De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
10 juni 2021 | 9 juli 2021 | 1 | 0 | 0 | 6 |
Bespreking van de bezwaren
Tijdens het openbaar onderzoek werden 7 bezwaren ingediend die als volgt kunnen worden samengevat:
Grondvervuiling, stockage, stofhinder:
In de bezwaarschriften wordt verwezen naar de PFAS-problematiek, zowel op het vlak van grondwater in het kader van bemalingen als wat betreft het grondverzet.
De vrees wordt geuit dat door de bemalingen de grondwatervervuiling veroorzaakt door 3M zich verder zal verspreiden en dat geen waterzuivering is voorzien.
Eveneens wordt gevreesd dat de verontreinigde gronden zich zullen vermengen met de niet verontreinigde gronden en verwacht men stofhinder ten gevolge van de opslag van gronden.
Beoordeling:
Deze ongerustheid is begrijpelijk maar op basis van de huidige kennis wordt aangenomen dat de kortstondige bemalingen niet van die aard zijn significante verschuivingen van het grondwater met zich mee te brengen. Uit de bemalingsstudie blijkt dat de invloedszone van de bemalingen mede door het werken met een gesloten bouwput beperkt is en niet reikt tot Blokkersdijk.
Dit neemt niet weg dat alvorens met de eigenlijke bemaling te starten een staalname uitsluitsel moet geven over de samenstelling en kwaliteit van het op te pompen grondwater en de bemalingsstrategie daarop af te stemmen en desnoods bij te sturen (waterzuivering). Uiteraard is ook hier de voorziene monitoring onder leiding van een bodemdeskundige van belang, dit moet toe laten snel te kunnen schakelen wanneer dit nodig zou blijken te zijn.
Wat betreft het grondverzet, in tegenstelling tot wat in de bezwaren wordt gesteld namelijk dat de uit te graven bodem door PFOS is verontreinigd, wordt op basis van de uitgevoerde staalnamecampagne geen vervuiling met PFOS vastgesteld. Met de nuancering dat voortschrijdend inzicht het toetsingskader heeft bijgesteld en dat ook hier een verdere bemonstering en monitoring van de opgeslagen gronden aan de orde is.
De duidelijke vraag in het bezwaarschrift om de hoogte van de grondhopen te beperken is terecht, vanuit het voorzichtigheidsprincipe lijkt een beperking van de ophoging een logische stap. In de oorspronkelijke dossierstukken van het vergunningsdossier van BAM en het project-MER wordt een hoogte van 8 meter gesuggereerd.
De opmerking met betrekking tot het vermengen van de grond (verdunning van de concentraties) lijkt niet aan de orde. Of uit analyse blijkt dat de grond geschikt is voor hergebruik in de werfzone of uit analyse blijkt dat niet zo is, in dat geval moet de grond worden afgevoerd conform de wettelijke bepalingen terzake.
Het extra formuleren van de verplichting om steeds te werken met BBT is overbodig, deze werkwijze is in de vigerende wetgeving vervat en hoeft niet apart hernomen te worden in een bijzondere voorwaarde.
Druk op natuurgebieden:
Er wordt gevreesd dat door de werken en de uitgebreide werfzone de recreatieve druk op de natuurgebieden die nog wel bereikbaar zijn fel zal toenemen.
Beoordeling:
Deze vrees is niet ongegrond alleen lijkt het eerder een taak voor de bevoegde overheden en diensten om in deze aangelegenheid regulerende initiatieven te nemen dan dat hier een taal ligt voor de aannemer en de verantwoordelijke van de werf. Dit aspect valt buiten de contouren van bijzondere vergunningsvoorwaarden.
Grens werfzone:
De bezwaarindiener is concessiehouder en gebruiker van een terrein gelegen te Antwerpen aan de Scheldelaan, omvattend onder meer de percelen die kadastraal gekend zijn als 14de afdeling, sectie C, nr. 65/L, 65/M, 11K en 33/H.
Een deel van de concessie zal in onderling overleg worden beëindigd ten behoeve van de werfzone van het Oosterweelproject. Na de werken zal de bezwaarindiener een deel van die overgedragen zone terug in concessie nemen.
Op 8 januari 2021 is een splitsingsplan opgemaakt waarop de grenzen van de tijdelijke gewijzigde concessie van de bezwaarindiener staan opgetekend. De grenzen van het splitsingsplan wijken af van de projectzone zoals die zijn weergegeven in de omgevingsvergunning OMV 2020034861 voor het hele Oosterweelproject, maar het splitsingsplan is dan ook van latere datum.
De grens van de “werkstrook” is dan ook niet correct weergegeven.
Beoordeling:
Dit bezwaar, voor zover het een bezwaar is, heeft geen betrekking op ingedeelde activiteiten, noch op stedenbouwkundige aspecten. Wellicht kan een landmeter hier klaarheid brengen.
Aanmeerpontons, Europese Habitatrichtlijnen:
In de vergunningsaanvraag is ook voorzien in de aanleg van twee aanmeerpontons langs de Schelde. Volgens de bezwaarindiener betekent dit een verstoring in het Europese Habitatrichtlijngebied (Speciale Beschermingszone). Hierdoor heeft deze volledige zone eenzelfde beschermde en compensatieplicht.
De beschrijving van de plaatsing van het ponton tegenover specialebeschermingszone (SBZ) Blokkersdijk is niet correct. Deze ligt namelijk niet op 225 m afstand maar eerder ‘direct aanliggend’ volgens de bezwaarindiener.
De berekening van de ingenomen oppervlakte in het VEN en habitatrichtlijngebied is eveneens niet correct. Het volledige ponton moet in rekening worden gebracht en niet enkel de palen.
