangende ontsluitings- en parkeerstructuur’.
2 De GECORO adviseert om het algemeen voorschrift 1.6 Conciërgewoning aan te passen zodanig dat niet per bedrijf, maar per zone maximaal één conciërgewoning toegelaten is (voor zover dit geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 200 m² bedraagt). Zodoende kan er nergens een cluster van woningen gecreëerd worden. Het is niet onlogisch om het beheer en de bewaking d.m.v. de realisatie van een conciërgewoning voor een zone in haar geheel te laten bekijken binnen een gemeenschappelijk (bewakings)management. De GECORO adviseert daarnaast om in art. 3 Be1 conciërgewoningen te verbieden, ook omdat deze zone het meest noordwaarts gelegen is.
De bezwaarindiener vraagt om de inplanting van kwetsbare locaties (in de geest van de SEVESO-regelgeving) uit te sluiten in het RUP en waar mogelijk ook de algemene populatiedruk in het plangebied binnen de perken te houden om de exploitatiemogelijkheden van de SEVESO-bedrijvigheid aan het derde havendok te vrijwaren. Met kwetsbare locaties worden in dit geval de conciërgewoningen alsook de toegestane socio-culturele activiteiten bedoeld.
De GECORO gaat in op de vraag van de bezwaarindiener om ‘clusters van conciërgewoningen’ (5 wooneenheden bij elkaar met een tussenafstand telkens minder dan 50 m) te voorkomen. Dit omdat deze clusters inderdaad een verstrenging t.a.v. de draagkracht van het nabije havengebied vanuit het oogpunt extern risico betekent. Binnen de oorspronkelijke stedenbouwkundige voorschriften konden deze clusters ontstaan doordat er in elke zone een conciërgewoning per bedrijf toegelaten werd bij gemengde bedrijvigheid (voor zover dit geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 200 m² bedraagt). Bijgevolg kunnen bij oprichting van meerdere bedrijfsgebouwen binnen één zone (zone Ge1, Ge2 en Be2) ook meerdere conciërgewoningen gecreëerd worden. In art. 3 Be1 kunnen ook meerdere woonentiteiten dichter bij elkaar gecreëerd worden, gezien de kleinere oppervlaktes van de percelen binnen zone Be1.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO
Algemeen voorschrift 1.6 wordt als volgt aangepast (toevoeging onderlijnd):
‘Tenzij anders vermeld, is bBij gemengde bedrijvigheid is per bedrijf, per cluster van activiteiten die zich op minder dan 50 m van elkaar bevinden, maximaal één conciërgewoning toegelaten voor zover dit geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw en de vloeroppervlakte maximaal 200 m² bedraagt.’
Onder art. 3.1 wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Conciërgewoningen zijn niet toegelaten.’
3 De GECORO gaat niet in op de vraag uit het bezwaar dat vraagt om socio-culturele activiteiten uit te sluiten uit het RUP. De toegestane socio-culturele activiteiten zullen zich vnl. situeren in projecten waar personen overwegend binnenshuis aanwezig zijn. Grootschalige concentraties van personen buitenshuis worden niet beoogd.
Het college stelt voor om het RUP, in afwijking van het advies van de GECORO, verder af te stemmen op de SEVESO-regelgeving.
De SEVESO-bedrijven zijn onderworpen aan een rapportageplicht. Deze bedrijven moeten een veiligheidsrapport opstellen om aan te tonen dat de risico’s verbonden aan de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen gekend zijn en op voldoende wijze beheerst worden.
Wanneer de hogedrempel SEVESO-bedrijven een omgevingsvergunning aanvragen voor een nieuw project (of voor de verandering van een bestaand project) moet de aanvraag een Omgevingsveiligheidsrapport (OVR) bevatten.
In het (Omgevings)veiligheidsrapport moet de exploitant van een hogedrempelinrichting onder meer nagaan wat het gevaar is van de hoeveelheden gevaarlijke stoffen voor de mensen in de omgeving van de inrichting.
