Terug
Gepubliceerd op 04/11/2019

2019_CBS_08969 - Omgevingsvergunning. Advies projectvergadering - Oosterweelverbinding hoofdwerken. Afvaardiging en mandatering - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
ma 04/11/2019 - 09:00 Digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Ludo Van Campenhout, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Jinnih Beels, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2019_CBS_08969 - Omgevingsvergunning. Advies projectvergadering - Oosterweelverbinding hoofdwerken. Afvaardiging en mandatering - Goedkeuring 2019_CBS_08969 - Omgevingsvergunning. Advies projectvergadering - Oosterweelverbinding hoofdwerken. Afvaardiging en mandatering - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

De Vlaamse overheid is belast met de organisatie van een projectvergadering voor een project waarvoor zij bevoegd is. Het advies van het college op het ambtsgebied waarvan de  vergunningsaanvraag betrekking heeft, wordt altijd ingewonnen als de deputatie of de Vlaamse regering de bevoegde overheid is.

Aanleiding en context

De Vlaamse overheid, departement Omgeving, ontving op 17 september 2019 een verzoek tot het houden van een projectvergadering Oosterweelverbinding hoofdwerken binnen de procedure van het Omgevingsvergunningsdecreet (OVD) en haar uitvoeringsbesluiten. De projectvergadering beoogt de procedurele afstemming tussen de betrokken overheden en de bespreking van de eventueel nodig of nuttig geachte projectbijsturingen. Op een projectvergadering wordt nog geen definitieve beslissing genomen. Het is dan ook eerder een, zij het formele, voorbespreking over een project met een mogelijk aanzienlijke impact. De projectvergadering zal doorgaan op 5 november 2019.

Overeenkomstig artikel 8 van het omgevingsvergunningsbesluit wordt de stad Antwerpen als adviesinstantie verzocht om op basis van de projectstudie uiterlijk op de projectvergadering haar advies over het project te geven. Van het overleg wordt een ontwerp van verslag opgesteld. Alleen de personen en instanties die aanwezig waren op de projectvergadering, kunnen binnen een vervaltermijn van veertien dagen na de ontvangst van het ontwerp van verslag opmerkingen op het verslag bezorgen. De opmerkingen worden bij het verslag gevoegd. Gelet op het belang van de projecten en de meerwaarde van de projectvergadering als formele procedure, vraagt de Vlaamse overheid dan ook de aanwezigheid van een gemandateerd vertegenwoordiger van de stad Antwerpen.

Argumentatie

Inleiding en afbakening advies

Context en voorwoord projectstudie

Deze projectstudie ‘Oosterweelverbinding’ wordt gekaderd binnen het Toekomstverbond van maart 2017.

Het project dat wordt voorgelegd aan de projectvergadering is het zogenaamd geoptimaliseerd basisontwerp (in het project-MER traject ‘voorkeursontwerp’ genoemd), waarin reeds verschillende aanpassingen en een groot aantal milderende maatregelen en aanbevelingen voortvloeiend uit de milieubeoordeling van andere onderzochte alternatieven zijn verwerkt. Het ontwerp zal nog verder verfijnd worden op basis van de conclusies van het project-MER en kan ook omwille van voortschrijdend inzicht nog bijgestuurd worden ten opzichte van de projectstudie.

Opzet en afbakening stedelijk advies op projectstudie

Het stedelijk advies bestaat uit twee onderdelen volgend op deze inleiding en afbakening van het advies:

a) Een eerste onderdeel gaat dieper in op de leesbaarheid van de projectstudie, als doorkijk naar de leesbaarheid van de omgevingsvergunningsaanvraag en het bijhorende openbaar onderzoek dat door de stad (en de gemeente Beveren) zal georganiseerd worden.
b) Een tweede onderdeel gaat in op afwijkingen op stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt geen advies op milieuvlak gegeven, onder andere omdat het definitief project-MER nog niet beschikbaar is.

De stad gaat in de meeste gevallen inhoudelijk en principieel akkoord met de voorgestelde stedenbouwkundige afwijkingen. De stad maakt echter elk voorbehoud met betrekking tot mogelijke procedures ingesteld tegen de vergunningsaanvraag op basis van deze afwijkingen en wijst hiervoor elke aansprakelijkheid af.

Deel 1: Volledigheid en leesbaarheid van het dossier

De projectstudie, die een voorafname is van de omgevingsvergunningsaanvraag, is een uitgebreid dossier. De indiener heeft er alle belang bij om alle documenten eenvoudig raadpleegbaar te maken en beschikbaar te maken tijdens het openbaar onderzoek.

