Terug
Gepubliceerd op 21/06/2021

2021_CBS_04950 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021030677. Antwerpsebaan 25. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 18/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04950 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021030677. Antwerpsebaan 25. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04950 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021030677. Antwerpsebaan 25. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021030677

Gegevens van de aanvrager:

NV Specialty Chemicals Terminals met als adres Antwerpsebaan 25 - kaai 710 te 2040 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV Specialty Chemicals Terminals (0747779532) met als adres Antwerpsebaan 25 - kaai 710 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Antwerpsebaan 25 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie B nrs. 164L, 164B2, 164C2, 164M2, sectie C nrs. 29V

Inrichtingsnummer:

20210219-0064 (Specialty chemicals Terminals nv)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

bouw van magazijnen en aanleg verharding; Magazijnencomplex: exploitatie

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

Relevante voorgeschiedenis

  • Op 18 februari 2021 verleende de deputatie een omgevingsvergunning (OMV_2020131107) voor de regularisatie van een reeds eerder verleende vergunning met betrekking tot het bouwen van magazijnen en een verandering door wijziging en uitbreiding;
  • Op 26 oktober 2018 verleende het college een omgevingsvergunning (OMV_2018072487) voor de bouw en exploitatie van een magazijnencomplex;
  • Op 17 december 1990 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/0629) voor het uitbreiden van een terreinverharding, gelegen Delwaidedok kaai 730 te Antwerpen.

 Inhoud van de aanvraag

  •          slopen van bestaande bebouwing;
  •          uitbreken van verharding;
  •          verwijderen van bestaande aanhorigheden zoals afsluitingen en verlichtingspalen;
  •          bouwen van een magazijncomplex met bureel en aanhorigheden zoals hoogspanningscabines, gascabine, draadafsluiting;
  •          aanleggen verharding inclusief stapelzone voor container.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorgeschiedenis

Het betreft een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag betreft een nieuwe opslagbedrijf voor onder meer gevaarlijke stoffen.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

2.1.1.b)

opslag van al dan niet een combinatie van de opslag van gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden is;

90.564,00 ton

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750,00 m³/jaar

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

90.456.600,00 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 400,00 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 1.600,00 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

221,60 kW

13.2.1°a)

inrichtingen voor het conditioneren en het verpakken van farmaceutische stoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, volledig gelegen in een industriegebied;

100,00 kW

13.3.

opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

90.456,60 ton

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

24 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

111,40 kW

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

40.000,00 liter

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

4.998,00 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

4.998,00 ton

17.3.3.2°a)

opslagplaatsen volledig gelegen in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 50 ton;

49,00 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

90.456,60 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

49,00 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

90.456,60 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

90.456,60 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

199,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000,00 liter

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

10.000,00 m³

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

90.456,60 ton

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

100,00 kW

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

90.456,60 ton

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

90.456,60 ton

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

90.456,60 ton

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

12 magazijnen

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

Bij te stellen voorwaarde:

Specialty Chemicals Terminals wenst een bijstelling van de voorwaarden te vragen.

 

artikel 5.2.1.5 §5: 

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt langsheen de randen van de inrichting een groenscherm van minstens 5 m breedte aangelegd. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen. De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Voor nieuwe inrichtingen wordt het groenscherm aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken. Indien geen bouwwerken worden uitgevoerd , wordt het groenscherm aangeplant in het eerste plantseizoen dat bij de aanvang van de uitbating aansluit.

 

Artikel 5.2.1.5.§ 1.

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit en Behalve in het geval dat in de inrichting uitsluitend afvalstoffen afkomstig van de eigen bedrijfsactiviteiten worden verwerkt, wordt bij de ingang van de inrichting een uithangbord van minstens 1 m² grootte aangebracht waarop duidelijk leesbaar volgende vermeldingen voorkomen: 1° de aard van de inrichting; 2° de naam, het adres en het telefoonnummer van de exploitant; 3° de vervaldatum van de vergunning: "vergund tot ..."; 4° de normale openingsuren; 5° het adres en het telefoonnummer van de toezichthoudende overheid; 6° bij brand of onheil: telefoonnummer brandweer;

 

Artikel 5.2.1.5.§ 2:

De inrichting dient ontoegankelijk te zijn voor onbevoegden. Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit wordt de inrichting omheind met een stevige en voldoende ongeveer twee meter hoge afsluiting. Alle toegangswegen tot de inrichting worden met een poort afgesloten. De in- en uitrit voor vrachtwagens is voldoende breed om geen gevaarlijke verkeerssituaties te creëren noch op het terrein, noch op de openbare weg. De poorten worden enkel open gehouden onder toezicht van de exploitant of zijn bevoegde afgevaardigde. Buiten de normale openingsuren worden de poorten op slot gehouden.

