Terug
Gepubliceerd op 25/05/2021

2021_CBS_03952 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470, Haven 641-643. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 21/05/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Fons Duchateau, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_03952 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470, Haven 641-643. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_03952 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470, Haven 641-643. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Artikel 12 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 bepaalt dat de dienst Mer van het departement Omgeving het college om advies vraagt.

Aanleiding en context

De dienst Mer van het departement Omgeving vraagt advies aan het college over een milieueffectenrapport in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning van Vesta Terminal Antwerp, Scheldelaan 470 -2040 Antwerpen voor het veranderen en het verder exploiteren van een tankterminal.

 

Projectnummer:

OMV_2020064083

Gegevens van de aanvrager:

NV VESTA TERMINAL ANTWERP met als adres Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV VESTA TERMINAL ANTWERP (0406493940) met als adres Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 470, Haven 641-643 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie A nrs. 0, 150B en 150C

Inrichtingsnummer:

20170705-0003 (Vesta Terminal Antwerp)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Tankterminal: hernieuwing na verandering door wijziging en uitbreiding

Argumentatie

Beoordeling MER 

Vesta Terminal Antwerp (VTA) baat aan de Scheldelaan een tankterminal uit voor de op- en overslag van aardolie, petrochemische en chemische producten. Eind 2019 bedroeg de totale opslagcapaciteit in de tankenparken 830.000 m³ verdeeld over 65 tanks in 11 tankparken. De momenteel vergunde situatie is de situatie waarbij er 5 nieuwe tanks in dienst genomen zijn. De vergunde operationele opslagcapaciteit bedraagt dan 935.000 m³ verdeeld over 45 tanks in 8 tankparken.

De basisvergunning van VTA werd verleend voor een termijn verstrijkend op 31 oktober 2021. VTA wenst daarom een nieuwe vergunning aan te vragen voor het verder exploiteren van zijn activiteiten. Naast het louter hervergunnen van de activiteiten wenst men ook de mogelijkheid te voorzien om in een aantal tanks zuivere methanol op te slaan of mengsels van methanol met benzine in verschillende verhoudingen. Het betreft alle tanks in area 2 en 3 en 2 tanks in area 11. Qua capaciteit blijft de geplande situatie dezelfde als de momenteel vergunde situatie.

Bij VTA vinden geen productie- noch vervaardigingsprocessen plaats, enkel opslag en overslag van en naar binnenschepen en zeeschepen en transport via pijpleidingen. Vroeger gebeurden er eveneens verladingen naar tankwagens en spoorwagons. Momenteel is dit niet meer zo en ook in de toekomst is dit niet meer voorzien. 

Aangezien het project valt onder categorie 25 ‘Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer’ van bijlage I van het MER-besluit werd een MER opgesteld.

De dienst Mer vraagt het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Het advies van het college over de gehele omgevingsvergunningsaanvraag kan pas geformuleerd worden nadat het openbaar onderzoek is afgerond. Onderhavig advies beperkt zich louter tot het opgestelde MER.

Discipline lucht

Gezien de aard van de actuele activiteiten en van het geplande project worden volgende potentieel relevante parameters geëvalueerd:
- VOS: Vluchtige organische stoffen en hieraan gekoppeld geur;
- verbrandingsparameters (naverbrander en van transport).

De vluchtige organische stoffen zijn veruit als belangrijkste parameter te beschouwen.

De VOS-emissies zijn voornamelijk diffuse/niet geleide emissies gekoppeld aan op- en overslagactiviteiten en in mindere mate aan lekemissies. Door het toepassen van een specifiek meet- en herstelprogramma worden de lekemissies beperkt. Ook de niet-geleide emissies gekoppeld aan op- en overslag worden beperkt door tal van maatregelen (opslagtanks met drijvende daken voor de opslag van de meest vluchtige stoffen, gebruik van een naverbrander om verplaatsings- en verdrijvingsemissies van de meest vluchtige stoffen te verbranden behoudens bij het beladen van zeeschepen gezien de naverbrander niet ontworpen is voor de behandeling hiervan, …).