Volgens artikel 6 van de Europese Habitatrichtlijn kan de vergunningverlenende overheid geen toestemming geven indien niet met zekerheid kan worden aangetoond dat een project geen negatieve gevolgen zal hebben. Er moeten gedegen alternatieven onderzocht worden.
Beoordeling:
De aanvraag bevat in het bouwluik van de omgevingsvergunningaanvraag een passende boordeling en verstrengde natuurtoets voor de aanleg van de aanlegsteigers.
In de passende beoordeling wordt op basis van artikel 36ter van het Natuurdecreet, de Vlaamse omzetting van artikel 6 van de Europese Habitatrichtlijn, nagegaan of het project kan leiden tot significante effecten.
Er wordt melding gemaakt van het “projectgebied” op basis van omgevingsvergunning OMV/2020034861.
Bij de passende boordeling en verstrengde natuurtoets wordt er echter ook rekening gehouden met de delen van de aanlegsteigers die zich buiten het ‘projectgebied’ bevinden waarbij alle biotopen worden onderzocht.
De passende boordeling en verstrengde natuurtoets houden rekening met de volledige plaatsing van de aanlegsteigers niet enkel met de palen van het ponton.
Het vogelrichtlijngebied (SBZ-V) 'De Kuifeend en Blokkersdijk' (BE2300222) is weldegelijk gelegen op circa 225 meter van de aanmeerlocatie op LO.
De constructies zullen slechts gebruikt worden voor de periode van de werken (ongeveer 8 jaar).
De locaties worden gekenmerkt door de aanwezigheid van antropogene harde substraten, welke in biologische waarde beperkter zijn.
Beide locaties maken geen deel uit van grotere slikken- en schorrencomplexen.
De omgevingsvergunninaanvraag leidt enkel tot een tijdelijke verminderde kwaliteit van habitatelementen.
Er is geen vernietiging van volwaardige habitats waardoor er geen aanzienlijke negatieve effecten zijn voor de natuurlijke kenmerken van het SBZ en de realisatie van de IHD’s.
In de passende beoordeling wordt een tijdelijke inname van ca. 0,21 ha Habitatrichtlijngebied in rekening gebracht. De beperking tot de inname tot de palen van de pontons geldt enkel voor de vegetatiewijziging aangezien op deze oppervlakte de vegetatie ingenomen wordt.
Er werd een passende beoordeling uitgevoerd om na te gaan of het project significante effecten heeft op de natuurlijke kenmerken, de habitats en soorten en hun instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken habitatrichtlijngebied. De beoordeling concludeert dat door de werken een beperkte negatieve impact ontstaat ten gevolge van een lange termijn ruimtebeslag (ongeveer 8 jaar) van een beperkte oppervlakte aan habitattypische elementen, meer bepaald riet. Er wordt echter niet verwacht dat riet verdwijnt en dat er sprake zal zijn van het verlies van volwaardig habitat. Daarenboven werd dit tijdelijk verlies reeds gecompenseerd door de aanleg van de Burchtse Weel.
Tevens werd een verscherpte natuurtoets uitgevoerd om na te gaan of de werken leiden tot vermijdbare, onvermijdbare en onherstelbare schade. De toets concludeert dat de werken geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN gebied veroorzaken.
Daardoor worden geen alternatieven onderzocht.
Informatievergadering
Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 17 juni 2021.
Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:
Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.
Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:
- een openbaar onderzoek te houden;
- advies uit te brengen.
Projectnummer: | OMV_2020142147 |
Gegevens van de aanvrager: | VVZRL Tijdelijke Maatschap COTU met als adres Laarstraat 16 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Gegevens van de exploitant: | VVZRL Tijdelijke Maatschap COTU (0680813801) met als adres Laarstraat 16 te 2610 Wilrijk (Antwerpen) |
Ligging van het project: | Charles de Costerlaan zn (zonder nummer) te 2050 Antwerpen, Noordscheldeweg zn te 2050 Antwerpen en Scheldelaan zn te 2030 Antwerpen |
Kadastrale gegevens: | afdeling 7 sectie G nrs. 1327C, 1328F, 1328D, afdeling 13 sectie N nrs. 539D, 539E, 541A, 542F, 544, 545, 546, 547, 548B, 548A, 549, 550, 551, 552C, 552A, 553B, 589A, 590A, 591, 592, 593, 594A, 594C, 595A, 596, 597, 598, 599, 600, 601, 602A, 603A, 604A, 641C, 642C, 642D, 643G, 643F, 644C, 646D, 646E, 647A, 648C, 648D, 649C, 650A, 700A, 701B, 701A, 702, 704E2, 704H2, 704K2, 704G2, 704N2, 704D2, 704L2, 704M2, 705V2, 762A6, 763C, 763B, afdeling 14 sectie C nrs. 1H, 1K, 1L, 2A, 25B, 33G, 46C, 50D, 60D en 65L |
Inrichtingsnummer: | 20201023-0077 (Werfzone Linkeroever en Rechteroever - Milieu) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | uitvoeren van infrastructuurwerken op de rechter- en linkerScheldeoever te Antwerpen, die kaderen in de realisatie van de Oosterweelverbinding |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- 20/11/2020: vergunning (20201809 - OMV_2020034861) voor het bouwen en de exploitatie van de Oosterweelverbinding;
- bescherming als monument (ID: 7005) van Parochiekerk Sint-Jan de Doper.