 

Artikel 5.2.1.2 § 3:

Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit mag de normale afvalstoffenaanvoer en -afvoer niet vóór 7 uur en na 19 uur plaatsvinden

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

Artikel 5.2.1.5 §5

In afwijking van artikel 5.2.1.5 §5 moet het bedrijf niet voorzien in een groenscherm van 5 meter breedte.

 

Artikel 5.2.1.2§3

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.2§3 mag het bedrijf 7 dagen op 7, 24 uur per dag afvalstoffen aanvoeren.

 

Artikel 5.2.1.5§1 

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.5§1 moet het bedrijf niet voorzien in een uithangbord van 1 m² groot. Een bord met vermelding van de coördinaten van de verantwoordelijk is voldoende.

 

Artikel 5.2.1.5.§ 2.

In afwijking van de bepalingen van artikel 5.2.1.5§2 moet het bedrijf niet noodzakelijk voorzien in een omheining van ten minste 2 meter hoogte die buiten de normale werkuren gesloten is.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

4 mei 2021

2 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

Water-link

4 mei 2021

 

Dit advies werd niet tijdig uitgebracht.

 









Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

3 mei 2021

21 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

3 mei 2021

17 mei 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier ook het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Kruisweg en de R2, ten zuiden van de aanvraag, hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Aan de overzijde van de Kruisweg loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers. Parallel aan deze overdruk loopt in het zuidwesten een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur. Het Kanaaldok B2 ten westen heeft als bestemming Gebied voor waterweginfrastructuur.

 

Ten zuiden van de Kruisweg, op circa 165 meter van de aanvraag, is het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Liefkenshoekspoortunnel (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008) van toepassing, met als bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur en overdruk Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is van toepassing op de aanvraag.

Voor het aspect hergebruik voorziet de aanvraag in de plaatsing van een hemelwaterput met een inhoud van 10.000 liter waarbij het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt als spoelwater.

Rondom het magazijnencomplex worden geperforeerde infiltratiebuizen (IT-buis) aangelegd. In het noorden van het terrein, ten noorden van magazijnencomplex 3, worden twee ondergrondse infiltratiebekkens aangelegd met elk een oppervlakte van 1096 m² en een inhoud van 981,6 m³ en 992,4 m³. Er wordt opgemerkt dat de totale infiltratiecapaciteit van de infiltratiebuizen (1974 m³) kleiner is dan het minimale infiltratievolume zoals genoteerd in het invulveld van de verordening hemelwater (2662 m³). De aanvrager dient ervoor te zorgen dat de infiltratiecapaciteit van de voorziene installatie(s) conform de hemelwaterverordening is gezien in deze omgeving infiltratie nuttig is o.a. omdat de zoetwaterreserves gevormd door infiltratie van hemelwater in de opgehoogde terreinen in het havengebied een buffer vormen tegen het instromen van brakwater vanuit de dokken naar de polders (zie ook vergunning OMV2018072487 en OMV2020131107).

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is van toepassing op de aanvraag. De normbepalingen van hoofdstuk III van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (vastgesteld bij Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 meermaals gewijzigd) dienen te worden nageleefd, conform artikel 11 van deze gewestelijke verordening. Het ontwerp vertoont hiermee geen manifeste strijdigheden.

 

Sectorale wetgeving

Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een bekrachtigde archeologienota worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m², is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de aanvraag. Deze nota maakt deel uit van het aanvraagdossier. Het Agentschap Onroerend Erfgoed nam op 2 april 2021 akte van de nota met referentienummer https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/18076.

 

Omgevingstoets

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag betreft het bouwen van nieuwe magazijncomplexen, bureelgebouw en aanhorigheden. Op een terrein gelegen ten zuiden van het Bevrijdingsdok worden drie magazijncomplexen gebouwd waarbij complex 1, met een totale oppervlakte van circa 23.400 m², uit drie magazijnen bestaat, complex 2, met een totale oppervlakte van circa 15.500 m², uit twee magazijnen bestaat en complex 3, met een totale oppervlakte van circa 31.000 m², uit zeven magazijnen bestaat. Aan elk magazijn worden laadkades voorzien.

