Terug
Gepubliceerd op 14/06/2021

2021_CBS_04599 - Omgevingsvergunning - OMV_2020057903. Bellestraat 10. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 11/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04599 - Omgevingsvergunning - OMV_2020057903. Bellestraat 10. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04599 - Omgevingsvergunning - OMV_2020057903. Bellestraat 10. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020057903

Gegevens van de aanvrager:

Xervon GmbH met als adres Leo Baekelandstraat 5 te 2950 Kapellen

Gegevens van de exploitant:

Xervon GmbH (0404657274) met als adres Leo Baekelandstraat 5 te 2950 Kapellen

Ligging van het project:

Bellestraat 10 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 16 sectie A nrs. 209/3 G en 209/3 H

Inrichtingsnummer:

20190423-0027 (Xervon)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

aanpassen van de garage en bouwen van een tankplaats; wijziging van de inrichting voor industriële dienstverlening

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     10/01/2020: omgevingsvergunning (OMV_2019053704) voor het bouwen en exploiteren van industriegebouwen; 

-     15/09/1994: stedenbouwkundige vergunning (HV/1994/5-94/B/0799) voor het verbouwen van magazijnen tot containerherstelplaats; 

-     17/12/1992: stedenbouwkundige vergunning (**/-92/630/B/1890) voor het uitbreiden van een containerparking; 

-     17/09/1990: stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/76268-90/351) voor het uitbreiden van een parking; 

-     02/07/1990: stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/75891-90/121) voor het uitbreiden parking containers. 


Inhoud van de aanvraag 

De aanvraag betreft:

-     het aanpassen van een garage; 

-     het bouwen van een tankplaats.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 10 januari 2020 verleende het college een omgevingsvergunning aan Xervon GmbH voor de exploitatie van een bedrijf gespecialiseerd in nieuwbouw en het onderhoud van industriële installaties en gebouwen, voor een termijn van onbepaalde duur.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een uitbreiding met een was-/ tankplaats en van de opslag van gevaarlijke producten.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

5,21 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+3.400 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+18,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.600 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8,33 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,84 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,40 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,22 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,76 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter.

wijziging locatie

 

CLP-tabel

Zie bijlage


Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit dient deze controle-inrichting vanaf de hierna vermelde debieten bovendien te beantwoorden aan de volgende eisen: voor debieten > 2 m³/uur of > 20 m³/dag: de plaatsing van een meetgoot (bij voorkeur) volgens de in bijlage 4.2.5.1. bij dit besluit gevoegde omschrijving en gestelde eisen of een andere evenwaardige meetmogelijkheid.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1 §1 hoeft geen meetgoot geplaatst te worden voor het lozen van het bedrijfsafvalwater afkomstig van de wasplaats met geïntegreerde tankpiste.

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap Wegen en Verkeer

6 april 2021

17 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)

6 april 2021

30 april 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen

6 april 2021

26 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

7 april 2021

17 mei 2021

Gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij

6 april 2021

18 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Water-link

6 april 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften: 

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Noorderlaan ten noorden van de aanvraag; 

-     Gebied voor spoorweginfrastructuur voor de spoorwegen te noorden van de Noorderlaan; 

-     Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’ voor de zones tussen de Noorderlaan, de spoorwegen en de Kuifeend; 

-     overdruk Leidingstraat parallel met de Noorderlaan. 

 

Op circa 160 meter ten noorden van de aanvraag bevindt zich de grens van het afgebakende zeehavengebied. Buiten de afbakeningslijn is voor de Kuifeend de bestemming Natuurgebied met overdruk Grote Eenheid Natuur (GEN) van toepassing volgens hetzelfde GRUP.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag wegens de uitbreiding van de dakoppervlakte met meer dan 40 m² (luifel). Er wordt een extra hemelwaterput van 10.000 liter voorzien ter hoogte van de garage zodat het hemelwater dat op de garage valt, opgevangen en hergebruikt kan worden voor het afspuiten van voertuigen. De overloop wordt aangesloten op de reeds vergunde infiltratiekratten. Er wordt tegemoet gekomen aan de uitgangsprincipes van de gewestelijke hemelwaterverordening.
 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte, ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied en er worden de nodige maatregelen genomen wat betreft opvang en hergebruik van hemelwater zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

