Terug
Gepubliceerd op 26/07/2021

2021_CBS_05990 - Omgevingsvergunning - OMV_2020055666. Boerinnestraat 2. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 23/07/2021 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Anne Baré, waarnemend algemeen directeur

Afwezig

Claude Marinower, schepen; Karim Bachar, schepen; Tom Meeuws, schepen; Serge Muyters, korpschef; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Anne Baré, waarnemend algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_05990 - Omgevingsvergunning - OMV_2020055666. Boerinnestraat 2. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_05990 - Omgevingsvergunning - OMV_2020055666. Boerinnestraat 2. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2020055666

Gegevens van de aanvrager:

NV SAMGA met als adres Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV SAMGA (0717738236) met als adres Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Boerinnestraat 2 te 2030 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 7 sectie G nrs. 1331D2 en 1332/15 T

Inrichtingsnummer:

20190311-0072 (Samga NV)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

bouwen en exploiteren van vier nieuwe graansilo's, een kantoorgebouw en een luifel en verbouwen van een bulkloods tot atelier/magazijn

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     14/12/2018: omgevingsvergunning (OMV_2018095895) voor het plaatsen van een pyloon op een gebouw;

-     07/10/2016: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20161636) voor het bouwen van bulkloodsen, atelier en bureel en regularisatie van afbraak bestaand magazijn;

-     30/04/2015: stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/2015594) voor het slopen van een magazijn en transportband galerij, uitbreken sporen en aanhorigheden. 


Inhoud van de aanvraag 

De aanvraag betreft:

-     het bouwen van vier silo’s; 

-     het bouwen van een bureelgebouw; 

-     het verbouwen van een bulkloods naar een atelier/magazijn; 

-     het slopen van een bestaand atelier; 

-     het uitbreken en heraanleggen van de wegenis; 

-     het regulariseren van een luifel. 

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 12 december 2008 werd door het college een vergunning verleend voor de opslag van granen, met een termijn verstrijkend op 12 december 2028 op naam van Boortmalt. In 2015 werd de vergunning overgenomen door Vijfde Havendok nv en in 2019 door Samga nv. Verder werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat een verplaatsing van de werkplaats en het magazijn en een uitbreiding van de opslagcapaciteit van losse granen.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

verplaatsing

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

verplaatsing

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1x 800 kVA

-1x 1.000 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

-15 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

verplaatsing

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

verplaatsing

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+0,13 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

verplaatsing

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

-1 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

-1 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+550 liter

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-4.000 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

verplaatsing

45.14.1°b)

opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 10 m³.

+69.000 m³

 

CLP-tabel

Zie bijlage

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen

20 april 2021

8 juni 2021

Gunstig

Agentschap Wegen en Verkeer/ AWV - District Antwerpen Vergunningen

20 april 2021

28 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel/ B.A.M.

21 april 2021

8 juli 2021

Geen bezwaar

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen

20 april 2021

25 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

20 april 2021

1 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie

20 april 2021

4 mei 2021

Gunstig

Havenbedrijf Antwerpen/ terreinen

20 april 2021

11 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen/ terreinen (watertoets)

20 april 2021

11 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

21 april 2021

26 mei 2021

Gunstig

INFRABEL/ Infrabel Antwerpen, Limburg, Vlaams Brabant

20 april 2021

7 mei 2021

Voorwaardelijk gunstig

Water-link

20 april 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

20 april 2021

12 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit/ Oosterweelverbinding

21 april 2021

10 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

20 april 2021

4 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

20 april 2021

1 juni 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het geplande kantoorgebouw heeft een beperkte oppervlakte en biedt plaats aan eigen arbeiders waardoor het als nevenfunctie en als inherent onderdeel van de aanwezige industriële hoofdfunctie wordt beschouwd.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften: 

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Amerikadok en de Royerssluis; 

-     Grensgebied met het grootstedelijk gebied – Omgeving Royerssluis voor de zone ten zuidoosten van de Royerssluis; 

-     overdruk met als aanduiding Leidingstraat op circa 270 meter ten noorden van de aanvraag. 

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging van toepassing (Besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2015). Volgens dit GRUP gelden ten zuiden van de aanvraag de bestemmingsvoorschriften Gebied voor wegeninfrastructuur en Parkgebied. Ten noorden en zuiden van het gebied voor wegeninfrastructuur, ten oosten en zuiden van de aanvraag, worden zones aangeduid met een overdruk met als aanduiding Werfzone. Op circa 200 meter ten westen van de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur.

 

Nog meer ten zuiden van de aanvraag zijn binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, bepaald in het gelijknamig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de bestemmingen van het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen: 

-     Parkgebieden (P); 

-     Bijzondere natuurgebieden (NH); 

-     Gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen; 

-     Bestaande waterweg; 

-     Bijzonder reservatiegebied met specifieke voorwaarden;

 

Het gebied voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen en het gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut volgens het gewestplan ter hoogte van het Eilandje werd opgeheven door het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Droogdokkeneiland met aanduiding zone voor gemengde functies: groen en centrumfuncties.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag. Het hemelwater dat op het nieuw bureelgebouw valt, wordt opgevangen in een hemelwaterput met een inhoud van 10.000 liter en hergebruikt voor het sanitair. De aanvraag voldoet hiermee aan de verordening wat betreft het aspect hergebruik.