 

Aan de noordoostzijde van complex 1 wordt een bureelgebouw voorzien. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich de inkom en het controle gebouw voor de brandweer, op de eerste en tweede verdieping bevinden zich sociale ruimten (kleedkamers, sanitair, douches, refter), vergaderruimten, burelen en technische ruimten. Dit bureelgebouw is noodzakelijk voor de ondersteuning van de bedrijfsactiviteiten en dient gezien te worden als een nevenfunctie van een groter geheel.

 

In het noordoosten van het terrein, ten oosten van complex 3, wordt een containerplein ingericht waarbij de maximale stapelhoogte 19 meter kan bedragen. Ten zuiden van complex 3 en ten westen van complex 1 worden nieuwe hoogspanningscabines voorzien. Nabij de toegang wordt een nieuwe gascabine geplaatst. De bestaande hoogspanningscabines blijven behouden.

 

De vrije ruimte op het terrein wordt volledig verhard met een nieuwe klinkerbevloering.

 

Rondom het terrein wordt een nieuwe afsluiting geplaatst met een totale hoogte van 2,60 meter. De bestaande toegang langs de zuidoostzijde van het terrein blijft behouden en wordt voorzien van een nieuwe schuifpoort met een breedte van 10 meter. In het noordwesten van het terrein wordt een noodpoort geplaatst met een breedte van 5 meter.

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Om bovenstaande werken te kunnen uitvoeren, wordt het bestaande gebouw afgebroken en wordt alle verharding uitgebroken. De te slopen constructies zijn noch beschermde monumenten, noch opgenomen op de vastgestelde inventaris van bouwkundig erfgoed.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De magazijnen worden deels bekleed met geïsoleerde stalen gevelplaten in een beige kleur en deels met geïsoleerde gladde betonpanelen. De sectionaalpoorten en metalen vluchtdeuren hebben een bruine kleur.

Het bureelgebouw wordt bekleed met geïsoleerde sandwichpanelen.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de brandweer/risicobeheer/preventie. Ook het college hecht belang aan dit advies.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag betreft een herontwikkeling van het terrein waarbij de totale oppervlakte circa 70.000 m² bedraagt. De aanvraag bevat een mobiliteitsstudie (Mober) om de effecten met betrekking tot verkeer weer te geven.

De dienst mobiliteit van de stad Antwerpen werd om advies gevraagd en zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit. Volgens het advies bedraagt de werkelijke parkeerbehoefte 39 parkeerplaatsen terwijl er op het inplantingsplan slechts 30 parkeerplaatsen zijn ingetekend. De Mober schat op basis van het aantal verwachte werknemers, de werkelijke parkeerbehoefte in op 24 personenwagenplaatsen. De 30 parkeerplaatsen die worden aangevraagd zijn dus voldoende.

 

Wat de verkeerscirculatie betreft, is er een tegenstrijdigheid tussen wat vermeld wordt op het inplantingsplan en wat beschreven wordt in de Mober. Volgens het inplantingsplan verloopt het in- en uitgaand verkeer via de bestaande toegangspoort in de zuidoostelijke hoek van het terrein. De Mober heeft een andere situatie onderzocht namelijk  het ingaand verkeer via de site “Poland” dat ten oosten aan de aanvraag grenst en het uitgaand verkeer via de bestaande toegangspoort dat onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Wat de interne circulatie betreft voorziet de Mober een circulatie in wijzerzin met een route over de meest oostelijke zijde van het containerplein. Op het inplantingsplan is de circulatie via de noordelijke en oostelijke zijde van het containerplein niet ingetekend.

Ter hoogte van het containerplein dient dan tevens een vrije doorgang te blijven voor vrachtwagens.