Vergunde toestand
Vergunning 20201809 in uitvoering 07/12/2020):
- de Antwerpse Ring wordt rond gemaakt (Oosterweelverbinding);
- nieuwe tunnel onder de Schelde (Scheldetunnel);
- vernieuwde snelwegen en heraangelegde knooppunten;
- verzonken Oosterweelknooppunt die de Scheldetunnel met de kanaaltunnels verbindt;
- kanaaltunnels die het Oosterweelknooppunt verbinden met de Ring;
- heraangelegde R1:
- fietsbrug over het Albertkanaal;
- stedelijk plein aan het Sportpaleis boven overkapte Antwerpse Ring;
- heringerichte IJzerlaan;
- groen- en recreatiezones;
- fietspaden en wandelwegen langsheen autowegen en door groenzones.
Gewenste toestand
Tijdelijke werfinrichting (8 jaar) voor de uitvoering van werken in het kader van de infrastructuurwerken Scheldetunnel Linker- en Rechteroever:
- werfzone Linkeroever (4 locaties):
- werfzone Rechteroever (2 locaties):
Inhoud van de aanvraag
Tijdelijk inrichten van een werf (8 jaar) voor de uitvoering van werken in het kader van de infrastructuurwerken Scheldetunnel Linker- en Rechteroever:
- oprichten van aanmeerlocaties in de Schelde op Linker- en Rechteroever;
- aanleggen van tijdelijke verhardingen en infrastructuurwerken:
- bouwen van een beleefcentrum, een portiersloge en twee arbeidersketen op Linkeroever;
- machtigingen werken aan en binnen 5 m strook van een waterloop:
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Met ministerieel besluit van 20 november 2020 werd de omgevingsvergunning verleend aan de BAM (Lantis) voor de realisatie van de Oosterweelverbinding (OMV_2020034861) waarvan het project Scheldetunnel deel uitmaakt.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag slaat op de inrichting en exploitatie van de bouwwerven en de bemalingswerken nodig voor de realisatie van de Scheldetunnel in het kader van het Oosterweelproject.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 4.500 m³/jaar |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 67,52 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.500 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 6.600 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 10 verdeelslangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 2 x 630 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 40 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werk- en herstelplaats |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 9 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 871 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 4.800 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16,80 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 120 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | 120 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 0,67 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000 liter |
53.2.1°b) | bronbemaling in beschermd gebied, natuurgebied of parkgebied noodzakelijk voor de verwezelijking van een bouwkundig werk of de aanleg van nutsvoorzieningen; | 1.608 m³/dag |
61.2.2° | tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. | 493.000 m³ |
Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden
1. | Bij te stellen voorwaarde: Voor de geplande activiteiten ter hoogte van de werfzones op de linker en rechter Scheldeoever worden een aantal afwijkingen aangevraagd in voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag. Het betreffen afwijkingen van de algemene en sectorale voorwaarden van VLAREM II, meer specifiek van: artikel 4.2.3.1 3° (incl. bijlage 2.3.1.), artikel 4.2.5.1.1.§1 en artikelen 5.61.2.§2, §3 en §4.
Voorgesteld alternatief/aanvulling: - Artikel 4.2.3.1 3° (incl. bijlage 2.3.1.): lozingsnorm arseen: 50 µg/liter. - Artikel 4.2.5.1.1.§1: het niet moeten voorzien van een meetgoot bij de lozing van bedrijfsafvalwater op de werfzones Linker- en Rechteroever. - Artikel 5.61.2.§2: vrijstelling tot de verplichting tot het plaatsen en gebruiken van een geijkte weegbrug met automatische registratie op de werfzone Linkeroever. De vrachten die per schip worden aangevoerd zullen geregistreerd worden met geijkte meetsystemen aan boord van schepen. - Artikel 5.61.2.§3: het toestaan van TOP-activiteiten tussen 6.00 – 24.00 uur. - Artikel 5.61.2.§4: het toestaan dat geen register wordt bijgehouden. Een basisregistratie van het aantal dumpers zal aantoonbaar zijn via dagrapporten. |
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel/ B.A.M. | 24 juni 2021 | 8 juli 2021 | Geen bezwaar |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen | 24 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 5 juli 2021 | 9 juli 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Lokale Politie/ Centrale Preventie | 24 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Lokale Politie/ Verkeerspolitie | 24 juni 2021 | 2 juli 2021 | Geen bezwaar |
Water-link | 24 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Interne adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie | 22 juni 2021 | 24 juni 2021 |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering | 22 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Ondernemen en Stadsmarketing/ Visit Antwerpen | 22 juni 2021 | 13 juli 2021 |
Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen | 22 juni 2021 | 13 juli 2021 |
Stadsontwikkeling/ Beheer en Operaties | 22 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Stadsontwikkeling/ Klimaat en Leefmilieu | 22 juni 2021 | 12 juli 2021 |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit | 22 juni 2021 | 5 juli 2021 |
Stadsontwikkeling/ Mobiliteit/ Oosterweelverbinding | 22 juni 2021 | 12 juli 2021 |
Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie | 22 juni 2021 | 28 juni 2021 |
stadsontwikkeling/ publieke ruimte | 22 juni 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen, goedgekeurd op 30 april 2013. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven en gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Oosterweelverbinding-Wijziging, goedgekeurd op 20 maart 2015. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: werfzone, zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur, natuurgebied, parkgebied, bosgebied en gebied voor wegeninfrastructuur.
Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan RUP Esmoreitpark, goedgekeurd op 31 mei 2012. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zone: artikel 1: zone voor groen - park met recreatief medegebruik (gr).
Het goed is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het goed ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een natuurgebied. De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden. In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in bijzonder natuurgebied (waterzuivering, afvoerleidingen).