Tevens wordt er een afwijking op de gewestelijke hemelwaterverordening aangevraagd wat betreft het aspect infiltratie. Volgens artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, kan het vergunningverlenende bestuursorgaan bij de beoordeling van de aanvraag in uitzonderlijke gevallen afwijkingen toestaan van de verplichtingen van dit besluit als dat om specifieke redenen met betrekking tot de mogelijkheden van hergebruik of plaatselijke terreinkenmerken verantwoord of noodzakelijk is. De aanvrager motiveert deze afwijking daar het terrein gelegen is aan de voorkaai van het Amerikadok waardoor infiltratie weinig zinvol en praktisch ook niet uitvoerbaar is gezien de hoge grondwaterstand. De gevraagde afwijking kan worden toegestaan.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De verordening toegankelijkheid is van toepassing op de aanvraag. De publiek toegankelijke oppervlakte bedraagt minder dan 150 m². Zodoende dient enkel de toegangsdeur en het toegangspad naar deze deur te voldoen aan de gewestelijke verordening toegankelijkheid.

 

Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.

De beheerder van de ontvangende waterloop is het Havenbedrijf Antwerpen. Het advies van het Havenbedrijf Antwerpen is gunstig daar de aanvraag geen (significante) schade berokkent aan of geen negatieve impact heeft op de waterweg. Tevens voldoet men aan de verordening hemelwater wat betreft hergebruik en wordt er een afwijking toegestaan op het aspect infiltratie (zie deel gewestelijke hemelwaterverordening). Het project ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. Er dient in alle redelijkheid geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.

 

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m² (9.270 m²), is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 24 maart 2021 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 17927. Het bijhorende programma van maatregelen beveelt geen vervolgonderzoek.

 

Soortenbesluit: het besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer van 15 mei 2009 en latere wijzigingen.

Er zijn broedplaatsen van de huiszwaluw en de slechtvalk gekend, respectievelijk bij het oostelijk naastgelegen bakstenen gebouw en bij de elevatietoren. Beiden zijn beschermde soorten conform het Besluit van de Vlaamse regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer van mei 2009.

 

Het naastgelegen bakstenen gebouw bevindt zich niet op de site zelf waar de werken plaats vinden. De elevatietoren bevindt zich aansluitend bij de nieuwe silo’s, maar blijft zelf ongewijzigd.  De sloop-en bouwwerkzaamheden hebben mogelijk wel een rustverstorende impact op de huiszwaluw en de slechtvalk tijdens de broedperiode. Om beide soorten niet te verstoren geeft de aanvrager al aan dat de sloop- en bouwwerkzaamheden uitgevoerd zullen worden buiten de broedperiode van beide soorten. Hiermee wordt geen negatieve impact op de beschermde soorten verwacht.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid – Visueel-vormelijke elementen

Op een ontwikkeld industrieterrein, gelegen aan de zuidzijde van het Amerikadok, worden vier nieuwe silo’s geplaatst, een nieuw bureelgebouw gebouwd, een bulkloods verbouwd tot atelier/magazijn en een luifel geregulariseerd.

Voor het uitvoeren van deze werken dient eerst een bestaand atelier met bureel afgebroken en een asfaltverharding uitgebroken te worden. Het te slopen atelier bevindt zich ten zuiden van de bestaande silobatterij en heeft een grondoppervlakte van circa 500 m². De uit te breken asfaltverharding heeft een oppervlakte van circa 4.444 m².

 

De vier nieuwe silo’s worden geplaatst ten zuiden van de bestaande silobatterij. De nieuwe silo’s hebben een diameter van 20 meter en een hoogte van 60 meter. Ten westen van de nieuwe silo’s wordt een trappenkoker gebouwd.

Voor de opslag van bulkproducten in de nieuwe silo’s wordt gebruik gemaakt van de bestaande elevatortoren die de bulkproducten verticaal omhoog brengt naar de transportbanden op het niveau van de bestaande silobatterij (+45.50). Vanaf dit niveau wordt een nieuwe verticale transportconstructie gebouwd die aansluit op de bestaande transportbanden om de producten naar het niveau van de nieuwe silo’s (+61.00) te brengen. Via de nieuwe overdekte horizontale transportbandconstructie worden de producten dan verdeeld over de vier nieuwe silo’s. Voor de belading van de bulkproducten naar schepen wordt een nieuwe gesloten transportband voorzien onder de silo’s.

