Terug
Gepubliceerd op 13/07/2021

2021_CBS_05533 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021051974. Tijsmanstunnel-West. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 09/07/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_05533 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021051974. Tijsmanstunnel-West. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_05533 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021051974. Tijsmanstunnel-West. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021051974

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Evonik Antwerpen (0406183144) met als adres Tijsmanstunnel-West Z/N te 2040 Antwerpen

Ligging van het project:

Tijsmanstunnel-West zn te 2040 Antwerpen

Kadastrale gegevens:

afdeling 18 sectie F nrs. 114C, 114D, 114H, 114K, 114M, 114R, 114N, 114F en 117R

Inrichtingsnummer:

20170801-0004 (EVONIK/UT-eenheid), 20171024-0008 (EVONIK/UT-BIO-eenheid) en 20210329-0039 (EVONIK/ACA-eenheid)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Chemisch bedrijf: hernieuwing na verandering door wijziging en uitbreiding

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis

Er zijn verscheidene stedenbouwkundige vergunningen gekend, te beginnen bij de stedenbouwkundige vergunning (18/52265/B/ - 1969831040) verleend door het college op 10 juli 1969 voor een schakelpost. De laatst verleende vergunning betreft een omgevingsvergunning (OMV_2021017668) verleend door de deputatie van de provincie Antwerpen op 8 april 2021 voor het vellen van bomen.

De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 4 april 2002 werd door de deputatie van de provincie Antwerpen een milieuvergunning verleend voor de hernieuwing en verandering van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 4 april 2022. Het bedrijf is opgedeeld in afzonderlijke ingedeelde inrichtingen of activiteiten (IIOA). Voor deze diverse IIOA zijn nadien nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak de hernieuwing van de milieuvergunning.

 

Aangevraagde rubrieken

Zie bijlage rubriekentabellen_2021051974. 

 

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

26 mei 2021

24 juni 2021

Voorwaardelijk gunstig

 







Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (GRUP) (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van

toepassing. Grotendeels geldt hier eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor

Zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Scheldelaan, de Tijsmanstunnel West en de R2

hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Evenwijdig met de

R2 loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers. Ten

zuidwesten van de aanvraag geldt het bestemmingsvoorschrift Zone voor permanente

ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’. Ten zuiden en westen van de aanvraag lopen,

binnen en buiten de afbakening van het zeehavengebied Antwerpen, drie overdrukken met als

aanduiding Hoogspanningsleiding, Leidingstraat en Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Liefkenshoek spoortunnel van toepassing

(Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008). Volgens dit GRUP bevindt er zich een

overdruk ten zuiden van de aanvraag met als aanduiding Gebied voor

ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur.

 

Binnen de straal van 500 meter is eveneens het GRUP Hoogspanningslijn Lillo - Zandvliet

van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 2 oktober 2009). Volgens dit GRUP is

een zone tussen de Scheldelaan en de Tijsmanstunnel, ten zuiden van de aanvraag, bestemd

als Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen.

 

Binnen de straal van 500 meter is verder nog het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo

– Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit

GRUP loopt een overdruk ten zuiden van de R2, met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.

 

Tot slot is buiten de afbakeningslijn, ten westen van de aanvraag, het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Bestaande Hoogspanningsleiding, Bestaande afzonderlijke leidingen, Bijzonder natuurgebied (NH), Natuurgebied met wetenschappelijke waarde of

natuurreservaten (R), Gebieden voor dagrecreatie, Parkgebieden en Woongebieden met cultureel, historische en/of esthetische waarde.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De aanvraag betreft in hoofdzaak een hervergunning van een grootschalig petrochemisch bedrijf. De inrichting is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Evonik Antwerpen is gevestigd aan de Scheldelaan en is gespecialiseerd in de vervaardiging van producten voor een brede waaier aan toepassingen. Zo worden onder meer grondstoffen voor de productie van siliconen voor de elektro- en communicatie-industrie geproduceerd. Producten worden ook gebruikt als bindmiddel in drukinkten, verven en lakken, en als grondstoffen voor autobanden, bleekmiddelen en milieuvriendelijke herbiciden.

 

Aangezien het project valt onder categorie 6 ‘Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van organische basischemicaliën’ van bijlage I van het MER-besluit werd een MER opgesteld.