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in het gebied waterweg. Binnen het havengebied werden sommige infrastructuurwerken aangeduid op het gewestplan en andere niet. Het is vrijwel onmogelijk al deze voorzieningen binnen een dergelijk dynamisch gebied op voorhand te plannen. De aanduidingen als industriegebied voor het havengebied moet dan ook toelaten dat steeds alle waterbouwkundige, infrastructuur- en uitrustingswerken mogelijk zijn. Het was echter juridisch onmogelijk dat voor het havengebied een bijzonder planologisch voorschrift werd ingevoerd, qua bodembestemming.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Dit zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, die nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.
Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen.)
(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘goedgekeurde BPA’s en RUP’s'. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.) De aanvraag ligt niet in een verkaveling.
De aanvraag wordt getoetst aan de stedenbouwkundige voorschriften van de geldende gewestplannen, bijzondere plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen. Daar waar er geen onverenigbaarheden met deze voorschriften zijn genoemd, is ze in overeenstemming met deze plannen
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van het gewestplan met hoofdbestemmingen:
- natuurgebieden (en bijzonder natuurgebieden):
de natuurgebieden langs de Schelde, die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven door de letters N.H. overdrukt zijn, zijn mede bestemd voor werken voor waterzuivering en daarbij behorende afvoerleidingen naar de Schelde alsmede voor de aanleg van de ondergrondse leidingstraten tussen beide Schelde-oevers. Werken en handelingen die daarmee verband houden zijn er toegelaten, op voorwaarde dat het natuurlijk milieu er maximaal wordt behouden en beschermd of hersteld;
- bestaande waterwegen;
- industriegebieden:
deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten.
Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.
De aanmeerlocatie in de vorm van een tijdelijk ponton met laad- en loslatvorm en ophaalbrug op Linkeroever bevindt zich in de zone voor natuurgebied en voor bestaande waterwegen en staat niet in functie van waterzuivering. Een deel van de werf op Rechteroever valt in het industriegebied.
Een afwijking wordt toegestaan op basis van artikel 4.4.7 §2 van de VCRO en artikel 3 §2, 14° van het besluit van de Vlaamse Regering omtrent ‘de handelingen van algemeen belang’. De beperkte ruimtelijke impact wordt als volgt gemotiveerd:
- Het betreft hier een ponton in functie van de werking van de werf. Alle installaties zijn tijdelijk en verdwijnen na de oplevering van het project Scheldetunnel.
- Het zonevreemde deel van de tijdelijke werkstrook is beperkt in omvang. Dit deel van de werkstrook zorgt voor bijkomende ruimte voor het aanmeren van schepen voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel voor de bouw van het Oosterweelproject. Een afdoende aanmeercapaciteit is nodig om de mobiliteitsimpact van werfverkeer op een ruimer schaalniveau te beperken (via waterwegen i.p.v. wegen).
- De kade vervult op deze plaats geen rol voor andere bestaande havenbedrijven.
Het ruimtelijk bereik van de afwijking is beperkt en tijdelijk van aard. De afwijking heeft geen impact op het ruimtelijk functioneren van het gebied en de omliggende gebieden.
Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen
- Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:
Sectorale regelgeving
- Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.
- Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen.
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.
Beleidsrichtlijnen in het kader van goede ruimtelijke ordening (overeenkomstig artikel 4.3.1, §2, 2° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)
- BGO Wonen: de beleidsmatig gewenste ontwikkeling woninggrootte, woningmix en beschermen van eengezinswoningen (verder genoemd BGO Wonen), goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 24 juni 2019.
(De BGO Wonen kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De BGO Wonen is niet van toepassing op de aanvraag.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
De aanvraag betreft de uitvoeringsaanvraag voor de Oosterweelverbinding. Alle installaties zijn tijdelijk (circa 8 jaar) en verdwijnen na de oplevering van het project Scheldetunnel.
Schaal – ruimtegebruik – bouwdichtheid
De aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening op vlak van de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid.
De tijdelijke werfaccommodaties – bestaande uit beleefcentrum, portiersloge, arbeidersketen 1 en 2 – worden zodanig ingeplant dat deze minimaal zichtbaar zijn vanaf het openbaar domein. Tevens wordt door deze inplanting de grond optimaal gebruikt en naar maximale verdichting gestreefd.
Er wordt ter hoogte van de Blokkersdijk een bijkomende 2 m hoge schanskorf geplaatst als akoestische barrière. Deze extra verhoging zal ook het verspreiden van het stof verminderen. Deze werken zijn stedenbouwkundig aanvaardbaar.
De tijdelijke omleiding van de Tophatgracht en aansluiting op de Palingbeek is noodzakelijk om de tunneltoerit te kunnen realiseren. Deze werken zijn stedenbouwkundig aanvaardbaar.
Tevens worden in functie van de werfinrichting op Linker- en Rechteroever – respectievelijk 242 en 85 – parkeerplaatsen voorzien. De rijweg wordt in asfalt uitgevoerd, het overige gedeelte in waterdoorlatende verharding overeenkomstig artikel 30 van de bouwcode dat stelt dat parkeerplaatsen in open lucht moeten worden ingericht in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal zoals grasdallen, gewapend gras of verharding met kleinschalige elementen met open voegen.
In het kader van de werken voor de realisatie van de Scheldetunnel dienen tijdelijke aanlegsteigers gebouwd te worden. De tijdelijke aanlegsteigers voor de aan- en afvoer van grond, materialen en bouwstoffen op Linker- en Rechteroever zijn gelegen in het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’, waardoor er mogelijk effecten kunnen zijn op de instandhoudingsdoelen van het gebied. Daarom is een passende beoordeling vereist. Verder zijn de tijdelijke aanlegsteigers gelegen in of nabij de VEN-gebieden ‘304 Slikken en schorren nabij de Schelde’. De planlocatie van de aanlegsteiger op Linkeroever bevindt zich gedeeltelijk binnen de contouren van het VEN-gebied ‘340 De Blokkersdijk’. Hierdoor is een verscherpte natuurtoets vereist.