Inzake benzeen is er enkel ter hoogte van de meest nabij gelegen woongebieden een beperkt negatieve impact. Inzake VOS als somparameter wordt er ter hoogte van enkele nabij gelegen woongebieden een beperkte impact berekend. Enkel ter hoogte van het woongebied Berendrecht wordt een negatieve impact berekend waar de drempel van 3% van de toetsingswaarde net overschreden wordt (3,1%). 

Uitgaande van de geraamde VOS emissies, en de gehanteerde geurdrempels, wordt de impact van de totale geuremissie berekend voor het worst case geur scenario. Op basis van deze berekeningen wordt ter hoogte van de omliggende woongebieden geen geurhinder verwacht.

Om de VOS emissies te beperken worden dampen van vluchtige stoffen afgeleid naar een naverbrander. Op basis van emissiemetingen worden de emissies van deze installatie in kaart gebracht. De NOx emissies zijn hierbij het meest relevant, maar blijven toch nog steeds beperkt. Zelfs indien in de geplande situatie de NOx emissies een factor 2 hoger zouden liggen dan in de actuele situatie, is de impact op de NO2 concentratie evenwel verwaarloosbaar. Dit is zelfs het geval indien de naverbrander constant op een hoog belastingsniveau in dienst zou zijn.

Omwille van de berekende totale VOS emissies in de maximale worst case situatie en het aandeel ten opzichte van de voor 2030 vooropgestelde maximale VOS emissieniveaus in Vlaanderen, wordt in het MER ook onderzoek naar mogelijke milderende maatregelen uitgevoerd. Als potentiële milderende maatregel kan voorgesteld worden om bij de bedrijfsvoering er zoveel mogelijk naar te streven om het aantal daklandingen te vermijden. Op deze manier wordt vermeden dat er bij een daklanding niet gecontroleerde ademverliezen zullen optreden, alsmede dat de verdrijvingsverliezen bij het opnieuw beladen van de tanks zoveel mogelijk vermeden worden. Ook het verder zetten van alle vervangingsprogramma’s waarbij in de mate van het mogelijke lekvrije apparatuur wordt voorzien zal leiden tot bijkomende afnames. Het voorzien van een damp-opvangsysteem naar een nabehandelingsinstallatie van de dampen bij beladen van zeeschepen en het voorzien van een vast dak op alle tanks met vlottende daken met het gebruik van damp-retour worden in het MER als niet kosten-effectief beschouwd.

Er wordt aangeraden om de VOS-concentraties in de omgevingslucht in kaart te brengen op basis van een monitoring.

Discipline oppervlaktewater

Het bedrijfsafvalwater dat geloosd wordt, bestaat uit potentieel verontreinigd hemelwater, water afkomstig van een bodemsaneringsproject en proceswater (condensaat stoom, drainwater dieseltanks). Het gezuiverde afvalwater wordt in het Kanaaldok geloosd. Op jaarbasis wordt er een grootte-orde van 100.000 m³ gezuiverd bedrijfsafvalwater geloosd. In de geplande situatie zijn er slechts beperkte wijzigingen te verwachten ten aanzien van de totale hoeveelheid te behandelen bedrijfsafvalwater.

Op basis van de gemiddelde lozingswaarden bij het maximaal vergund jaardebiet kan geconcludeerd worden dat de jaargemiddelde impact van het geloosde bedrijfsafvalwater als verwaarloosbaar, tot hooguit beperkt (voor een klein aantal parameters) kan beschouwd worden. Ten aanzien van de situatie waarbij rekening gehouden wordt met de maximaal toegelaten lozingswaarden (zowel de lozingsnormen als het maximaal vergund dagdebiet), blijkt dat de impact van het geloosde bedrijfsafvalwater als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt kan beschouwd worden.

