Terug
Gepubliceerd op 14/06/2021

2021_CBS_04591 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 11/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04591 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04591 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2020064083. Scheldelaan 470. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2020064083

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV VESTA TERMINAL ANTWERP (0406493940) met als adres Scheldelaan 470 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 470, Haven 641-643 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie A nrs. 0, 150B en 150C

Inrichtingsnummer:

20170705-0003 (Vesta Terminal Antwerp)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Tankterminal: hernieuwing na verandering door wijziging en uitbreiding

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

-          Op 8 oktober 2020 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning (OMV_2019160606) voor de sloop en bouw van opslagtanks;

-          Op 16 december 2016 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B//20162179) voor het herinrichten van de toegangszone;

-          Op 22 augustus 1969 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/51699/B/ - 196918) voor het bouwen van een petroleumdepot.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 31 oktober 2001 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een tankopslagbedrijf, voor een termijn verstrijkend op 31 oktober 2021. Er werden sindsdien nog diverse vergunningen voor veranderingen verleend door de deputatie.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft hoofdzakelijk een hernieuwing van de bestaande vergunning.

 

Aangevraagde rubrieken 

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

936.000 ton (-2.500 ton)

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

10 m³/dag

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

 40 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

935.004.197 liter (-1.009.699 liter)

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

 1 verdeelslang

7.1.3°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton;

 130.000 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1 x 315 kVA,
1 x 630 kVA
1 x 990 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

1 x 1.250 kVA,   2 x 2.000 kVA,  
1 x 2.500 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

 7 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

114,36 kW (+8,40 kW)

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.000 liter (+1.000 liter)

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

 20.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

936.060,4 ton (+30,10 ton)

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

935.032,4 ton (+6,50 ton)

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

836.014,7 ton    (-9.998,50 ton)

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

366.016,7 ton (+1,50 ton)

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

30.517,5 ton (+5,50 ton)

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

365.005,5 ton (+365.001,5 ton)

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

936.056,8 ton (+37,90 ton)

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

936.037,2 ton (+20,40 ton)

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

936.036,8 ton (+20,40 ton)

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter
(+750 liter)

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

 10,4 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

 260 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

 260 liter

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

 400 kW

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW;

16.093 kW (+2.800 kW)

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte

1.

Bij te stellen voorwaarde:

2. De nieuwe steigers (barge pier 1B en barge pier 2B) zullen enkel gebruikt worden voor binnenschepen voor de verlading van diesel/gasolie (met een vlampunt > of = 55°C), of producten met gelijkaardige gevaarseigenschappen (met een vlampunt > 60°C). De steigers zijn voorzien van de volgende uitrustingen: één metalen laadarm per steiger, vloeistofdichte vloer met opstaande rand en afvoer naar bedrijfsriolering, eindeloopcontacten op de laadarm, noodstop aan boord van het schip die de afsluiter aan de laadarm afsluit en de pomp stopt en ADN-overvulbeveiliging die bij aanraken van overvulbeveiliging van het schip de verlading stillegt, brandalarmknop en noodstop, isolatieflens in laadarm en flowmeter;

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

geen flowmeter te voorzien

2.

Bij te stellen voorwaarde:

3. Bij de werken voor de aanleg van het tankenpark 12 wordt voorafgaandelijk onderzocht welke impact te verwachten is op de bestaande bodemverontreinigingen op de site van VTA. In overleg met een erkend bodemsaneringsdeskundige en de OVAM wordt de sanering van de aanwezige verontreinigingen geoptimaliseerd;

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

schrappen van deze voorwaarde

3.

Bij te stellen voorwaarde:

4. Bij het opmengen van kerosine met diesel in de tanks in het tankenpark 12 wordt steeds door middel van analyses bewaakt dat het vlampunt > of = 55°C is.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

schrappen van deze voorwaarde

4.

Bij te stellen voorwaarde:

10. Er mag geen verlading van benzine gebeuren in vrachtwagens of treinwagons;

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Schrappen van deze voorwaarde

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

26 april 2021

26 mei 2021

Gunstig

 






 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. 

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. 

