Terug
Gepubliceerd op 05/07/2021

2021_CBS_05342 - Omgevingsvergunning - OMV_2021066995. De Damhouderestraat 8. District Antwerpen - Weigering

college van burgemeester en schepenen
vr 02/07/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_05342 - Omgevingsvergunning - OMV_2021066995. De Damhouderestraat 8. District Antwerpen - Weigering 2021_CBS_05342 - Omgevingsvergunning - OMV_2021066995. De Damhouderestraat 8. District Antwerpen - Weigering

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021066995

Gegevens van de aanvrager:

BVBA N&J MANAGEMENT met als adres Doggenhoutstraat 3 te 2520 Ranst

Ligging van het project:

De Damhouderestraat 8 te 2018 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 10 sectie K nrs. 0 en 2759D6

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen

Voorwerp van de aanvraag:

omvormen van een eengezinswoning naar een meergezinswoning met 4 units

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          12/03/1923: toelating (1923#15136) voor het uitvoeren van gevel- en binnenveranderingen;

-          24/10/1906: toelating (1906#1830) tot het bouwen van een huis.

 

Vergunde/vergund geachte toestand

-          functie: eengezinswoning in art-nouveaustijl met een bruto vloeroppervlakte van circa 512,5m²;

-          bouwvolume:

  • besloten bebouwing met een ondergrondse bouwlaag en 3 bovengrondse bouwlagen onder pseudo-mansardedak;
  • smalle achterbouw in entresol over 2 bouwlagen onder plat dak;

-          gevelafwerking:

  • witte gevelsteen met puilijst, speklagen, lekdrempels, lateien, hoekblokken, vensterposten en kraagstenen in blauwe hardsteen;
  • twee ongelijke voorgeveltraveeën met drielichten in breedste travee;
  • houten buitenschrijnwerk, donker gebeitst;
  • zwart gelakt ijzersmeedwerk (keldertralie en voetschraper).

-          inrichting:

  • op gelijkvloers en eerste verdieping: zijdelingse inkom- en traphal, enfilade van gelambriseerde salons in neorococostijl en eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl, veranda met terras en fumoir in de entresol.

 

Huidige toestand

-          vaststelling (ID: 99314) van Burgerhuis in art-nouveaustijl als bouwkundig erfgoed;

-          in overeenstemming met de vergunde toestand, afgezien van onderstaande interne en externe wijzigingen:

  • verkleinen van buitenschrijnwerk uitkijkend over de tuin aan achtergevel op 2de verdieping;
  • dichtmaken raam in zijgevel naar plat dak op 2de verdieping;
  • verkleinen koepel boven trap naar entresol;
  • plaatsen van een dakkapel in het pseudo-mansardedak aan achtergevel.
  • maken van een bijkomende deuropening tussen de traphal en het middensalon op het gelijkvloers;
  • wijzigen van enkele interne muren in de entresol en invoegen van een technische schacht;
  • invoegen van een binnenwand met deur in de voorkamer op de 1ste verdieping en in de traphal op de 2de verdieping;
  • maken van een opening in de muur tussen de voorruimtes op de dakverdieping;

 

Gewenste toestand

-          functie: meergezinsgebouw met 4 wooneenheden:

  • 1 eenslaapkamerappartement met een netto vloeroppervlakte van 67 m² (unit 0.1);
  • 3 eenslaapkamerappartementen met een netto vloeroppervlakte van 86 m² (unit 1.2), 67 m² (unit 2.3) en 62 m²(unit 2.4);

-          bouwvolume:

  • besloten bebouwing met 1 ondergrondse bouwlaag en 3 bovengrondse bouwlagen onder pseudo-mansardedak;
  • smalle achterbouw in entresol over 2 bouwlagen onder plat dak;

-          geïsoleerde en bepleisterde achtergevel.


Inhoud van de aanvraag

-          vermeerderen van het aantal wooneenheden van 1 (eengezinswoning) naar 4 (meergezinswoning);

-          interne, constructieve werken.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)

10 mei 2021

4 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

Fluvius System Operator

10 mei 2021

2 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

10 mei 2021

17 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

10 mei 2021

11 mei 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

10 mei 2021

14 juni 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een woongebied. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. (Artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De verordening hemelwater is niet van toepassing op de aanvraag.
 