 

De dienst Mer vroeg het college om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER, binnen een termijn van 30 dagen. Het college verleende op 18 juni 2021 een gunstig advies voor het MER. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag, binnen een termijn van 50 dagen. Onderhavig advies heeft betrekking op de vergunningsaanvraag.

 

Evonik vraagt een hernieuwing van de milieuvergunning aan. Het betreft in hoofdzaak het verder zetten van de huidige activiteiten. In onderstaande tabel worden de verschillende productie-eenheden weergegeven, met inbegrip van de producten en vergunde jaarcapaciteit.

 

Eenheid

Omschrijving

Jaarcapaciteit

B-eenheid

B-eenheid Blauwzuur (HCN)

60.000 t

 

Natriumcyanide (NaCN)

18.500 t

 

Waterstof

18.500 Nm³/h

ACA-eenheid

2-acetoxy-3-buteennitril (ACA)

12.000 t

ME-1-eenheid

Methionine

84.000 t

 

Methylmercaptopropionaldehyde (MMP)

130.000 t

 

Ontschuimer

2.500 t

ME-2-eenheid

Methionine

180.000 t

 

MetMet

7.000 t

AC-eenheid

Acroleine

70.000 t

MC-eenheid

Methylmercaptaan

60.000 t

SL-eenheid

3-chloorpropyltrichloorsilaan (ClPTS)

20.000 t

 

3-chloorpropyltriethoxy-silaan (ClPTEO + ClPTES)

22.800 t

 

Organosilanen

12.000 t

 

Chloorwaterstof

10.500 t

FK-eenheid

Aerosil (siliciumdioxide)

25.000 t

 

32 % -ig zoutzuur (HCl)

420.000 t

HK-eenheid

siliciumtetrachloride-trichloorsilaan (85:15) of HKmengsel

70.000 t

CS-eenheid

chloorsilanen (ca. 80 % trichloorsilaan en ca. 20 % siliciumtetrachloride)

45.000 t

 

gereinigd HCl (g) in de HCl-reinigingsinstallatie

45.000 t

 

HCl(g) via een HCl-brander

11.000 t

AO-eenheid

AO-eenheid Waterstofperoxide

118.000 t

OX-eenheid

di-n-buteen

255.000 t

 

tributeen / tetrabuteen

45.000 t

 

n-butaan of ruw butaan

200.000 t

 

iso-butaan

35.000 t

 

1-buteen

130.000 t

 

Isobutene

200.000 t

 

1,3-butadieen

150.000 t

 

MTBE (methyl-tertiair-butylether)

500.000 t

PACM-eenheid

4,4’-diaminodicyclohexylmethaan (PACM)

15.000 t

 

trimethylcyclohexanon (TMC-on)

10.000 t

 

Naast de productie-eenheden zijn er nog ondersteunende eenheden, de UT-Bio-eenheid en UT-EN-eenheid, met de onderstaande taken:

- beheer van elektriciteitsdistributie over de site;

- productie en distributie van noodstroom;

- opwekken en verdelen van stoom, stuurlucht, werklucht en gedemineraliseerd water;

- verdeling van aardgas, waterstof en stikstof;

- verdeling van brakwater, bedrijfswater en drinkwater en de bluswaterbevoorrading;

- het beheer van de centrale afvalwaterzuivering.

 

Los van de loutere hervergunning worden een aantal kleinschalige projecten wel mee opgenomen in de hervergunningsaanvraag. Het betreft de volgende projecten:

- AO-eenheid: men wenst omwille van flexibiliteit de opslag van H2O2-oplossing (> 50%) mogelijk te maken in een aantal opslagtanks die reeds vergund zijn voor opslag van H2O2-oplossing (≤ 50%);

- B-eenheid: men wenst de mogelijkheid te voorzien om kaliloog als hulpstof te gebruiken in de HCN-absorptie en -destillatie, als alternatief voor natronloog. Het kaliloog zal daartoe worden betrokken vanuit de opslagtanks van de ME-1-eenheid via een eerste nieuwe transportleiding naar de B-eenheid. Na gebruik in de B-eenheid wordt het kaliloog gerecupereerd. Het gerecupereerde kaliloog bevat een restfractie aan cyanide (KCN ≤ 5%) en wordt via een tweede nieuwe transportleiding naar de ME-1-eenheid en ME-2-eenheid gezet, waar het rechtstreeks in de processen kan worden ingezet;

- Centrale Opslagplaatsen: men voorziet een uitbreiding van de opslagcapaciteit van verpakte giftige stoffen, meer bepaald acuut toxische producten in eenheidsverpakkingen;

- OX-eenheid: men wenst een magazijncontainer voor opslag van eenheidsverpakkingen met verschillende gevaarindelingen te voorzien. De totale opslaghoeveelheid in de magazijncontainer is beperkt tot 8 m³ of 8 ton. De magazijncontainer zal voorzien zijn van de nodige opvangcapaciteit.