Het voorliggende project heeft een oppervlakte kleiner dan 5.000 m² waardoor een archeologienota waarvan akte is genomen niet van toepassing is.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Op 10 januari 2020 werd een omgevingsvergunning (OMV_2019053704) verleend voor het bouwen en exploiteren van industriegebouwen gelegen op een industrieterrein op de hoek van de Noorderlaan met de Bellestraat. Met voorliggende aanvraag wenst de aanvrager een reeds vergunde garage aan te passen en wordt er een tankplaats voorzien.

 

De garage bevindt zich in het noordoosten op de site en wordt gebruikt voor reparaties en onderhoudswerken aan voertuigen. De inplanting op de site en de oppervlakte en hoogte van de garage blijven ongewijzigd. De wijzigingen ten opzichte van de vergunning van 10 januari 2020 betreffen: 

-     een bijkomende ruimte in de garage dat gebruikt zal worden als bureel voor administratieve ondersteuning. Dit bureel heeft een oppervlakte van circa 15,4 m² en een vrije hoogte van 2,5 meter. 
Een ruimte die langdurig gebruikt wordt als werkplaats dient voor haar gebruikers en bewoners voldoende kwalitatief te zijn. Een voldoende vrije hoogte voor verblijfsruimten garandeert dat elk vertrek over een minimale verblijfskwaliteit beschikt. Indien het bureel permanent gebruikt zal worden, dient de vrije hoogte minimum 2,6 meter te bedragen;

-     een luifel tegen de noordwestgevel van de garage. De luifel heeft een oppervlakte van circa 100 m² en de vrije hoogte onder de luifel bedraagt 4,9 meter. 

 

Tegen de noordwestgevel van de garage en dus aansluitend bij de nieuwe luifel wordt een tankplaats voorzien met een oppervlakte van circa 325 m² (13 meter x 25 meter) in vloeistofdichte beton met kleimatten. Op de tankplaats wordt een betonnen sokkel voorzien waarop een bovengrondse opslagtank geplaatst wordt.

 

De aanpassingen aan de reeds vergunde garage en de bijkomende tankplaats maken de exploitatie van het industrieel bedrijf mogelijk. Bijgevolg past de aanvraag zich functioneel in binnen het industrieveld.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag betreft een relatief beperkte aanpassing van een reeds vergund gebouw. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gevelmaterialen van de garage zijn ongewijzigd en zullen uitgevoerd worden zoals voorzien in de vergunning van 10 januari 2020 (OMV_2019053704).

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Er werd advies ingewonnen bij het Havenbedrijf Antwerpen als gebiedsbeheerder. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. Gelet op de ligging in een slagschaduwgevoelige zone ten gevolge van de aanwezige windturbine, dient er rekening gehouden te worden dat de werkplek dusdanig moet ontworpen zijn of uitgerust worden dat bijkomende hinderlijke effecten van slagschaduw ten aanzien van de referentiesituatie uit de slagschaduwstudie worden vermeden. Dit wordt als voorwaarde opgenomen.

 

Gezien de aard van de aanvraag, werd het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De brandweer noteert in hun advies voor voorliggende aanvraag integraal dezelfde opmerkingen en voorwaarden uit het advies van de vorige vergunningsaanvraag (OMV_2019053704 – referentie: BW/KVLO/2019/H.00354.A3.0003) Bijgevolg noteert de brandweer opmerkingen over zowel de garage met de luifel alsook over de andere gebouwen die echter geen onderdeel uitmaken van de huidige voorliggende aanvraag. Enkel de opmerkingen die betrekking hebben op de garage (dit is als werkplaats 3 benoemd in het brandweeradvies) en de luifel zijn in kader van voorliggende vergunningsaanvraag relevant.

 

Wegens de situering van de aanvraag aan een gewestweg werd tevens het advies ingewonnen van het Agentschap Wegen en Verkeer. Dit advies is voorwaardelijk gunstig en wijst erop dat de aanvrager bij de uitvoering van de vergunning rekening dient te houden met de algemene aandachtspunten voor gewestwegen.