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgend(e) punt(en):

  • artikel 5 Cultuurhistorisch erfgoed:
    de voorgestelde toename van het aantal wooneenheden (4 i.p.v. 1) veroorzaakt een aanzienlijke wijziging in gebruik, inrichting en voorkomen van een op de inventaris vastgesteld bouwkundig erfgoed, hetgeen ingaat tegen de wenselijkheid van behoud;

de erfgoedwaarde van het gebouw wordt op aangetast;

  • artikel 6 Harmonie en draagkracht:
    door het vermeerderen van het aantal wooneenheden van 1 naar 4 wordt de draagkracht van het perceel en het gebouw overschreden;
  • artikel 10 Inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte

Bij volume-uitbreiding moeten de inplanting, bouwhoogte en bouwdiepte in harmonie zijn met het referentiebeeld, zoals nader bepaald in Artikel 6 “Harmonie en draagkracht”. Er kan niet gerefereerd worden naar bestaande gebouwen die niet in harmonie of storend zijn met de omgeving.
Het vergunde volume is reeds maximaal. Dit wordt uitgebreid door een spiltrap, een scheimuurverhoging en een dakterras;

  • artikel 15 In- en uitsprongen aan daken:
    de dakkapel in de achtergevel doorbreekt de kroonlijst;
  • artikel 21 Minimale hoogte van ruimten:

het is niet duidelijk of de gemeenschappelijke waskamer en berging een minimale vrije hoogte heeft van minimaal 2,20 m.

het vloerniveau van de kelder ligt meer dan 1,50 m lager dan het aangrenzende maaiveld, waardoor deze niet in aanmerking komt als verblijfsruimte;

  • artikel 23 Opdelen van een woning:

het opdelen van een woning is slechts toegestaan indien er één woongelegenheid met een netto-vloeroppervlakte van minstens 100m² behouden blijft. Gezien het kelderniveau niet in aanmerking komt als verblijfsruimte, wordt hier niet aan voldaan;

  • artikel 26 Afvalverzameling:

de gemeenschappelijke ruimte voor afvalverzameling dient voorzien te worden van verluchting;

  • artikel 29 fietsstalplaatsen:

de voorziene fietsenberging is niet vlot toegankelijk en daardoor niet bruikbaar;

  • artikel 34: het ophogen van de scheimuur met een groenscherm is geen massief en ongeperforeerd materiaal;
  • artikel 41 Kenmerken aansluiting van de leidingen met het openbaar rioolstelsel:

aparte toezichtsputten of opzetbuizen voor “RWA” en “DWA” op het private perceel en zo dicht mogelijk bij de perceelsgrens ontbreken. De aansluitpunten moeten minstens 0,20m en hoogstens 0,50m uit elkaar gelegen zijn.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

 

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project heeft een beperkte oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
 

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

 

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

-          BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen wordt betrokken bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag stelt voor om een eengezinswoning op te delen in 4 zelfstandige wooneenheden. Wonen is functioneel inpasbaar in de omgeving, maar een stijging van het voorgestelde aantal woningen leidt tot het overschrijden van de draagkracht van het gebouw en het perceel. De aanvraag is strijdig met artikel 6 van de bouwcode.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag betreft een burgerwoning met 3 bouwlagen onder mansardedak. Achteraan heeft het gebouw een achterbouw met 3 hoge bouwlagen aan de linkerzijde en een entresol met 3 lagere verdiepingshoogtes aan de rechterzijde. Het bouwvolume van het gebouw is maximaal, doch in harmonie met de kenmerkende configuraties in de omgeving.

 

De aanvraag stelt voor om het bouwvolume uit te breiden door een spiltrap achteraan de gevel te plaatsen. Ook wenst de aanvraag de scheimuur met de rechterbuur ter hoogte van de 3de bouwlaag te verhogen door middel van een groenscherm.

 

De voorgestelde uitbreidingen zijn strijdig met de bouwcode (art. 6) en de goede ruimtelijke ordening van de plaats. Een spiltrap achteraan overschrijdt het maximaal aanvaardbare bouwvolume en de kenmerkende achterbouwlijn van woongebouwen in de omgeving.

Het verhogen van de scheidingsmuur is strijdig met artikel 34 van de bouwcode aangezien de verhoging niet in een massief en ongeperforeerd materiaal is uitgevoerd. Daarnaast is een verhoging van de scheidingsmuur op voorgestelde plek niet aanvaardbaar aangezien het maximale bouwvolume aan de rechterzijde van het perceel op deze hoogte reeds werd bereikt.

