Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021061984 |
Gegevens van de aanvrager: | de heer Wouter Smets met als adres Zone Kamp C 2 te 2260 Westerlo |
Gegevens van de exploitant: | NV HOOYBERGHS (0424877618) met als contactadres Hoge Mauw 1510 te 2370 Arendonk |
Ligging van het project: | Frans Buyensstraat, Jef Cassiersstraat, Jan Van Asperenpad, Jef Cassiersstraat, Jos Smolderenstraat, Michel De Braeystraat, Senne Rouffaerplein zonder nummer te 2000 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 11 sectie L nrs. 3917B2, 3917L2 en 3917R2 |
Inrichtingsnummer: | 20210226-0022 (Bemaling Blok 19) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | het exploiteren van een bronbemaling in het kader van bouwkundige werken |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Op 4 maart 2021 diende de exploitant reeds een omgevingsvergunningsaanvraag in voor de exploitatie van deze bronbemaling (OMV2021035073). Deze aanvraag werd op 30 maart 2021 onvolledig verklaard.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag omvat het exploiteren van een bronbemaling klasse 2 voor de realisatie van de kelderverdiepingen van blok 19 op Nieuw Zuid. Tevens wordt een bijstelling gevraagd van de sectorale voorwaarden voor lozing in grondwater (arseen en zink).
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 51,96 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 50 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 209.745,60 m³/jaar |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Afwijking van artikel 5.3.2.4 van de sectorale voorwaarden van Vlarem II met betrekking tot de emissiegrenswaarden voor lozing van bedrijfsafvalwater via een WADI in het grondwater.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: Een afwijking wordt gevraagd voor volgende lozingsnormen: - arseen: 50 µg/liter; - zink: 1.000 µg/liter . |
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos | 30 april 2021 | 26 mei 2021 | Gunstig |
Vlaamse Milieumaatschappij | 30 april 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Vlaamse Milieumaatschappij | 30 april 2021 | 26 mei 2021 | Geen advies |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Nieuw Zuid, goedgekeurd op 17 juli 2014. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1 zone voor centrumfuncties (ce1).
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'.)
De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De werf is in het kader van de aangevraagde vergunning voor blok 19 van Nieuw Zuid. De bemaling is slechts van tijdelijke aard en maakt deel uit van de realisatie van Blok 19. Deze stedenbouwkundige handelingen werden reeds afgetoetst aan de omgeving en de goede ruimtelijke ordening. De bemaling is van tijdelijke aard en aanvaardbaar.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Voor blok 19 op Nieuw Zuid wordt een ondergrondse kelderverdieping bestaande uit twee bouwlagen voorzien. De afmetingen van de bouwput zijn 87 meter x 44 meter. Het grondwaterpeil wordt geschat op + 4,35 meter TAW. Dit is de schatting waarbij geen andere bemalingen mee in rekening gebracht worden. De te bereiken waterpeilen bedragen + 0,00 meter TAW voor verdieping -2, + 3,10 meter TAW voor verdieping -1, - 0,40 meter TAW voor de verdiepte zolen en - 1,80 meter TAW voor de liftputten.
De bronbemaling wordt uitgevoerd door middel van dieptebronnen. De bouwput wordt omgeven door een CSM (Cutter Soil Mix) wand die aan drie zijden van de bouwput in het quartaire pakket een waterkerend scherm vormt. Op één kopse zijde (niveau -1) wordt gewerkt met een berlinerwand. Deze heeft geen waterkerende functie. De dieptebronnen worden rondom de bouwput geplaatst aan de buitenzijde van de CSM wand. De aanzet van de dieptebronnen is beperkt tot de aanvang van de Boomse Klei. De bronnen zullen dus vooral het water opnemen in het tertiaire pakket. Binnen de bouwput wordt een horizontale drainage aangebracht om het water in het kwartaire pakket sneller te laten zakken.