We doen een aantal aanbevelingen naar de opmaak en de inhoud van het dossier:

  • Het dossier wordt opgedeeld in 3 projectonderdelen: Scheldetunnel en aansluiting Linkeroever, Oosterweelknoop en Kanaalzone en R1. De laatste zone is echter een zeer omvangrijke zone. De stad stelt voor om deze zone verder op te splitsen in Kanaalzone, R1 ten noorden van het Albertkanaal en R1 ten zuiden van het Albertkanaal. Op die manier wordt het dossier gemakkelijker per deelgebied te doorspitten.
  • De stad juicht het voorstel toe om, door middel van het toevoegen van een letter in de bestandsnaam, het alfabetisch sorteren van de plannen per projectonderdeel mogelijk te maken.
  • In de projectstudie waren er bij de eerste versie, maar ook nog in de tweede versie die verspreid werd op 27 september 2019, nog een aantal bestanden die niet of moeilijk raadpleegbaar waren. Er dient veel aandacht te gaan naar de pdf-bestanden. Bovendien, indien de bestandsgrootte te groot wordt, worden de bestanden traag en onhandelbaar.
  • In de projectstudie ontbreken voldoende snedes voor een goed begrip van het ontwerp.
  • In de projectstudie zijn er discrepanties tussen plannen, snedes en beeldmateriaal. Hoewel er vaak duidelijk vermeld staat wanneer beeldmateriaal niet overeenkomt met de laatste stand van zaken, is het voor de omgevingsvergunningsaanvraag raadzaam om alle plan- en beeldmateriaal eenduidig correct weer te geven.

Deel 2: Afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften

Voor de afwijkingen op de stedenbouwkundige voorschriften werd uitgegaan van de projectstudie zoals aangeleverd door Lantis. Dit is onder voorbehoud van andere stedenbouwkundige aspecten die zouden opduiken wanneer de omgevingsvergunningsaanvraag is ingediend.

Afwijkingen ten opzichte van bestemmingsplannen -  per zone

Noot: Voor al deze afwijkingen dient de Vlaamse overheid, departement Omgeving, als vergunningverlenende overheid na te gaan of toepassing gemaakt kan worden van de afwijkingsmogelijkheden van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en meer in het bijzonder het ‘Besluit van de Vlaamse Regering tot aanwijzing van de handelingen in dezin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7 §2, en artikel 4.7.1 §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening’ (‘Besluit handelingen van algemeen belang’)

a) De groutankers aan de kanaalzonetunnels (tijdelijk en permanent) (p.100 en 160 Verantwoordingsnota): werden nog niet opgenomen in het overzicht van de ‘overeenstemming/verenigbaarheid van de bestemmingsplannen’. Op dit moment, op basis van de beschikbare informatie, is de impact van deze groutankers nog onduidelijk. Er wordt voorbehoud gemaakt en geen uitspraak gedaan of deze werken al dan niet resulteren onder artikel 3 §1, 4° van het ‘Besluit handelingen van algemeen belang’.

b) Scheldetunnel Linkeroever (p.165 Verantwoordingsnota): Een fractie van de tunnel ligt in artikel 4 ‘Groengebied’ (‘ruimtelijk kwetsbaar gebied’) volgens het GRUP ‘Oosterweelverbinding’ en is hier niet mee in overeenstemming. Deze afwijking is het gevolg van de verbreding van het fietspad in de tunnel van 4 meter naar 6 meter breedte, op vraag van de partners van het Toekomstverbond. De overschrijding heeft een lengte van 53 meter over een breedte van max. 1,50 meter (ca. 34m²). Er werd geopteerd voor een uitbreiding in oostelijke richting, ver weg van het natuurgebied Blokkersdijk. Principieel wordt akkoord gegaan met deze uitwerking, gezien de wens het natuurgebied Blokkersdijk optimaal te beschermen. Volgende motivatie wordt gevolgd:

  • De afwijking is beperkt in breedte en oppervlakte t.o.v. de volledige oppervlakte van de tunnel en t.o.v. de volledige oppervlakte van de bestemmingszone artikel 4 ‘Groengebied’. De afwijking houdt immers tegelijkertijd in dat aan de westzijde van de tunnel eenzelfde oppervlakte in artikel 2 ‘Ondergrondse infrastructuur’ en artikel 4 ‘Groengebied’ nìet wordt ingenomen door infrastructuur.
  • De afwijking situeert zich aan de zijde van het Sint-Annabos waar zich een veel ruimere werkstrook bevindt en herinrichting van een nieuw estuarien milieu wordt aangevraagd. De bovengrond zal dus hoe dan ook vergraven en heraangelegd worden. De afwijking bevindt zich voldoende diep onder het maaiveld zodat het nieuwe estuarien milieu ook effectief kan worden gerealiseerd. Door de tunnel zo oostelijk mogelijk te situeren blijft het natuurgebied Blokkersdijk (aan de westzijde) maximaal gevrijwaard, ook tijdens de werffase.
  • Het betreft een zuiver ondergrondse afwijking. Op maaiveldniveau wordt een nieuw estuarien milieu aangelegd in overeenstemming met artikel 4 van het GRUP ‘Oosterweelverbinding’. De afwijking (exploitatie) leidt op zich niet tot effecten op de biodiversiteit (geen ecotoopwijziging, geen verstoring door wijziging waterkwaliteit, geluid, licht, luchtkwaliteit of visueel, noch barrièrewerking). Er is enkel bodemverstoring buiten de zone voor wegenis, maar deze bodemwijziging zou er sowieso zijn en wordt positief beoordeeld voor de biodiversiteit (creatie estuarien milieu).
  • De ligging interfereert niet met ondergrondse kabels of leidingen, of andere ondergrondse infrastructuur.
  • Afhankelijk van het beschouwde punt bevindt het afwijkende constructiedeel zich 11,35 tot 14,25m onder het peil waarop het buitendijks gebied zal komen te liggen na voltooiing van de werken. Dit leidt tot een voldoende dik grondpakket i.f.v. realisatie van de groenaanleg overeenkomstig de bestemming en de aanvraag. Er is dus geen impact op het bedoelde ruimtelijk functioneren van het gebied en de omliggende gebieden, zoals vastgesteld in de grondkleur artikel 4 ‘Groengebied’ van het GRUP ‘Oosterweelverbinding’.

c) Oosterweelknoop (p.177 Verantwoordingsnota): De weginfrastructuur van het aansluitingscomplex ‘Oosterweelknoop’ valt voor een beperkte oppervlakte binnen artikel 3 ‘Natuurgebied’ (resulterend onder de gebiedscategorie ‘reservaat en natuur’) van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. Het gaat om de zuidoostelijke hoek van de als natuurgebied bestemde zone ter hoogte van de Sint-Jan-de-Doperkerk. De herbestemming van de zone als natuurgebied is een milderende maatregel voor de inname van biologisch waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen en pleistergebied voor avifauna ter hoogte van het Noordkasteel die werd opgenomen in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ Principieel wordt akkoord gegaan met deze uitwerking. Door de herconfiguratie van het aansluitingscomplex kan de omgeving van het Noordkasteel maximaal gevrijwaard worden. Een noodzakelijk gevolg van een compactere knoop is dat de bestemmingszone ‘natuurgebied’ ter hoogte van de Sint-Jan-de Doperkerk deels wordt ingenomen in de wegenis. Volgende motivatie wordt gevolgd:

  • Deze noordelijke bestemmingszone (waar de afwijking zich bevindt) betreft feitelijk een braakliggend opgespoten terrein met een ruigte. Deze zone is bestemd als werfzone en ook voorzien om gebruikt te worden als werkstrook. De afwijking heeft op zich dus geen impact op de bestaande natuurwaarden in het gebied, aangezien deze hoe dan ook door het gebruik als werkstrook zullen verdwijnen.
  • Door de keuze voor het compacter ontwerp en herpositionering van het aansluitingscomplex (de zgn ‘paperclip’), wordt aan de zuidzijde van de Oosterweelknoop aanzienlijk minder biologisch waardevol gebied ingenomen dan de zone art. 1 ‘gebied voor weginfrastructuur’ van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ toelaat. Concreet blijft er meer van de vijver, van de betreedbare groene ruimte en van de caponnière van het voormalig fort ‘Noordkasteel’ over. Het betreft daar ook feitelijk een waardevollere vegetatie dan de bestaande en nog te ontwikkelen vegetatie aan de noordzijde van het aansluitingscomplex. Hierdoor is de noodzakelijke oppervlakte voor compensatie aan de noordzijde logischerwijze minder groot. Dit wordt bevestigd in het project-MER waarin wordt gesteld dat de vrijwaring van de waardevolle rietzone ten zuiden van de Oosterweelknoop (t.g.v. de verschuiving van de infrastructuur in noordelijke richting) evenwaardig is, aangezien de uiteindelijke ruimtebalans voor riet klopt en het zuidelijk behoud van bestaande waardevolle rietzone betreft t.o.v. de in het GRUP vooropgestelde oppervlakte nog te ontwikkelen rietvegetatie ten noorden van de knoop. Bovendien is de te ontwikkelen zone voor rietvegetatie ten noorden van de knoop ingesloten door infrastructuur, waardoor fragmentering en versnippering leiden tot een lagere ecologische waarde. Behoud van meer rietvegetatie aan de zuidzijde is dus waardevoller, zelfs bij gelijke ruimtebalans.
  • De inname van het noordelijk gelegen bestemmingszone natuurgebied door infrastructuur bedraagt ca. 15% van de totale oppervlakte van deze bestemmingszone. Het betreft dus een beperkt deel.
  • De effectief als rietmoeras aangelegde zone ten noorden van de Oosterweelknoop wordt bovendien groter dan de oppervlakte natuurgebied dat in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ ten noorden van de Oosterweelknoop is vastgesteld. Het noord-zuidgerichte deel van de zone art.1 – tussen de Oosterweelknoop en de Noordkasteelbruggen – wordt immers niet ingenomen door wegenis, maar (deels) aangelegd als rietveld. Dit overeenkomstig art. 1.2 van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ dat bepaalt dat gronden, die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, op een kwaliteitsvolle manier moeten geïntegreerd worden in de omgeving. De bijkomend te ontwikkelen oppervlakte natuur zal minstens zo groot zijn als de oppervlakte ingenomen door de afwijking.
  • Kortom er zullen aanzienlijke bijkomende oppervlaktes aan natuur behouden blijven en ontwikkeld worden omheen de Oosterweelknoop (zowel zuidelijk als noordelijk) binnen artikel 1 ‘Zone voor weginfrastructuur’ van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. Deze ‘winstgebieden’ zijn een veelvoud van het gedeelte van artikel 3 ‘Natuurgebied’ dat in afwijking van de voorschriften wordt ingenomen door wegenis. De aanleg van deze oppervlakte aan natuur binnen artikel 1 ‘Zone voor infrastructuur’ van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’, kadert in artikel 0.6 van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’, dat bepaalt dat de voorschriften van de naastliggende bestemming worden toegepast voor het gedeelte van het gebied voor wegeninfrastructuur dat niet werd benut.
  • De wegenis blijft op ruime afstand van de als monument beschermde Sint-Jan-de-Doperkerk (min. 75m). Ook blijft het oorspronkelijke maaiveld rond de kerk behouden. Hierdoor heeft de afwijking geen impact op de erfgoedwaarden.
  • Het projectontwerp voorziet dat de omgeving van de kerk beter toegankelijk wordt gemaakt dan in de huidige toestand door de incorporatie in een publiek groengebied overheen de overkapping, aansluitend op de omgeving van het Noordkasteel, met een toegang vanuit dit publiek groengebied naar het oorspronkelijke maaiveld omheen de kerk. Dit betreft de vertaling van een belangrijk uitgangspunt van het Toekomstverbond, nl. het behoud/versterken van de ruimtelijke link tussen de site van de Sint-Jan-de-Doperkerk en het Noordkasteel.

d) Groenaanleg en fietspad rond Sint-Jan-de-Doperkerk (p.182 Verantwoordingsnota): Een deel van het fietspad is gelegen in de bestemmingszone ‘Natuurgebied’, artikel 3 van het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. De groenaanleg is gedeeltelijk gelegen in ‘Gebieden voor zeehaven- en watergebonden bedrijven’, artikel R1 van het GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’. Gezien het fietspad en de groenaanleg nodig zijn voor een optimale, kwaliteitsvolle, veilige en zo direct mogelijke ontsluiting van het havengebied per fiets en om de Sint-Jan-de-Doperkerk maximaal te integreren in de ruimere omgevingsaanleg van de Oosterweelknoop, wordt principieel akkoord gegaan met de uitwerking van deze zone.

e) R1 tussen Groenendaallaan en Masurebrug (p.196 Verantwoordingsnota): Twee kleine zones van de nieuwe wegenis tussen Burgemeester Jozef Masurebrug en Groenendaallaan (oostzijde) zijn gelegen buiten artikel 1 van het GRUP Oosterweelverbinding – Wijziging’:

  • Het noordelijk gedeelte is gelegen ter hoogte van ‘Geertshoek’ en ‘Het Weelke’ met als bestemming: ‘Bufferzone’ volgens het gewestplan en ‘Plaatsen bestemd voor groene ruimte’ (‘ruimtelijk kwetsbaar gebied’?) volgens het BPA ‘Het Weelke’. De totale oppervlakte is beperkt tot ca. 630m². Het gaat om een langgerekte strook van ca. 270 meter en max. ca. 6 meter breed.
  • Het zuidelijk gedeelte is gelegen aan de Bergen op Zoomlaan, ter hoogte van de kerk. Deze zone is gelegen in ‘Parkgebied’ (gebiedscategorie ‘overig groen’ is geen ‘ruimtelijk kwetsbaar gebied’) volgens het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’. De totale oppervlakte is beperkt tot ca. 341m². Het gaat eveneens om een langgerekte strook, met een lengte van ca. 118 meter en op het breedste punt een breedte van max. 4,35 meter.

Principieel wordt akkoord gegaan met de doorgevoerde wijziging in functie van een ‘overkappingsklare’ hoofdweg. Een breder profiel is nodig om voldoende brede funderingswanden naast R1 te kunnen voorzien, waar een latere overkapping kan op afsteunen. Volgende motivatie wordt gevolgd:

  • De oppervlakte van de afwijkende delen is gering (respectievelijk 630m² en 148m²) t.o.v. de totale oppervlakte van de betreffende bufferzone respectievelijk de combinatie ‘bufferzone’ (gewestplan) en ‘parkgebied’ (GRUP), met een uiterst beperkte maximale breedte (max. 3,70 meter, meer veelal aanzienlijk smaller) t.o.v. de breedte van deze bufferzones. Beide afwijkingen bevinden zich op ruime afstand van elkaar. De impact van elk op zich is lokaal. Er is geen cumulatieve impact op de omgeving.
  • De bufferzones aangeduid op het gewestplan en het BPA hebben als doel een overgangsgebied te vormen tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. De afwijkende delen nemen slechts een strook van beperkte breedte in van deze bufferzone. Het resterende deel van de bufferstrook en de maatregelen die worden genomen om hinder van de tijdelijke R1 op aanpalende woonzones te milderen, zorgen er voor dat het bermenlandschap in de resterende bufferzone een afdoende bufferende werking blijft behouden.
  • De zonering parkgebied ter hoogte van de zuidelijke afwijking is in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ vastgesteld i.f.v. de ontwikkeling van een nieuwe parkruimte. De weginfrastructuur bevindt zich er ondergronds. Het betreft een zuiver ondergrondse afwijking die de realisatie van het bovenliggende park overeenkomstig de bestemming en de aanvraag niet hypothekeert.

f) Tijdelijke R1 noord (p. 203 Verantwoordingsnota): De tijdelijke weg (voor ca. 10 jaar) loopt parallel aan de oostzijde van de bestaande weg, tussen de Burgemeester Jozef Masurebrug en de knoop Lambrechtshoekenlaan, en wordt ingericht als milderende maatregel tijdens de werken in functie van een verzekerde doorstroming. De tijdelijke weg situeert zich deels in:

  • Artikel 9 ‘Bufferzone’ volgens GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’.
  • Artikel 4 ‘Plaatsen bestemd voor groene ruimte’ (‘ruimtelijk kwetsbaar gebied’?) volgens BPA ‘Het Weelke’.
  • ‘Bufferzone’ (gebiedscategorie ‘overig groen’) volgens het gewestplan.

De stad neemt op dit moment geen standpunt in met betrekking tot de inrichting van een tijdelijke R1 ten oosten van de bestaande R1. De uitkomst van het lopende project-MER, en de daaruit voortvloeiende milderende maatregelen, zullen mede het standpunt van de stad bepalen. Alleszins dienen de milderende maatregelen die tijdens de duur van de werken nodig zijn om de leefkwaliteit in de wijken Lambrechtshoeken en Ten Eekhove te garanderen, en die in het project-MER verder worden gespecifieerd, deel uit te maken van de omgevingsvergunningsaanvraag.

g) Fietspad ten noorden van Masurebrug (p.207 Verantwoordingsnota):  Het fietspad is een afwijking op de bestemmingszone ‘Buffer’ en de ‘Zone voor waterloop en meandering’, respectievelijk artikel 7.3 en artikel 8.2 van het BPA ‘Kwade Velden’. De aanleg van het fietspad verhindert de aanleg met een doorlopende beplanting , voldoet ook niet aan de afwijkingsmogelijkheid in functie van de inrichting van aanhorigheden bij de snelweg. Bovendien wordt het fietspad niet aangelegd in natuurlijke zachte of halfverharde materialen. Het fietspad komt daarnaast ook in conflict met de bestemmingzone voor de Brandbeek en haar oevers. Evenwel ontbreekt op dit moment een evaluatie van de impact op de Brandbeek en de te nemen maatregelen bij verleggen van de beek. Er wordt gevraagd deze informatie toe te voegen aan het dossier. Bovendien bevindt deze aansluiting zich buiten de projectzone, waardoor het niet duidelijk is op welke manier, en met welke middelen, deze aansluiting kan worden gerealiseerd.

h) Oostzijde R1 tussen complex Groenendaallaan en Complex Schijnpoort (p. 210 Verantwoordingsnota): Een deel van de hoofdweg situeert zich in:

  • Artikel 4 ‘Parkgebied’ volgens GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’.
  • Artikel 10 ‘Waterweginfrastructuur’ volgens GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’.

De wegenis bevindt zich deels bovengronds en deels ondergronds. Zowel ondergronds als bovengronds gaat het om langgerekte stroken me een beperkte breedte (max. 10 meter breed bovengronds).
De aanleiding voor de afwijking is de wijziging van het wegenisontwerp waarbij de twee gestapelde tunnels naast elkaar worden gepositioneerd, in combinatie met de tunnelveiligheidseisen. Dit impliceert een bredere tunnel, waarbij de zone met bestemming ‘gebied voor ongelijkvloerse weginfrastructuur’ volgens het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ plaatselijk wordt overschreden. Er wordt principieel akkoord gegaan met deze wijziging. Zowel de ondergrondse als de bovengrondse afwijking hebben een beperkte ruimtelijke impact:

  • De afwijking is beperkt in breedte. Het breedste punt van de afwijking is 10 meter, maar de breedte van de afwijking neemt geleidelijk af (tot 0 m over een lengte van 430 m). T.o.v. de totale oppervlakte en breedte van deze bestemmingszone ‘parkgebied’ betreft het een heel beperkte afwijking.
  • Het betreft een zuiver ondergrondse afwijking.
  • Bovenop de delen in de zone artikel 4 ‘Parkgebied’ wordt een voldoende dik grondpakket voorzien om een parkaanleg te realiseren, overeenkomstig de bestemming en de aanvraag, behalve ter hoogte van de bovengrondse afwijking.
  • De tunnel ligt onder het peil van de bodem van het Albertkanaal, waardoor de functies van het kanaal, overeenkomstig de bestemming van artikel 10 ‘Waterweginfrastructuur’, gegarandeerd blijven.
  • De afwijking (niet-overdekt gedeelte in ‘Parkzone’) is beperkt in oppervlakte (850m²) in verhouding tot de oppervlakte van de zone artikel 4 ‘Parkgebied’ dat in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ is vastgesteld tussen het kanaal en de Groenendaallaan (ca. 33.700m²).
  • Er wordt bijkomend nog een grotere parkoppervlakte gerealiseerd doordat het gedeelte ter hoogte van het aansluitingscomplex Groenendaallaan wordt aangelegd als tunnel met een parkaanleg op maaiveldniveau. Het ‘gewonnen’ deel van het park, ter hoogte van het aansluitingscomplex Groenendaallaan, betreft een oppervlakte dat een veelvoud vormt van het ‘verloren’ gedeelte dat wordt ingenomen door de in afwijking liggende wegenis. Deze oppervlakte bijkomend parkgebied compenseert ruimschoots de oppervlakte ter hoogte van de afwijking die bestemd is als parkgebied in het GRUP ‘Oosterweelverbinding – Wijziging’ maar niet kan worden gerealiseerd. De totale in de aanvraag voorziene parkoppervlakte is hier bovendien een stuk ruimer dan de oppervlakte die een overzichtsbeeld van het te realiseren park in de toelichtingsnota bij het GRUP weergeeft, met name dankzij het gedeeltelijk overkappen van de R1, waardoor een grote parkoppervlakte bovenop de ondergrondse wegenis bijkomend kan worden gerealiseerd.
  • Het bijkomend gerealiseerde park ter hoogte van het aansluitingscomplex Groenendaallaan heeft een veel grotere ruimtelijke meerwaarde t.o.v. aanpalende woonweefsel van Luchtbal en Merksem dan het niet te realiseren parkoppervlakte ter hoogte van de afwijking. De parkoppervlakte ter hoogte van het aansluitingscomplex Groenendaallaan realiseert de doelstelling van het leefbaarheidsproject ‘Stationsomgeving Luchtbal’, namelijk Merksem verbinden met Luchtbal via een groene overkapping ter hoogte van de Groenendaallaan en een kwaliteitsvolle groenomgeving voor een nieuw stedelijk front voor Merksem. Dit bijkomend gerealiseerd park is echter maar mogelijk op voorwaarde dat de Luchtbaltunnels ter hoogte van het aansluitingscomplex Groenendaallaan door een niet-overdekt wegsegment worden gescheiden van de tunnels van de ondergrondse kruising van het Albertkanaal.
  • De afwijking heeft slechts een beperkte impact op omliggende functies: het niet te realiseren parkgedeelte situeert zich aan de zuidwestzijde in de zone artikel 4 ‘Parkgebied’, aan de zijde van het spoorwegtalud. Het woonweefsel van Merksem en potentieel te realiseren nieuw stedelijk front voor Merksem (cfr. leefbaarheidsproject ‘Stationsomgeving Luchtbal) ligt noordelijker, waar wél een parkomgeving wordt gecreëerd. De functies in de directe omgeving van de afwijking ondervinden geen nadeel van het niet realiseren van dit deel van de parkbestemming.
  • Het leefbaarheidsproject de Groene Brug (reserveproject) wordt niet gehypothekeerd. Er blijft voldoende ruimte aan de oostzijde van het niet-overdekte wegsegment in de bestemmingszone artikel 4 ‘Parkgebied’, om de brug op het parkgebied te laten aansluiten.

i) Fietspad oostzijde aansluitingscomplex R1/E313, ter hoogte van BPA Deurne Dorp (p. 233 Verantwoordingsnota): Het realiseren van een fietspad is niet in overeenstemming met de bestemming en voorschriften van artikel 15 ‘Zone voor park’ van dit BPA. Enkel paden voor passieve recreatie of onderhoud zijn toegelaten. Deze moeten aangelegd worden in natuurlijke, zachte, of halfverharde waterdoorlatende materialen. Het voorziene fietspad is een bovenlokaal ringfietspad met een verbindende functie. Het wordt niet waterdoorlatend aangelegd, maar als volwaardig fietspad. Er wordt principieel akkoord gegaan met deze inrichting.

Afwijkingen van de Bouwcode

De Bouwcode is van toepassing op het grondgebied van de stad. De stad realiseert zich echter wel dat dit instrument niet gemaakt is voor dergelijke infrastructuurprojecten. Nochtans zijn er een aantal elementen en principes in de Bouwcode die wel meegenomen moeten worden zoals water, groen en gronddekking.

a) Artikel 17 ‘Behoud en heraanplanting’ en artikel 18 ‘Groenbescherming bij de uitvoering van werken’ (p. 240 Verantwoordingsnota): De aanvrager stelt dat door de complexiteit en de duurtijd van de bouw van het project de heraanplant niet binnen 3 jaar na afgifte van de vergunning kan worden gerealiseerd. De afwijking kan op basis van artikel 3 worden toegestaan. Immers kan bij het verlenen van de vergunning een andere termijn worden opgelegd. De timing die wordt toegevoegd aan de omgevingsvergunningsaanvraag wordt gebruikt als uitgangspunt voor de vergunning.

b) Artikel 38 ‘Groendaken’ (p. 241 Verantwoordingsnota): De groendaken bovenop de tunnels worden allemaal voorzien van een gronddekking van 1 meter, met uitzondering van een zone ten oosten van de Noorderlaanbrug (gele zone). Principieel wordt vastgehouden aan overal dezelfde maximaal toelaatbare belasting van 2.000kg/m² permanente belasting + 1.000kg/m² gebruiksbelasting. Echter kan op basis van artikel 3 een afwijking worden toegestaan met volgende motivering:

  • In het bewuste gebied is het technisch niet mogelijk om een tussenondersteuning, gelijk aan de naastgelegen tunneldelen, te realiseren. Hiertoe moet het tunneldak van buitenwand naar buitenwand dragen zonder dat het halverwege ondersteund wordt. Om het profiel van vrije ruimte van de ondergelegen tunnelkoker te garanderen is de beschikbare constructiehoogte beperkt. Vanuit technische haalbaarheid moet enerzijds de dakdikte worden vergroot en anderzijds de bovenliggende belasting worden verlaagd. De reductie in gronddekking van 1,0m naar 0,30m in deze zone wordt daarom grotendeels toegekend aan grotere dakdikte. Gegeven de functionaliteit van het bovenliggend maaiveld, de Bredastraat, welke hersteld wordt na de werken, kan deze ook bij een geringere gronddekking worden gegarandeerd.
  • De gevraagde afwijking heeft geen invloed op de veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid zoals geboden door de overige voorschriften van de Bouwcode.

c) Artikel 39 ‘Infiltratie en buffervoorzieningen’: Het buffervolume wordt ondergronds gerealiseerd in waterkelders. Volgens artikel 39.1 van de Bouwcode is waterbuffering ook ondergronds mogelijk, hoewel waterkelders niet opgenomen zijn in de opsomming van de verschillende mogelijkheden van ondergrondse buffering.

Op p. 40 in de Vergunningstechnische nota Water wordt gesteld dat infiltratie en retourbemaling slechts in zeer beperkte mate mogelijk zijn. Om die reden wordt dit niet verder geïmplementeerd en wordt het water rechtstreeks afgevoerd. De stad vraagt om minimaal te onderzoeken wat wél mogelijk is voor infiltratie, en eventueel ook voor hergebruik bijvoorbeeld i.f.v. bevloeiing van groenzones zoals op de kappen.
De voorkeur van de stad gaat uit naar retourbemaling, infiltratie en hergebruik ter plekke, indien deze opties niet of slechts beperkt mogelijk zijn is het gebruik van een waterkelder toegestaan.

d) Artikel 47 ‘Wijzigen van waterlopen’: De huidige Tophatgracht, een niet geklasseerde waterloop, wordt gedempt. Het zuidelijk deel van de Tophatgracht zal in het kader van de aanleg van de Scheldetunnel worden omgeleid rond de te voorziene tunnelmond en een nieuwe aansluiting op de Palingbeek krijgen. Het noordelijk deel van de Tophatgracht zal definitief worden gedempt, en grotendeels worden vervangen door de nieuwe Scheldedijk en het slikken- en schorrengebied.

Dit betreft een afwijking op de voorschriften gezien artikel 47.2. oplegt dat “het verboden is waterlopen geheel of gedeeltelijk te dempen”. Er kan volgens artikel 3 van de Bouwcode van afgeweken worden met volgende motivatie:

  • De Tophatgracht zal worden omgelegd rondom de tunnelmond van de Scheldetunnel. De demping dient te gebeuren in het kader van werken van algemeen belang. De afwatering van de Tophatgracht blijft, als gevolg van de aansluiting met de Palingbeek gegarandeerd en wordt enkel verlegd.
  • De afwijking is in functie van een algehele verbetering van de omgeving. De benodigde (constructie)afmetingen van de tunnel en de te realiseren aansluitingen op de bestaande toestand, maken het dat de tunnel op deze plek de gracht kruist. De verlegging van de gracht gebeurt in het kader van de benodigde functionaliteit van het geheel. De omgeleide Tophatgracht dient ook buiten de polderconstructie te worden gehouden om infiltratie binnen de polderconstructie te vermijden.
  • Wanneer ze in het Sint-Annabos loopt, moet worden afgestemd met de beheerder (ANB).

Wijzigingen aan het Groot Schijn, Klein Schijn en Palingbeek zijn in principe geen probleem als de bestaande capaciteit en debiet behouden blijven. Dit dient echter afgestemd te worden met de waterloopbeheerders (VMM, Provincie).

Juridische grond

De modaliteiten omtrent het houden van een projectvergadering worden bepaald in artikel 8 van het decreet  betreffende de omgevingsvergunning en artikel 6 van het uitvoeringsbesluit bij het decreet  omgevingsvergunning.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college adviseert het project zoals voorgesteld door Lantis gunstig onder voorwaarden aan het departement Omgeving van de Vlaamse overheid, en ondersteunt het voorstel om de gevraagde afwijkingen op de stedenbouwkundige voorschriften toe te staan voor het project.

Artikel 2

Het college beslist om de betrokken gemeentelijk omgevingsambtenaar, een vertegenwoordiger van het kabinet mobiliteit en een vertegenwoordiger van het kabinet stadsontwikkeling af te vaardigen om deel te  nemen aan de projectvergadering omtrent de Oosterweelverbinding. Ze zijn gemandateerd om het standpunt van het college te verdedigen.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.