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor de Insteekdokken en het Kanaaldok B2 – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan ten westen heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel aan de Scheldelaan lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat en Hoogspanningsleiding. 

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft een hernieuwing van de activiteiten van een tankterminal en de mogelijkheid om in een aantal tanks zuivere methanol of mengsels van methanol met benzine op te slaan. Daarnaast omvat de aanvraag ook een actualisatie van enkele rubrieken.

De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt. 

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Vesta Terminal Antwerp (VTA) baat aan de Scheldelaan een tankterminal uit voor de op- en overslag van aardolie, petrochemische en chemische producten. 

 

De basisvergunning van VTA werd verleend voor een termijn verstrijkend op 31 oktober 2021. VTA wenst daarom een nieuwe vergunning aan te vragen voor het verder exploiteren van zijn activiteiten. Naast het louter hervergunnen van de activiteiten wenst men ook de mogelijkheid te voorzien om in een aantal tanks zuivere methanol op te slaan of mengsels van methanol met benzine in verschillende verhoudingen. Het betreft alle tanks in area 2 en 3 en 2 tanks in area 11. Qua capaciteit blijft de geplande situatie dezelfde als de momenteel vergunde situatie.

 

Bij VTA vinden geen productie- noch vervaardigingsprocessen plaats, enkel opslag en overslag van en naar binnenschepen en zeeschepen en transport via pijpleidingen. Vroeger gebeurden er eveneens verladingen naar tankwagens en spoorwagons. Momenteel is dit niet meer zo en ook in de toekomst is dit niet meer voorzien.

 

Aangezien het project valt onder categorie 25 ‘Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer’ van bijlage I van het MER-besluit werd een MER opgesteld. 

Op 21 mei 2021 verleende het college reeds een gunstig advies over het opgestelde MER.

 

Eind 2019 bedroeg de totale opslagcapaciteit in de tankenparken 830.000 m³ verdeeld over 65 tanks in 11 tankparken. De momenteel vergunde situatie is de situatie waarbij er 5 nieuwe tanks in dienst genomen zijn. De vergunde operationele opslagcapaciteit bedraagt dan 935.000 m³ verdeeld over 45 tanks in 8 tankparken. Voor een aantal indelingsrubrieken voor gevaarlijke stoffen vraagt men de maximale capaciteit aan (936.000 ton), voor andere rubrieken vraagt men slechts een gedeelte van de totale maximale capaciteit aan. Voor sommige indelingsrubrieken voor gevaarlijke stoffen wijzigt er niets aan de vergunde hoeveelheid, voor de andere rubrieken is er een beperkte uitbreiding of vermindering. Alleen voor wat de opslag van giftige stoffen betreft is er een grote uitbreiding met 365.000 ton, ten gevolge van de beoogde opslag van methanol. De opslag van methanol kadert in de energietransitie.

 

Voor de opslag van brandbare vloeistoffen wordt een vermindering van 1.009.699 liter voorzien tot een totaal van 935.004.197 liter. 

 

Alle vaste houders staan in een inkuiping of zijn dubbelwandig uitgevoerd.

 

Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een ontwerp omgevingsveiligheidsrapport (OVR), opgesteld door een erkend VR-deskundige. Het OVR gaat uit van een nieuwe inventarisatie van alle gevaarlijke stoffen en aantal wijzigingen zoals bv. de aanwezigheid van mobiele brandstoftanks van contractors op de terminal. Verder wenst men, met het oog op een grotere flexibiliteit, de tanks die voorheen alleen Seveso-categorie E2 hadden ook te voorzien van categorie E1. Het voornemen om de tanks in area 2 en 3, alsmede tanks 1101 en 1102 in te kunnen zetten voor de opslag van methanol werd ook meegenomen in het OVR.

 

Het plaatsgebonden risico werd berekend. De 10-5-isorisicocontour overschrijdt de westelijke terreingrens net met circa 10 meter en de zuidelijke terreingrens met circa 15 meter. Binnen deze overschrijdingen liggen geen gebouwen of installaties. Aangezien alle (scheeps)verladingen aan de kade, dus op de terreingrens, plaatsvinden is er op deze locaties ook een overschrijding van de 10-5-isorisicocontour. De 10-6-isorisicocontour en 10-7-isorisicocontour reiken niet tot aan respectievelijk gebieden met woonfunctie of kwetsbare locaties. Het berekende groepsrisico ligt binnen de aanvaardbare grenzen.