 

Ter vervanging van het bestaande atelier met bureel wordt in de bestaande bulkloods 9, ten westen van de silobatterij, een nieuw atelier/magazijn voorzien door het plaatsen van een nieuwe bulkwand waardoor er een nieuwe ruimte ontstaat met een oppervlakte van circa 472 m². In de oostgevel van dit atelier wordt een sectionaalpoort en een vluchtdeur geplaatst. In het dak wordt tevens een nieuwe lichtstraat voorzien.

Tegen de zuidgevel van bulkloods 9 wordt een nieuw bureelgebouw gebouwd met een grondoppervlakte van circa 160 m² (8,6 meter x 16,8 meter) en een maximale hoogte van circa 7,6 meter. Het omvat twee verdiepingen en zal worden ingericht met burelen, vergaderlokalen, sanitair, kleed- en doucheruimtes, een refter en een wachtruimte/controlelokaal brandweer. De ruimtes hebben een vrije hoogte van 2,7 meter. 

 

Tevens wordt een reeds bestaande luifel geregulariseerd. Deze luifel bevindt zich tussen de bulkloodsen en de silobatterij boven de bestaande losput. De luifel heeft een oppervlakte van circa 470 m², een hoogte van 14,5 meter en betreft een open overkapping met, open wanden en enkel een dakconstructie. De luifel is opgetrokken in staal.

 

Na het uitvoeren van de werken wordt de wegenis heraangelegd met een nieuwe asfaltverharding. Deze nieuwe verharding heeft een totale oppervlakte van circa 3.453 m².

 

Aangezien het bureelgebouw geplaatst wordt ter vervanging van een af te breken atelier met burelen en de nieuwe constructies de verdere exploitatie van het bestaand industrieel bedrijf mogelijk maken, is de aanvraag functioneel inpasbaar binnen het industrieveld.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De silo’s worden gefundeerd op een betonplaat op palen en worden uitgevoerd in een witte kleur, gelijkaardig aan de bestaande silo’s. De transportbanden en de trappenkoker worden gesloten uitgevoerd met licht grijze/witte bardageplaten. Deze licht grijze/witte platen worden ook gebruikt bij de te regulariseren luifel. De zichtbare elementen worden uitgevoerd in hetzelfde materiaal en in dezelfde kleur als de bestaande constructies.

 

Het nieuwe bureelgebouw wordt opgetrokken in beton waarbij de wanden worden afgewerkt met licht grijze betonpanelen (RAL 7035). Het buitenschrijnwerk wordt voorzien in zwart aluminium.

Deze materialen zijn neutraal en storen niet in deze industriële omgeving.

 

Cultuurhistorische aspecten

De aangevraagde werken bevinden zich naast de bestaande SAMGA-graanmagazijnen die zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld bij ministerieel besluit van 29 maart 2019. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. De wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw en/of constructie wordt onderworpen aan de wenselijkheid van behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.

 

Advies werd gevraagd aan de dienst monumentenzorg van de stad Antwerpen..

De bestaande silogebouwen hebben een hoge industrieel-archeologische erfgoedwaarde en zijn beeldbepalend voor dit deel van de Antwerpse haven. De voorgestelde werken zijn een logische hedendaagse verderzetting van de activiteiten van het bedrijf op de oorspronkelijke site en sluiten aan bij de bestaande historische silogebouwen, waarbij er qua schaal en materialisering met hedendaagse mogelijkheden wordt gewerkt.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Er werd advies ingewonnen bij het Havenbedrijf Antwerpen als gebiedsbeheerder. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarde uit dit advies, gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht.
 

Gezien de aard van de aanvraag, werd het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Dit advies is voorwaardelijk gunstig. Hierbij gaat onder andere een specifieke opmerking over de maatregelen om brandoverslag te voorkomen die voorzien worden in het dakvlak van het kantoor. Indien de maatregelen om overslag te voorkomen aan één zijde van de wand voorzien worden, de afstand van 2 meter verhoogd te worden naar 4 meter (gerekend vanaf de scheidingswand).

 

Daar de nieuwe constructies een hoogte overschrijden van 60 meter boven het maaiveld werd het advies ingewonnen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart. Dit advies is voorwaardelijk gunstig.

De voorwaarden uit deze adviezen, gericht op het faciliteren van interventies door hulpdiensten en met het oog op de veiligheid, kunnen integraal aan deze vergunning worden gehecht.

 

Wegens de situering van de aanvraag aan een gewestweg werd het advies ingewonnen van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV). Dit advies is gunstig op voorwaarde dat rekening gehouden wordt met de aandachtspunten gewestwegen zoals opgenomen in het advies van AWV. Deze voorwaarde kan integraal aan deze vergunning worden gehecht.

 

Gezien de grondoppervlakte van de werken, werd advies gevraagd aan de ASTRID-veiligheidscommissie. Er dient geen ASTRID-indoorradiodekking aanwezig te zijn.