 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van een hoofdwaterleiding werd het advies ingewonnen van de beheerder van deze leiding. Dit advies werd niet tijdig uitgebracht door Water-link. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

De voorwaarden uit bovenvermelde adviezen, gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, met het oog op de beperking van de hinder van de geplande werkzaamheden en met het oog op de veiligheid, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht, uitgezonderd de opmerkingen en de voorwaarden van de brandweer die geen betrekking hebben op het voorwerp van de aanvraag.  

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen. Door het voorzien van een tankplaatsen worden wel vijf parkeerplaatsen voor vrachtwagens opgeheven. Dit betekent dat er nog 20 parkeerplaatsen voor vrachtwagens en camionettes overblijven ten opzichte van de eerder vergunde situatie. Er wordt vanuit gegaan dat dit een correcte inschatting is van de aanvrager. De bouwheer dient te allen tijde op het eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Xervon GmbH is gespecialiseerd in de nieuwbouw en het onderhoud van industriële installaties en gebouwen (industriële reiniging, stellingbouw, schilderwerken,…).

Met deze aanvraag wenst men ter hoogte van garage-werkplaats 3 (voor vrachtwagens) een overdekte tankpiste en wasplaats voor de vrachtwagens in te richten. Deze wordt aangelegd met een vloeistofdichte piste met een oppervlakte van circa 332 m² en wordt overdekt met een luifel van 100 m². Het bedrijfsafvalwater (5,21 m³/uur) afkomstig van deze piste betreft enerzijds reinigingswater van het wassen van vrachtwagens (1 m³/uur) en anderzijds potentieel verontreinigd hemelwater van de was-/tankplaats (4,21 m³/uur). Het bedrijfsafvalwater wordt over een nieuwe KWS-afscheider met coalescentiefilter geloosd in oppervlaktewater. Er worden maximaal 10 vrachtwagens per maand gereinigd, hiervoor wordt hemelwater gebruikt.

 

Artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM II stelt dat het plaatsen van een meetgoot verplicht is, tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning. Aangezien het grootste deel van het te lozen water bestaat uit hemelwater en de wasactiviteiten beperkt blijven, vraagt het bedrijf om geen meetgoot te moeten plaatsen.

In het gunstige advies van de VMM van 18 mei 2021 verleent de VMM haar goedkeuring aan het niet plaatsen van een meetgoot gezien de hoge debieten slechts in mindere mate voorkomen. Een controle-inrichting bestaande uit een controleput wordt voldoende geacht. Dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.

 

Voor het tanken van de eigen voertuigen wordt er een nieuwe bovengrondse dubbelwandige mazouttank van 10.000 liter (8.330 kg) geplaatst. Er wordt 1 verdeelslang voorzien.

 

In de garage wordt de reeds vergunde 1.260 liter aan oliën en afvaloliën (vaten/bidons) verplaatst naar een aparte afgesloten ruimte. Deze opslag wordt uitgebreid met 3.400 liter in 4 bovengrondse dubbelwandige tanks (1 x 600 liter, 2 x 800 liter en 1 x 1.200 liter) tot 4.660 liter. Deze olietanks zijn zoals de mazouttank dubbelwandig en voorzien van overvulbeveiliging en lekdetectie. Ze zullen volgens het aanvraagdossier een keuring ondergaan bij plaatsing en vervolgens periodiek.

 

Volgende gevaarlijke producten zullen bijkomend ook in deze ruimte opgeslagen worden:

-     0,83 ton ontvlambare producten van gevarencategorie 3;

-     2,40 ton bijtende producten;

-     2,21 ton schadelijke producten;

-     0,76 ton producten die op lange termijn gevaarlijk zijn voor de gezondheid.

Ook de vergunde gevaarlijke producten in kleine verpakkingen, reeds in deze hal opgeslagen, worden verplaatst naar deze nieuwe locatie.

 

Alle gevaarlijke producten in vaten/bidons en kleine verpakkingen worden boven lekbakken opgeslagen. Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van VLAREM II.

 

Buiten aan de noordelijke achtergevel van de garagewerkplaats wordt verder nog een opslagplaats voor 2.600 liter stikstof in verplaatsbare recipiënten voorzien.

