Terug
Gepubliceerd op 07/06/2021

2021_CBS_04345 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021003218. Scheldelaan zn. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 04/06/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_04345 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021003218. Scheldelaan zn. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_04345 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Gunstig advies - OMV_2021003218. Scheldelaan zn. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021003218

Gegevens van de aanvrager:

NV VLAAMSE ECOLOGIE - ENERGIE - EN MILIEUONDERNEMING met als contactadres Hoge Weg 157 te 2940 Stabroek

Gegevens van de exploitant:

NV VLAAMSE ECOLOGIE - ENERGIE - EN MILIEUONDERNEMING (0466687982) met als contactadres Hoge Weg 157 te 2940 Stabroek

Ligging van het project:

Scheldelaan zn te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 20 sectie D nrs. 255H3, 255C3 en 255D3

Inrichtingsnummer:

20210315-0102 (ZVS-01-02)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Hervergunning 2 windturbines: ZVS-01 en ZVS-02

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

       07/04/2006: stedenbouwkundige vergunning (HV/2004/B/0131) voor het bouwen van twee schakelmeetstations bij twee vergunde windturbines;

       24/09/2002: stedenbouwkundige vergunning (HV/2001/B/0203) voor het bouwen van twee windmolens aan de Zandvlietsluis.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 13 december 2001 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor 2 windturbines, voor een termijn verstrijkend op 13 december 2021.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft de hernieuwing van de vergunning van 2 windturbines (ZVS-01 en ZVS-02).

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

 hernieuwing

20.1.6.1°c)

inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een elektrisch vermogen van meer dan 1.500 kW.

 hernieuwing

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

20 april 2021

 21 mei 2021

 Gunstig

 


 





Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden voornamelijk de bestemmingsvoorschriften Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en – voor het Kanaaldok B2 – Gebied voor waterweginfrastructuur. De Scheldelaan en Oudedijkweg hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel met deze wegen lopen overdrukken met als aanduiding Leidingstraat.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Het voorwerp van de aanvraag betreft een hervergunning voor de exploitatie van twee windturbines (ZVS-01 en ZVS-02) ten noorden van de Zandvlietsluis daar de reeds bestaande milieuvergunning zal vervallen. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund.

De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke en industriële context van het havengebied en de bestemmingszone waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Ten noorden van de Zandvlietsluis exploiteert VLEEMO een windturbinepark bestaande uit 6 windturbines (ZVS-01 – ZVS-06, allen heden operationeel). Op 13 december 2021 vervalt de milieuvergunning van 2 van deze bestaande windturbines (ZVS-01 – ZVS-02) en hun transformatoren. Deze windturbines zijn operationeel sinds 2004 en hebben het einde van hun levensduur nog niet bereikt. De exploitant wenst de vergunning van deze 2 windturbines te hernieuwen.

 

ZVS-01 heeft een maximaal elektrisch vermogen van 2 MW, een rotordiameter van 71 meter en een maximale tiphoogte van 134 meter. ZVS-02 heeft dezelfde specificaties.

 

Elke windturbine is voorzien van een transformator (2 x 2.130 kVA), ingewerkt in de mast.

 

Met betrekking tot slagschaduw geldt er voor relevante slagschaduwgevoelige objecten in industriegebied, met uitzondering van woningen, een maximum van 30 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag. Voor relevante slagschaduwgevoelige objecten in alle andere gebieden en voor woningen in industriegebied geldt een maximum van 8 uur effectieve slagschaduw per jaar, met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw per dag.

 

Het aanvraagdossier bevat een slagschaduwstudie waarin de te verwachten slagschaduw werd gesimuleerd ter hoogte van alle relevante slagschaduwgevoelige objecten binnen de 0-uur contour. Er werd rekening gehouden met de reeds operationele en vergunde windturbines rond de projectzone (overige windturbines op Zandvlietsluis van VLEEMO en windturbines van Engie op de BASF-site) waarvan de slagschaduwimpact kan interfereren en cumuleren met de slagschaduwimpact afkomstig van de 2 windturbines die het voorwerp van onderhavige aanvraag vormen.

 

De te verwachten slagschaduwimpact ter hoogte van 356 woningen rond de projectzone werd gemodelleerd. Ter hoogte van 134 woningen kan de slagschaduwnorm overschreden worden door de windturbines (jaarlimiet). Voor 234 woningen is er een overschrijding van de daglimiet mogelijk. In de slagschaduwstudie wordt gesteld dat de effecten voornamelijk worden veroorzaakt door de windturbines op de site van BASF en in mindere mate door ZVS-06. Rond de projectzone bevinden zich tevens bedrijven. De activiteiten van deze bedrijven zijn uiteenlopend: loodsen en opslagplaatsen, werkplaatsen en kantoorruimtes. Voor 37 kantoorgebouwen werd de slagschaduwimpact in kaart gebracht en werden detailberekeningen uitgevoerd.