 

Door de nabijheid van spoorwegen, werd advies gevraagd aan de beheerder van deze sporen. Het advies van Infrabel is voorwaardelijk gunstig en verwijst naar het bekomen van een aparte Infrabel-toelating in functie van het opleggen van bepaalde veiligheidsvoorwaarden/veiligheidsmaatregelen. Er dient een uitvoeringsdossier afgeleverd te worden. Deze voorwaarde wordt beschouwd als een uitvoeringsmodaliteit en kan aan de vergunning worden gehecht.

 

Er werd advies gevraagd aan Lantis daar de aanvraag zich bevindt in het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging. Zij hebben geen bezwaar.

Er werd tevens advies gevraagd aan de dienst Mobiliteit/Oosterweelverbinding van de stad Antwerpen. Hierin wordt aangegeven dat in het voorontwerp voor het ringpark Noordkasteel één van de ontwerpopgaves is het maken van een stedelijke entree, een publieke ruimte rond de bakstenen SAMGA-silo die de schakel vormt tussen de haven en de stad. Het Ringpark ligt net ten zuiden van de bedrijven aan Amerikadok-Zuidkaai. De voorliggende vergunningsaanvraag grenst aan de zuidoostzijde aan de toekomstige publieke ruimte. Deze zijde vormt een belangrijke rand van het publieke plein. In de vergunningsaanvraag wordt een draadafsluiting van 2 meter hoog voorzien tussen het bedrijf en de bakstenen SAMGA-silo. De draadafsluiting vormt geen kwalitatieve grens met het publieke plein. De dienst Mobiliteit/Oosterweelverbinding stelt dat er een hekwerk aan deze zijde dient geplaatst te worden van een kwaliteit die past bij een nieuwe publieke ruimte. Een hekwerk gelijkaardig aan hetgeen dat rond de nieuwe Royerssluis geplaatst zal worden, past goed in de omgeving. Dit hekwerk wordt uitgevoerd in gepoedercoat strekmetaal met bijzondere aandacht voor detaillering en verfijning. Er wordt geadviseerd om te bekijken op welke manier het hekwerk een meer kwalitatieve rand kan vormen tot het ringpark zoals omschreven in bovenstaande tekst. Hierover dient afgestemd te worden met de projectleiders van het Ringpark Noordkasteel. De afsluiting zoals aangeduid op plan, is vrijgesteld van stedenbouwkundige vergunningsplicht. Het advies van de dienst Mobiliteit/Oosterweelverbinding kan als aandachtspunt aan het besluit worden toegevoegd opdat de aanvrager dit alsnog mee in overweging kan nemen.

 

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De site kan bereikt worden via de Oosterweelsteenweg en Boerinnestraat vanaf het kruispunt met de Kastelweg. De omgeving van het projectgebied zal de komende jaren aanzienlijk veranderen als gevolg van de aanleg van de Oosterweelverbinding en het bijhorende Ringpark.

 

De aanvrager geeft aan dat er in totaal ongeveer 12 werknemers op de site aanwezig zijn. Daarvan werken er vier in het bureelgebouw. De overige werknemers werken in shiften. Daarnaast wordt er ook een schatting gedaan van drie bezoekers per dag, waarvan twee vrachtwagens. Voor het goederentransport gebeurt de overgrote meerderheid van de vrachtbewegingen per schip.

 

In de bestaande situatie zijn er 23 parkeerplaatsen voor personenwagens en 10 parkeerplaatsen voor vrachtwagens aanwezig. In de nieuwe situatie worden 13 parkeerplaatsen voor personenwagens voorzien. Daarvan bevinden zich 10 langsparkeerplaatsen langs bulkloodsen 7 en 8 en drie parkeerplaatsen bevinden zich ter hoogte van de nieuwe silo’s. Voor vrachtwagens voorziet de aanvraag drie parkeerplaatsen ten zuiden van de silo’s, tegen de draadafsluiting. Verder worden er nog twee vulplaatsen voor vrachtwagens voorzien in het oosten op de site.

Er worden dus 10 parkeerplaatsen voor personenwagens en 10 parkeerplaatsen voor vrachtwagens opgeheven.

 

De modal split en aanwezigheidsgraad van personeel en bezoekers op de site is niet gekend. Voor het inschatten van de parkeerbehoefte  en de aanwezigheidsgraad wordt er daarom uitgegaan van een worst-case scenario waarbij het aandeel auto in de modal split 100% bedraagt en iedereen van het personeel en bezoekers samen aanwezig is. Dit kan enkel voorvallen tijdens het wisselen van de shiften. De parking moet hierop voorzien zijn om overbezetting te voorkomen. Bij het aanleggen van een parking wordt steeds aangeraden minsten 10% bijkomende capaciteit te voorzien, zodat eventuele pieken in de parkeervraag nog steeds op eigen terrein afgehandeld kunnen worden.