Indien er rekening wordt gehouden met die paar stoffen waarbij er aan aanzienlijke overschrijding van de actuele grenswaarde werd gemeten en waarvoor het niet evident is om te garanderen dat permanent aan de actuele grenswaarde voldaan zal worden, werd een bijkomende impactberekening uitgevoerd rekening houdend met de aanname van een hogere grenswaarde. Dit betreft volgende stoffen: adsorbeerbare organische halogenen, acenafteen, pyreen. Indien voor deze stoffen een aangepaste lozingsgrenswaarde zou voorgesteld worden gelijk aan de thans gehanteerde normwaarde x 5, zelfs dan is er nog steeds louter sprake van een verwaarloosbare impact en voor pyreen van een beperkte tijdelijke worst case impact. Gelet op lage richtwaarden voor deze parameters en gezien de bestaande installatie reeds voorzien is van een dubbele in serie geschakelde actief-koolfilter, besluit het MER dat het niet kosten-effectief is om de waterzuivering nog bijkomend aan te passen zodat systematisch aan deze richtwaarden kan voldaan worden. Voor dit beperkt aantal parameters dient dan ook een specifieke aangepaste lozingsnorm aangevraagd te worden.

Bij de impactbeoordeling werd er rekening mee gehouden dat er geen afvalwater met relevante hoeveelheden goed wateroplosbare organische stoffen (zoals bv. methanol) dienen behandeld te worden in de bestaande waterzuivering. Bij opslag van dergelijke stoffen en het ontstaan van aanzienlijk geconcentreerde afvalwaterstromen zullen deze stromen opgeslagen en afgevoerd worden omdat de bestaande zuivering geen relevante organische belasting kan verwijderen. Tenzij de bestaande zuivering zou uitgebreid worden met een zuiveringstrap die ook in staat is om wateroplosbare organische stoffen af te breken. Dit is momenteel evenwel nog niet voorzien.

Discipline grondwater

De activiteiten van VTA vormen een potentieel risico op verontreiniging van bodem en grondwater. Ondanks de preventieve maatregelen zijn er op het bedrijfsterrein een aantal incidenten geweest met gevolgen voor de lokale kwaliteit van bodem en grondwater. Er worden verontreinigingen inzake minerale olie en specifieke organische stoffen vastgesteld. Op verschillende locaties wordt ook nog steeds de aanwezigheid van drijflagen vastgesteld. Er is een sanering lopende die op basis van een jaarlijkse evaluatie door een erkend deskundige wordt opgevolgd.

Met het voorliggende project en de (bewezen) risico’s die een dergelijke opslag met zich meebrengt als risico voor verontreiniging van grondwater, wordt de impact van dit hervergunningsproject in het MER beoordeeld als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief. Het nieuwe tankenpark (reeds vergund maar nog niet gerealiseerd) zal in vergelijking met het huidige voorzien zijn van de meest moderne afdichtingen, veiligheden en alarmsystemen bij gebeurlijke calamiteiten. Projectmatig worden er tal van maatregelen geïntegreerd (bv. betonnen of asfalten terpen onder de tanks, lekfolie, constructie van bodems en wanden van de tankenparken en maatregelen rond opvang van gebeurlijke lekken of morsingen bij de verschillende verlaadpunten) die de kans op het optreden van grondwaterverontreiniging sterk beperkt.

Discipline bodem

Met het voorliggende project en de (bewezen) risico’s die een dergelijke opslag met zich meebrengt als risico voor verontreiniging van de bodem in geval van calamiteiten, wordt de impact van dit project in het MER beoordeeld als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief. Zie ook discipline grondwater.

Discipline geluid en trillingen

Er werden geluidsmetingen uitgevoerd ter bepaling van het omgevingsgeluid en het specifiek geluid van VTA. Het huidige omgevingsgeluid voldoet tijdens de dagperiode in alle meetposities aan de geluidsnormen. Tijdens de avond- en nachtperiode zijn er wel overschrijdingen ter hoogte van 2 meetpunten. Het specifieke geluid vanuit VTA (geluid van pompen, naverbrander, …) werd echter niet auditief waargenomen in de meetposities.

Het berekende specifieke geluid van alle nieuwe installaties van VTA voldoet zeer ruim aan de Vlarem-richtwaarden voor nieuwe inrichtingen. Het berekende specifieke geluid van alle bestaande installaties van VTA voldoet ook ruim aan de Vlarem-richtwaarden voor bestaande inrichtingen. Gezien het totale specifieke geluid vanuit VTA geen stijgingen geeft van meer dan 1 dB(A) op het oorspronkelijke omgevingsgeluid (max. stijging van +0,6 dB(A) in meetpunt 5) en het specifieke geluid vanuit VTA overal ruim voldoet aan de Vlarem-normen is de akoestische impact van VTA naar de omgeving als verwaarloosbaar te beschouwen.