De aanvrager motiveert niet waarom de inrichting van de in-en uitrit anders dan zoals onderzocht in de Mober wordt aangevraagd. Door het in-en uitrijdend verkeer in de vergunningsaanvraag tot die ene bestaande toegangspoort te herleiden versmalt de totale bruikbare wegbreedte ter hoogte van de autoparkeerplaatsen tot slechts ongeveer 6,5 m. wat te smal is om efficiënt in- en uitrijden te faciliteren. Op deze plek zullen bovendien ook fietsers en voetgangers bewegen. Om een vlotte afwikkeling van in-en uitgaand verkeer (vrachtwagens en personenwagens)  te bekomen wordt als voorwaarde opgelegd dat de situatie zoals beschreven in de mobiliteitsstudie moet uitgevoerd worden.  Om de circulatie ten noorden en ten oosten van het containerplein mogelijk te houden moet er steeds een doorgang vrij zijn aan de buitenkant van het containerplein.

Om gemengd verkeer (zwaar vrachtverkeer en zachte weggebruiker) maximaal te voorkomen, wordt geadviseerd om een aparte toegang  - bijvoorbeeld aan de zuidwestelijke zijde van het terrein - te voorzien voor de zachte weggebruiker. Deze maatregel is ook als mitigerende maatregel in de Mober opgenomen.

 

Om fietsgebruik te faciliteren wordt geadviseerd om de fietsenstalplaats uit te breiden tot minimum 7 plaatsen. Hierbij dient het overdekken ervan en oplaadmogelijkheden voor elektrische fietsen verder bekeken te worden door de aanvrager. Aanvullend wordt nog algemeen als aandachtspunt meegegeven om na te denken over de modal split en dus het aandeel aan duurzame vervoersmodi in de bedrijfsvoering te verhogen.

 

De aanvraag voorziet gemarkeerde paden voor de voetganger vanaf de inkom en de autoparkeerplaatsen naar het kantoorgebouw. Ter hoogte van de parkeerplaatsen ligt het gemarkeerde pad tussen de parkeerplaatsen en de inrit voor de vrachtwagens. Er is geen fysieke afscheiding voorzien tussen de voetgangers en het vrachtverkeer. De looplijnen voor voetgangers moeten verplaatst worden: in plaats van op de rijbaan, tussen de geparkeerde wagens en de muur van magazijn 1. Op deze manier vormen de parkeerplaatsen een barrière tussen de voetgangers en het vrachtverkeer. Bij het gemarkeerde looppad tussen de inkompoort en de parkeerplaatsen en bij uitbreiding ook naar andere meest gebruikte interne wandelroutes moet een fysieke bescherming - waarvan voorbeelden worden gegeven in de Mober – aangebracht worden.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

Specialty Chemicals Terminals is gespecialiseerd in het aanbieden van opslagruimte aan klanten uit de chemische nijverheid. Deze klanten hebben in hun gamma gevaarlijke producten ingedeeld volgens hun gevarenklasse gedefinieerd in de CLP-wetgeving. Er worden geen productieactiviteiten voorzien op de site.

 

De exploitant voorziet 4 ADR loodsen voor de producten met de gevaarlijkste gevarenklassen en 8 andere magazijnen. De ADR loodsen zijn volgens het aanvraagdossier uitgerust als opslagplaatsen voor gevaarlijke goederen type X, de overige magazijnen zijn uitgerust als opslagplaatsen voor gevaarlijke goederen type Y, conform de recente Brandweerrichtlijn rond opslagplaatsen voor gevaarlijke goederen. Voor de gevaarlijke goederen zal de opslag beperkt blijven tot onder de lage Seveso-drempel.

 

Naast de opslag van gevaarlijke goederen kunnen de magazijnen ook gebruikt worden voor de opslag van niet-eetbare consumptiegoederen. Men wenst de magazijnen flexibel te vergunnen waarbij voor diverse opslagcategorieën de maximale opslagcapaciteit van de site wordt aangevraagd (90.456 ton). Volgende opslag kan plaatsvinden in de magazijnen:

- gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen;

- brandbare vloeistoffen;

- farmaceutische stoffen;

- brandbare vloeistoffen en vaste stoffen (categorie 3);

- brandbare vloeistoffen en vaste stoffen (categorie 1 en 2);

- oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen;

- schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen;

- op lange termijn gezondheidsgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen;

- voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen;

- pigmenten;

- kunststoffen;

- papier en papierwaren;

- rubber en rubberen voorwerpen;

 

Voor de bovenstaande categorieën wordt de maximale opslagcapaciteit aangevraagd, uitgezonderd voor brandbare vloeistoffen en vaste stoffen (categorie 3, 4.998 ton), brandbare vloeistoffen en vaste stoffen (categorie 1 en 2, 4.998 ton, oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (49 ton) en voor het aquatisch milieu gevaarlijke stoffen (199 ton).

