Terug
Gepubliceerd op 19/04/2021

2021_CBS_03013 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020058990. Straalstraat 1. District Merksem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 16/04/2021 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_03013 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020058990. Straalstraat 1. District Merksem - Goedkeuring 2021_CBS_03013 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2020058990. Straalstraat 1. District Merksem - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020058990

Gegevens van de aanvrager:

stad Antwerpen met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

stad Antwerpen met als adres Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Straalstraat 1 te 2170 Merksem (Antwerpen)

Kadastrale gegevens:

afdeling 40 sectie C nr. 239B

Inrichtingsnummer:

20200506-0013 (Straalstraat)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Plaatsen van een pekelmenginstallatie en het exploiteren van een centrale stelplaats (hernieuwing)

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          13/11/2015: vergunning (20152205) plaatsen van een middenspanningscabine;

-          26/1/2015: vergunning (2015359) verwijderen van een bestaande ramp en het maken van een laadkade en het herinrichten van een wasplaats voor veegwagens;

-          10/8/2012: vergunning (20125730) vervangen pekelinstallatie;

-          5/9/2002: vergunning (20014713) plaatsen nieuwe pekelinstallatie.

Vergunde toestand/Huidige toestand

-          voertuigenstelplaats van stad Antwerpen.

Gewenste toestand

-          nieuwe pekelmenginstallatie.

 

Inhoud van de aanvraag

-          voorzien van een nieuwe pekelmenginstallatie.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 21 februari 2002 verleende de deputatie een milieuvergunning aan de stad Antwerpen voor het verder uitbaten van een stedelijke werkplaats en stelplaats van stadsreiniging (kenmerk MLAV1/01-318). Op 3 juli 2003 werd de vergunning uitgebreid met de overslag van steenpuin en het ontwateren van kolkenslib en veegvuil (kenmerk MLAV1/03-84). In het besluit van 16 maart 2006 werd de vergunning verder uitgebreid en aangepast in functie van de bedrijfsvoering (kenmerk MLAV1/05-433). Op 16 mei 2012 verleende de minister van Leefmilieu een afwijking op de verplichting een biologische waterzuivering te voorzien voor het behandelen van afvalwater afkomstig van het reinigen van recipiënten die afvalstoffen bevatten (kenmerk AMV/12168/1003). De vergunning loopt nog tot 21 februari 2022.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant vraagt een hernieuwing van de vergunning voor het uitbaten van een centrale stelplaats voor uitvoerende stadsdiensten.

 

Aangevraagde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.1.2.d)1°

opslag en overslag van afvalstoffen niet aan verwerking verbonden, andere dan asbesthoudend afval en afvalstoffen bestaande uit gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen,  met een opslagcapaciteit van 1 ton tot  maximaal 100 ton;

40,00 ton

2.2.5.e)3°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

100,00 ton

2.2.6.b)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die  biologische stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de niet-gevaarlijke biologische afvalstoffen zijn gerangschikt;

15 huisvuilwagens voor GFT

2.2.6.c)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de andere niet-gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt;

35  huisvuilwagens

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

2.500,00 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

19,61 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.900,00 liter

7.1.1°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit tot 1.000 ton;

500,00 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 630,00 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

108 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

4 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

50 motorvoertuigen en hun aanhangwagens

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

700,00 liter

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

5,00 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

5,00 ton

17.3.6.2°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

5,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000,00 liter

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

8,50 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

200,00 liter

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas;

720,00 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton;

192,15 ton

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Artikel 5.61.2.§2. en 5.2.1.2.§2: Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit of dit besluit is de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug met automatische registratie verplicht. De ijking gebeurt overeenkomstig de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen. De toegang van de aanvoerende vrachtwagens is slechts toegelaten over de in werking zijnde weegbrug.

 

Artikel 5.2.1.2.§3. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer niet vóór 7.00 uur en na 19.00 uur plaatsvinden.

 

Artikel 5.2.1.5.§5. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5 m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd, wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

- Er dient geen weegbrug te worden geplaatst voor de wasplaats en/of opslag van bladafval.

- In het weekend mogen uitzonderlijke transporten van bladafval plaatsvinden tussen 7.00 uur en 19.00 uur.

