Terug
Gepubliceerd op 21/06/2021

2021_CBS_04960 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021043020. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 18/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04960 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021043020. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04960 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021043020. Scheldelaan 600. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

6 mei 2021

2 juni 2021

Gunstig

 







Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.


De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.


Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.


Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.


Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur. Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.


Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.


Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.


In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten. In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.


De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.


De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.


Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

De exploitant vraagt om een actualisatie en herformulering van een aantal bijzondere milieuvoorwaarden (4, 5 en 6) uit het besluit MLAV1-2016-0393 die betrekking hebben op de lozing van het effluent van de centrale waterzuivering van BASF Antwerpen.


Bijzondere voorwaarde 4


‘Van de deelbedrijven met een lage BZV/CZV–verhouding, zijnde polyetherolen, waterstofperoxide en propyleenoxide wordt via een intensief onderzoeksprogramma, uitgevoerd in samenwerking met een extern gespecialiseerd consultant, aangetoond in welke mate de CZV-vuilvracht en voor zover ook relevant de N-vuilvracht via de centrale waterzuivering van BASF wordt verwijderd. Voor de deelbedrijven met verschillende productruns (o.a. polyetherolen) worden de testen zo vaak als nodig herhaald zodat er een duidelijk en representatief zicht is op het biodegredatie/bioeleminatieverloop onder alle productieomstandigheden. De proefopstellingen moeten gebruik maken van actief slib van BASF Antwerpen. De te volgen testmethodiek moet vóór aanvang van de testen worden voorgelegd aan de VMM en de AMV. Voor de deelbedrijven waarvan uit de testen blijkt dat de CZV- en/of de N-vuilvracht onvoldoende verwijderd wordt in de centrale waterzuivering worden, in samenwerking met voormelde consultant, op basis van een kosten/baten-analyse maatregelen geëvalueerd ter reductie van de vuilvrachten ter hoogte van de individuele deelinrichtingen door middel van proces-geïntegreerde technieken, terugwinning van verontreinigende stoffen bij de bron of voorbehandeling van individuele deelstromen. Het volledig rapport van dit onderzoek, inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen, wordt uiterlijk op 30 juni 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving. Een tussentijdse rapportage rond de stand van zaken wordt uiterlijk op 30 juni 2019 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving.’


De exploitant geeft aan, dat op basis van de in 2019 bezorgde rapporten, het restwater van het HP (waterstofperoxide) en PO-bedrijf (propyleen) goed biologisch afbreekbaar is. 


Voor het polyetherolen-bedrijf, waar via een batchproces geproduceerd wordt, werd echter vastgesteld dat het restwater dat ontstaat bij 2 specifieke producttypes niet als voldoende biodegradeerbaar beschouwd kan worden. De productie van één van beide producten werd intussen als gevolg hiervan stopgezet (L3402), voor het andere product (L2048) werd verder onderzoek uitgevoerd. 


Uit dit onderzoek blijkt dat een aantal van de bestudeerde voorbehandelingstechnieken de biodegradeerbaarheid van het restwater van de productie van L2048 zouden kunnen verhogen. Uit de ruwe kostenraming voor één van de bestudeerde technieken, in concreto nanofiltratie, blijkt dat de investeringskosten voor het bouwen van een decentrale voorbehandeling zouden oplopen tot circa 2 miljoen euro en dat een jaarlijkse operationele kost van minimaal 250.000 euro mag verwacht worden. De exploitant stelt dat de bouw van een decentrale voorbehandeling een verwachte meerkost met zich mee zal brengen die niet in verhouding staat tot de positieve effecten op de effluentkwaliteit die daaruit zouden resulteren.


Uit het MER (2014) blijkt immers dat de zogenaamde tijdelijke (worst case) impact van de lozing van CZV in de Schelde slechts een verwaarloosbaar tijdelijk effect genereert. De permanente gemiddelde impact van de lozing van CZV genereert een te verwaarlozen effect. De bijdrage van de CZV-vracht van het effluent tot de totale concentratieverhoging in de Schelde, versus de milieukwaliteitsnorm bedraagt 0,013 mg/l of 0,044%. Bovendien is het restwater dat ontstaat bij de productie van L2048 slechts in circa 7% van de tijd aanwezig in het influent van de WZI en draagt zo slechts 0,24% bij aan de totale CZV influentvracht van de WZI op jaarbasis. Een decentrale voorbehandeling zou de effluentkwaliteit met circa 1,25% of 0,75 mg/l verbeteren wat resulteert in een nauwelijks waarneembare bijdrage aan de huidige CZV-concentratie van de Schelde. Een voorbehandeling van het restwater zou ook specifieke nevenstromen genereren waarvoor bijkomende verwerking en de inzet van chemicaliën nodig zijn. 


BASF vraagt om deze bijzondere voorwaarde te schrappen.


Bijzondere voorwaarde 5 


‘In samenwerking met een extern gespecialiseerd consultant wordt op basis van een kosten/baten-analyse onderzocht welke technieken toegepast kunnen worden om het verwijderingspercentage voor fosfor ter hoogte van de biologie te verhogen en om een jaargemiddelde lozingsnorm voor totaal fosfor van 2 mg/l te respecteren. Hierbij wordt zowel gekeken naar a) procesgeïntegreerde technieken; b) terugwinning van verontreinigde stoffen bij de bron; c) voorbehandeling van individuele deelstromen; d) eindbehandeling ter hoogte van de centrale waterzuiveringsinstallatie. Het volledig rapport van dit onderzoek inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen wordt uiterlijk op 30 juni 2020 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving.’


De exploitant geeft aan dat midden 2018 reeds gestart werd met proeven ter hoogte van de WZI om het verwijderingsrendement van fosfor te verbeteren. De resultaten van latere testen en een kosten-batenanalyse werden reeds aangeleverd.


Aangezien Eurochem de voornaamste bron van fosfor in het influent van de WZI is, heeft Eurochem ook onderzoek uitgevoerd. Daarbij werd gefocust op de mogelijke verwijdering van fosfor in de twee grootste fosforhoudende stromen, NPK en nitrofosforzuur. De baten voor de nitrofosforzuur-installatie wegen niet op tegen de procestechnische nadelen, maar een voorzuivering van de NPK-deelstroom zou technisch wel haalbaar zijn. Het genereerde spoelwater wordt momenteel echter al maximaal opnieuw ingezet in het proces, bovendien verwacht men dat deze restwaterstroom de komende jaren aanzienlijk zal wijzigen door de bouw van een nieuwe scrubber-installatie. De restwaterdebieten en -samenstelling worden daardoor mogelijk sterk beïnvloed, wat vervolgens ook gevolgen zou hebben voor de dimensionering van de eventueel te weerhouden fosfor-verwijderingstechniek. Eurochem heeft de overheid dan ook verzocht om de beslissing daarover uit te stellen tot na de bouw en het testen van de nieuwe scrubber-installatie. Gelet op de impact van het restwater afkomstig van Eurochem op de totale fosforvracht, wenst BASF zich daarbij aan te sluiten.


BASF engageert zich om de komende maanden in te zetten op het verder en in meer detail opvolgen van de fosforvrachten in de verschillende restwaters op de site, gebruik makend van een mobiele online-fosformeting. Op die manier wenst men de fosforbalans op de site verder te detailleren en vervolledigen, om aldus eventueel bijkomende maatregelen aan de bron te kunnen voorstellen en evalueren. Deze zal vermoedelijk midden april 2021 in dienst genomen kunnen worden. Daarnaast dient conform de aanbeveling van de UA verder onderzoek gevoerd naar aanpak van fosforlozingen bij de bron door hergebruik restwaters, terugwinning grondstoffen en toepassing procesgeïntegreerde technieken. 


Men stelt voor om voorwaarde 5 dan ook te herformuleren naar: 
‘Voortgaande op het rapport van de externe gespecialiseerde consultant wordt vanuit het streven naar een jaargemiddelde lozingsnorm voor fosfor van 2 mg/l, voor elke BASF-deelinrichting op de BASF-site in kaart gebracht vanuit welke processen fosforhoudend restwater in het influent van de WZI terecht kan komen (zowel door grondstofgebruik als reinigings- en spoelactiviteiten);
de P-concentratie in de restwaterstromen van de verschillende deelbedrijven frequenter gemonitord via een mobiele online analyser;
Op basis van deze informatie dient eveneens voor elke BASF-deelinrichting op de BASF-site geëvalueerd te worden:
of bepaalde producten al dan niet vervangen kunnen worden;
hoe piekbelastingen in het lozingswater afgevlakt kunnen worden;
of bepaalde restwaters, geproduceerd tijdens de verschillende productieruns, opnieuw ingezet kunnen worden en of er hieruit bepaalde grondstoffen herwonnen kunnen worden;
welke procesgeïntegreerde technieken bijkomend nog toegepast kunnen worden.
Het volledig rapport van dit onderzoek inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen wordt uiterlijk op 31 december 2022 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid (per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be) die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving.’

 

Bijzondere voorwaarde 6


‘Voor pentachloorfenol dient de exploitant na te gaan uit welke deelfabriek deze afkomstig is en welke zuiveringstechnieken op basis van een kosten/baten-analyse op deelstoomniveau kunnen worden ingezet. Het volledig rapport van dit onderzoek inclusief een timing voor uitvoering van de weerhouden maatregelen wordt uiterlijk op 30 juni 2019 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving.’


Uit onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van pentachloorfenol (PCF) in het effluent van de WZI gerelateerd kan worden aan de in het restwater van het DCE-bedrijf (Inovyn) aanwezige concentraties PCF. In onderling overleg met Inovyn werd verder onderzoek uitgevoerd. Op basis van de eerste resultaten bleek het plaatsen van een actief koolfilter een mogelijke oplossing te zijn. Bij het verder uitwerken en in detail procesmatig bespreken van de eerder bekomen resultaten, is echter gebleken dat er nog te veel procesmatige onzekerheden opduiken om op basis van de gevoerde testen een full-scale installatie te ontwerpen, noch om in te schatten wat een haalbaar rendement van een dergelijke installatie zou zijn. Een nieuwe meer gedetailleerde test loopt momenteel. Een realistische timing voor de eventuele realisatie en opstart van een full-scale installatie zou vervolgens eind 2023 zijn, gelet op de doorlooptijd die nodig is om dergelijk project te ontwerpen, vergunnen, bouwen en in dienst nemen. 


In de vergunning van Invoyn werd als bijzondere voorwaarde opgenomen dat de hoeveelheid PCF in het restwater van het DCE-bedrijf verminderd moet worden tegen 7 december 2023. Het verder onderzoek wordt in functie van die datum uitgevoerd. Men stelt dan ook voor om de bijzondere voorwaarde te actualiseren naar:
‘Voor pentachloorfenol dient BASF Antwerpen in overleg met de betrokken exploitant na te gaan welke zuiveringstechnieken op basis van een kosten/baten-analyse op deelstoomniveau (DCE-eenheid) kunnen worden ingezet. Zij zullen hierover jaarlijks een voortgangsrapport indienen, dit met het oog op de verdere vermindering -tegen 7 december 2023- van de hoeveelheid PCF in het restwater van het DCE-bedrijf dat naar de centrale WZI van BASF Antwerpen wordt afgevoerd. Een eerste voortgangsrapport wordt uiterlijk op 7 december 2021 bezorgd aan de vergunningverlenende overheid per mail naar dossiers.omgevingsvergunningen@provincieantwerpen.be, die dit ter evaluatie overmaakt aan de Afdeling GOP en de VMM en ter informatie aan het schepencollege en de Afdeling Handhaving.’


De voorgestelde aanpassingen van de bijzondere voorwaarden kunnen gunstig geadviseerd worden. Het is van belang dat de vergunningverlener de voortgang van de voorgestelde maatregelen nauw opvolgt, te meer gelet op de samenhang met de exploitaties van Eurochem en Inovyn.


Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor het verzoek tot bijstelling.


Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

3 mei 2021

Start openbaar onderzoek

12 mei 2021

Einde openbaar onderzoek

10 juni 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

22 juni 2021

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

12 mei 2021

10 juni 2021

0

0

0

0


Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een verzoek tot bijstelling van vergunningsvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021043020

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV BASF Antwerpen met als adres Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Scheldelaan 600 te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie A nrs. 1/2 G en 1/2 W

Inrichtingsnummer:

20181212-0109 (Centrale Waterzuiveringsinstallatie BASF Antwerpen)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

Chemisch bedrijf - waterzuiveringsinstallatie Verzoek tot bijstelling van de voorwaarden

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 15 juni 2017 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning voor het verder exploiteren na verandering van een waterzuiveringsinstallatie horende bij een chemisch bedrijf, voor onbepaalde duur.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een verzoek tot bijstelling van milieuvoorwaarden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.

Artikel 3

Het college geeft opdracht aan:
DienstTaak
SW/VHet advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.