 

Uit het OVR blijkt dat domino-effecten van binnen de exploitatie naar buiten alsmede in omgekeerde richting zeker mogelijk zijn. Er mag echter van worden uitgegaan dat deze (bijvoorbeeld middels veiligheidsrapportages en risicoanalyses) bij alle partijen bekend zijn en adequate maatregelen dan ook aanwezig zijn. Bij de ontwikkeling van de grote, braakliggende delen rondom de site van VTA, zoals momenteel ‘Project One’, zal wel rekening moeten worden gehouden met domino-effecten van VTA naar deze gebieden en omgekeerd. Voor de milieurisico’s ten gevolge van de aanwezige op- en overslagactiviteiten kan besloten worden dat op het bedrijfsterrein van VTA verscheidene maatregelen ter voorkoming en beperking van milieurisico’s aanwezig zijn.

 

Voor 3 van de 4 lozingspunten van huishoudelijk afvalwater is er nog geen individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater geplaatst (IBA). 

Aangezien er nog altijd huishoudelijk afvalwater ongezuiverd geloosd wordt, is het aangewezen om, net zoals voor andere bedrijven in havengebied die nog altijd niet over een IBA beschikken, een bijzondere voorwaarde op te leggen die de plaatsing van een IBA oplegt binnen een termijn van 6 maanden.

 

De exploitant vraagt een hernieuwing van de vergunde lozing van bedrijfsafvalwater (40 m³/uur). Het bedrijfsafvalwater wordt geloosd via een KWS-afscheider, eventueel aangevuld met een mobiele biologische waterzuivering. In het MER wordt rekening gehouden met de aanname van een hogere grenswaarden voor adsorbeerbare organische halogenen, acenafteen, pyreen aangezien het niet evident is om te garanderen dat permanent aan de grenswaarde kan voldaan worden. Er wordt in het MER voorgesteld om een specifiek aangepaste lozingsnorm te vragen voor deze parameters omdat het niet kosten-effectief is om de waterzuivering hiervoor aan te passen. 

In het aanvraagdossier worden deze bijzondere lozingsnormen niet aangevraagd. Wel wenst men de bestaande bijzondere lozingsnormen te behouden. Er wordt echter geen duidelijke motivatie hiervoor weergegeven waardoor een beoordeling hiervan niet mogelijk is.

 

Verder wordt in het MER gesteld, dat bij de opslag van methanol, geconcentreerde afvalwaterstromen hiervan opgeslagen en afgevoerd worden omdat de bestaande zuivering geen relevante organische belasting kan verwijderen. Tenzij de bestaande zuivering zou uitgebreid worden met een zuiveringstrap die ook in staat is om wateroplosbare organische stoffen af te breken. Dit is momenteel evenwel nog niet voorzien.

Aangezien de opslag van methanol wel degelijk gepland wordt, dienen afvalwaterstromen hiervan opgeslagen en afgevoerd te worden.

 

Het vergunde vermogen van de fakkel (13 MW) wordt aangepast naar het reële thermische vermogen van de fakkel (15,8 MW). Er wordt een bijkomende transformator van 2.500 kVA geplaatst waardoor er in totaal 4 transformatoren zullen zijn (1.250 kVA, 2 x 2.000 kVA en 2.500 kVA). Verder zijn er nog diverse inrichtingen of activiteiten ingedeeld in de derde klasse die hernieuwd of beperkt veranderd worden zoals onder meer metaalbewerkingstoestellen en dieselmotoren voor de bluswaterpompen.