- Er dient geen groenscherm te worden voorzien.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

autonoom gemeentebedrijf vastgoed en stadsprojecten Antwerpen

9 maart 2021

10 maart 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor gemeenschapsuitrusting en openbare nutsvoorziening. Onder gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen dient te worden begrepen voorzieningen die gericht zijn op de bevordering van het algemeen belang en die ten dienste van de gemeenschap worden gesteld. De idee van dienstverlening (verzorgende sector) aan de gemeenschap is derhalve rechtstreeks aanwezig. Artikel 4.4.8.van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening schrijft voor dat in gebieden die op de gewestplannen zijn aangewezen als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, handelingen van algemeen belang en de daarmee verbonden activiteiten te allen tijde kunnen worden toegelaten, ongeacht het publiek of privaatrechtelijk statuut van de aanvrager of het al dan niet aanwezig zijn van enig winstoogmerk. Als gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen kunnen eveneens worden beschouwd een school, een voor het publiek toegankelijke toegangsweg tot een vergund gebouwencomplex in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en neveninrichtingen naast een autosnelweg. Alhoewel in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen in principe geen gebouwen met een woonfunctie zijn toegelaten, heeft de Raad van State bovendien niettemin geoordeeld dat service-flats voor bejaarden kunnen worden vergund in dergelijk gebied. Ook een nomadenkamp werd door de Raad van State beschouwd als een gemeenschapsvoorziening en openbare nutsvoorziening. (Artikel 17 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een parkgebied. De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. (Artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.) De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de bouwcode.
 

Sectorale regelgeving

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

 

Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

-          BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Gelet op de beschikbare informatie heeft het stedenbouwkundig luik van deze aanvraag louter betrekking op het plaatsen van een pekelmenger. Deze zal worden ingezet voor het beheer en onderhoud van de stad. De aanvraag is bijgevolg functioneel inpasbaar in de zone voor gemeenschapsvoorziening.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De pekelmenger wordt voorzien onder de zoutsilo. Er wordt geoordeeld dat de draagkracht van de site noch van de omgeving met het toevoegen van deze installatie wordt overschreden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeerparagraaf is niet van toepassing aangezien de inhoud van de aanvraag geen impact heeft op de parkeerbehoefte.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het terrein van circa 44.000 m² gelegen op het kruispunt van de Straalstraat met de Deurnsebaan wordt al decennia gebruikt door de diensten van stadsreiniging als centrale stelplaats voor de noordelijke delen van het grondgebied. Op de site werken nu zo’n 250 werknemers. De stad Antwerpen wenst de locatie verder te gebruiken tot de nieuwe ‘Technische Cluster Noord’ op de Havanasite in gebruik genomen wordt. Op de site bevinden zich een administratief/personeelsgebouw, een magazijn/werkplaats en verschillende installaties en opslagplaatsen in openlucht.

 

Op- en overslag van afvalstoffen

Op de site is een ontwaterings- en overslagzone voor veegvuil ingericht. Dagelijks storten een 15-tal veegmachines het opgehaalde vuil (afkomstig van het openbaar domein) in deze stortzone voor veegvuil. De inhoud van de machines is 1,5 m³, 3,5 m³ of 6 m³ , afhankelijk van het type; de laadruimte wordt maximaal voor 75% gevuld.

Twee zones worden onderscheiden:

-          opslagzone voor veegvuil: relatief droge fractie (zone 1);

-          twee slibvangputten van 15 m³: natte restslib (zone 2)

Voordat het veegvuil gestort wordt, wordt het overtollige vrije water zoveel mogelijk uit de afvalopvangbakken verwijderd en rechtstreeks in de slibvangputten gelaten (zone 2). Daarna wordt in zone 1 het veegvuil op een ontwateringsplatform gestort om de veegvuilfractie maximaal te ontwateren. Het veegvuil wordt regelmatig met een wiellader opgehoopt om ruimte te maken op de stortvloer. De bodem en wanden van het afhellende ontwateringsplatform zijn vloeistofdicht uitgevoerd en voorzien van twee drains om het afvalwater af te voeren.