Rubriek 53.2.2.b.2 wordt gevraagd voor een maximaal debiet van 209.745,60 m³/jaar (51,96 m³/uur – 1.247,04 m³/dag). De duurtijd van de bemaling wordt geschat op negen maanden. Voor alle zekerheid worden er tien maanden gevraagd. Het startdebiet bedraagt 51,96 m³/uur, dit zal verlagen naar een stationair debiet van 30,50 m³/uur. Zowel rubriek 3.4.2 (lozen van bedrijfsafvalwater) als rubriek 3.6.3.2 (lozen van bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie) worden gevraagd. Indien deze laatste rubriek van toepassing is, wordt het debiet beperkt tot 50 m³/uur. De berekende zettingen blijven binnen de voorgeschreven normen van 2 centimeter (absoluut) en 1/700 (differentieel). Het bemalingswater wordt via de plaatselijke riolering naar een wadi geleid waarna het water kan infiltreren in de bodem.
Er wordt een bijstelling van de milieuvoorwaarden gevraagd in afwijking van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van Vlarem. De exploitant vraagt de afwijking aan van artikel 5.3.2.4 van Vlarem II. Dit artikel betreft echter de lozing van bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater. Wegens de aanwezigheid van een OVAM-dossier (5236) op de projectsite worden er voor twee parameters verhoogde lozingsnormen gevraagd. Voor zink wordt een verhoogde lozingsnorm van 1.000 µg/liter gevraagd (5 x IC), voor arseen wordt 50 µg/liter gevraagd (10 x IC). Op te merken hierbij is dat de ter plaatse aangetroffen concentratie van arseen 69 µg/liter bedraagt.
De invloedstraal van de bemaling wordt geschat op 510 meter rond de projectzone. Binnen deze invloedstraal zijn elf OVAM-dossiers aanwezig die kort besproken worden in het aanvraagdossier. Van acht van deze dossiers wordt gesteld dat “ten gevolge van voorliggend dossier er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de bemaling alsook dat de bemaling geen negatieve effecten heeft op de eventueel aanwezig stoffen”. Voor twee OVAM-dossiers stelt de exploitant voor “de eventueel aanwezige parameters in het grondwater tijdens een monitoring te onderzoeken. Indien nodig zullen maatregelen genomen worden alvorens lozing zal plaatsvinden”. Op basis van het OVAM-dossier op de projectsite tenslotte werd de optionele zuivering in deze aanvraag mee opgenomen. De exploitant stelt de zuivering actief in te zullen zetten “indien uit de periodieke monitoring blijkt dat voor BTEX of zware metalen de lozingsnorm niet gehaald kan worden”. Uit de bespreking van deze dossiers blijkt dat de exploitant tijdens de bemaling een periodieke monitoring wil doen en bij overschrijding van de normen de nodige maatregelen wil nemen. Beter zou zijn bijkomend het grondwater te laten analyseren alvorens de bemaling op te starten. Dit wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Net buiten de invloedstraal van de bemaling, op een afstand van circa 550 meter, ligt het VEN-gebied “Slikken en Schorren van de Schelde”. De projectzone ligt binnen het habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”. Het Agentschap voor Natuur en Bos geeft een gunstig advies voor onderhavige aanvraag.
Gelet op de ligging van de projectzone in de onmiddellijke nabijheid van de Schelde bestaat de kans dat er verzilt/brak water zal aangetrokken worden. Dit verzilt/brak water kan afkomstig zijn van de Schelde of rechtstreeks van het grondwater. De exploitant stelt voor om tijdens de monitoringscampagne het grondwater evenals het opgepompte bemalingswater te controleren op Ec-waarde. Indien tijdens de metingen wordt vastgesteld dat de Ec-waarde stijgt, kunnen maatregelen genomen worden zoals het installeren van een tegenbemaling.
Het advies van VMM dienst Grondwater voor dit dossier werd niet tijdig ontvangen waardoor het geacht wordt stilzwijgend gunstig te zijn.
Voorliggende project is niet MER-plichtig. Het aanvraagdossier werd tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid doordat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III (besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project-m.e.r.-screening).
De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan: een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4§3). Dat is hier niet het geval.
Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Dit blijkt uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, is deze aanvraag in overeenstemming met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen voor een periode van tien maanden na de start der werken.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 51,96 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 50 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 209.745,60 m³/jaar |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken vóór de start gemeld aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) en de dienst Milieutoezicht (mi@antwerpen.be) van de stad Antwerpen met vermelding van het dossiernummer en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke. De stopzetting van de bemaling wordt op dezelfde manier gemeld. |
2. | Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. |
3. | Het opgepompte bemalingswater wordt via de plaatselijke riolering naar een wadi geleid zodat het kan infiltreren in de bodem. |
4. | Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het opgepompte water. Na deze eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyse bekend zijn. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 01/04/2020). Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater (bijlage 2.4.1 van Vlarem II) en de eventuele inzet van een waterzuiveringsinstallatie, kan de bemaling opnieuw opgestart worden. De analyse wordt herhaald met volgende frequentie:
De analyseresultaten worden telkens bezorgd aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) van de stad Antwerpen. |
5. | Bij elke analyse van het grondwater wordt ook de Ec-waarde gemeten. Indien blijkt dat er verzilt/brak grondwater wordt aangetrokken, wordt de bemaling stilgelegd en neemt de exploitant eerst de noodzakelijke maatregelen om dit tegen te gaan zoals bijvoorbeeld het installeren van een tegenbemaling. De gemeten Ec-waardes worden gelijk met de analyseresultaten bezorgd aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) van de stad Antwerpen. |
6. | De bemaling mag geëxploiteerd worden gedurende een periode van tien maanden na de start der werken. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 9 april 2021 |
Volledig en ontvankelijk | 30 april 2021 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 29 juni 2021 |
Verslag GOA | 11 juni 2021 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | De startdatum van de bemaling wordt ten minste twee weken vóór de start gemeld aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) en de dienst Milieutoezicht (mi@antwerpen.be) van de stad Antwerpen met vermelding van het dossiernummer en de contactgegevens van de werfverantwoordelijke. De stopzetting van de bemaling wordt op dezelfde manier gemeld. |
2. | Het debiet van de bemaling wordt opgevolgd door middel van correct werkende debietmeters en bijgehouden in een logboek dat steeds op de werf aanwezig is en ter inzage wordt gehouden van de toezichthoudende overheid. |
3. | Het opgepompte bemalingswater wordt via de plaatselijke riolering naar een wadi geleid zodat het kan infiltreren in de bodem. |
4. | Op het moment dat de bemaling wordt opgestart (na circa 30 minuten), dient er een staal genomen te worden van het opgepompte water. Na deze eerste staalname wordt de bemaling stilgelegd tot de resultaten van de analyse bekend zijn. De te analyseren parameters zijn die van het standaardanalysepakket zoals beschreven in bijlage 3 van de standaardprocedure voor een oriënterend bodemonderzoek (OVAM, 01/04/2020). Na toetsing van de analyseresultaten aan de milieukwaliteitsnormen voor grondwater (bijlage 2.4.1 van Vlarem II) en de eventuele inzet van een waterzuiveringsinstallatie, kan de bemaling opnieuw opgestart worden. De analyse wordt herhaald met volgende frequentie:
De analyseresultaten worden telkens bezorgd aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) van de stad Antwerpen. |
5. | Bij elke analyse van het grondwater wordt ook de Ec-waarde gemeten. Indien blijkt dat er verzilt/brak grondwater wordt aangetrokken, wordt de bemaling stilgelegd en neemt de exploitant eerst de noodzakelijke maatregelen om dit tegen te gaan zoals bijvoorbeeld het installeren van een tegenbemaling. De gemeten Ec-waardes worden gelijk met de analyseresultaten bezorgd aan de dienst Omgeving (omgevingsvergunning@antwerpen.be) van de stad Antwerpen. |
6. | De bemaling mag geëxploiteerd worden gedurende een periode van tien maanden na de start der werken. |
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 51,96 m³/uur |
3.6.3.2° | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur; | 50 m³/uur |
53.2.2°b)2° | bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor ofwel de verwezenlijking van bouwkundige werken, ofwel de aanleg van openbare nutsvoorzieningen gelegen in een ander gebied dan de gebieden vermeld in punt 1 met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en de verlaging van het grondwaterpeil bedraagt meer dan vier meter onder het maaiveld. | 209.745,60 m³/jaar |
Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor een periode van 10 maanden na de start der werken.