 

Uit het MER blijkt dat er inzake benzeen enkel ter hoogte van de meest nabij gelegen woongebieden een beperkt negatieve impact is. Inzake VOS als somparameter wordt er ter hoogte van enkele nabij gelegen woongebieden een beperkte impact berekend. Enkel ter hoogte van het woongebied Berendrecht wordt een negatieve impact berekend waar de drempel van 3% van de toetsingswaarde net overschreden wordt (3,1%). Er wordt in het MER aangeraden om de VOS-concentraties in de omgevingslucht in kaart te brengen op basis van een monitoring en om bij de bedrijfsvoering zoveel mogelijk te streven naar het vermijden van daklandingen om niet gecontroleerde ademverliezen en verdrijvingsverliezen te beperken.

Het is aangewezen dat de vergunningverlener de milderende maatregelen uit het MER expliciet oplegt als bijzondere milieuvoorwaarden.

 

In het MER werd de stikstofdepositie in kaart gebracht. Er is een verwaarloosbare impact.

De bijdrage aan de KDW van habitattypes bedraagt minder dan 1%. Gelet op de nieuwe ministeriële instructies rond stikstofdeposities is er geen noodzaak tot opmaak van een passende beoordeling.

 

De exploitant vraagt een bijstelling van bijzondere milieuvoorwaarden. Meer bepaald vraagt men een schrapping van 3 eerder opgelegde bijzondere voorwaarden rond de aanlegfase van tankenpark 12, het mengen van kerosine en de verlading van benzine in vrachtwagens of treinwagons. De exploitant vraagt de schrapping ervan omdat deze activiteiten niet langer relevant zijn of niet meer gebeuren.

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.


Geadviseerde rubrieken


 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

1.4.

Inrichtingen voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton of meer;

936.000 ton
(-2.500 ton)

3.2.2°a)

het lozen van meer dan 600 m³ per jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan;

10 m³/dag

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

 40 m³/uur

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

935.004.197 liter (-1.009.699 liter)

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

 1 verdeelslang

7.1.3°

niet elders ingedeelde inrichtingen, voor de productie of behandeling van organische of anorganische chemicaliën waarbij, gebruik gemaakt wordt van alkylering, aminering met ammoniak, carbonylering, condensatie, dehydrogenering, verestering, halogenering en fabricage van halogenen, hydrogenering, hydrolyse, oxidatie, polymerisatie, ontzwaveling, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen, nitrering en synthese van stikstofhoudende verbindingen, synthese van fosforhoudende verbindingen, distillatie, extractie, solvatie en/of menging, met een jaarcapaciteit van meer dan 10.000 ton;

 130.000 ton/jaar

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1 x 315 kVA, 

1 x 630 kVA
1 x 990 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

1 x 1.250 kVA,  
2 x 2.000 kVA,
1 x 2.500 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

 7 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

114,36 kW (+8,40 kW)

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.000 liter (+1.000 liter)

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

 20.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

936.060,4 ton (+30,10 ton)

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

935.032,4 ton (+6,50 ton)

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

836.014,7 ton (-9.998,50 ton)

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

366.016,7 ton (+1,50 ton)

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

30.517,5 ton (+5,50 ton)

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

365.005,5 ton (+365.001,5 ton)

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

936.056,8 ton (+37,90 ton)

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

936.037,2 ton (+20,40 ton)

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

936.036,8 ton (+20,40 ton)

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter
(+750 liter)

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

 10,4 kW

29.5.5.1°a)

Oppervlaktebehandeling, met inbegrip van ontvetting van metalen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, als de gezamenlijke inhoud van de gebruikte behandelingsbaden en spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën, als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, uit de volgende volumes bestaat: 10 liter tot en met 1.000 liter, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

 260 liter

29.5.7.2°a)1)

ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

 260 liter

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

 400 kW

43.1.3°

stookinstallaties zonder elektriciteitsproductie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5.000 kW.

16.093 kW (+2.800 kW)

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

Uiterlijk drie maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2020064083. Uiterlijk zes maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV 2020064083. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

 


Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

23 april 2021

Start openbaar onderzoek

1 mei 2021

Einde openbaar onderzoek

30 mei 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

12 juni 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

1 mei 2021

30 mei 2021

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 4 mei 2021. Het verslag werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

dienst
taak
SW/VHet advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.