Door een wijziging in VLAREM II is rubriek 16.3.2.b nu van toepassing voor de vergunde compressoren en warmtepompen in plaats van rubriek 16.3.1.2. Een luchtdroger van 8,5 kW welke voorheen vergund was onder rubriek 16.3.2.1.a wordt nu door deze wijziging ook ingedeeld onder rubriek 16.3.2.b waardoor rubriek 16.3.2.1.a niet meer van toepassing is. Tenslotte wordt een bijkomende compressor van 10 kW geplaatst waardoor de totale geïnstalleerde drijfkracht voor rubriek 16.3.2.b nu 300,50 kW bedraagt.

 

De overige vergunde inrichtingen en activiteiten blijven ongewijzigd.

 

Er wordt geen bijkomende mobiliteit op de openbare weg gegenereerd door deze aanvraag.

 

Op 30 april 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/HS/2021/H.00219.A3.0007). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden, uitgezonderd de opmerkingen die geen betrekking hebben op de garage (werkplaats 3), tankplaats of de luifel (zie hoger).

Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met als kenmerk OMV2019053704 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen. Deze kunnen behouden blijven.

  1. De waterafvoer moet voor de uitlaat gezuiverd worden. Er moet minstens een regelmatig te onderhouden KWS-afscheider met sedimentvang en coalescentiefilter geïnstalleerd worden, welke moet voldoen aan EN 858 en DIN 1999, teneinde de infiltratiecapaciteit en de kwaliteit van het grondwater en het oppervlaktewater te beschermen.
  2. In afwijking van artikel 5.4.3.1.2 van VLAREM II dienen de spuitactiviteiten niet in een afzonderlijk lokaal te gebeuren, gescheiden van de opslagruimten voor stoffen, producten, tussenproducten en reststoffen alsmede van de lokalen waarin de voorbehandeling van voorwerpen gebeurt.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-     Indien het bureel permanent gebruikt zal worden, dient de vrije hoogte minimum 2,6 meter te bedragen;

-     De voorwaarden uit het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer dienen strikt te worden nageleefd; 

-     De voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen dienen strikt te worden nageleefd.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

5,21 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+3.400 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+18,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.600 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8,33 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,84 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,40 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,22 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,76 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter.

wijziging locatie

 

Gecoördineerde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

5,21 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

700 m³/jaar

4.3.b)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht tussen 60 kW en 200 kW wanneer volledig gelegen industriegebied;

67,50 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4.660 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 500 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

15 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

300,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.600 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8,33 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,84 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,40 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,22 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,76 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

7,50 kW

29.5.4.2°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten (uitgezonderd het stralen van een gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied.

228 kW

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

De waterafvoer moet voor de uitlaat gezuiverd worden. Er moet minstens een regelmatig te onderhouden KWS-afscheider met sedimentvang en coalescentiefilter geïnstalleerd worden, welke moet voldoen aan EN 858 en DIN 1999, teneinde de infiltratiecapaciteit en de kwaliteit van het grondwater en het oppervlaktewater te beschermen.

2.

In afwijking van artikel 5.4.3.1.2 van VLAREM II dienen de spuitactiviteiten niet in een afzonderlijk lokaal te gebeuren, gescheiden van de opslagruimten voor stoffen, producten, tussenproducten en reststoffen alsmede van de lokalen waarin de voorbehandeling van voorwerpen gebeurt.

3.

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM moet er geen meetgoot geplaatst worden. Een controle-inrichting bestaande uit een controleput wordt voldoende geacht.