 

De goederen worden verpakt opgeslagen in magazijnen die voorzien zijn van een inkuiping en vloeistofdichte vloer. De inkuiping is aangesloten op een ondergrondse houder van 1.500 m³.

 

De opslag van gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen zal gebeuren in verpakking in de magazijnen. Deze afvalstoffen kunnen gelijkwaardige eigenschappen hebben als de gevaarlijke producten in opslag. Het betreft louter opslag, er is geen vorm van behandeling van deze afvalstoffen.

 

De magazijnen en een containeryard worden ook aangevraagd als doorvoeropslagplaats voor ander dan IMDG-goederen (rubriek 48).

Zoals gesteld wordt in het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 2 juni 2021 moet men voor rubriek 48 voldoen aan de algemene veiligheidseisen gesteld door de havenkapitein. De algemene en bijzondere voorwaarden zijn te vinden onder ‘Hoofdstuk 4. Bepalingen met betrekking tot de opslag en behandeling van goederen’ in de Havenpolitieverordening en de Havenonderrichtingen.

 

Men vraag het herverpakken van kunststoffen en farmaceutische stoffen aan (100 kW). Het herverpakken bestaat volgens het aanvraagdossier uit een bigbag afzakken in zakken van 25 of 50 kg, het zetten van een container op een tiltframe om bigbags te vullen of het vullen van silowagens.

 

Plastic granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn plastic granulaten te vinden. Het is dus aangewezen om voor de opslag van plastic granulaten, naar analogie met andere dossiers en zoals ook geadviseerd in het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 2 juni 2021, als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de exploitant een goede afwatering van het terrein voorziet, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein plaatst en voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) installeert die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Uit de bijgeleverde plannen blijkt dat het bedrijf een korrelafscheider zal plaatsen. Verder dient er een rapport (met vermelding van OMV2021030677) bezorgd te worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

- de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

- de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

- een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

- een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

- een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

- een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

- een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

 

Het huishoudelijk afvalwater (750 m³/jaar) wordt via een IBA geloosd op de openbare riolering. De openbare riolering staat op in verbinding met het Bevrijdingsdok.

In het aanvraagdossier wordt ook nog een septische put vermeld. Volgens bijkomende informatie van de exploitant bedoelt men hier een onderdeel van de IBA mee. Er zou geen huishoudelijk afvalwater ongezuiverd geloosd worden.

 

Verder vraagt men nog enkele ondersteunende inrichtingen of activiteiten:

- een opslagtank van 40.000 liter stikstof;

- 1 transformator van 400 kVa en 2 transformatoren van 1.600 kVA;

- batterijladers (221,6 kW);

- 24 voertuigen;

- airco’s (111 kW);

- 5.000 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen;

- opslag van 10.000 m³ paletten.

 

Het aanvraagdossier omvat een verzoek tot bijstelling van enkele sectorale voorwaarden. Het betreft voorwaarden die betrekking hebben op de opslag van afvalstoffen:

- artikel 5.2.1.5 §5: groenscherm;

- artikel 5.2.1.5.§ 1: uithangbord met diverse gegevens waaronder de contactgegevens van de toezichthoudende overheid;

- artikel 5.2.1.5.§ 2: een 2 meter hoge afsluiting;

- artikel 5.2.1.2 § 3: verbod op afvalstoffenaanvoer en -afvoer vóór 7 uur en na 19 uur.

Aangezien de afvalstoffen in afgesloten magazijnen worden opgeslagen heeft een groenscherm weinig meerwaarde volgens de exploitant. Het feit dat de magazijnen volledig afsluitbaar zijn maakt ook een 2 meter hoge afsluiting niet noodzakelijk. Op het uithangbord wenst men enkel de coördinaten van de verantwoordelijke te vermelden, gelet op het feit dat het geen afvalverwerkingsbedrijf betreft. Door het logistieke karakter van de activiteiten wenst men om vrachtwagens te ontvangen vanaf 6 uur ‘s morgens tot 20 uur ‘s avonds. Het laden en lossen kunnen er beschouwd worden als niet rustverstorend.

 

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.

