De Vlaamse overheid is belast met de organisatie van een projectvergadering voor een project waarvoor zij bevoegd is. Het advies van het college op het ambtsgebied waarvan de vergunningsaanvraag betrekking heeft, wordt altijd ingewonnen als de deputatie of de Vlaamse regering de bevoegde overheid is.
De Vlaamse overheid, departement Omgeving, ontving op 17 september 2019 een verzoek tot het houden van een projectvergadering Oosterweelverbinding hoofdwerken binnen de procedure van het Omgevingsvergunningsdecreet (OVD) en haar uitvoeringsbesluiten. De projectvergadering beoogt de procedurele afstemming tussen de betrokken overheden en de bespreking van de eventueel nodig of nuttig geachte projectbijsturingen. Op een projectvergadering wordt nog geen definitieve beslissing genomen. Het is dan ook eerder een, zij het formele, voorbespreking over een project met een mogelijk aanzienlijke impact. De projectvergadering zal doorgaan op 5 november 2019.
Overeenkomstig artikel 8 van het omgevingsvergunningsbesluit wordt de stad Antwerpen als adviesinstantie verzocht om op basis van de projectstudie uiterlijk op de projectvergadering haar advies over het project te geven. Van het overleg wordt een ontwerp van verslag opgesteld. Alleen de personen en instanties die aanwezig waren op de projectvergadering, kunnen binnen een vervaltermijn van veertien dagen na de ontvangst van het ontwerp van verslag opmerkingen op het verslag bezorgen. De opmerkingen worden bij het verslag gevoegd. Gelet op het belang van de projecten en de meerwaarde van de projectvergadering als formele procedure, vraagt de Vlaamse overheid dan ook de aanwezigheid van een gemandateerd vertegenwoordiger van de stad Antwerpen.
Inleiding en afbakening advies
Context en voorwoord projectstudie
Deze projectstudie ‘Oosterweelverbinding’ wordt gekaderd binnen het Toekomstverbond van maart 2017.
Het project dat wordt voorgelegd aan de projectvergadering is het zogenaamd geoptimaliseerd basisontwerp (in het project-MER traject ‘voorkeursontwerp’ genoemd), waarin reeds verschillende aanpassingen en een groot aantal milderende maatregelen en aanbevelingen voortvloeiend uit de milieubeoordeling van andere onderzochte alternatieven zijn verwerkt. Het ontwerp zal nog verder verfijnd worden op basis van de conclusies van het project-MER en kan ook omwille van voortschrijdend inzicht nog bijgestuurd worden ten opzichte van de projectstudie.
Opzet en afbakening stedelijk advies op projectstudie
Het stedelijk advies bestaat uit twee onderdelen volgend op deze inleiding en afbakening van het advies:
a) Een eerste onderdeel gaat dieper in op de leesbaarheid van de projectstudie, als doorkijk naar de leesbaarheid van de omgevingsvergunningsaanvraag en het bijhorende openbaar onderzoek dat door de stad (en de gemeente Beveren) zal georganiseerd worden.
b) Een tweede onderdeel gaat in op afwijkingen op stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt geen advies op milieuvlak gegeven, onder andere omdat het definitief project-MER nog niet beschikbaar is.
De stad gaat in de meeste gevallen inhoudelijk en principieel akkoord met de voorgestelde stedenbouwkundige afwijkingen. De stad maakt echter elk voorbehoud met betrekking tot mogelijke procedures ingesteld tegen de vergunningsaanvraag op basis van deze afwijkingen en wijst hiervoor elke aansprakelijkheid af.
Deel 1: Volledigheid en leesbaarheid van het dossier
De projectstudie, die een voorafname is van de omgevingsvergunningsaanvraag, is een uitgebreid dossier. De indiener heeft er alle belang bij om alle documenten eenvoudig raadpleegbaar te maken en beschikbaar te maken tijdens het openbaar onderzoek.
We doen een aantal aanbevelingen naar de opmaak en de inhoud van het dossier:
Deel 2: Afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften
Voor de afwijkingen op de stedenbouwkundige voorschriften werd uitgegaan van de projectstudie zoals aangeleverd door Lantis. Dit is onder voorbehoud van andere stedenbouwkundige aspecten die zouden opduiken wanneer de omgevingsvergunningsaanvraag is ingediend.