 

Aan de achterzijde van het dak wordt een dakkapel toegevoegd die eveneens dienst doet als toegang naar het nieuwe dakterras op het platte dak van de uitbouw. Een dakkapel achteraan het dak is aanvaardbaar. Echter doorbreekt de aangevraagde dakkapel de kroonlijst waardoor de aanvraag strijdig is met artikel 15 van de bouwcode. Tevens is het voorgestelde dakterras op de het platte dak van de 3de verdieping achteraan niet aanvaardbaar aangezien het inkijk naar omliggende eigendommen veroorzaakt. Dit moet zich ten minste beperken binnen een denkbeeldige hoek van 45° ten opzichte van de perceelsgrenzen

 

De overige wijzigingen in het gebouw bevinden zich binnen het bestaande bouwvolume.

 

Visueel-vormelijke elementen en cultuurhistorische aspecten

De Damhouderestraat 8 is opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. Conform artikel 5 van de bouwcode geniet het gebouw de wenselijkheid van behoud. Omwille van de erfgoedwaarde van het gebouw mogen de aanwezige erfgoedelementen niet worden aangetast en dienen deze hersteld of versterkt te worden. Aan de stedelijke dienst Monumentenzorg werd advies gevraagd:

 

“A cultuurhistorische waardenstelling

Het pand is een burgerhuis in ingehouden art-nouveaustijl, volgens de bouwaanvraag uit 1906 opgetrokken door de aannemer C.J. Janssens-Coninckx, in opdracht van de weduwe Gustave Vaes. Van Janssens-Coninckx werden in Antwerpen bouwprojecten teruggevonden uit de jaren 1893 tot 1911.

Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien) met dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement uit witte Silezische brikken, met gebruik van blauwe hardsteen voor de bewerkte plint, puilijst, speklagen, lekdrempels, lateien, hoekblokken, vensterposten en kraagstenen. Asymmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de brede zijtravee met drielichten, die in de topgeleding wordt gemarkeerd door een rechthoekig spaarveld op kraagstenen. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, met registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met lekdrempel. Het art-nouveau-karakter berust vooral op de bewerking van de hardstenen onderdelen, en het patroon van het smeedwerk. Een typische kwartholle, gekorniste houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralie en voetschraper.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Op de begane grond is er een enfilade van een gelambriseerd salon in neorococostijl en een eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl met imposante schoorsteenmantels, met veranda met terras en flankerende 'cosy corner'. Gelijkaardige indeling op de eerste verdieping.

Het pand is waardevol omwille van de architecturale kwaliteiten, volgens het afwegingskader van de stedelijke dienst monumentenzorg. Voor dit type van panden gaan we dan ook uit van maximaal behoud van exterieur en interieur.

 

Afweging

Het pand is een eengezinswoning. Men wenst de eengezinswoning om te vormen tot 4 woongelegenheden.

 

Het kelderniveau wordt betrokken bij de woonunit op de gelijkvloerse verdieping.

De fumoir op de gelijkvloerse verdieping wordt vervangen door een gemeenschappelijke fietsenberging en een trap naar de kelder.

Volgens de informatie op plan  blijven de kamers bewaard en blijft de structuur afleesbaar. Alle binnendeuren blijven bewaard, net zoals plafondafwerking, schouwen en lambriseringen.

 

Op niveau 1 wordt eveneens 1 woonunit voorzien.  De schouw wordt ingewerkt in een kastenwand, het is echter niet duidelijk hoe dit gebeurt. De keuken wordt geplaatst in een kamer die volledig met lambrisering is afgewerkt. Er wordt een volume tegen de wand geplaatst. Het is niet duidelijk hoe dit kan in combinatie met behoud van de lambrisering. Ook de snede verduidelijkt niet. Tijdens de besprekingen werd ook meegegeven dat de lambrisering en aansluitend hierop ook de raamomkasting moest bewaard blijven. Op de snede wordt de lambrisering opgetekend, terwijl er een keukenmeubel tegen de wand wordt geplaatst. Er kan een keukeneiland geplaatst worden waarin alle functies voorzien worden zodat de wanden gevrijwaard blijven. De cosy corner (haard en zitelement verwerkt in gevelopening) worden eveneens verwijderd om een bureauruimte in te richten.