Het risico voor de mensen in de omgeving van de inrichting wordt berekend aan de hand van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Dit risico wordt op 2 manieren geanalyseerd en geëvalueerd:
Het plaatsgebonden mensrisico geeft aan hoe ver het mensrisico zich buiten de inrichting uitstrekt.
Het plaatsgebonden risico, uitgedrukt per jaar, is de kans dat een persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van de inrichting overlijdt ten gevolge van een zwaar ongeval op het terrein van de inrichting, wanneer deze persoon zich gedurende één jaar permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden.
Het plaatsgebonden risico wordt op een kaart weergegeven aan de hand van contouren die punten verbinden met eenzelfde risico, de zogenaamde isorisicocontouren (IRC’s). Het SEVESO-bedrijf moet 3 plaatsgebonden isorisicocontouren weergeven:
Binnen de isorisicocontour 10-5/jaar is de kans op overlijden het hoogste.
Volgens de “Code Risicocriteria”, opgemaakt door het Team Externe Veiligheid, zijn de risicocriteria voor het plaatsgebonden mensrisico:
Toetsing aan locatie | IRC (risico/jaar) |
Grens van de inrichting | 10-5 |
Gebied met woonfunctie | 10-6 |
Gebied met kwetsbare locatie | 10-7 |
Dit houdt concreet het volgende in:
Het groepsrisicocriterium is een maat voor de omvang van de populatie die door een zwaar ongeval kan getroffen worden. Het groepsrisico is de (cumulatieve) kans per jaar dat een aantal personen in de omgeving van de inrichting gelijktijdig omkomt ten gevolge van een zwaar ongeval op het terrein van de inrichting. Het aantal dodelijke slachtoffers van een zwaar ongeval bij een hogedrempel SEVESO-bedrijf mag in deze beoordeling maximaal 1.000 bedragen.
Voor de berekening van het groepsrisico moet geweten zijn hoeveel mensen in de omgeving van het SEVESO-bedrijf aanwezig kunnen zijn en met welke frequentie. Dit wordt weergegeven in de populatiematrix. Hierbij wordt ook aangegeven waar ze zich bevinden (binnen of buiten) en wanneer ze zich daar bevinden (overdag of ‘s nachts, tijdens de week of tijdens het weekend, …).
Zoals ook blijkt uit de plan-MER (pg. 290 – 292) en de niet-technische samenvatting (pg. 32 – 33) kunnen in het algemeen hogere personendichtheden binnen het plangebied tot een hoger groepsrisico aanleiding geven voor SEVESO-inrichtingen in het oostelijke gedeelte van het havengebied. Hierdoor kan de draagkracht voor bestaande en nieuwe SEVESO-bedrijven, vanuit het oogpunt van de externe risico’s, in het oostelijke gedeelte van het havengebied afnemen. Ook activiteiten binnenshuis kunnen dus wel degelijk een invloed hebben op het groepsrisico. Ten slotte kunnen kwetsbare functies in het plangebied eveneens een beperkende invloed hebben op bestaande of nieuwe SEVESO-bedrijven in de omgeving van het plangebied.
In navolging van dit bezwaar en op basis van behoorlijk bestuur stelt het college verder voor om bijkomende maatregelen m.b.t. SEVESO-regelgeving te treffen, dit eveneens met het oog op een vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening, in het bijzonder op het vlak van (externe) veiligheid en gezondheid.
Algemene bepaling 1.3 Gemeenschapsvoorzieningen en stadslandbouw wordt daarom als volgt aangepast (toevoeging onderlijnd) waardoor kwetsbare functies met invloed op het plaatsgebonden mensrisico niet mogelijk zijn binnen het plangebied:
‘Stadslandbouw en gGemeenschapsvoorzieningen, met uitzondering van kleuterscholen, scholen voor lager en secundair onderwijs, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen, en stadslandbouw zijn overal binnen het plangebied toegestaan voor zover de inplanting, het uitzicht en het volume afgestemd is op de inrichtingsvoorschriften van de betreffende zone.’