Afwijkingen ten opzichte van bestemmingsplannen - per zone
Noot: Voor al deze afwijkingen dient de Vlaamse overheid, departement Omgeving, als vergunningverlenende overheid na te gaan of toepassing gemaakt kan worden van de afwijkingsmogelijkheden van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en meer in het bijzonder het ‘Besluit van de Vlaamse Regering tot aanwijzing van de handelingen in dezin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7 §2, en artikel 4.7.1 §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening’ (‘Besluit handelingen van algemeen belang’)
a) De groutankers aan de kanaalzonetunnels (tijdelijk en permanent) (p.100 en 160 Verantwoordingsnota): werden nog niet opgenomen in het overzicht van de ‘overeenstemming/verenigbaarheid van de bestemmingsplannen’. Op dit moment, op basis van de beschikbare informatie, is de impact van deze groutankers nog onduidelijk. Er wordt voorbehoud gemaakt en geen uitspraak gedaan of deze werken al dan niet resulteren onder artikel 3 §1, 4° van het ‘Besluit handelingen van algemeen belang’.
b) Scheldetunnel Linkeroever (p.165 Verantwoordingsnota): Een fractie van de tunnel ligt in artikel 4 ‘Groengebied’ (‘ruimtelijk kwetsbaar gebied’) volgens het GRUP ‘Oosterweelverbinding’ en is hier niet mee in overeenstemming. Deze afwijking is het gevolg van de verbreding van het fietspad in de tunnel van 4 meter naar 6 meter breedte, op vraag van de partners van het Toekomstverbond. De overschrijding heeft een lengte van 53 meter over een breedte van max. 1,50 meter (ca. 34m²). Er werd geopteerd voor een uitbreiding in oostelijke richting, ver weg van het natuurgebied Blokkersdijk. Principieel wordt akkoord gegaan met deze uitwerking, gezien de wens het natuurgebied Blokkersdijk optimaal te beschermen. Volgende motivatie wordt gevolgd:
c) Oosterweelknoop (p.177 Verantwoordingsnota): De weginfrastructuur van het aansluitingscomplex ‘Oosterweelknoop’ valt voor een beperkte oppervlakte binnen artikel 3 ‘Natuurgebied’ (resulterend onder de gebiedscategorie ‘reservaat en natuur’) van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. Het gaat om de zuidoostelijke hoek van de als natuurgebied bestemde zone ter hoogte van de Sint-Jan-de-Doperkerk. De herbestemming van de zone als natuurgebied is een milderende maatregel voor de inname van biologisch waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen en pleistergebied voor avifauna ter hoogte van het Noordkasteel die werd opgenomen in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ Principieel wordt akkoord gegaan met deze uitwerking. Door de herconfiguratie van het aansluitingscomplex kan de omgeving van het Noordkasteel maximaal gevrijwaard worden. Een noodzakelijk gevolg van een compactere knoop is dat de bestemmingszone ‘natuurgebied’ ter hoogte van de Sint-Jan-de Doperkerk deels wordt ingenomen in de wegenis. Volgende motivatie wordt gevolgd:
d) Groenaanleg en fietspad rond Sint-Jan-de-Doperkerk (p.182 Verantwoordingsnota): Een deel van het fietspad is gelegen in de bestemmingszone ‘Natuurgebied’, artikel 3 van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. De groenaanleg is gedeeltelijk gelegen in ‘Gebieden voor zeehaven- en watergebonden bedrijven’, artikel R1 van het GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’. Gezien het fietspad en de groenaanleg nodig zijn voor een optimale, kwaliteitsvolle, veilige en zo direct mogelijke ontsluiting van het havengebied per fiets en om de Sint-Jan-de-Doperkerk maximaal te integreren in de ruimere omgevingsaanleg van de Oosterweelknoop, wordt principieel akkoord gegaan met de uitwerking van deze zone.