Discipline biodiversiteit

In de omgeving van VTA bevinden zich enkele gebieden met een hoge natuurwaarde:
- het Galgenschoor ten westen, langs de Schelde. Dit gebied staat onder invloed van eb en vloed langs de Schelde en bestaat uit moddervlaktes of slikken, rietvelden en graslanden;
- Opstalvallei fase 1 en Reigersbos ten noordoosten, aan de overzijde van het kanaaldok. Dit gebied bestaat uit waterplassen, graslanden, rietvelden en loofbos.

Ter hoogte van een meetpunt aan het Galgenschoor heeft het geluid van VTA een sterkte van 19,3 decibel. Dat ligt veel lager dan het verkeersgeluid op de Scheldelaan. Er is geen geluidseffect op het Galgenschoor. Op een punt nabij het Opstalvalleigebied fase 1 heeft het geluid van VTA een sterkte van 16,3 decibel wat zeer laag is. Er is geen geluidseffect op het Opstalvalleigebied volgens het MER.

Het gezuiverde afvalwater van VTA bevat volgens laboratoriumanalyses lage hoeveelheden (concentraties) van milieuvreemde stoffen. Volgens het MER zullen er geen schadelijke effecten op het waterleven optreden.

De uitstoot van stikstofhoudende gassen zijn zo laag dat een goede berekening van de hoeveelheid die wordt afgezet in gebieden die zeer gevoelig zijn voor stikstofdepositie niet mogelijk is. Binnen die gebieden is er een verwaarloosbare impact van stikstofneerslag. In het Opstalvalleigebied, dat weinig gevoelig is voor stikstofneerslag, is er een afzetting van 10 tot 20 g stikstof per hectare per jaar, wat als zeer laag in het MER wordt bestempeld. Het heeft geen effect op de van nature voedselrijke waterplassen, rietlanden en graslanden in dit Europees belangrijk vogelleefgebied. Een zeer lage, niet berekenbare toename van de voedselrijkdom heeft geen effect op deze gebieden.

Discipline mens

De meest relevante relatieve impact wordt berekend ten aanzien van benzeen. In het MER wordt gesteld dat de zeer strenge gezondheidskundige advieswaarde (GAW) die in Vlaanderen inzake benzeen gehanteerd wordt hier voor zorgt. Ten aanzien van de impact op de gezondheid is onderzoek naar milderende maatregelen vereist voor wat betreft de impact van de emissies van benzeen.

De lopende programma’s met betrekking tot de vervanging van specifieke onderdelen (zie ook discipline lucht) dienen verder gezet te worden, met specifieke aandacht voor de opslag van producten met de hoogste benzeenconcentraties. Indien in de toekomst belangrijke contracten afgesloten zouden worden waardoor weer aanzienlijk meer beladingen van zeeschepen met benzeenhoudende producten dienen voorzien te worden, dan kan het inzetten van een (mobiele) nabehandelingsinstallatie ervoor zorgen dat de benzeenemissies hierdoor nauwelijks zullen toenemen door deze beladingen. Verder dienen LDAR controles en camera-inspecties van de tanks met vlottende daken onverkort verder gezet te worden en dient zo snel mogelijk ingegrepen te worden bij het vaststellen van een relevant lek.

Omwille van de onzekerheden die met de impactberekeningen gepaard gaan en het feit dat er ook weinig zicht is op de (achtergrond)concentraties in de omgeving van het projectgebied, wordt er in het MER aangeraden om op basis van een monitoring de benzeenconcentraties in de omgevingslucht in kaart te brengen.

Conclusie

Er zijn geen opmerkingen op het opgestelde MER.

Juridische grond

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2017 betreffende nadere regels voor de milieueffectenrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

27 april 2021

Uiterste adviesdatum

27 mei 2021

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het MER.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V/

Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.