Daarnaast wordt,om tegemoet te komen aan het bezwaar m.b.t. het groepsrisico, onder art.1 Zone voor gemengde functies (Ge1) en art. 2 Zone voor gemengde functies (Ge2)(in deze zones zijn socio-culturele activiteiten toegelaten), een toevoeging gedaan aan de te motiveren kwaliteitscriteria in de inrichtingsstudie:
‘het beheersen van de externe veiligheid door gedetailleerde informatie te verstrekken over zowel de te verwachten hoeveelheid aanwezige personen uitgesplitst naar dag- en nachturen, week- en weekenddagen, als over geplande infrastructurele maatregelen dewelke worden genomen ter ondersteuning van het tijdig informeren, evacueren en/of naar een veilige plaats leiden van personen, met bijzondere aandacht voor niet-zelfredzame groepen’.
Deze toelichting in de inrichtingsstudie laat toe dat een kwalitatieve opvolging en actualisatie van de impact op het groepsrisico uitgaande van een SEVESO-inrichting mogelijk wordt gemaakt.
4 De GECORO adviseert om onder stedenbouwkundig voorschrift art. 2.1 volgende bepaling toe te voegen (toevoeging onderlijnd)
“In deelzone A geldt met betrekking tot:
Grootschalige detailhandel, meer bepaald:
Categorie 3: verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw
Categorie 4: verkoop van andere producten, zoals goederen voor sport & spel, bruin- & witgoed, auto & fiets, doe-het-zelf, wonen en automotive
In deze handelszaken is de verkoop van goederen van categorie 1 (voeding) en categorie 2 (goederen voor persoonsuitrusting) ondergeschikt en beperkt tot maximaal 300 m²”.
De bezwaarindiener is van mening dat er in deelzone A van zone Ge2 onvoldoende rekening wordt gehouden met de bestaande toestand en vraagt daarom dat de bestaande categorieën van detailhandel behouden worden in oppervlakte, en enkel bij uitbreiding cat. 1 en 2 niet toe te laten.
De GECORO verwijst ten eerste naar de toelichtingsnota die expliciet de beperking tot cat. 3 en 4 detailhandel motiveert omwille van de grotere mobiliteitsgeneratie van cat. 1 en 2 en aangezien cat. 3 en 4 detailhandelszaken moeilijker te verweven zijn in kernwinkelgebieden.
Ze verwijzen ook naar de toelichting bij stedenbouwkundig voorschrift art. 2 zone voor gemengde functies (Ge2) waaruit volgt dat de bestaande vergunde functies in respectievelijke deelzone A en B kunnen worden verder gezet met mogelijkheid tot het incorporeren van de buitenverkoop. De GECORO vindt dat art. 1.7 dat overgangsbepalingen bestaande gebouwen vastlegt, deze intentie onvoldoende vastlegt.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO. De gevraagde wijziging wordt doorgevoerd.
5 De GECORO adviseert om onder stedenbouwkundig voorschrift art. 2.1 volgende bepaling toe te voegen (toevoeging onderlijnd)
“In deelzone A geldt met betrekking tot:
Grootschalige detailhandel, meer bepaald:
[…]
De totale bruto-vloeroppervlakte bedraagt maximaal 23.000 24.200 m² of, mits het integreren van alle vergunde verkoopsruimten in de bebouwing, maximaal 27.000 m².”
De bezwaarindiener merkt op dat bestaande BVO afwijkt van de toegestane BVO en niet de niet-overdekte winkelruimte omvat.