 

Verder voorziet men in een latere fase nog volgende projecten:

- OX-eenheid: buteen-butaan scheiding;

- SL-eenheid: verdere opzuivering van organosilanen van het PTC-proces;

- SL-eenheid: PTS-STC scheiding;

Deze projecten maken geen voorwerp van de aanvraag uit, maar werden wel al mee beschouwd in het MER en het omgevingsveiligheidsrapport (OVR).

 

Evonik vraagt om een vergunning te verlenen voor de verschillende ingedeelde inrichtingen of activiteiten (per productie-eenheid dus) apart, met het oog op latere vergunningsaanvragen per productie-eenheid.

 

Het betreft een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een OVR, opgesteld door een erkend VR-deskundige. Voor het groepsrisico bedraagt het maximale slachtofferaantal circa 380 personen. Er wordt voldaan aan de vooropgestelde criteria. Voor het plaatsgebonden risico overschrijdt de 10-5-isorisicocontour de terreingrens met OTSA. Aangezien er een VIP bestaat tussen beide bedrijven wordt deze overschrijding in het OVR niet als een knelpunt beschouwd. Het 10-6-criterium voor woongebied wordt gerespecteerd, de betrokken contour bevindt zich wel op circa 200 m van de meest nabijgelegen woonzone, zijnde Lillo. De ligging van deze contour wordt in hoofdzaak bepaald door het transport en de opslag van chloor (via pijpleiding). Het risico ter hoogte van Lillo wordt beperkt door de in hoofdzaak preventieve veiligheidsmaatregelen die rond de pijpleiding getroffen zijn. In het OVR wordt gesteld dat deze maatregelen een merkbare invloed hebben op het risico in het woongebied, doch niet essentieel zijn om het risico binnen aanvaardbare grenzen te houden.

 

Over het algemeen wordt de ligging van de risicocontouren bepaald door installaties en activiteiten waarbij acuut toxische producten (chloor, blauwzuur en waterstofchloride en acroleïne) betrokken zijn. Enkel ter hoogte van het centrale deel van OTSA wordt de ligging van de risicocontouren in hoofdzaak bepaald door brand- en explosierisico’s van de Oxeno-eenheid. De risicocontouren worden volgens het OVR niet of nauwelijks beïnvloed door de geplande projecten. Enkel een marginale toename van de 10-5-contour is zichtbaar over een zeer beperkte oppervlakte van buurbedrijf OTSA. Deze lokale toename wordt veroorzaakt door de geplande uitbreiding van de Oxeno-eenheid met een scheidingsinstallatie voor butaan/buteen (geen voorwerp van deze vergunningsaanvraag).

 

Met betrekking tot domino-effecten wordt in het OVR besloten dat, hoewel deze niet volledig uitgesloten kunnen worden, ze geen relevante invloed hebben op de risico’s die aan de site verbonden zijn. Er zijn geen grensoverschrijdende letale effecten verbonden aan mogelijke zware ongevallen op de site.

 

Voor de milieurisico’s wordt in het OVR gesteld dat de risico’s en gevolgen van bepaalde ongevallen voor kwetsbare natuurgebieden kunnen beperkt worden door dezelfde veiligheidsmaatregelen als deze die belangrijk zijn voor de externe mensveiligheid. Potentiële verontreiniging van oppervlaktewater vormt verder een belangrijk risico’s. In het OVR wordt geargumenteerd dat er uitgebreide maatregelen voorzien zijn en het bergend vermogen van de aanwezige systemen voor de opvang van lekvloeistoffen en eventueel verontreinigde bluswaters dermate groot zijn dat vrijzettingen naar de Schelde redelijkerwijze kunnen uitgesloten worden. De voorziene nieuwe projecten hebben geen relevante invloed op de milieurisico’s van de site.