e) R1 tussen Groenendaallaan en Masurebrug (p.196 Verantwoordingsnota): Twee kleine zones van de nieuwe wegenis tussen Burgemeester Jozef Masurebrug en Groenendaallaan (oostzijde) zijn gelegen buiten artikel 1 van het GRUP Oosterweelverbinding – Wijziging’:
Principieel wordt akkoord gegaan met de doorgevoerde wijziging in functie van een ‘overkappingsklare’ hoofdweg. Een breder profiel is nodig om voldoende brede funderingswanden naast R1 te kunnen voorzien, waar een latere overkapping kan op afsteunen. Volgende motivatie wordt gevolgd:
f) Tijdelijke R1 noord (p. 203 Verantwoordingsnota): De tijdelijke weg (voor ca. 10 jaar) loopt parallel aan de oostzijde van de bestaande weg, tussen de Burgemeester Jozef Masurebrug en de knoop Lambrechtshoekenlaan, en wordt ingericht als milderende maatregel tijdens de werken in functie van een verzekerde doorstroming. De tijdelijke weg situeert zich deels in:
De stad neemt op dit moment geen standpunt in met betrekking tot de inrichting van een tijdelijke R1 ten oosten van de bestaande R1. De uitkomst van het lopende project-MER, en de daaruit voortvloeiende milderende maatregelen, zullen mede het standpunt van de stad bepalen. Alleszins dienen de milderende maatregelen die tijdens de duur van de werken nodig zijn om de leefkwaliteit in de wijken Lambrechtshoeken en Ten Eekhove te garanderen, en die in het project-MER verder worden gespecifieerd, deel uit te maken van de omgevingsvergunningsaanvraag.
g) Fietspad ten noorden van Masurebrug (p.207 Verantwoordingsnota): Het fietspad is een afwijking op de bestemmingszone ‘Buffer’ en de ‘Zone voor waterloop en meandering’, respectievelijk artikel 7.3 en artikel 8.2 van het BPA ‘Kwade Velden’. De aanleg van het fietspad verhindert de aanleg met een doorlopende beplanting , voldoet ook niet aan de afwijkingsmogelijkheid in functie van de inrichting van aanhorigheden bij de snelweg. Bovendien wordt het fietspad niet aangelegd in natuurlijke zachte of halfverharde materialen. Het fietspad komt daarnaast ook in conflict met de bestemmingzone voor de Brandbeek en haar oevers. Evenwel ontbreekt op dit moment een evaluatie van de impact op de Brandbeek en de te nemen maatregelen bij verleggen van de beek. Er wordt gevraagd deze informatie toe te voegen aan het dossier. Bovendien bevindt deze aansluiting zich buiten de projectzone, waardoor het niet duidelijk is op welke manier, en met welke middelen, deze aansluiting kan worden gerealiseerd.
h) Oostzijde R1 tussen complex Groenendaallaan en Complex Schijnpoort (p. 210 Verantwoordingsnota): Een deel van de hoofdweg situeert zich in:
De wegenis bevindt zich deels bovengronds en deels ondergronds. Zowel ondergronds als bovengronds gaat het om langgerekte stroken me een beperkte breedte (max. 10 meter breed bovengronds).
De aanleiding voor de afwijking is de wijziging van het wegenisontwerp waarbij de twee gestapelde tunnels naast elkaar worden gepositioneerd, in combinatie met de tunnelveiligheidseisen. Dit impliceert een bredere tunnel, waarbij de zone met bestemming ‘gebied voor ongelijkvloerse weginfrastructuur’ volgens het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ plaatselijk wordt overschreden. Er wordt principieel akkoord gegaan met deze wijziging. Zowel de ondergrondse als de bovengrondse afwijking hebben een beperkte ruimtelijke impact:
i) Fietspad oostzijde aansluitingscomplex R1/E313, ter hoogte van BPA Deurne Dorp (p. 233 Verantwoordingsnota): Het realiseren van een fietspad is niet in overeenstemming met de bestemming en voorschriften van artikel 15 ‘Zone voor park’ van dit BPA. Enkel paden voor passieve recreatie of onderhoud zijn toegelaten. Deze moeten aangelegd worden in natuurlijke, zachte, of halfverharde waterdoorlatende materialen. Het voorziene fietspad is een bovenlokaal ringfietspad met een verbindende functie. Het wordt niet waterdoorlatend aangelegd, maar als volwaardig fietspad. Er wordt principieel akkoord gegaan met deze inrichting.