Zoals in de toelichtingsnota te lezen is het zeker de intentie om de bestaande vergunde functies in respectievelijk deelzone A en B te laten verder zetten (zie boven). Uit de meest recente, goedgekeurde stedenbouwkundige vergunningsaanvragen en de bijhorende plannen blijkt inderdaad dat de bruto-vloeroppervlakte dat vergund is voor detailhandel en hieraan gekoppelde activiteiten (kantoorruimte, lokalen voor sanitair en personeel, technische ruimten) exclusief parkeren in totaal 24.200 m² bedraagt. Daarnaast is er een socio-economisch vergunde niet-overdekte buitenverkoop van 2.768 m². De bezwaarindiener stelt voor om deze mee te nemen in de toegelaten bruto-vloeroppervlakte detailhandel. Aangezien het uitgangspunt van het RUP is dat de huidige aanwezige grootschalige handelsactiviteiten moeten kunnen verdergezet worden, stelt de GECORO voor om de bezwaarindiener te volgen en de totale bruto-vloeroppervlakte detailhandel die maximaal 23.000m² bedraagt in deelzone A te verhogen naar 24.200 m² Om de beeldkwaliteit langs de Noorderlaan te kunnen verhogen, stelt de GECORO voor om 27.000 m² toe te laten, indien de momenteel niet overdekte verkoopsruimte volledig wordt geïntegreerd in de bebouwing (die met het oog op de beeldkwaliteit moet voldoen aan verschillende inrichtingsvoorschriften: zie stedenbouwkundige voorschriften 4.2.1 en 4.2.2).
Het college erkent dat het de intentie is om de bestaande vergunde functies in deelzone A en B te laten verder zetten en gaat daarom voortgaand op dit bezwaar slechts deels akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Volgende bepaling wordt toegevoegd aan art. 2.1 (toevoeging onderlijnd):
“In deelzone A geldt met betrekking tot:
Grootschalige detailhandel, meer bepaald:
[ …]
De totale bruto- vloeroppervlakte detailhandel en netto-handelsoppervlakte is beperkt tot de, op het moment van de inwerkingtreding van het RUP vergunde verkoopsruimten.”
6 De GECORO adviseert om gekoppeld aan de inrichtingsstudie een onderzoek te vragen waarin aangetoond wordt dat de hoogte van het geplande gebouw, dat hoger is dan 30 m, geen nadelige impact heeft op de bestaande en geplande windmolens (in de haven).
De bezwaarindiener vraagt om een algemene hoogtebeperking toe te voegen aan de algemene stedenbouwkundige voorschriften van 30 m voor nieuwe constructies en dit om de verdere ontwikkeling van windenergie in het naastgelegen havengebied niet te hypothekeren.
De GECORO erkent dat het belangrijk is dat er geen hypotheek gelegd wordt op het ontwikkelen van het windpotentieel in het havengebied.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Onder art. 1 Zone voor gemengde functies (Ge1), art. 2 Zone voor gemengde functies (Ge2) en art. 4 Zone voor bedrijven (Be2) wordt volgend kwaliteitscriteria gekoppeld aan de inrichtingsstudie (toevoeging onderlijnd):
‘het garanderen van efficiënt ruimte- en energiegebruik door het koppelen van gebouwen en het stapelen van functies waar mogelijk. Voor gebouwen hoger dan 30 m moet aan de hand van een windonderzoek aangetoond worden dat zij geen nadelige impact hebben op de bestaande en geplande windmolens in het havengebied’.
Aanpassingen aan de toelichtingsnota
1 In de toelichtingsnota wordt bovenstaande motivering aangaande de betekenis van een cluster van conciërgewoningen opgenomen om te verduidelijken hoe wordt omgegaan met afstandsregels inzake SEVESO-bedrijvigheid.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Onder 3.5 Algemene voorschriften wordt bij de toelichting van de voorschriften m.b.t. conciërgewoningen een cluster van conciërgewoningen uitgelegd. Daarbij wordt ook verklaard wat de effecten daarvan zijn op SEVESO-bedrijvigheid in de haven.
2 De GECORO vraagt om bij de geformuleerde ambities m.b.t. de groene corridor in de toelichtingsnota expliciet te vermelden dat deze geen verordenende kracht hebben.