 

Geadviseerde brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie die betrekking hebben op het aanpassen van de garage (werkplaats 3), de luifel en de tankplaats dienen strikt te worden nageleefd.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

8 maart 2021

Volledig en ontvankelijk

6 april 2021

Start openbaar onderzoek

15 april 2021

Einde openbaar onderzoek

14 mei 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

20 juli 2021

Verslag GOA

4 juni 2021

naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

15 april 2021

14 mei 2021

1

0

0

0

 

Bespreking van de bezwaren

Tijdens het openbaar onderzoek werd een e-mail ontvangen van Infrabel. Met deze e-mail reageert Infrabel op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Men heeft geen bezwaar tegen het project, maar wijst erop dat:

-     de uitvoering van de werken een aparte infrabel-toelating vereist ten einde eventuele noodzakelijk veiligheidsvoorwaarden op te leggen en/of veiligheidsmaatregelen te treffen. Tevens dient een technisch uitvoeringsdossier overgemaakt te worden aan Infrabel;

-     elke eventuele wijziging van de bestaande afsluiting in de nabijheid van het spoor zo uitgevoerd te worden dat de afstand tussen het spoor en de afsluiting minimaal 4 meter bedraagt. 

De eerste opmerking van Infrabel heeft betrekking op het uitvoeren van werken en kan als aandachtspunt mee opgenomen worden in de beslissing.

De tweede opmerking van Infrabel heeft geen betrekking op voorliggende aanvraag omdat er geen wijziging aan afsluitingen wordt voorzien. Bijgevolg dient deze opmerking niet als voorwaarde opgenomen worden. Het wordt wel al als aandachtspunt toegevoegd.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-     de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-     het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

-     Indien het bureel permanent gebruikt zal worden, dient de vrije hoogte minimum 2,6 meter te bedragen;

-     De voorwaarden uit het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer dienen strikt te worden nageleefd; 

-     De voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen dienen strikt te worden nageleefd.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

De waterafvoer moet voor de uitlaat gezuiverd worden. Er moet minstens een regelmatig te onderhouden KWS-afscheider met sedimentvang en coalescentiefilter geïnstalleerd worden, welke moet voldoen aan EN 858 en DIN 1999, teneinde de infiltratiecapaciteit en de kwaliteit van het grondwater en het oppervlaktewater te beschermen.

2.

In afwijking van artikel 5.4.3.1.2 van VLAREM II dienen de spuitactiviteiten niet in een afzonderlijk lokaal te gebeuren, gescheiden van de opslagruimten voor stoffen, producten, tussenproducten en reststoffen alsmede van de lokalen waarin de voorbehandeling van voorwerpen gebeurt.

3.

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM moet er geen meetgoot geplaatst worden. Een controle-inrichting bestaande uit een controleput wordt voldoende geacht.

 

Brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie die betrekking hebben op het aanpassen van de garage (werkplaats 3), de luifel en de tankplaats dienen strikt te worden nageleefd.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.2°

het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater;

5,21 m³/uur

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

700 m³/jaar

4.3.b)2°i)

inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een maximaal gehalte aan vluchtige organische stoffen, zoals bepaald in bijlage 2A en 2B van het KB van 7 oktober 2005 inzake de reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in bepaalde verven en vernissen en in producten voor het overspuiten van voertuigen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht tussen 60 kW en 200 kW wanneer volledig gelegen industriegebied;

67,50 kW

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4.660 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 500 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

15 kW

15.1.2°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

75 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

2 werkplaatsen

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

1 wasplaats

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

300,50 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

2.600 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8,33 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,84 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,40 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

2,22 ton

17.3.7.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,76 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000 liter

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

7,50 kW

29.5.4.2°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten (uitgezonderd het stralen van een gebouw of enige andere vaste constructie) met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied.

228 kW

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

De waterafvoer moet voor de uitlaat gezuiverd worden. Er moet minstens een regelmatig te onderhouden KWS-afscheider met sedimentvang en coalescentiefilter geïnstalleerd worden, welke moet voldoen aan EN 858 en DIN 1999, teneinde de infiltratiecapaciteit en de kwaliteit van het grondwater en het oppervlaktewater te beschermen.

2.

In afwijking van artikel 5.4.3.1.2 van VLAREM II dienen de spuitactiviteiten niet in een afzonderlijk lokaal te gebeuren, gescheiden van de opslagruimten voor stoffen, producten, tussenproducten en reststoffen alsmede van de lokalen waarin de voorbehandeling van voorwerpen gebeurt.

3.

In afwijking van artikel 4.2.5.1.1§1 van VLAREM moet er geen meetgoot geplaatst worden. Een controle-inrichting bestaande uit een controleput wordt voldoende geacht.

Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.