Afwijkingen van de Bouwcode
De Bouwcode is van toepassing op het grondgebied van de stad. De stad realiseert zich echter wel dat dit instrument niet gemaakt is voor dergelijke infrastructuurprojecten. Nochtans zijn er een aantal elementen en principes in de Bouwcode die wel meegenomen moeten worden zoals water, groen en gronddekking.
a) Artikel 17 ‘Behoud en heraanplanting’ en artikel 18 ‘Groenbescherming bij de uitvoering van werken’ (p. 240 Verantwoordingsnota): De aanvrager stelt dat door de complexiteit en de duurtijd van de bouw van het project de heraanplant niet binnen 3 jaar na afgifte van de vergunning kan worden gerealiseerd. De afwijking kan op basis van artikel 3 worden toegestaan. Immers kan bij het verlenen van de vergunning een andere termijn worden opgelegd. De timing die wordt toegevoegd aan de omgevingsvergunningsaanvraag wordt gebruikt als uitgangspunt voor de vergunning.
b) Artikel 38 ‘Groendaken’ (p. 241 Verantwoordingsnota): De groendaken bovenop de tunnels worden allemaal voorzien van een gronddekking van 1 meter, met uitzondering van een zone ten oosten van de Noorderlaanbrug (gele zone). Principieel wordt vastgehouden aan overal dezelfde maximaal toelaatbare belasting van 2.000kg/m² permanente belasting + 1.000kg/m² gebruiksbelasting. Echter kan op basis van artikel 3 een afwijking worden toegestaan met volgende motivering:
c) Artikel 39 ‘Infiltratie en buffervoorzieningen’: Het buffervolume wordt ondergronds gerealiseerd in waterkelders. Volgens artikel 39.1 van de Bouwcode is waterbuffering ook ondergronds mogelijk, hoewel waterkelders niet opgenomen zijn in de opsomming van de verschillende mogelijkheden van ondergrondse buffering.
Op p. 40 in de Vergunningstechnische nota Water wordt gesteld dat infiltratie en retourbemaling slechts in zeer beperkte mate mogelijk zijn. Om die reden wordt dit niet verder geïmplementeerd en wordt het water rechtstreeks afgevoerd. De stad vraagt om minimaal te onderzoeken wat wél mogelijk is voor infiltratie, en eventueel ook voor hergebruik bijvoorbeeld i.f.v. bevloeiing van groenzones zoals op de kappen.
De voorkeur van de stad gaat uit naar retourbemaling, infiltratie en hergebruik ter plekke, indien deze opties niet of slechts beperkt mogelijk zijn is het gebruik van een waterkelder toegestaan.
d) Artikel 47 ‘Wijzigen van waterlopen’: De huidige Tophatgracht, een niet geklasseerde waterloop, wordt gedempt. Het zuidelijk deel van de Tophatgracht zal in het kader van de aanleg van de Scheldetunnel worden omgeleid rond de te voorziene tunnelmond en een nieuwe aansluiting op de Palingbeek krijgen. Het noordelijk deel van de Tophatgracht zal definitief worden gedempt, en grotendeels worden vervangen door de nieuwe Scheldedijk en het slikken- en schorrengebied.
Dit betreft een afwijking op de voorschriften gezien artikel 47.2. oplegt dat “het verboden is waterlopen geheel of gedeeltelijk te dempen”. Er kan volgens artikel 3 van de Bouwcode van afgeweken worden met volgende motivatie:
Wijzigingen aan het Groot Schijn, Klein Schijn en Palingbeek zijn in principe geen probleem als de bestaande capaciteit en debiet behouden blijven. Dit dient echter afgestemd te worden met de waterloopbeheerders (VMM, Provincie).
De modaliteiten omtrent het houden van een projectvergadering worden bepaald in artikel 8 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en artikel 6 van het uitvoeringsbesluit bij het decreet omgevingsvergunning.
Het college adviseert het project zoals voorgesteld door Lantis gunstig onder voorwaarden aan het departement Omgeving van de Vlaamse overheid, en ondersteunt het voorstel om de gevraagde afwijkingen op de stedenbouwkundige voorschriften toe te staan voor het project.
Het college beslist om de betrokken gemeentelijk omgevingsambtenaar, een vertegenwoordiger van het kabinet mobiliteit en een vertegenwoordiger van het kabinet stadsontwikkeling af te vaardigen om deel te nemen aan de projectvergadering omtrent de Oosterweelverbinding. Ze zijn gemandateerd om het standpunt van het college te verdedigen.