De passende beoordeling concludeert dat de werken een beperkte negatieve impact hebben op het habitatrichtlijngebied. Er treedt echter geen verlies aan volwaardig habitat op. Het tijdelijk verlies werd reeds gecompenseerd door de aanleg van de Burchtse Weel. Na afloop van de bouwwerken worden de steigers verwijderd en wordt het dijktracé heringericht. De verscherpte natuurtoets concludeert dat de tijdelijke steigers geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan het VEN gebied veroorzaken.
De stedelijke diensten Groen en Klimaat & Leefmilieu geven gunstig advies.
Volgende bijkomende voorwaarden wordt opgenomen in de omgevingsvergunning:
“Na de volledige afbraak van de aanlegsteigers dienen de afbraakmaterialen volledig verwijderd te worden en wordt eveneens het aanwezig afval opgeruimd.
De aanvrager zorgt ervoor om tot de meest gunstig mogelijke uitgangscondities te komen voor hervestiging en herstel van de slikken- en schorrehabitats en vegetaties.”
Visueel-vormelijke elementen
De aanvraag voldoet aan de goede ruimtelijke ordening op vlak visueel-vormelijke elementen.
De afwijking op artikel 11 ‘Materiaalgerbuik’ van de bouwcode is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
De afwerking van het beleefcentrum, de keet Lantis, de portiersloge, de arbeidersketen 1 en 2, het centraal magazijn en de fietsenberging worden alle voorzien van materialen zoals een houten schottenkeet en stalen golfplaten. Echter zijn al deze constructies tijdelijk van aard en primeert de functionaliteit van de gebruikte materialen, niet zozeer het esthetisch aspect. In dat opzicht kan de aanvraag aanvaard worden.
Cultuurhistorische aspecten en bodemreliëf
De aanvraag is voor advies opgestuurd naar de dienst Onroerend Erfgoed/Aarcheologie. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gedeeltelijk gelegen binnen woon- en recreatiefgebied met een oppervlakte boven 3.000 m² (ca. 72,4 ha) en ingreep in de bodem boven 1.000 m² (ca. 13,4 ha). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.
De archeologienota werd ingediend door de dienst Archeologie van de stad Antwerpen en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 20/02/2021. Het bijhorende programma van maatregelen beval een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische werfbegeleiding ter hoogte van het voormalige kamp Top Hat op Linkeroever, voor de werfinrichting op rechteroever werd geen programma van maatregelen opgemaakt (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/17557). De werken zijn aangaande de aangevraagde werkzaamheden, conform de archeologienota ID 14 944 met bijhorend programma van maatregelen, reeds uitgevoerd in functie van OMV_2020034861 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/14944). De deelzone met de oppervlakkige opgraving van Top Hat werd reeds vrijgegeven. Er dient bijgevolg voor deze werfinrichting voor zowel Linker- als Rechteroever geen verdere archeologische vervolgonderzoek te gebeuren. De vondstmeldingsplicht (Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.1.4) blijft echter steeds van kracht.”
De voorwaarden geformuleerd in dit advies zullen als voorwaarden bij de omgevingsvergunning worden opgelegd.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
De afwijking op artikel 21 ‘Minimale hoogte van ruimten’ van de bouwcode is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
De vrije hoogte van de verblijfsruimtes van de werfketens 1 en 2 is standaard 2,50 m en wijkt daarmee af van de minimale hoogte van 2,60 m voor verblijfruimtes, opgelegd door de bouwcode. De werfketen bestaan uit standaard verplaatsbare modules, waar de afwijking 10 cm bedraagt en als beperkt kan worden beschouwd. Tevens zijn de raamopeningen voldoende groot waardoor er voldoende lichtinval is en de lage plafondhoogte niet als hinderlijk kan worden beschouwd. De arbeiders verblijven tijdelijk in deze ruimten waardoor de afwijking op de bouwcode aanvaardbaar is.
Om de verblijfskwaliteit te verhogen, wordt in de voorwaarden opgenomen dat in de eetruimten op de gelijkvloerse en eerste verdieping – links bovenaan op plan – van werfkeet arbeiders 1 een raamopening moet geplaatst worden conform artikel 34 van de bouwcode betreffende de minimale lichtinval en luchttoevoer.
De afwijking op artikel 26 ‘Afvalverzameling’ van de bouwcode is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
Er worden containers geplaatst in open lucht binnen beperkte loopafstand van de diverse gebouwen. Er is een plan van aanpak opgemaakt voor de globale aanpak van afvalstromen en het scheiden van afval binnen het volledige werfgebeuren.
De afwijking van artikel 38 ‘Groendaken’ van de bouwcode is stedenbouwkundig aanvaardbaar.
De platte daken van werfkeet arbeiders 1 en 2 en portiersloge worden niet voorzien van een groendak. Echter zijn daken van constructies en gebouwen waarvan de vergunning in tijd beperkt is, vrijgesteld van dit artikel. De werfketen worden minstens 2 jaar voorzien en de werf zelf zal in totaal 8 jaar in beslag nemen.
In de voorwaarden wordt opgenomen om een septische put te plaatsen voor de portiersloge en beleefcentrum, conform artikel 43 van de bouwcode. Op de plannen van de portiersloge en beleefcentrum worden geen septische putten vermeld. Op plan staat vermeld dat deze worden aangesloten op de septische putten van de bedienden keet Lantis en keet TM COTU. Echter zitten deze niet aan de aanvraag vervat en is de inhoud van deze putten niet gekend. Er kan niet worden nagegaan of deze effectief worden geplaatst.