 

De turbines zijn aangesloten op een automatisch slagschaduwstopsysteem dat reeds geïnstalleerd is op alle bestaande turbines. Dit systeem zet de turbine bij zonnig weer automatisch stil van zodra de VLAREM-normen bij een bepaalde receptor overschreden dreigen te worden.

 

Het dossier bevat een veiligheidsstudie voor de 2 windturbines, opgesteld door een erkend VR-deskundige. Voor de directe risico’s wordt in de veiligheidsstudie gesteld dat de 10-6-isorisicocontouren en 10-7-isorisicocontouren nergens tot aan respectievelijk een woongebied of een gebied met kwetsbare locatie reiken. Binnen de 10-5-contour (maximaal 14 meter) mogen maximaal 5 permanente individuele externe werkplaatsen voorkomen. Deze contour mag bovendien geen niet onteigende of niet in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden omvatten. In de veiligheidsstudie wordt gesteld dat beide windturbines hieraan voldoen. Voor het groepsrisico wordt er voldaan aan de vooropgestelde criteria.

 

Voor de indirecte risico’s werden in de veiligheidsstudie de effecten op bovengrondse installaties met Seveso-producten en bovengrondse leidingen met Seveso-producten onderzocht. De bijdrage van het falen van windturbines aan de faalfrequentie van de nabijgelegen bovengrondse installaties en bovengrondse leidingen bedraagt steeds minder dan 10% (maximaal 1,22%), zodat het risico op domino-effecten ten gevolge van de inplanting van deze windturbines aanvaardbaar wordt geacht. Dezelfde conclusie geldt als wordt rekening gehouden met de cumulatieve effecten.

 

Er zijn geen ondergrondse druktanks met Seveso-producten binnen de effectafstand gelegen waardoor er geen domino-effecten worden verwacht.

 

Binnen een afstand van de maximale schadeperimeter rond de inplantingslocatie zijn wel enkele relevante ondergrondse leidingen met Seveso-producten aanwezig. In de veiligheidsstudie wordt besloten dat het indirecte groepsrisico van de ondergrondse leidingen ten gevolge van het falen van de windturbines volledig onder de grenswaardelijn van het groepsrisico is gelegen, waardoor het (indirecte) groepsrisico aanvaardbaar geacht kan worden.

 

Het aanvraagdossier bevat een geluidsstudie. In deze studie werd de geluidsimpact van de geplande windturbines berekend ter hoogte van 6 beoordelingspunten (P1 -P6), representatief voor de meest nabije woongelegenheden of voor de punten waar de cumulatieve effecten het grootst zullen zijn. Voor de dag, de avond en de nacht wordt er ruim voldaan aan de richtwaarden ter hoogte van de dichtste woningen en woongebieden. Het geluidsniveau ligt steeds minstens 10 dB onder de grenswaarde.

 

Het cumulatief effect met ander turbines werd eveneens onderzocht in de geluidsstudie. Op de punten P1 en P6 kan er een beperkte overschrijding zijn van maximaal 1 dB in de avond of de nacht, bij ongunstige weersomstandigheden. Het aandeel van de turbines 1 en 2 is in deze totaalsom echter niet meer relevant omdat het 10 dB onder de richtwaarde ligt. Een reductie op deze turbines zal geen effect hebben op de totale som volgens de geluidsstudie.

 

Het aanvraagdossier bevat een natuurstudie. In de studie wordt weergegeven dat de 2 turbines zich op ruime afstand (groter dan de gekende verstoringsafstanden) van beschermingszones van het Natura-2000 netwerk of van gebieden van het VEN bevinden. Ze bevinden zich evenmin in gekende of verwachte vliegroutes tussen voor vogels belangrijke gebieden. Ook heeft de directe omgeving van de turbines geen bijzonder belang (meer) voor beschermde soorten. De opmaak van een passende beoordeling of verscherpte natuurtoets is dan ook niet noodzakelijk volgens de studie.

 

Er worden geen belangrijke effecten verwacht aangezien de turbines op voldoende afstand staan van belangrijke voortplantings-, rust- en foerageergebieden en buiten belangrijke corridors zijn gesitueerd. Bovendien betreft het een loutere hervergunning waardoor er geen sprake is van bijkomende schade ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn dan ook voldoende garanties dat er geen vermijdbare schade zal optreden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning.