Er worden 13 parkeerplaatsen voor personenwagens voorzien terwijl de werkelijke parkeerbehoefte op 14 parkeerplaatsen ligt (12 personeelsleden + 1 bezoeker + 10%). Het aantal parkeerplaatsen voor personenwagens is dus net niet toereikend. Het aantal parkeerplaatsen voor personenwagens dient uitgebreid te worden tot er minstens 14 plaatsen zijn. Hiervoor is er op het terrein nog voldoende plaats, zeker ter hoogte van de reeds bestaande vlaksilo’s.

Algemeen kan het inzetten op een modal shift en dus het stimuleren van alternatieve vervoersvormen (fietsgebruik, openbaar vervoer – zeker gezien de ligging nabij het stadscentrum – autodelen) er bijkomend voor zorgen dat het autogebruik daalt en de nood aan autoparkeerplaatsen vermindert. Dit geldt ook voor de aan- en afvoer van goederen vervoer over water als alternatief voor wegvervoer.

Indien er in de toekomst meer vrachtwagens verwacht worden, is het belangrijk dat wachtrijen en laden en lossen op eigen terrein gebeurt. De doorstroming en verkeersveiligheid op de openbare weg mogen niet verstoord worden door wachtverkeer.

 

Er wordt een fietsenstalling (overkapt) voorzien met plaats voor 5 fietsen. Er worden dus fietsparkeerplaatsen voorzien voor meer dan een derde van het personeel. De fietsenstalling is nabij het bureelgebouw gelegen.

Het aantal fietsparkeerplaatsen en de locatie van de fietsenstalling is voldoende. Om fietsen nog meer te stimuleren, is het een vereiste dat er de mogelijkheid is om elektrische fietsen op te laden. De aanwezigheid van fietsers op het terrein dient aangegeven te worden op het wegdek met markeringen of pictogrammen zodat het duidelijk is voor vrachtwagenchauffeurs dat er fietsers kunnen rijden op het terrein en zij hun rijgedrag moeten aanpassen. Conflicten tussen vrachtwagens en fietsers kunnen zo vermeden worden. De wegmarkeringen dienen van bij de ingang van het terrein in het westen aangeduid te worden. Een aparte inrit voor fietser en voetganger in het zuidoosten is nu niet relevant gezien de ontwerpoefening die nog lopende is voor het ringpark Noordkasteel waarbij nog gezocht wordt naar de inpassing van een publiek plein ten zuidoosten van de aanvraag.

Daarnaast is het belangrijk de circulatie van voetgangers op het terrein te faciliteren. De looplijnen van voetgangers dienen op het hele terrein aangeduid te worden op het wegdek door middel van markeringen. Tussen de langsparkeerplaatsen en vlaksilo’s moeten voetgangers zich veilig en comfortabel kunnen voortbewegen.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Samga NV baat aan de Boerinnestraat een op- en overslagcomplex uit bestaande uit verschillende magazijnen en silo’s voor niet-gevaarlijke goederen, groenvoeders en losse granen.

 

Met voorliggende aanvraag wenst het bedrijf een uitbreiding te doen van de opslagcapaciteit van losse granen en groenvoeder. Verder wordt de werkplaats en het magazijn verplaatst naar een nieuwe locatie. Er wordt tevens een nieuw kantoorgebouw voorzien.

 

Er worden vier bijkomende silo’s voorzien met een capaciteit van 75.000 m³ losse granen en groenvoeders. Ten gevolge van een verplaatsing van een werkplaats en magazijn (zie verder) wordt de opslag van losse granen en kunstmest in loods 9 verminderd met respectievelijk 6.000 m³ en 4.000 ton. De beoogde totale opslaghoeveelheid bedraagt 184.100 ton kunstmest en 250.000 m³ losse granen en groenvoeders.

 

De op- en overslag van deze goederen zorgt voor stofemissies. De overslagcapaciteit van het bedrijf betreft 500.000 ton/jaar voor de niet-stuifgevoelige producten en 500.000 ton/jaar voor de niet-bevochtigbare stuifgevoelige producten. Het bedrijf neemt volgende maatregelen om de stofemissies te beperken:

- in de silo’s wordt gebruik gemaakt van een gesloten kettingtransport en zijn de overgavepunten voorzien van een ontstoffing;

- de oude laadinstallatie werd vervangen door een nieuwe beladingsinstallatie die zowel binnen in het torengebouw als buiten voorzien is van een eigen ontstoffingsinstallatie;

- ook de nieuwe kettingtransporten naar de nieuwe silo’s zijn overkapt;

- de bestaande loodsen hebben een minimum aan openingen;

- de opslag gebeurt uitsluitend binnen in de loodsen en de afgesloten silo’s;

- de nieuwe silo’s zijn eveneens voorzien van een ontstoffingsinstallatie;

- de ontstoffingsinstallaties en de beladingsinstallatie worden regelmatig gecontroleerd en onderhouden;

- bij het transport worden de stoffen met een grijperinstallatie gegrepen waarvan de grijperschalen goed aansluiten.