De aanvraag werd voor advies voorgelegd aan de dienst Business en Innovatie. De dienst adviseert voorwaardelijk gunstig met volgende beoordeling:
“Het project voorziet in een aantal werken in het kader van de oosterweelwerf op zowel Linker- als Rechteroever. Het gaat onder meer over aanlegsteigers (LO en RO), een aantal verhardingen, werflokalen, bezoekerscentrum, nutsleidingen, aanpassingen van infrastructuren, tijdelijke ingrepen, ... .
Uit het dossier zijn 2 aandachtspunten af te leiden :
Daarom wordt voor het dossier een voorwaardelijk gunstig advies gegeven.”
De voorwaarden geformuleerd in dit advies zullen als voorwaarden bij de omgevingsvergunning worden opgelegd.
Mobiliteitsimpact
Toetsing parkeerbehoefte
Het algemene principe is dat elke bouwaanvraag een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, is het de bedoeling om parkeren maximaal op eigen terrein te voorzien, het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).
Deze aanvraag heeft betrekking op de tijdelijke werfinrichting en werfwerkzaamheden binnen de werfzones van Linkeroever (LO) en Rechteroever (RO) voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. De parkeerparagraaf is niet van toepassing.
In de voorwaarden wordt wel opgenomen om het aantal parkeerplaatsen te voorzien, zoals vermeld in de beschrijvende nota bij de aanvraag “OWV_LOT2_W1_Werfinrichting linker en rechteroever_Verantwoordingsnota B26_rev1”. Op Linkeroever worden 242 plaatsen, inclusief 2 plaatsen voor mindervaliden en 4 plaatsen voor elektrische wagens voorzien (uitbreidbaar tot 10). Op Rechteroever worden 85 plaatsen (verdeeld over 2 delen), inclusief 1 plaats voor mindervalidenplaats en 4 plaatsen voor elektrische wagens voorzien (uitbreidbaar tot 10).
Per 10 autostalplaatsen dient er telkens 1 elektriciteitsvoorziening voorzien te worden ten behoeve van elektrische oplaadpunten voor wagens.
Bereikbaarheid
Zowel aan de Linkeroever als aan de Rechteroever wordt in de Schelde een tijdelijk ponton met laad-/losplatform en aanloopbrug opgericht.
Zowel op de Linkeroever als op de Rechteroever zijn de werven bereikbaar via tijdelijke toegangswegen. Op Linkeroever is deze weg circa 8 m breed en vertrekt vanaf Charles De Costerlaan. Op Rechteroever is de weg circa 7 m en vertrekt deze van de Scheldelaan. Zowel vrachtwagens als personenwagens zullen via hier de werfzone bereiken.
De paden in het Sint-Annabos blijven best met elkaar verbonden ter hoogte van de afsluiting van de werf zodat een continu netwerk van wandelpaden gedurende de werf gegarandeerd blijft.
Verkeersveiligheid en -leefbaarheid
De stad Antwerpen streeft naar een ambitieuze modal shift. In het kader hiervan onderschrijven we de milderende maatregelen uit het mobiliteitseffectenrapport Werf Scheldetunnel Oosterweel:
- Fietsen stimuleren door aanleggen van fietsvoorzieningen op de werf zoals:
- Verkeersveiligheid:
Om de kruising tussen fietsers en in- en uitrijdend werfverkeer op een veilige manier plaats te laten vinden wordt ter hoogte van de Charles De Costerlaan een fietstunnel voorzien.
- De helling van 6% is erg steil in combinatie met de smalle breedte en bochten in het tracé. Als voorwaarde wordt opgelegd om deze helling zo flauw mogelijk te maken.
- De bochten in het tracé zorgen voor verminderde zichtbaarheid van tegenliggende fietsers, maar ook voor minder sociale veiligheid. Als voorwaarde wordt opgelegd om het tracé zo vloeiend mogelijk te maken in functie van verkeers- en sociale veiligheid. Een andere uitvoeringsmethode bvb. met taluds i.p.v. een damwand kan ook bijdragen aan een beter overzicht.
- De fietstunnel heeft een vrije hoogte van 2,45 m. Dit is beperkt. Er dient een minimum vrije doorrijhoogte van 2,60 m voor fietsers voorzien te worden conform het draaiboek openbaar domein. Dit wordt opgelegd als voorwaarde.
- Een dubbel-richtingsfietstunnel met een breedte van 3 m is smal. Rekening houdend met 1 m schuwafstand tot de wanden resulteert dit in een bruikbare fietspad breedte van slechts 1 m. Als voorwaarde wordt opgelegd om de fietstunnel met een minimum breedte van 4,50 m te voorzien voor dubbel-richtingsfietsverkeer conform het draaiboek openbaar domein.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Voor de realisatie van de Scheldetunnel wordt zowel op Rechteroever als op Linkeroever een werf ingericht. Op Rechteroever situeert de werf zich grosso modo naast het Noordkasteel, op Linkeroever ter hoogte van het Sint-Annabos. De voorliggende aanvraag omvat tijdelijke stedenbouwkundige aspecten (o.a. de aanmeerlocaties op Rechteroever ten westen van het Noordkasteel en op Linkeroever ter hoogte van het Sint-Annabos. De fietstunnel ter hoogte van de Palingbeek en parkings op Rechteroever ter hoogte van de Scheldelaan naast de terreinen van Total en op Linkeroever ter hoogte van de Charles De Costerlaan en naast de bestaande Tophatgracht) als ingedeelde activiteiten. In deze beoordeling wordt gekeken naar de ingedeelde activiteiten.
De ingedeelde activiteiten worden gevraagd voor de volledige duur van de werken waarvan de duurtijd wordt geschat op 8 jaar. De tijdelijke bemalingswerken hebben een kortere termijn, het gaat dan over termijnen van enkele weken.