 

In het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 2 juni 2021 worden nog enkele aandachtspunten meegegeven, voornamelijk in kader van de sloopwerkzaamheden:

- voor het afvoeren van het bouwafval met vrachtwagens wordt bij voorkeur gewerkt met een spreidingsplan, waarbij de spitsuren zoveel mogelijk vermeden worden, om een negatieve impact op de mobiliteit omwille van de toename in verkeer tot een minimum te beperken;

- het is aangewezen dat de aanvrager tijdens de opslag en bij manipulaties van grond de nodige maatregelen om stofvorming te beperken consequent uitvoert, zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof.

- voor het slopen van de gebouwen moet de aanvrager aandachtig zijn voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Volgens het Vlaamse Soortenbeschermingsbesluit is het verboden nestgelegenheid, woon-of schuilplaatsen te vernietigen van broedvogels zoals de gierzwaluw, huiszwaluw, zwarte roodstaart, en vleermuizen. Bij aanwezigheid van broedvogels mogen de afbraakwerken niet tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aanwezige soort varieert het broedseizoen van begin april tot eind augustus.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden en voor zover het advies van de brandweer gunstig is of gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Aandachtspunten:

- voor het afvoeren van het bouwafval met vrachtwagens wordt bij voorkeur gewerkt met een spreidingsplan, waarbij de spitsuren zoveel mogelijk vermeden worden, om een negatieve impact op de mobiliteit omwille van de toename in verkeer tot een minimum te beperken;

- het is aangewezen dat de aanvrager tijdens de opslag en bij manipulaties van grond de nodige maatregelen om stofvorming te beperken consequent uitvoert, zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof.

- voor het slopen van de gebouwen moet de aanvrager aandachtig zijn voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Volgens het Vlaamse Soortenbeschermingsbesluit is het verboden nestgelegenheid, woon-of schuilplaatsen te vernietigen van broedvogels zoals de gierzwaluw, huiszwaluw, zwarte roodstaart, en vleermuizen. Bij aanwezigheid van broedvogels mogen de afbraakwerken niet tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aanwezige soort varieert het broedseizoen van begin april tot eind augustus.


Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- Tenzij de aanvrager dadelijk een herbestemming van de betonplaat en/of funderingen kan aantonen dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd;

- De in- en uitrit moet geregeld worden zoals in het Mober;

- Er moet steeds een doorgang vrij zijn voor uitrijdende vrachtwagens langs de buitenzijde van het containerplein;

- Om een scheiding van verkeerssoorten te bekomen, moet een extra toegang voorzien worden voor zachte weggebruikers;

- De fietsenstalplaats uit te breiden tot minimum 7 plaatsen;

- De looplijnen van voetgangers en fietsers moeten gemarkeerd worden op het terrein. De looplijnen voor voetgangers zoals weergegeven op het inplantingsplan moeten echter verplaatst worden: tussen de geparkeerde wagens en de oostelijke gevel van magazijn 1. Bij het gemarkeerde looppad tussen de inkompoort en de parkeerplaatsen en bij uitbreiding ook naar andere eventueel veel gebruikte interne wandelroutes moet een fysieke bescherming – waarvan voorbeelden worden gegeven in de Mober – aangebracht worden;

- De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. Wachtrijen, parkeren en laden en lossen moeten steeds op eigen terrein afgehandeld worden.


Geadviseerde rubrieken

  

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

2.1.1.b)

opslag van al dan niet een combinatie van de opslag van gemengde afvalstoffen, mengsels van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, die niet aan de verwerking van afvalstoffen verbonden is;

90.564,00 ton

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

750,00 m³/jaar

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

90.456.600,00 liter

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 400,00 kVA

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

2x 1.600,00 kVA

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

221,60 kW

13.2.1°a)

inrichtingen voor het conditioneren en het verpakken van farmaceutische stoffen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, volledig gelegen in een industriegebied;

100,00 kW

13.3.

opslagplaatsen voor farmaceutische stoffen, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

90.456,60 ton

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

24 voertuigen

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

111,40 kW

17.1.2.2.3°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 10.000 liter;

40.000,00 liter

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

4.998,00 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

4.998,00 ton

17.3.3.2°a)

opslagplaatsen volledig gelegen in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 20 ton tot en met 50 ton;

49,00 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

90.456,60 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

49,00 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

90.456,60 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

90.456,60 ton

17.3.8.2°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 2 ton tot en met 200 ton;