De opslagcapaciteit voor stuivende stoffen blijft ruim onder 50.000 m² grondoppervlakte en de jaarlijkse overslag blijft onder 700.000 ton waardoor de opmaak van een stofrapport niet vereist is.   Het risico op stofhinder wordt tot een aanvaardbaar niveau beperkt.

 

De bestaande werkplaats en magazijn worden verplaatst naar loods 9. Volgende inrichtingen en activiteiten worden  mee naar loods 9 verplaatst:

- werkplaats voor het nazicht en herstellen van motorvoertuigen (rubriek 15.2);

- de opslag van 1.600 liter oliën (rubriek 6.4.1);

- de opslag van 0,55 ton ontvettingsmiddel (rubriek 17.3.2.1.2.1);

- de machines voor metaalbewerking (27,7 kW, rubriek 29.5.2.1.a);

- de stalplaats voor 5 bedrijfsvoertuigen (rubriek 15.1.1);

- de opslag van 1.000 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (rubriek 17.4);

Het aantal bedrijfsvoertuigen die gestald worden, wordt verminderd met 15 voertuigen tot een totaal van 5 voertuigen. De opslag van oliën en ontvettingsproducten wordt voorzien op lekbakken. De opslag gevaarlijke producten in kleine verpakkingen wordt uitgebreid van 450 liter tot 1.000 liter en zal in de nieuwe werkplaats in een afgesloten kast worden opgeslagen.

 

De bestaande mazouttank (4,25 ton) aan de brandstofverdeelinstallatie werd verwijderd en vervangen door een nieuw exemplaar van 4,12 ton). De brandstofverdeelinstallatie (1 verdeelslang) met bijhorende mazouttank  worden verplaatst naar de noordkant van bulkloods 9. De dubbelwandige mazouttank zal in een zeecontainer worden geplaatst die zich onder de bestaande transportbandconstructie met luifel bevindt. Ook de naastgelegen tankplaats is onder de luifel voorzien, waardoor er geen hemelwater op de tankplaats terecht komt. Er wordt dus geen bedrijfsafvalwater gegenereerd.

Er werd een keuringsattest aan de aanvraag toegevoegd van de mazoutopslagtank waaruit blijkt dat het indienststellingsverslag nog moet worden voorgelegd. De tank kreeg een groen label. Er wordt opgemerkt dat de opslagtank conform artikels 5.17.4.3.3§2 en 5.17.4.3.4 van titel II van het VLAREM voorzien dient te zijn van een conformiteitsattest en indienststellingsverslag.

 

Ook de gasopslagplaats (790 liter) wordt verplaatst naar een luifel aan de noordkant van bulkloods 9.

De gasflessen (butaan/propaan en zuurstof) zijn opgeslagen in een afgesloten kooi conform de bepalingen van titel II van het VLAREM. Tussen de gassen onderling zal een afstand gevrijwaard blijven van 2 meter en van de gasopslagplaats tot de mazouttank 7,5 meter. Er kan voldaan worden aan de afstandsregels van titel II van het VLAREM.

 

Ten slotte wordt een transformator van 1.000 kVA uit dienst genomen en vervangen door een transformator met een vermogen van 800 kVA.

De nieuwe transformator is oliegekoeld en wordt voorzien van een inkuiping.

In dossier OMV2019032649 werd voor rubriek 12.2.2 slechts 1 transformator van 1.250 kVA opgenomen, terwijl er wel degelijk twee vergund waren (MV2017/560). Dit wordt met dit besluit rechtgezet.

 

De opslag van insecticiden (1 ton) is niet langer van toepassing en mag uit de vergunning geschrapt worden (diverse indelingsrubrieken). De houtbewerkingstoestellen zijn niet langer aanwezig op de exploitatie en mogen eveneens uit de vergunning geschrapt worden.

 

In de nabijheid van de nieuwe silo’s zijn broedplaatsen van de huiszwaluw en de slechtvalk gekend.

Hoewel de feitelijke sloop- en bouwwerken niet raken aan de locatie van deze broedplaatsen kunnen de dieren wel hinder ondervinden van stof- en geluidsemissies ten gevolge van de exploitatie.

Het bedrijf neemt de nodige maatregelen om de stofemissies afkomstig van de exploitatie te beperken. Er wordt geen bijkomende geluidshinder verwacht van de nieuwe silo’s.

 

Het advies van Agentschap Natuur en Bos van 8 juni 2021 is gunstig mits de sloop- en bouwwerkzaamheden buiten de broedperiode van huiszwaluw en slechtvalk plaatsvinden en de gebouwen met nestplaatsen ongewijzigd blijven.

 

De aanvoer van de goederen gebeurt via zeeschepen en binnenschepen, de afvoer per binnenschip en vrachtwagens. De aanvrager verwacht geen negatieve gevolgen op de mobiliteit aangezien het bedrijf maximaal inzet op transport via het water.

Er wordt verwacht dat de effecten van onderhavige vergunningsaanvraag op de mobiliteit beperkt zullen zijn.