De ingedeelde activiteiten omvatten het inzetten van transformatoren, compressoren, warmtepompen, opslag van brandbare vloeistoffen en gevaarlijke stoffen, verdeelinstallaties voor brandstoffen, stelplaatsen voor voertuigen, een herstelwerkplaats en een wasplaats voor voertuigen. Verder ook het lozen van bedrijfsafvalwater en huishoudelijk afvalwater, indien vereist na zuivering. Voor de werf op Linkeroever komen daar nog twee specifieke activiteiten bij namelijk de tussentijdse opslag van uitgegraven bodem en grondwaterbemaling. Daarnaast zijn er uiteraard werfactiviteiten die op zich niet als ingedeelde activiteiten (vergunningsplichtig of meldingsplichtig) moeten worden beschouwd zoals cementcentrales en noodgeneratoren maar die mogelijk toch hinder of overlast kunnen veroorzaken.
Door de aard van de werkzaamheden en de nabijheid van het bedrijf 3M kan niet voorbijgegaan worden aan de PFAS-problematiek. Uit het dossier en de toelichting in het kader van het openbaar onderzoek blijkt duidelijk dat de exploitant en de bouwheer zich bewust zijn van de problematiek, wat blijkt uit de vele voorafgaandelijke staalnames en analyses en de samenwerking met de deskundigen aangesteld door de opdrachthouder van de Vlaamse regering. Toch moet benadrukt worden dat de exploitant nauw moet blijven waken over het stand-still-principe en ook tijdens de werkzaamheden de kans op verspreiding van PFAS en andere stoffen moet blijven monitoren. Van de bouwheer werd vernomen dat Lantis een omgevingsmonitoring zal opstarten in samenwerking met de VMM en technische ondersteuning van het VITO. Om de informatiedoorstroming over dit thema ook snel en helder naar de betrokken gemeenten te verzekeren is het aangewezen ook de gemeentebesturen bij deze monitoring te betrekken, zowel bij de opmaak als bij het uitrollen ervan. Als contactadres kan mi@antwerpen.be gebruikt worden.
De noodzakelijke bemalingen voor de realisatie van de collector, de riolering en de tijdelijke fietstunnel in de werfzone blijven qua waterbezwaar beperkt doordat het gaat om bemalingen in een gesloten bouwkuip en ze zijn bovendien van korte duur, 60 dagen voor de fietstunnel 70 dagen voor de rioleringswerken. In het slechtste geval bedraagt het dagdebiet 1.600 m³, wat wellicht nooit zal gehaald worden tenzij de drie bemalingen gelijktijdig worden opgestart wat niet erg waarschijnlijk is. Toch blijft het aangewezen voorafgaandelijk aan de eigenlijke bemaling het grondwater te bemonsteren (SAP plus PFAS).
Het dossier bevat een gedetailleerde lijst van milderende maatregelen en aanbevelingen die voornamelijk oorspronkelijk in het project-MER werden geformuleerd. De aanvrager heeft zich ertoe verbonden deze maatregelen en aanbevelingen te honoreren en dit is overigens ook opgenomen als eis in het bestek tussen bouwheer en aannemer. Niettegenstaande dit engagement lijkt het noodzakelijk deze bundeling van maatregelen en aanbevelingen te vertalen in bijzondere voorwaarden gekoppeld aan de vergunning. Tenslotte gaat het hier over een pakket van voorwaarden die moeten garanderen dat de werkzaamheden kunnen doorgaan met minimale overlast, hinder en impact voor mens en omgeving.
In het dossier worden enkele bijstellingen gevraagd op de algemene en sectorale voorwaarden.
De vraag tot het niet plaatsen van een meetgoot wordt gunstig geadviseerd. De meerwaarde van een meetgoot bij tijdelijke werfinrichtingen is gering en een alternatief (schepstaal) is voorhanden.
De gevraagde lozingsnorm voor arseen (50 µg/liter) is niet ongebruikelijk en werd in soortgelijke aanvragen reeds toegestaan, de vraag wordt gunstig geadviseerd.
De vraag tot het niet plaatsen van een weegbrug wordt eveneens gunstig geadviseerd, het grondtransport zal grotendeels via de waterweg verlopen met schepen uitgerust met een weegsysteem. Het aandeel van wegtransport is marginaal, in dit geval dus ook het gebruik van een weegbrug.
De vraag om te kunnen werken in een shift-stelsel van 6 uur in de ochtend tot middernacht is aanvaardbaar gelet op de ligging van de werfzone ten opzichte van woongebieden.
De vraag tot het niet hoeven bijhouden van een grondregister ligt moeilijker, door de relatieve uitgestrektheid van de werfzone bestaat het gevaar dat partijen grond niet precies genoeg kunnen getraceerd worden. Dit in combinatie met normering die als gevolg van voortschrijdend inzicht veelal strenger wordt dan soepeler, maakt dat de exacte tracering van partijen grond (afkomstig van welke locatie en waar precies opnieuw in de werfzone gebruikt) een extra middel om het stand-still principe te bewaken.
Advies van het college
De inrichting kan worden geëxploiteerd conform de algemene en sectorale voorwaarden vervat in het Vlarem. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt de aanvraag positief geadviseerd met uitzondering van de gevraagde afwijking tot het niet moeten bijhouden van een grondregister.