De bezwaarindiener vraagt om de (rechts)onzekerheid rond de groene corridor terug te dringen door in het RUP uitdrukkelijk vast te leggen dat er geen verordenende werking toekomt aan de geformuleerde ambities en door de ideeën uit de toelichtingsnota desgewenst te verfijnen in nauw wederzijds overleg met het Havenbedrijf
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Er wordt een voetnoot toegevoegd onder 2.1.2 waarin beschreven staat dat het gaat om ruimtelijke suggesties zonder verordenende kracht aangezien de spoorwegcorridor buiten het plangebied van het RUP valt.
3 In hoofdstuk 3 bij de toelichting van de voorschriften de nodige verduidelijking opnemen aangaande de inplanting van de gebouwen: de verschillende voorgevelbouwlijn-afstanden t.o.v. Noorderlaan motiveren/verduidelijken (vanwege inspringen van Noorderlaan t.h.v. deelzone Ge2 C).
De bezwaarindiener wenst gelijkheid in de inplantingsmogelijkheden (gevelbouwlijn t.h.v Noorderlaan) van de gebouwen.
Conform paragraaf 2.2.2. worden de gebouwen in deelzone A tot op 15m van de zone voor Publiek domein (Noorderlaan) ingeplant, in deelzone C tot op 3m. Het lijkt de bezwaarindiener ontgaan dat op het grafisch plan deelzone C 12 meter inspringt t.o.v. deelzone A. De gecombineerde lezing van voorschrift art. 2.2.2 én het grafisch plan leert dat de gevelbouwlijn een continu verloop kent, maar door het inspringen van de deelzone C met 12 m ten opzichte van deelzone A wijken de cijfers in paragraaf 2.2.2. af.
Daarnaast is de bezwaarindiener van mening dat de inrichtingsvoorschriften m.b.t. verplichte bouwlijn te weinig flexibiliteit bieden. De bouwlijnen zouden opgelegd worden om minimale oppervlaktes voor water en groen af te dwingen.
De GECORO wijst erop dat structuurbepalende elementen verordenend worden vastgelegd in het RUP. Het opleggen van de bouwlijn is ingegeven vanuit de doelstelling om in de toekomst een forse voorgevels te bekomen aan de Groenendaallaan. De realisatie van water en groen staat daar los van. De figuren uit de toelichtingsnota die de bouwlijnen én de omvang van het te realiseren groen aanduiden zijn suggestief en tonen de verhouding van de minimale oppervlakte groen-blauwvoorzieningen ten aanzien van de deelzones aan. De precieze locatie, inrichting en kwaliteit dient in de inrichtingsstudie te worden afgewogen en verduidelijkt. Het te realiseren groen moet een samenhangende en kwalitatieve groenstructuur vormen, maar hoeft niet perse tussen voorgevelbouwlijn en Groenendaallaan te worden ingericht.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Onder hoofdstuk 3 wordt onder de figuur die de bouwlijn en het te realiseren groen indicatief aangeeft voor art. 2 Zone voor Gemengde Functies (Ge2) duiding gegeven bij de afstanden tot de Noorderlaan i.f.v. de inspringing.
4 In hoofdstuk 2.bij de ontwikkelingsvisie verwijzen naar de milderende maatregelingen uit de Plan-MER.
Het plan-MER geeft als mitigerende maatregel op planniveau aan dat de aantakkingen tussen de percelen binnen het plangebied van het RUP en de Vosseschijnstraat tot het minimum dienen beperkt te worden in functie van doorstroming en verkeersveiligheid.
Het college gaat akkoord met de aanpassingen zoals voorgesteld door de GECORO.
Onder 2.2 Relatie tussen duurzame mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling wordt een nieuwe titel opgenomen die toelicht dat er geen bijkomende ontsluitingen richting Vosseschijnstraat mogelijk zijn. Daarbij wordt verwezen naar de milderende maatregelen uit het plan-MER.
De gemeenteraad stelt het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Contactzone Noorderlaan, district Antwerpen, definitief vast.
Dit RUP, met Algplan_ID RUP_11002_214_10020_00001, bestaat uit een toelichtingsnota, de stedenbouwkundige voorschriften, een grafisch plan, en een plan van de bestaande toestand.