 

Op 20 mei 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/KVLO/2021/H.00359.A3.0011). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In de besluiten met als kenmerken AN2008/596, MV2015/435, MV2017/070, MV2017/560 en OMV2019032649 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen.

  1. de exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om het ontstaan van vonken binnen de silogebouwen te vermijden. Er mag geen gebruik gemaakt worden van een open vlam voor het uitvoeren van herstellingswerken binnen de silogebouwen; De exploitant bevestigt dat met deze voorwaarde rekening wordt gehouden bij de exploitatie en herstellingswerken. Deze voorwaarde kan behouden blijven;
  2. de aanbevelingen zoals vermeld in de veiligheidsstudie Debeil-Myren (18 maart 200x); in het zoneringsverslag Technisch bureau Verbrugghen (28 maart 2006); in het explosieveiligheidsdocument van SGS (8 juli 2008) en in de ontwerpveiligheidsstudie BAM (oktober 2008) dienen opgevolgd te worden. Er wordt in het bedrijf gewerkt met interne veiligheidsprocedures, die rekening houden met deze studies. Deze voorwaarde kan behouden blijven;
  3. de overslaghoeveelheid wordt gedurende drie opeenvolgende exploitatiejaren bijgehouden en bezorgd aan de dienst milieuvergunningen 3 jaar na beslissing van deze vergunning. Indien er een stofrapport moet opgesteld worden, wordt dit ook aan de dienst milieuvergunningen bezorgd (milieuvergunningen@stad.antwerpen.be). De exploitant heeft de overslaggegevens van 2018 tot en met 2020 toegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Er werd voldaan aan deze voorwaarde waardoor deze geschrapt kan worden uit de vergunning;
  4. binnen 3 maanden na beslissing wordt een bewijs aan de dienst milieuvergunningen (milieuvergunningen@stad.antwerpen.be) bezorgd waaruit blijkt dat er een bord met productbeschrijving en gevaarsymbolen volgens CLP aan de mazouttank werd aangebracht en de losse afschermkap op de ontluchting vervangen werd. De opslagtank in kwestie is ondertussen vervangen door een nieuwe opslagtank. Deze voorwaarde is dus zonder voorwerp en kan geschrapt worden uit de vergunning;
  5. er dient standaard met gesloten transportbanden gewerkt te worden om enerzijds de stofemissies te beperken en anderzijds contaminatie door stuifgevoelige stoffen van andere bedrijven te vermijden. De exploitant bevestigt dat er gebruik gemaakt wordt van gesloten kettingtransporten in de bestaande en nieuwe silo’s. Deze voorwaarde kan behouden blijven.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Aandachtspunt: Er wordt gevraagd aan de aanvrager om te bekijken op welke manier het hekwerk aan de zuidoostelijke zijde van het terrein een meer kwalitatieve rand kan vormen tot het Ringpark Noordkasteel en hierover af te stemmen met de projectleiders van het Ringpark Noordkasteel. (contactgegevens laura.clerix@antwerpen.be; stefan.braun@antwerpen.be).

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

-     De voorwaarde uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen dient strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarde uit het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer dient strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarde uit het advies van Infrabel dient strikt nageleefd te worden; 

-     Het aantal parkeerplaatsen voor personenwagens moet uitgebreid worden tot minstens 14 plaatsen, zodat de werkelijke parkeerbehoefte en 10% restcapaciteit bereikt wordt;

-     Wachtrijen, parkeren en laden en lossen moeten steeds op eigen terrein afgehandeld worden;

-     De fietsenstalling moet overdekt zijn. Er moet mogelijkheid zijn voor het opladen van elektrische fietsen; 

-     De toegang naar de fietsenstalling dient aangegeven te worden op het wegdek met markeringen of pictogrammen en dit vanaf de inkom op het terrein in het westen; 

-     Indien mogelijk moeten looplijnen voor voetgangers zoveel mogelijk gescheiden worden van het gemotoriseerd verkeer en zeker op plaatsen waar veel manoeuvres gebeuren. De looplijnen voor voetgangers dienen daarnaast ook zichtbaar gemarkeerd te worden;

-     De sloop-en bouwwerkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode van zowel de huiszwaluw als de slechtvalk.


Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

verplaatsing

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

verplaatsing

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

+1x 800 kVA

-1x 1.000 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

-15 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

verplaatsing

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

verplaatsing

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

+0,13 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

verplaatsing

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

-1 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

-1 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

+550 liter

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

-4.000 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

verplaatsing

45.14.1°b)

opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 10 m³.