De gevraagde stedenbouwkundige handelingen worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. een raamopening voorzien in de eetruimten op de gelijkvloerse en eerste verdieping van werfkeet arbeiders 1, conform artikel 34 van de bouwcode;
3. goede signalisatie voor de fietsers op het Scheldelaan fietspad zone rond Noordkasteel te voorzien;
4. goede afstemming met de dienstregeling van de waterbus in kader van toerisme maar ook woon/werk verkeer te voorzien;
5. de helling van de fietstunnel Charles De Costerlaan zo flauw mogelijk te maken (< 6%);
6. het tracé van de fietstunnel Charles De Costerlaan zo vloeiend mogelijk te maken in functie van verkeers- en sociale veiligheid. Een andere uitvoeringsmethode bvb. met taluds i.p.v. een damwand kan ook bijdragen aan een beter overzicht;
7. een minimum vrije doorrijhoogte van 2,60 m voor fietsers in de fietstunnel Charles De Costerlaan te voorzien conform het draaiboek openbaar domein;
8. de fietstunnel Charles De Costerlaan met een minimum breedte van 4,50 m te voorzien voor dubbel-richtingsfietsverkeer conform het draaiboek openbaar domein;
9. het aantal parkeerplaatsen zoals vermeld in het document “OWV_LOT2_W1_Werfinrichting linker en rechteroever_Verantwoordingsnota B26_rev1” te voorzien;
10. na de volledige afbraak van de aanlegsteigers de afbraakmaterialen volledig te verwijderen en eveneens het aanwezig afval op te ruimen;
11. ervoor te zorgen om tot de meest gunstig mogelijke uitgangscondities te komen voor hervestiging en herstel van de slikken- en schorrehabitats en vegetaties;
12. de bouwheer meldt verplicht toevalsvondsten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologische waarde hebben volgens de vondsmeldingsplicht van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.1.4.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 4.500 m³/jaar |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 67,52 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.500 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 6.600 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 10 verdeelslangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 2 x 630 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 40 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werk- en herstelplaats |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 9 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 871 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 4.800 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16,80 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 120 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | 120 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 0,67 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000 liter |
53.2.1°b) | bronbemaling in beschermd gebied, natuurgebied of parkgebied noodzakelijk voor de verwezelijking van een bouwkundig werk of de aanleg van nutsvoorzieningen; | 1.608 m³/dag |
61.2.2° | tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. | 493.000 m³ |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Ontvangst adviesvraag | 3 juni 2021 |
Start openbaar onderzoek | 10 juni 2021 |
Einde openbaar onderzoek | 9 juli 2021 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste adviesdatum | 23 juli 2021 |
Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder volgende voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;
2. een raamopening voorzien in de eetruimten op de gelijkvloerse en eerste verdieping van werfkeet arbeiders 1, conform artikel 34 van de bouwcode;
3. goede signalisatie voor de fietsers op het Scheldelaan fietspad zone rond Noordkasteel te voorzien;
4. goede afstemming met de dienstregeling van de waterbus in kader van toerisme maar ook woon/werk verkeer te voorzien;
5. de helling van de fietstunnel Charles De Costerlaan zo flauw mogelijk te maken (< 6%);
6. het tracé van de fietstunnel Charles De Costerlaan zo vloeiend mogelijk te maken in functie van verkeers- en sociale veiligheid. Een andere uitvoeringsmethode bvb. met taluds i.p.v. een damwand kan ook bijdragen aan een beter overzicht;
7. een minimum vrije doorrijhoogte van 2,60 m voor fietsers in de fietstunnel Charles De Costerlaan te voorzien conform het draaiboek openbaar domein;
8. de fietstunnel Charles De Costerlaan met een minimum breedte van 4,50 m te voorzien voor dubbel-richtingsfietsverkeer conform het draaiboek openbaar domein;
9. het aantal parkeerplaatsen zoals vermeld in het document “OWV_LOT2_W1_Werfinrichting linker en rechteroever_Verantwoordingsnota B26_rev1” te voorzien;
10. na de volledige afbraak van de aanlegsteigers de afbraakmaterialen volledig te verwijderen en eveneens het aanwezig afval op te ruimen;
11. ervoor te zorgen om tot de meest gunstig mogelijke uitgangscondities te komen voor hervestiging en herstel van de slikken- en schorrehabitats en vegetaties;
12. de bouwheer meldt verplicht toevalsvondsten waarvan hij redelijkerwijs vermoedt dat ze archeologische waarde hebben volgens de vondsmeldingsplicht van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.1.4.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.2.2°a) | het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan; | 4.500 m³/jaar |
3.4.2° | het lozen van meer dan 2 m³/uur tot maximaal 100 m³/uur bedrijfsafvalwater; | 67,52 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 1.500 m³/jaar |
6.4.1° | opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 6.600 liter |
6.5.2° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met meer dan twee verdeelslangen; | 10 verdeelslangen |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 2 x 630 kVA |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 40 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werk- en herstelplaats |
15.4.2°a) | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van minder dan 10 motorvoertuigen en hun aanhangwagens per dag, volledig of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan industriegebied; | 9 motorvoertuigen en hun aanhangwagens/dag |
16.3.2°b) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW; | 871 kW |
17.1.2.1.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter; | 4.800 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 16,80 ton |
17.3.4.3° | bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 120 ton |
17.3.6.3° | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton; | 120 ton |
17.3.7.1°b) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 2 ton, als de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied; | 0,67 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 4.000 liter |
53.2.1°b) | bronbemaling in beschermd gebied, natuurgebied of parkgebied noodzakelijk voor de verwezelijking van een bouwkundig werk of de aanleg van nutsvoorzieningen; | 1.608 m³/dag |
61.2.2° | tussentijdse opslagplaats voor uitgegraven bodem die voldoet aan een toepassing overeenkomstig het VLAREBO met een capaciteit van meer dan 10.000 m³. | 493.000 m³ |
Het college geeft opdracht aan:
Dienst | Taak |
SW/Vergunningen | het advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft |