Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021070070 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | BVBA VALKO (0426248583) met als contactadres Prins Boudewijnlaan 170 te 2610 Antwerpen |
Ligging van het project: | Prins Boudewijnlaan 168, Spoorweglaan 163 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Kadastrale gegevens: | afdeling 42 sectie C nrs. 216M en 216L |
Inrichtingsnummer: | 20210419-0065 (Valko) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de uitbreiding van de reeds vergunde activiteiten van benzinestation Valko met een wasplaats voor de eigen bedrijfsvoertuigen, de lozing van het waswater en de plaatsing van een bovengrondse dubbelwandige opslagtank voor afvalolie |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 11 mei 2017 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning klasse 1 aan bvba Valko voor exploitatie van een tankstation (MLAV/2016–0430). De vergunning is geldig tot 11 mei 2037.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat een beperkte uitbreiding van de lopende milieuvergunning met referentie MLAV1/2016–0430. De vergunning wordt gevraagd voor onbepaalde duur. De acht verdeelslangen waren in 2017 ingedeeld in klasse 1 rubriek 6.5.3. Door een wijziging van de indelingslijst worden deze zelfde verdeelslangen momenteel ingedeeld in klasse 2 rubriek 6.5.2. Vandaar dat het college van stad Antwerpen bevoegd is voor de behandeling van deze aanvraag.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m²/uur (+0,10 m³/uur) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.400,00 liter (+1.150,00 liter) |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 5 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 10 mei 2021 | 11 mei 2021 |
Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Vergunningen Stedenbouw | 10 mei 2021 | 10 mei 2021 |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de reeds vergunde activiteiten van benzinestation Valko met een wasplaats voor de eigen bedrijfsvoertuigen, de lozing van het waswater en de plaatsing van een bovengrondse dubbelwandige opslagtank voor afvalolie. De aanvraag is gesitueerd op de hoek van de Prins Boudewijnlaan en de Spoorweglaan.
Voor het toevoegen van een wasplaats is geen aanvraag voor een functiewijziging nodig. De combinatie van de verschillende functies (tankstation en burelen) in de vergunde toestand valt samen onder de hoofdfunctie ‘dienstverlening’. Binnen deze hoofdfunctie kan de wasplaats toegevoegd worden.
Op 30 oktober 1997 is er door het college van burgemeester en schepenen een vergunning verleend voor aanpassingen aan dit tankstation. Er wordt vastgesteld dat de bestaande toestand voldoet aan de vergunde toestand.
Voor deze aanvraag kan bijgevolg een gunstig advies verleend worden.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Het Valko tankstation op de hoek van de Prins Boudewijnlaan en de Spoorweglaan te Wilrijk betreft een klein tankstation met acht verdeelslangen verdeeld over twee pompeilanden. Er is een ondergrondse, dubbelwandige tank voor diesel (12,49 ton of 15.000 liter) en een gelijkaardige tank voor benzine (17,82 ton of 23.000 liter). Er is eveneens een herstelwerkplaats met één schouwput aanwezig. Deze activiteiten blijven onveranderd.
De gevraagde uitbreiding betreft de nieuwe klasse 3 rubriek 15.4.2.a voor het wassen van de eigen bedrijfsvoertuigen die verhuurd worden. Er worden maximaal vijf voertuigen per dag gewassen. Dit gebeurt volgens het dossier op een ondoordringbare vloer (beton) waarna het bedrijfsafvalwater langs de koolwaterstofafscheider passeert alvorens geloosd te worden in de riolering. Het debiet van klasse 3 rubriek 3.4.1.a (lozen van bedrijfsafvalwater) verhoogt hierdoor van 0,70 m³/uur naar 0,80 m³/uur. De afvalolie werd tot op heden opgeslagen in bussen van 50 liter. Ter vervanging van deze bussen zal nu een bovengrondse, dubbelwandige tank met een inhoud van 1.200 liter geplaatst worden voor de opslag van afvalolie. Klasse 3 rubriek 6.4.1 verhoogt hiermee van 250 liter naar 1.400 liter.
De uitbreiding is dus beperkt en ook de bijkomende hinder wordt in theorie beperkt geacht. Op basis van het uitvoeringsplan echter lijkt het erop dat het wassen van de voertuigen buiten zal gebeuren, vlak naast voetpad en ingang van het appartementsgebouw aan de kant van de Spoorweglaan. Verder blijkt daar ook de in- en uitrit van de herstelwerkplaats te zijn. Dit lijkt toch geen ideale situatie. De sectorale bepalingen voor garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen in hoofdstuk 15.5 van Vlarem II bepalen niet dat het wassen van voertuigen binnen moet gebeuren. Het is echter evident dat deze activiteit geen hinder mag genereren voor passerende voetgangers en bewoners die hun appartementsgebouw binnen of buiten willen gaan. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat het wassen van de voertuigen in openlucht enkel op eigen terrein en met de hand mag gebeuren en dus niet met waterslang.
In voorliggend aanvraagdossier wordt geen melding gemaakt van opvang en hergebruik van hemelwater. Nochtans is hemelwater volgens de BBT(best beschikbare technieken)-studies het meest aangewezen water om voertuigen te wassen. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat de exploitant de mogelijkheid bekijkt om hemelwater op te vangen en te gebruiken voor het wassen van de voertuigen. Uiterlijk bij een volgende omgevingsvergunningsaanvraag wordt deze analyse van de mogelijkheden bij het dossier gevoegd.
Het tankstation is op deze locatie reeds aanwezig sinds 1967. Toch worden meer en meer problemen rond mobiliteit vastgesteld. Reeds in de klasse 1 vergunning van 2017 werd als bijzondere voorwaarde opgenomen dat de exploitant contact diende op te nemen met de dienst Mobiliteit van stad Antwerpen om te bekijken hoe de situatie veiliger kon worden gemaakt voor alle weggebruikers. In het dossier wordt geen aanwijzing teruggevonden dat deze bijzondere voorwaarde opgevolgd werd. Deze bijzondere voorwaarde geldt nog steeds aangezien deze opgenomen werd in de basisvergunning maar wordt in dit vergunningenbesluit uitdrukkelijk opnieuw opgenomen, ditmaal met een termijnbepaling.
De vergunning wordt gevraagd voor onbepaalde duur. De basisvergunning met referentie MLAV1/2016–0430 – hoewel verleend na de invoering van de omgevingsvergunning – heeft echter een duurtijd van 20 jaar. Deze bepaalde termijn werd opgelegd wegens de vele mobiliteitsproblemen. De uitbreiding kan verleend worden tot einddatum van de lopende vergunning, met name 11 mei 2037.
Het project is niet MER-plichtig want de opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt niet ten behoeve van een inrichting die valt onder de term “chemische industrie”. Dit bleek door de toetsing van het dossier aan de criteria van bijlage II (Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid) tijdens de fase volledig en ontvankelijkheid. Deze toetsing is noodzakelijk doordat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III (besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening).
De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan: een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4§3). Dat is hier niet het geval.
Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Dit blijkt uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, kan deze aanvraag in overeenstemming zijn met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de gevraagde uitbreiding te vergunnen tot einddatum van de lopende vergunning, met name 11 mei 2037.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m²/uur (+0,10 m³/uur) |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.400,00 liter (+1.150,00 liter) |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 5 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.400,00 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 8 verdeelslangen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 schouwput |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 5 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,50 ton |
17.3.2.2.2°a) | opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders; | 17,83 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Indien het wassen van de voertuigen in openlucht gebeurt, mag dit enkel op eigen terrein gebeuren en niet op het openbaar domein. |
2. | Het wassen van de voertuigen in openlucht mag enkel met de hand gebeuren en dus niet met een waterslang. |
3. | Tegen de volgende uitbreiding, wijziging, hernieuwing of omzetting, bekijkt de exploitant de mogelijkheid om hemelwater op te vangen en te gebruiken voor het wassen van de voertuigen. Een verslag van deze analyse wordt bij het eerstvolgende aanvraagdossier gevoegd. |
4. | Uiterlijk drie maanden na vergunningverlening van deze uitbreiding maakt de exploitant een afspraak met de dienst Mobiliteit van stad Antwerpen om te bekijken hoe de veiligheid bij oprijden en verlaten van het tankstation verhoogd kan worden. De datum van afspraak wordt zo snel mogelijk meegedeeld aan de dienst Omgeving van stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be). |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 19 april 2021 |
Volledig en ontvankelijk | 10 mei 2021 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 9 juli 2021 |
Verslag GOA | 10 juni 2021 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Indien het wassen van de voertuigen in openlucht gebeurt, mag dit enkel op eigen terrein gebeuren en niet op het openbaar domein. |
2. | Het wassen van de voertuigen in openlucht mag enkel met de hand gebeuren en dus niet met een waterslang. |
3. | Tegen de volgende uitbreiding, wijziging, hernieuwing of omzetting, bekijkt de exploitant de mogelijkheid om hemelwater op te vangen en te gebruiken voor het wassen van de voertuigen. Een verslag van deze analyse wordt bij het eerstvolgende aanvraagdossier gevoegd. |
4. | Uiterlijk drie maanden na vergunningverlening van deze uitbreiding maakt de exploitant een afspraak met de dienst Mobiliteit van stad Antwerpen om te bekijken hoe de veiligheid bij oprijden en verlaten van het tankstation verhoogd kan worden. De datum van afspraak wordt zo snel mogelijk meegedeeld aan de dienst Omgeving van stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be). |
Brandweervoorwaarden
de standaardvoorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1.400,00 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 8 verdeelslangen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 schouwput |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 5 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 12,50 ton |
17.3.2.2.2°a) | opslag van ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 90 ton in uitsluitend ondergrondse houders; | 17,83 ton |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning eindigt op 11 mei 2037, de einddatum van de huidige vergunning.