199,00 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

5.000,00 liter

19.6.1°c)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 400 m³ in een lokaal;

10.000,00 m³

21.3.

opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton;

90.456,60 ton

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

100,00 kW

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

90.456,60 ton

33.4.1°c)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

90.456,60 ton

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

90.456,60 ton

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

12 magazijnen


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

In kader van de op- en overslag van plastic granulaten dient de exploitant een goede afwatering van het terrein te voorzien, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein te plaatsen en voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) te installeren die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Verder dient er een rapport (met vermelding van OMV2021030677) bezorgd te worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

- de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

- de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

- een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

- een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

- een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

- een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

- een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

30 april 2021

Start openbaar onderzoek

8 mei 2021

Einde openbaar onderzoek

6 juni 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

19 juni 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

8 mei 2021

6 juni 2021

0

0

0

0

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag onder voorwaarden en voor zover het advies van de brandweer gunstig is of gunstig met uitvoerbare voorwaarden.


Aandachtspunten:

- voor het afvoeren van het bouwafval met vrachtwagens wordt bij voorkeur gewerkt met een spreidingsplan, waarbij de spitsuren zoveel mogelijk vermeden worden, om een negatieve impact op de mobiliteit omwille van de toename in verkeer tot een minimum te beperken;

- het is aangewezen dat de aanvrager tijdens de opslag en bij manipulaties van grond de nodige maatregelen om stofvorming te beperken consequent uitvoert, zodat stofhinder naar de omgeving voorkomen wordt. De omliggende bedrijfsterreinen, het verkeer en het scheepvaartverkeer mogen in geen geval nadelige effecten ondervinden ten gevolge van stof.

- voor het slopen van de gebouwen moet de aanvrager aandachtig zijn voor de aanwezigheid van beschermde soorten. Volgens het Vlaamse Soortenbeschermingsbesluit is het verboden nestgelegenheid, woon-of schuilplaatsen te vernietigen van broedvogels zoals de gierzwaluw, huiszwaluw, zwarte roodstaart, en vleermuizen. Bij aanwezigheid van broedvogels mogen de afbraakwerken niet tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. Afhankelijk van de aanwezige soort varieert het broedseizoen van begin april tot eind augustus.

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

- Tenzij de aanvrager dadelijk een herbestemming van de betonplaat en/of funderingen kan aantonen dienen alle ondergrondse constructies afgebroken te worden, met inbegrip van de funderingszolen. Funderingspalen dienen weggebroken tot op tenminste 2 meter onder de paalkop. De niet meer te gebruiken rioleringen en andere leidingen dienen uit de ondergrond verwijderd;

- De in- en uitrit moet geregeld worden zoals in het Mober;

- Er moet steeds een doorgang vrij zijn voor uitrijdende vrachtwagens langs de buitenzijde van het containerplein;

- Om een scheiding van verkeerssoorten te bekomen, moet een extra toegang voorzien worden voor zachte weggebruikers;

- De fietsenstalplaats uit te breiden tot minimum 7 plaatsen;

- De looplijnen van voetgangers en fietsers moeten gemarkeerd worden op het terrein. De looplijnen voor voetgangers zoals weergegeven op het inplantingsplan moeten echter

verplaatst worden: tussen de geparkeerde wagens en de oostelijke gevel van magazijn 1. Bij het gemarkeerde looppad tussen de inkompoort en de parkeerplaatsen en bij uitbreiding ook naar andere eventueel veel gebruikte interne wandelroutes moet een fysieke bescherming – waarvan voorbeelden worden gegeven in de Mober – aangebracht worden;

- De bouwheer dient op eigen terrein de nodige (organisatorische) acties te ondernemen met het oog op een vlotte interne verkeersdoorstroming, opdat er geen hinder op de openbare weg ontstaat. Wachtrijen, parkeren en laden en lossen moeten steeds op eigen terrein afgehandeld worden.

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

In kader van de op- en overslag van plastic granulaten dient de exploitant een goede afwatering van het terrein te voorzien, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein te plaatsen en voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) te installeren die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Verder dient er een rapport (met vermelding van OMV2021030677) bezorgd te worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

- de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;

- de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;

- een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;

- een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;

- een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;

- een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;

- een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.



Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

DienstTaak
SW/VHet advies te bezorgen aan de instantie die het advies gevraagd heeft.


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.