 

Op de 2de en 3de verdieping worden eveneens 2 woongelegenheden ingericht. De afwerkingsgraad en detaillering zijn hier eerder beperkt en hebben een lage erfgoedwaarde, waardoor het voorstel dat nu voorligt dan ook aanvaardbaar is gelet op de beperkte erfgoedwaarde.

 

De voorgevel wordt gereinigd en er wordt nieuw houten schrijnwerk geplaatst naar bestaand model. Als voorwaarde zal opgelegd worden detailtekeningen te bezorgen samen met fotomateriaal van de bestaande toestand voor verder advies.

De achtergevel wordt geïsoleerd. De gevelopeningen worden aangepast. Principieel is er geen bezwaar tegen het aanbrengen van isolatie, gelet op de beperkte erfgoedwaarde van de achtergevel. Aangezien we uitgaan van behoud van de fumoir en cosy corner en de omkasting van de gevelopening op de eerste verdieping, kunnen deze gevelopeningen niet aangepast worden. 

 

De fumoir is een typische invulling die uit de jaren ’20 van vorige eeuw dateert en bleef gaaf bewaard. Deze invulling wordt slechts in enkele gevallen nog (gedeeltelijk) aangetroffen en is meestal niet meer in goede staat. Deze fumoir is echter nog in zijn geheel bewaard gebleven en vanuit erfgoedoogpunt is het dan ook wenselijk deze integraal te bewaren en een nieuwe functie te geven.

Ook de invulling op niveau 1 van de entresol is een typisch voorbeeld van een cosy corner waarvan er nog weinig bewaard bleven. Het lijkt ons perfect mogelijk om de invulling te bewaren en deze ruimte om te vormen tot een bureauruimte. Behoud van de aankleding van deze ruimte zal dan ook als voorwaarde opgelegd worden.

Er werd gevraagd tijdens de besprekingen de ruimtes zo goed mogelijk afleesbaar te houden door te werken met lage volumes. De lambriseringen moeten eveneens integraal bewaard blijven. Als voorwaarde zal dan ook opgelegd worden geen nieuwe volumes tegen de lambriseringen te plaatsen (kast slaapkamer glv, keuken eerste verdieping). De gevelopening op de eerste verdieping achteraan moet behouden blijven, gelet op de omkasting die deel uitmaakt van de aankleding van deze ruimte en dus ook bewaard moet blijven.”

 

Het bovenstaande advies van de stedelijke dienst monumentenzorg wordt bijgetreden vanuit ruimtelijk oogpunt. Monumentenzorg legt op om de waardevolle erfgoedelementen te bewaren. Dit laat zich samenvatten als het behoud van de gelijkvloerse fumoir, het behoud van de cosy corner op de eerste verdieping, het behoud van omkastingen rond raamopeningen op de 1ste verdieping en het behoud van alle lambriseringen. Het advies formuleert dat het niet duidelijk is of de aangevraagde werken verenigbaar zijn met de erfgoedwaarde van het pand, dit omwille van een gebrek aan documentatie. Door het ontbreken van deze info is de aanvraag strijdig met artikel 5 van de bouwcode. Voorts kan gesteld worden dat de voormalige burgerwoningen waardevolle interieurelementen heeft en een opdeling van dit gebouw tot 4 woningen, de erfgoedwaarde van deze interieurelementen aantast.

De voorgestelde opdeling en herinrichting kan bijgevolg niet gunstig beoordeeld worden.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De stad telt heel wat eengezinswoningen, herenhuizen en tal van grondgebonden woningen. Echter worden deze woningen steeds vaker opgedeeld in kleinere woonentiteiten. Dit is ook het geval in voorliggende aanvraag. Om gezinnen in de stad te kunnen blijven aantrekken en behouden is het nodig om de eengezinswoningen te beschermen. In uitzonderlijke gevallen kunnen eengezinswoningen opgedeeld worden, indien het gaat over grotere woningen en indien er na opdeling een voldoende grootte wooneenheid overblijft. Algemeen wordt als grote woning een woning beschouwd van 130m². Minimaal legt de bouwcode een woninggrootte op van 100m² (art. 23).

De grootste woongelegenheid in het project bedraagt circa 86 m² netto.