+69.000 m³

 

Gecoördineerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1.600 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 800 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 1.250 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

180 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

790 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4,12 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,55 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,55 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

0,55 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000 liter

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

184.100 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

27,70 kW

45.14.1°b)

opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 10 m³;

250.000 m³

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

de exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om het ontstaan van vonken binnen de silogebouwen te vermijden. Er mag geen gebruik gemaakt worden van een open vlam voor het uitvoeren van herstellingswerken binnen de silogebouwen;

2.

de aanbevelingen zoals vermeld in de veiligheidsstudie Debeil-Myren (18 maart 200x), in het zoneringsverslag Technisch bureau Verbrugghen (28 maart 2006), in het explosieveiligheidsdocument van SGS (8 juli 2008) en in de ontwerpveiligheidsstudie BAM (oktober 2008) dienen opgevolgd te worden;

3.

er dient standaard met gesloten transportbanden gewerkt te worden om enerzijds de stofemissies te beperken en anderzijds contaminatie door stuifgevoelige stoffen van andere bedrijven te vermijden.

 

Geadviseerde brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

23 maart 2021

Volledig en ontvankelijk

20 april 2021

Start openbaar onderzoek

29 april 2021

Einde openbaar onderzoek

28 mei 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

3 augustus 2021

Verslag GOA

15 juli 2021

naam GOA

Bieke Geypens

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

29 april 2021

28 mei 2021

0

0

0

0

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

-     De voorwaarde uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen dient strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarde uit het advies van het Agentschap Wegen en Verkeer dient strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarden uit het advies van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer - Directoraat-generaal Luchtvaart dienen strikt nageleefd te worden; 

-     De voorwaarde uit het advies van Infrabel dient strikt nageleefd te worden; 

-     Het aantal parkeerplaatsen voor personenwagens moet uitgebreid worden tot minstens 14 plaatsen, zodat de werkelijke parkeerbehoefte en 10% restcapaciteit bereikt wordt;

-     Wachtrijen, parkeren en laden en lossen moeten steeds op eigen terrein afgehandeld worden;

-     De fietsenstalling moet overdekt zijn. Er moet mogelijkheid zijn voor het opladen van elektrische fietsen; 

-     De toegang naar de fietsenstalling dient aangegeven te worden op het wegdek met markeringen of pictogrammen en dit vanaf de inkom op het terrein in het westen; 

-     Indien mogelijk moeten looplijnen voor voetgangers zoveel mogelijk gescheiden worden van het gemotoriseerd verkeer en zeker op plaatsen waar veel manoeuvres gebeuren. De looplijnen voor voetgangers dienen daarnaast ook zichtbaar gemarkeerd te worden;

-     De sloop-en bouwwerkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode van zowel de huiszwaluw als de slechtvalk.


Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

de exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om het ontstaan van vonken binnen de silogebouwen te vermijden. Er mag geen gebruik gemaakt worden van een open vlam voor het uitvoeren van herstellingswerken binnen de silogebouwen;

2.

de aanbevelingen zoals vermeld in de veiligheidsstudie Debeil-Myren (18 maart 200x), in het zoneringsverslag Technisch bureau Verbrugghen (28 maart 2006), in het explosieveiligheidsdocument van SGS (8 juli 2008) en in de ontwerpveiligheidsstudie BAM (oktober 2008) dienen opgevolgd te worden;

3.

er dient standaard met gesloten transportbanden gewerkt te worden om enerzijds de stofemissies te beperken en anderzijds contaminatie door stuifgevoelige stoffen van andere bedrijven te vermijden.

 

Brandweervoorwaarden

De voorwaarden en opmerkingen uit het advies van de Brandweerzone Antwerpen dienen strikt nageleefd te worden.

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1.600 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 800 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 1.250 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

180 kW

17.1.2.1.1°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter;

790 liter

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4,12 ton

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

0,55 ton

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

0,55 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

0,55 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

1.000 liter

28.1.f)2°

opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

184.100 ton

29.5.2.1°a)

smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer volledig gelegen in een industriegebied;

27,70 kW

45.14.1°b)

opslagplaatsen met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor groenvoeders, met uitsluitsel van groenvoeders zonder sapverliezen (bijv. niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en wortelvruchten), in een gebied ander dan woongebied met landelijk karakter en agrarische gebieden, met een capaciteit van meer dan 10 m³;

250.000 m³

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

de exploitant dient de nodige maatregelen te treffen om het ontstaan van vonken binnen de silogebouwen te vermijden. Er mag geen gebruik gemaakt worden van een open vlam voor het uitvoeren van herstellingswerken binnen de silogebouwen;

2.

de aanbevelingen zoals vermeld in de veiligheidsstudie Debeil-Myren (18 maart 200x), in het zoneringsverslag Technisch bureau Verbrugghen (28 maart 2006), in het explosieveiligheidsdocument van SGS (8 juli 2008) en in de ontwerpveiligheidsstudie BAM (oktober 2008) dienen opgevolgd te worden;

3.

er dient standaard met gesloten transportbanden gewerkt te worden om enerzijds de stofemissies te beperken en anderzijds contaminatie door stuifgevoelige stoffen van andere bedrijven te vermijden.

Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor:
- onbepaalde duur wat betreft de stedenbouwkundige handelingen;
- een termijn verstrijkend op 12 december 2028 voor wat betreft de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.