Het ontwaterde veegvuil is een mix van anorganisch materiaal (zand), organisch materiaal (takjes, bladeren, …) en zwerfvuil (papiertjes, blikjes, …). Na de uitdroogfase wordt het steekvast veegvuil afgevoerd door een geregistreerd vervoerder naar een erkende verwerker. Dit vindt tot vijfmaal per week plaats, waarbij telkens zo’n 30 ton wordt afgevoerd. De maximale opgeslagen hoeveelheid veegvuil bedraagt 100 ton.
De lege veegvuilwagens rijden vervolgens naar zone 2. De slibvanginstallatie wordt gevormd door een betonnen stortzone met roosters die dienst doen als mechanische zeef. De veegwagens worden er intern gereinigd om het restslib uit de reservoirs te krijgen. Het waswater loopt via de stortzone in de slibvangputten onder de roosters. Overtollig slib wordt manueel van de stortvloer verwijderd. Het slib bezinkt in de putten en wordt periodiek opgezogen en afgevoerd voor verwerking.
Het bladafval is afkomstig van het onderhoud van de beplantingen op het openbaar domein van Ekeren, Luchtbal, Deurne en Merksem tijdens de herfstperiode, en wordt aangevoerd in bestelwagens of vrachtwagens. De opslag vindt plaats op een vloeistofdichte ondergrond aan de oostzijde van het terrein. Afhankelijk van het type groenafval wordt het hergebruikt voor onkruidpreventie of afgevoerd naar een erkende verwerker. De maximale opslag bedraagt 40 ton.
Op basis van de aanduidingen op het uitvoeringsplan lijkt het niet dat de fracties veegvuil en groenafval vermengd zullen geraken. Het veegvuil wordt opgeslagen in openlucht waar het bloot staat aan weer en wind. De exploitant moet de nodige maatregelen treffen om de ongewenste verspreiding van afval bij winderig weer te vermijden en desnoods frequent het bedrijfsterrein ontdoen van zwerfafval. Om verontreiniging van de openbare weg te vermijden mag geen water uit de afvoercontainers lekken en dienen deze steeds afgedekt te worden met een bache.

 

Wassen van voertuigen

Om hygiënische en technische redenen moeten de huisvuil- en veegwagens regelmatig gereinigd worden, zowel intern als extern. De exploitant voorziet vier wasplaatsen in twee wasstraten (zone A en B). Twee wasplaatsen zijn uitgerust met hogedrukslangen, twee met gewone spuitslangen. Dagelijks worden hierop maximaal 50 wagens en containers, waarvan er zeven GFT-wagen zijn, gereinigd,.
Bij het uitwendig reinigen wordt het zand en oppervlakkig vuil afgespoten. Het inwendig reinigen moet het afval dat na het storten nog achterbleef verwijderen uit de containers. Het vuil valt op de vloeistofdichte waszone waar grote delen achterblijven en grofvuilroosters beletten dat ze mee worden afgevoerd met het afvalwater. Slib en afval dat op de waszones terecht komt wordt manueel opgeschept in kleine afvalcontainers.
De veegwagens worden dagelijks grondig intern gereinigd met een hogedrukreiniger ter hoogte van zone 2 (zie eerder). Het reinigingswater stroomt naar de slibvangputten.
Twee extra wasplaatsen worden ingericht door een extern truckwashbedrijf. Het reinigen vindt plaats op een mobiele mat met opblaasbare randen die ervoor moeten zorgen dat het afvalwater opgevangen kan worden. Het water wordt voorbehandeld in een mobiele filterinstallatie (bezinking en coalescentiefilter) waarvan het effluent in de riool geloosd wordt.

Het reinigen van riool- of slibzuigers, wat vroeger wel plaatsvond op de site, wordt niet langer gevraagd.

 

Lozen van afvalwater

Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties, de keuken en de refter. De geloosde hoeveelheid bedraagt 2.500 m³ per jaar. Een septische put ter voorbehandeling van het zwart water is aanwezig. Het huishoudelijk afvalwater wordt geloosd in de openbare riolering van de Straalstraat.
Bedrijfsafvalwater is voornamelijk afkomstig van de wasinstallaties van de vuilnis- en veegwagens. In een waterstudie uit 2017 wordt het te verwachten lozingsdebiet berekend op basis van gemiddelde gewassen voertuigen, verbruiken en duurtijd. Hieruit kwam een maximaal lozingsdebiet van 4,5 m³/uur, 18 m³/dag en 4.500 m³/jaar naar voor.
Voor de bepaling van het potentieel verontreinigd hemelwater wordt een oppervlakte van 950 m² in rekening genomen. Bij een hevige neerslagbui zou hierbij tot 15 m³/uur bijkomend geloosd worden. In theorie bedraagt het lozingsdebiet dus het aangevraagde 19 m³/uur.
Het afvalwater afkomstig van de waszones wordt ontdaan van grofvuil via een grofvuilrooster en komt vervolgens in een zandvanger terecht waar bezinkbaar materiaal wordt verwijderd. Via een overloop komt het afvalwater in een KWS-afscheider en wordt het via een pompput geloosd in de openbare riolering van de Toekomstlaan. Het water uit de slibvangputten loopt gravitair over een eigen KWS-afscheider naar de pompput vanwaar het geloosd wordt in de Toekomstlaan. De KWS-afscheider is uitgerust met een automatisch waarschuwingssysteem.
De exploitant geeft aan dat een beperkt aantal residuen van gekende aard voorkomen bij het reinigen van de vuilnis- en veegwagens en er bijgevolg een goed zicht is op de samenstelling van het afvalwater. Het geloosde afvalwater moet voldoen aan de sectorale lozingsnormen voor het inwendig wassen van recipiënten die afvalstoffen bevatten (bijlage 5.3.2.36° van Vlarem II). Volgende bijzondere lozingsvoorwaarden worden gevraagd:

parameter

gevraagd

analyseresultaat

IC/sectorale norm

koper

500 mg/l

110 µg/l

200 µg/l

lood

500 mg/l

89 µg/l

100 µg/l

zink

2.000 µg/l

430 µg/l

2.000 µg/l

nikkel

500 µ/l

20 µg/l

500 µg/l

chroom

500 µg/l

91 µg/l

300 µg/l


De exploitant voegt drie analyserapporten toe aan het dossier. Uit deze analyseresultaten blijkt dat niet alleen voor deze parameters de vastgestelde waarden hoger liggen dan het indelingscriterium of desgevallend de sectorale norm. Vooral de overschrijdingen van het biologisch en het chemisch zuurstofverbruik zijn groot. Daarnaast wordt opgemerkt dat in de berekening van de geloosde debieten ogenschijnlijk geen rekening gehouden wordt met het percolaat van de ontwatering van het veegvuil. Voor de beoordeling van de meetresultaten en de op te leggen lozingsvoorwaarden wordt aangesloten bij deze van de Vlaamse Milieumaatschappij.

 

Onderhoudswerkplaats voertuigen

De site beschikt over een onderhoudswerkplaats waar het dagelijks onderhoud van de voertuigen in eigen beheer kan uitgevoerd worden. Daarnaast moeten na iedere reiniging met water, bepaalde onderdelen van de huisvuilwagens opnieuw gesmeerd worden. De werkplaats is uitgerust met drie schouwputten en één hefbrug, een ontvettingsbad van 200 liter en een luchtcompressor. Verder staan een aantal toestellen opgesteld voor het mechanisch bewerken van metalen met een totaal vermogen van 8,5 kW.

In een afzonderlijk lokaal grenzend aan de onderhoudswerkplaats worden de oliën opgeslagen. Voor de verse hydraulische olie zijn houders van 1.500 liter en 2.400 liter geplaatst. Afvalolie wordt opgeslagen in een houder van 2.400 liter. De houders zijn enkelwandig en ingekuipt. Daarnaast worden 18 vaten van 200 liter diverse oliën opgeslagen. De keuringsattesten van de tanks werden niet bijgevoegd zodat niet bevestigd is dat de opslagtanks voldoen aan de normen en veilig geëxploiteerd kunnen worden. Er is geen informatie over lekdetectie of overvulbeveiliging.

In de werkplaats worden gevaarlijke en recycleerbare afvalstoffen afzonderlijk opgeslagen en afgevoerd in dekselvaten van 120 liter (luchtfilters, spuitbussen, vuile vodden, oliebidons en –filters, ontvetter, white spirit). Per jaar moet elke fractie maximaal driemaal afgevoerd worden.