De aanvraag stelt dat de gelijkvloerse woning, met een deel in de sous-sol een oppervlakte heeft van 124 m². Deze berekening klopt niet aangezien de kelderruimten niet meegerekend kunnen worden. De kelder kan niet beschouwd worden als een bewoonbare kelder. Strijdig met de definitie van de bouwcode, ligt de vloerpas meer dan 1,5 meter onder het maaiveld. Bijgevolg is de leefbare oppervlakte van de wooneenheid die wordt ingericht op de gelijkvloerse- en de kelderverdieping slechts 67m² groot in plaats van de op te plannen vermelde 157 m².

Omwille van het ontbreken van een grotere woning dient de aanvraag geweigerd te worden.

 

Doordat zoals eerder in deze beoordeling is vermeld zijn de voorgestelde buitenruimtes niet aanvaardbaar. Hierdoor hebben niet alle zelfstandige wooneenheden een private buitenruimte, waardoor de wooneenheden niet over voldoende woonkwaliteit beschikken. Ook omwille hiervan dient de aanvraag geweigerd te worden.

 

Op basis van de aangeleverde informatie is het niet duidelijk of de vrije hoogte van de gemeenschappelijke berging op de tussenverdieping een minimale hoogte heeft van 2,20 m, conform artikel 21 van de bouwcode.

 

Het is niet duidelijk of de afvalberging voldoende verlucht wordt conform artikel 26 van de bouwcode. De toezichtsputten of opzetbuizen voor ‘RWA’ en ‘DWA’ liggen te ver van de perceelgrens conform artikel 41 van de bouwcode.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een bouwaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeernormen uit de bouwcode artikel 30 (tabel) goedgekeurd door het college op 25 oktober 2014 en herzien op 1 maart 2018 vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 3 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van het aantal wooneenheden.

 

Bij projecten tot 5 wooneenheden is de parkeernorm 1. Er worden 3 bijkomende woningen voorzien.

 

De plannen voorzien in 0 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 0.

 

In een aantal gevallen genereert een aanvraag een werkelijke parkeerbehoefte maar kunnen de plaatsen om stedenbouwkundige redenen niet gerealiseerd worden. Dit is het geval in voorliggende aanvraag die betrekking heeft op een gebouw op een pand met een perceelsbreedte van minder dan 8 m. Volgens artikel 12, §3, 1° (Levendige plint) van de bouwcode is een toegangspoort voor een autobergplaats niet toegelaten.

Daarnaast betreft de een gebouw dat is opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed. Indien de werkelijke parkeerbehoefte op het perceel moet gerealiseerd worden, zou de erfgoedwaarde van het gebouw teniet worden gedaan. Daarom mogen geen parkeerplaatsen voorzien worden.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 3.

 

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 3 plaatsen.

 

 

Fietsvoorzieningen:

Voor de 3 bijkomende wooneenheden moeten er 6 fietsstalplaatsen voorzien worden:

-          3 appartementen met 1 slaapkamer = 3 x 2 (1 slaapkamer + 1 extra) = 6

 

De 6 voorziene stalplaatsen zijn niet bruikbaar. De fietsenberging in de gang achteraan is niet vlot bereikbaar doordat er een niveauverschil met een trap overbrugd moet worden. De aanvraag is strijdig met artikel 29 van de bouwcode.

 

 

Uit bovenstaande kunnen we concluderen dat door het omvormen van 1 grote woongelegenheid naar 4 kleinere entiteiten de densiteit op onaanvaardbare wijze stijgt. De herinrichting heeft een te negatieve impact op de waardevolle interieurelementen. Door de afwezigheid van aanvaardbare buitenruimtes, een bruikbare fietsenberging, de aantasting van de en het eenzijdig woonaanbod is de draagkracht van het gebouw en het perceel overschreden.

Geadviseerd wordt om de aanvraag te weigeren.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te weigeren, omwille van onverenigbaarheden met stedenbouwkundige voorschriften en een goede ruimtelijke ordening.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

14 april 2021

Volledig en ontvankelijk

10 mei 2021

Start openbaar onderzoek

geen

Einde openbaar onderzoek

geen

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

9 juli 2021

Verslag GOA

24 juni 2021

naam GOA

Katrijn Apostel

 

Onderzoek

De aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, werden om hun standpunt gevraagd.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Schriftelijke bezwaarschriften

Schriftelijke gebundelde bezwaarschriften

Petitielijsten

Digitale bezwaarschriften

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning te weigeren.

Artikel 3

De plannen waarvan het overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, maken integraal deel uit van dit besluit.

Artikel 4

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.