Geadviseerde rubrieken

 

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

 hernieuwing

20.1.6.1°c)

inrichtingen voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een elektrisch vermogen van meer dan 1.500 kW.

 hernieuwing

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

20 april 2021

Start openbaar onderzoek

28 april 2021

Einde openbaar onderzoek

27 mei 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

9 juni 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

28 april 2021

27 mei 2021

0

0

0

1

 

Er werd een digitaal bezwaarschrift ingediend. 

Samenvatting bezwaarschrift

De bezwaarindiener meent dat bij de vergunningsaanvraag een project-MER of een ontheffing van een project-MER ontbreekt waarin een cumulatieve inschatting wordt gemaakt van alle mogelijke effecten op natuur en milieu. Men verwijst naar het arrest van de RvVB-A-1920-0796 van 28 april 2020 met betrekking tot de vergunningsaanvraag van VLEEMO nv voor twee windturbines in het zuidelijke deel van het Antwerps havengebied. 

Er is een passende beoordeling noodzakelijk. Uit de risicoatlas van de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen in Vlaanderen blijkt dat de site van de betrokken windturbines in de contactzone ligt van zone 1 (mogelijk risico) en zone 2 (risico). Deze zone maakt de verbinding tussen de Opstalvallei en het Groot Buitenschoor en de Schelde. De bewering dat de zone 2 hier mogelijks te breed is ingeschat is niet onderbouwd. Integendeel bij de verdere ontwikkeling van het natuurcompensatiegebied Opstalvallei - ten oosten van de betrokken windturbines - zullen er meer en nieuwe vliegbewegingen ontstaan tussen het Groot Buitenschoor en de Opstalvallei. Dat de Opstalvallei tot op heden nog niet volledig is ontwikkeld tot een nat natuurgebied en er dus nog geen duidelijk beeld kan gevormd worden van de slaap- en voedseltrekroutes tussen het natuurcompensatiegebied de Opstalvallei en het VRG Groot Buitenschoor hangt direct samen met diverse procedures die door VLEEMO NV werden gevoerd bij de Raad van State om het betrokken GRUP te vernietigen. Deze procedures werden ingesteld om de geplande natuurinrichting te voorkomen. Wij stellen dat in het voorliggende rapport ‘Afweging natuureffecten van twee windturbines aan de noordzijde van de Zandvlietsluis’ het optreden van mogelijke verstoringseffecten op de trekroutes tussen het VRG ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde - deelgebied Groot Buitenschoor, het VRG De Kuifeend en het natuurcompensatiegebied Opstalvallei niet in kaart zijn gebracht door gericht onderzoek. De voorliggende impactstudie kan hoogstens beschouwd worden als een ‘voortoets’ en niet als een volwaardige passende beoordeling. Het is sowieso onmogelijk om voldoende betrouwbare informatie over de vliegbewegingen (ochtendtrek en avondtrek) van pleisterende en overwinterende vogels te verzamelen vooraleer de voorziene natuurinrichting in de Polder van Berendrecht volledig en volwaardig is gerealiseerd: wat tevens al eerder zo geconcludeerd en vooropgesteld werd in de S-MER Windturbinepark Haven Antwerpen Rechter Scheldeoever (Arcadis 2018). De windturbines ZVS 01 en ZVS 02 kunnen bijgevolg niet conform de bepalingen van artikel 6.3 van de Europese Habitatrichtlijn, vertaald in artikel 36ter§3 van het Natuurdecreet, op basis van het voorliggende dossier worden hervergund op de voorgestelde locaties. 

Beoordeling bezwaarschrift

Met onderhavige aanvraag vraagt de exploitant een hervergunning van 2 bestaande windturbines. Aangezien het een loutere hervergunning betreft en de hernieuwing betrekking heeft op activiteiten die geen fysieke ingrepen in het leefmilieu tot gevolg hebben, dient er geen MER of ontheffing opgesteld te worden. Het is uiteindelijk aan de vergunningverlenende overheid om de aanvraag te toetsen aan de MER-plicht.

Het aanvraagdossier bevat een natuurstudie. In deze studie wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke effecten verwacht worden. De windturbines staan op een afstand (groter dan de gekende verstoringsafstanden) van beschermingszones van het Natura-2000 netwerk of van gebieden van het VEN. Ze bevinden zich evenmin in gekende of verwachte vliegroutes tussen voor vogels belangrijke gebieden. Ook heeft de directe omgeving van de turbines geen bijzonder belang (meer) voor beschermde soorten. De opmaak van een passende beoordeling of verscherpte natuurtoets is dan ook niet noodzakelijk volgens de opgestelde natuurstudie. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) werd door de vergunningverlener om advies gevraagd. De adviestermijn is inmiddels overschreden zonder dat ANB een advies heeft verleend. Het advies wordt bijgevolg geacht gunstig te zijn.

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V/

Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.