 

Zoutopslag en pekelinstallaties

Een strategische zoutvoorraad wordt centraal bijgehouden in vier silo’s van 40 m³. Daarnaast is een nieuwe pekelinstallatie met een tank van 70 m³ geplaatst. De pekelmachine heeft een capaciteit van 2.500 tot 10.000 liter per uur. Per winterseizoen wordt gemiddeld 500 m³ pekel geproduceerd. De pekel is een oplossing van 20% zout in water. Zoutopslag in zakken in het magazijn bedraagt maximaal 20 ton.

 

Andere

Het stallen van 108 voertuigen waarvan 38 huisvuilwagens, 15 veegmachines, 21 lichte vrachtwagens, 24 containerwagens en aanhangwagens, drie kraanwagens, een bulldozer en enkele speciale voertuigen vindt plaats verspreid over het grote perceel, zowel in openlucht als in het magazijn.
De gasopslag blijft ongewijzigd en beperkt zich tot 100 liter acetyleen, 400 liter propaan en 200 liter zuurstof. Aan de afstandsregels wordt voldaan.
Tot 5 ton benzine in kleine busjes van 5 liter wordt opgeslagen in een afgesloten container voorzien van lekbakken. De container staat opgesteld in openlucht op ongeveer 20 meter van het dienstgebouw en op meer dan 5 meter van de perceelsgrens.
In het magazijn wordt vijf ton cement opgeslagen in zakken van 25 kg. Cement heeft irriterende eigenschappen maar van de opslag gaat slechts een beperkt risico uit.
De verwarming van de gebouwen en de productie van warm water gebeuren met drie gasgestookte installaties van elk 240 kW.
Op verschillende locaties in de inrichting worden gevaarlijke producten opgeslagen in kleine verpakkingen. Het betreft kuis-, reinigings- en onderhoudsproducten gebruikt in het gebouw en door de stadsdiensten bij het uitvoeren van de taken.
Een nieuwe hoogspanningscabine werd geplaatst met een vermogen van 630 kVA. Bij de keuring in juni 2020 werd een inbreuk vastgesteld met betrekking tot de aarding. Een herkeuring is nodig voor juni 2021, waaruit moet blijken dat het euvel verholpen werd.

 

Afwijking op sectorale voorwaarden

Artikel 5.61.2§2 en artikel 5.2.1.2§2 leggen elk de installatie en het gebruik van een geijkte weegbrug op.
De aanvoer van bladafval vindt voornamelijk plaats in de herfstperiode, in kleine hoeveelheden met relatief hoge frequentie. Het bladafval wordt verzameld en aangevoerd door de eigen diensten in het kader van de uitoefening van hun activiteiten. De cijfers met betrekking tot de verwerking van het afgevoerde afval zijn voorhanden via de verwerkingsattesten van de externe ophalers van het veegvuil, slib en bladafval. Daarenboven wordt volgens de exploitant de stelplaats verlaten. Een eventuele meerwaarde van een weegbrug is van relatief korte duur, waardoor de investeringskost disproportioneel hoog wordt. Er is geen bezwaar de afwijking toe te staan.

Artikel 5.2.1.2§3 schrijft voor dat de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer  niet mag plaatsvinden vóór 7.00 uur en na 19.00 uur.
De exploitant schrijft dat er in het weekend uitzonderlijk transport kan plaatsvinden van dienstvoertuigen voor het onderhoud van de parken en plantsoenen, ook op zon- en feestdagen tussen 07.00 en 19.00 uur. De aanvoer zal beperkt blijven. In de ruime omgeving zijn geen woongelegenheden, zodat geen hinder ontstaat. Er is geen bezwaar de afwijking toe te staan.

Artikel 5.2.1.5§5 legt op een groenscherm van minstens 5 meter breed te voorzien rondom de inrichting.
De exploitant argumenteert dat er geen woningen in de onmiddellijke omgeving liggen. Aan de kant van het park is reeds een groene bufferzone. Rond delen van de inrichting is een zekere groenbuffer aanwezig, zij het niet overal 5 meter breed. Alhoewel er geen omwonenden zijn, grenst het terrein aan de noordwestelijke zijde aan een parkgebied. Ook in de zuidoostelijke hoek is een groenscherm aanwezig. Een buffer op eigen terrein heeft hier zeker zijn nut. Ook op andere delen van het terrein zijn groenzones aanwezig. De afwijking kan worden toegestaan, in zoverre dat het bestaande groenscherm zeker niet wordt afgebouwd.

 

Conclusie

De verdere uitbating van de centrale stelplaats zal geen bijkomende hinder of risico’s voor de omgeving of de mens veroorzaken. De exploitatie kan met respect voor de algemene en sectorale voorwaarden uitgebaat worden. Er wordt voorwaardelijk gunstig advies gegeven de vergunning te verlenen.

 

Advies van het college

Voorwaardelijk gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

Geadviseerde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.1.2.d)1°

opslag en overslag van afvalstoffen niet aan verwerking verbonden, andere dan asbesthoudend afval en afvalstoffen bestaande uit gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen,  met een opslagcapaciteit van 1 ton tot  maximaal 100 ton;

40,00 ton

2.2.5.e)3°

opslag en nuttige toepassing - opslag en fysisch-chemische behandeling, al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 25 ton;

100,00 ton

2.2.6.b)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die  biologische stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de niet-gevaarlijke biologische afvalstoffen zijn gerangschikt;

15 huisvuilwagens voor GFT

2.2.6.c)

opslag en reiniging door inwendig wassen van recipiënten (verpakkingen en containers) die stoffen hebben bevat die als afvalstoffen bij de andere niet-gevaarlijke afvalstoffen zijn gerangschikt;

35 huisvuilwagens

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

2.500,00 m³/jaar

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

19,61 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

9.900,00 liter

7.1.1°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit tot 1.000 ton;

500,00 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 630,00 kVA

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

108 voertuigen

15.3.2°

werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen met gebruik van meer dan 4 schouwputten of hefbruggen, in ander gebied dan in industriegebied;

4 schouwputten of hefbruggen

15.4.2°b)

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van 10 en meer motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied;

50 motorvoertuigen en hun aanhangwagens

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

700,00 liter

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

5,00 ton

17.3.4.2°b)

opslagplaatsen voor bijtende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS05) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied;

5,00 ton

17.3.6.2°b)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 100 ton, wanneer de inrichting gedeeltelijk of volledig gelegen is in gebied ander dan een industriegebied;

5,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000,00 liter

29.5.2.1°b)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 100 kW, wanneer de inrichting (deels) gelegen is in een ander gebied dan industriegebied;

8,50 kW

29.5.7.1°a)2)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55°C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

200,00 liter

43.1.1°b)

het stoken in installaties, met uitzondering van stationaire motoren en gasturbines, met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW, als de inrichting volledig of gedeeltelijk gelegen is in een ander gebied dan industriegebied en gestookt wordt met aardgas;

720,00 kW

50.

opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton;

192,15 ton


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

Het bestaande groenscherm mag in geen geval verder afgebouwd worden.

2.

De afvalstoffen mogen enkel afgevoerd worden wanneer het afval voldoende steekvast is. Tijdens het transport mag geen afvalwater uit de containers lekken. De containers worden afgedekt met een bache.

3.

De exploitant moet de nodige maatregelen treffen om de ongewenste verspreiding van afval op het terrein bij winderig weer te vermijden en desnoods frequent het bedrijfsterrein ontdoen van zwerfafval.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

1 maart 2021

Start openbaar onderzoek

7 maart 2021

Einde openbaar onderzoek

5 april 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

20 april 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

7 maart 2021

5 april 2021

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.

 

1.

Het bestaande groenscherm mag in geen geval verder afgebouwd worden.

2.

De afvalstoffen mogen enkel afgevoerd worden wanneer het afval voldoende steekvast is. Tijdens het transport mag geen afvalwater uit de containers lekken. De containers worden afgedekt met een bache.

3.

De exploitant moet de nodige maatregelen treffen om de ongewenste verspreiding van afval op het terrein bij winderig weer te vermijden en desnoods frequent het bedrijfsterrein ontdoen van zwerfafval.

 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V

Het advies te bezorgen aan de instantie die het advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.