 

Op basis van de in kaart gebrachte emissies naar de lucht werd in het MER berekend dat de meest relevante impact zich voordoet ten aanzien van SO2 en NO2. Op basis van impactberekeningen wordt ten aanzien van de jaargemiddelde NO2 impact maximaal een beperkt negatieve impact vastgesteld ter hoogte van enkele beoordelingspunten (score -1). Afhankelijk van de berekeningswijze wordt inzake P99,79 op de locaties met de hoogste impact een aanzienlijk negatieve impact berekend (ter hoogte van Lillo en Doel) of een verwaarloosbare impact. Voor SO2 (geen jaargemiddelde grenswaarde) wordt enkel ter hoogte van de beoordelingslocatie Lillo een negatieve impact berekend inzake P99,73 uurwaarden en P99,18 daggemiddelde waarden (score -2). Voor diverse beoordelingspunten wordt een beperkt negatieve impact berekend voor SO2 inzake P99,73 uurgemiddelde bijdrage. Ten aanzien van de P99,18 daggemiddelde waarde is dit enkel het geval voor Doel.

 

Ten aanzien van de in het MER in kaart gebrachte emissies geeft men aan dat voor de SOx emissies van RTOWest de berekende uitstoot zeer sterk beïnvloed wordt door een extreem hoge meetwaarde, die niet in lijn ligt met zowel de metingen van de voorgaande jaren als met de metingen van 2020. Er kan uit gegaan worden van een emissiereductie van circa 20 ton/jaar indien de in 2019 gemeten ‘uitschieter’ vermeden kan worden. Andere reducties worden niet als kosten effectief beschouwd.

 

Op basis van de uitgevoerde analyse lijkt voor NOx het voorzien van een extra nageschakelde SCR installatie (selectieve katalytische reductie) op de B1-recuperatieketel de meest aangewezen optie om verder in detail te onderzoeken. Bij optimale werking en maximale belasting zou op jaarbasis een bijkomende NH3-emissiereductie van zowat 7 ton/jaar kunnen gerealiseerd worden. In het MER wordt wel gesteld dat detailengineering en een meer gedetailleerde kostenanalyse echter wel noodzakelijk wordt geacht alvorens een éénduidige uitspraak mogelijk is omtrent het effectieve reductiepotentieel en de eenheidsreductiekosten.

 

De geselecteerde gezondheidskundige advieswaarde (GAW) bedraagt voor NO2 20 μg/m³. Dit is de helft van de luchtkwaliteitsdoelstelling die van kracht is in Vlaanderen (40 μg/m³ overeengekomen voor geheel Europa). De bijdrage van de emissies van Evonik bedraagt 5% van de GAW voor NO2. De bijdrage tussen 3% en 10% wordt als een belangrijke bijdrage beschouwd (-2).

 

De effecten door verzuring en vermesting zijn volgens het MER als verwaarloosbaar tot beperkt te beschouwen voor de meeste habitats en vegetaties ter hoogte van de omliggende natuurgebieden in de actuele en geplande situatie. De effecten door verzuring in het Opstalvalleigebied zijn volgens het beoordelingskader relevant in de actuele en geplande situatie. In het MER wordt geoordeeld dat, omwille van de kleine tot zeer kleine bijdrage van Evonik aan de verzurende en vermestende deposities en ondanks de al hoge er geen aantoonbare, meetbare of betekenisvolle aantasting van de habitats in de habitatrichtlijngebieden te verwachten zijn en dat er geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de andere vegetaties en regionaal belangrijke biotopen zal gaan optreden, die aanwezig zijn in de VEN-gebieden en vogelrichtlijngebieden in de omgeving van Evonik. Door de hervergunning zullen volgens het MER zich geen verslechteringen, verdwijningen of wijzigingen in habitats en vegetaties gaan voordoen, omdat er geen wijzigingen in de toekomstige deposities door Evonik zijn. Er is ook geen rechtstreekse impact door Evonik in deze gebieden. Het stand-still principe blijft gegarandeerd.

 

In de passende beoordeling wordt berekend dat voor verzurende effecten de bijdrage aan de kritische depositiewaarde (KDW) maximaal 4,14% bedraagt (Galgeschoor). Ook verder weg, bv. in de Kalmthoutse Heide en ter hoogte van de Brabantse Wal bedraagt de bijdrage meer dan 1%. Voor vermestende deposities worden bijdragen aan de KDW tot maximaal 1,85% berekend (Brabantse Wal).

 

De emissie van NOx heeft een impact op de luchtkwaliteit, GAW en vermestende en verzurende deposities in de regio. De milderende maatregelen die worden voorgesteld hebben een gunstig effect op de concentraties in de lucht, de bijdrage aan de GAW en een afname van de verzurende en vermestende deposities. Specifiek voor de verzurende deposities en vermestende deposties zou een daling van respectievelijk 19% en 15% gerealiseerd kunnen worden. Het is aangewezen dat als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat er gestreefd moet worden naar de in de MER vooropgestelde reducties voor NOx, SO2 en NH3. Het college wenst op de hoogte gehouden te worden van de resultaten van het verdere onderzoek (detailengineering, reductiepotentieel, kostenanalyse) en de concrete timing van de implementatie van de gekozen milderende maatregelen.

 

In de centrale afvalwaterbehandelingseenheid wordt het globaal afvalwater van de verschillende eenheden verder fysico-chemisch en biologisch gezuiverd. Het gezuiverde afvalwater wordt geloosd in de Schelde en bedraagt maximaal 375 m³/uur (gemiddeld: 212,5 m³/uur). De bestaande bijzondere lozingsnormen opgenomen in de lopende vergunning wenst men te behouden. Specifiek voor de lozingsnorm voor nitriet (0,8 mg/l) bevat het aanvraagdossier een uitgebreide motivering.

 

De afvalwaterstroom van de MetMet-eenheid kan sterk COD- en stikstofhoudend zijn, waardoor de totale vuilvracht naar de centrale afvalwaterzuivering op bepaalde momenten zeer sterk varieert. Dit heeft een ongunstige invloed op de stabiele werking van het actief slib systeem, met fluctuerende nitrietconcentraties in het effluent naar de Schelde tot gevolg. De sterke COD- en stikstofbelasting van het afvalwater van de MetMet-installatie kan grotendeels toegewezen worden aan de hoeveelheid MetMet die nog in opgeloste vorm aanwezig is in het MetMet-filtraat. In een nog te realiseren bijkomende processtap (najaar 2021) zal het opgeloste MetMet in het filtraat omgezet worden in een andere onoplosbare stof. De gevormde onoplosbare stof zal vervolgens afgescheiden worden en opnieuw in het proces ingezet worden.

 

In het MER wordt berekend dat, rekening houdend met een maximale lozing, de jaargemiddelde impact voor NO2-N overeenkomt met 0,2 % van de milieukwaliteitsnorm. De impact is dan ook verwaarloosbaar.

 

Op basis van een specifieke analyse werd vastgesteld dat het gezuiverde afvalwater niet toxisch is.

 

De bestaande toelating om, conform artikel 4.2.4.1 §1.4 van VLAREM II, water te lozen tot 35°C, in plaats van maximaal 30°C, bij een buitentemperatuur van 25°C of meer of bij een koelwaterinname met een temperatuur van 20°C of meer, wenst men te behouden.

 

Met betrekking tot het koelwater wordt in het MER gesteld dat de thermische impact ervan niet nauwkeuring in kaart te brengen is. De werkelijk te verwachten impact kan enkel op basis van monitoring in kaart gebracht worden. Indien de thermische impact op het Kanaaldok meer in detail in kaart gebracht zou moeten worden, zou dit volgens het MER kunnen door een monitoring van eventuele temperatuursverandering van het Kanaaldokwater, best in de zomerperiode wanneer de kans op het overschrijden van de milieukwaliteitsnorm voor een goede ecologische toestand het grootst is. Bij een eventuele uitvoering wordt in het MER aanbevolen om de metingen uit te voeren op een 3-tal dieptes, en op enkele locaties verspreid over de breedte van het Kanaaldok, om zowel de horizontale als de verticale spreiding in kaart te brengen, gezien deze spreiding mee bepalend is voor de effecten.

 

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden.

In het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 24 juni 2021 wordt gevraagd om de impact van het koelwater te monitoren. De impact van droogte op de waterkwaliteit laat zich voelen door o.a. een toename in zoutconcentraties en watertemperaturen. In het Antwerpse dokkencomplex is er voor de parameter temperatuur in de zeer droge zomer van 2018 een eenmalige overschrijding van de norm volgens de Kaderrichtlijn water. Volgens de hoog impact klimaatscenario’s zijn de voorspellingen dat deze zeer droge zomers die nu eens in de 100 jaar optreden in de toekomst om de 4 jaar zullen optreden. Gezien deze evolutie is het belangrijk om de thermische impact van het koelwater zowel fysisch als ecologisch in beeld te brengen a.h.v. een monitoring om zodoende aan kennisopbouw te doen in een sterk veranderend klimaat. Het is dan ook aangewezen dat de monitoring van de impact van koelwater als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd. Het Havenbedrijf wenst betrokken te worden bij de monitoring (locatiebepaling, frequentie, timing, metingen van temperatuur en zuurstofgehalte) en de resultaten van de studie overgemaakt te krijgen (milieu@portofantwerp.com en secretariaat_CA/PD@portofantwerp.com).

 

Regelmatig wordt de geurimpact van Evonik toegewezen aan diffuse emissies vanuit de waterzuivering. Op basis van een expertenoordeel, rekening houdend met de in kaart gebrachte gegevens, de regelmatige meldingen inzake geurimpact van de omliggende bedrijven en de toetsingswaarde die voor industrieterreinen voorop gesteld wordt, wordt de geurimpact in het MER als beperkt tot negatief beoordeeld. Gelet op het aanzienlijk aantal meldingen van geurimpact door omliggende bedrijven wordt aanbevolen om de geurimpact wel te reduceren. Er zal worden geopteerd voor adsorptie op een vaste drager (installatie voorzien in zomer 2021) waarbij het dak van de buffertank opnieuw gesloten zal worden en de lucht wordt afgeleid naar een actiefkoolfilter. Er wordt verwacht dat er zo een aanzienlijke geurreductie kan gerealiseerd worden.

 

Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de lucht van de waterzuiveringsinstallatie moet behandeld worden ter reductie van geuremissie.

 

De geluidsimpact van alle bestaande installaties is naar de bewoning te Lillo volgens het MER als verwaarloosbaar te beoordelen. De geluidsimpact van de te hervergunnen nieuwe installatie is beperkt negatief waardoor de uitwerking van milderende maatregelen op termijn aangewezen is. Bij vervanging van huidige installaties dienen best enkele in het MER berekende maximale toelaatbare geluidsvermogenniveaus in acht genomen te worden. In het MER wordt ook gesteld dat akoestische controlemetingen na realisatie van de geplande projecten aangewezen is.

Het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te leggen dat bij vervanging van huidige installaties moet rekening gehouden worden met de maximale toelaatbare geluidsvermogenniveaus uit het MER. Na realisatie van de geplande projecten dienen er akoestische controlemetingen uitgevoerd te worden.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.


Geadviseerde rubrieken

Zie bijlage rubriekentabellen_2021051974.


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

 

1.

er dient gestreefd te worden naar de in de MER vooropgestelde reducties voor NOx, SO2 en NH3. Het college wenst op de hoogte gehouden te worden van de resultaten van het verdere onderzoek (detailengineering, reductiepotentieel, kostenanalyse) en de concrete timing van de implementatie van de gekozen milderende maatregelen;

2.

de impact van het koelwater moet gemonitord te worden. Het Havenbedrijf wenst betrokken te worden bij de monitoring (locatiebepaling, frequentie, timing, metingen van temperatuur en zuurstofgehalte) en de resultaten van de studie overgemaakt te krijgen (milieu@portofantwerp.com en secretariaat_CA/PD@portofantwerp.com);

3.

de lucht van de waterzuiveringsinstallatie moet behandeld worden ter reductie van geuremissie;

4.

bij vervanging van de huidige installaties moet rekening gehouden worden met de maximale toelaatbare geluidsvermogenniveaus uit het MER. Na realisatie van de geplande projecten dienen er akoestische controlemetingen uitgevoerd te worden.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

21 mei 2021

Start openbaar onderzoek

29 mei 2021

Einde openbaar onderzoek

27 juni 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

10 juli 2021

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

29 mei 2021

27 juni 2021

0

0

0

0


Bezwaarschriften

Tijdens het openbaar onderzoek werd een brief ontvangen van Petrochemical Pipeline Services. Met deze brief reageert Petrochemical Pipeline Services op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Aangezien er geen werken worden verricht in de nabijheid van de leidingen van PPS, heeft men geen bezwaar tegen de aanvraag. Er wordt wel aan de vergunningverlenende overheid gevraagd om een aantal voorwaarden mee op te nemen in de beslissing.

Het schrijven van Petrochemical Pipeline Services en de bijhorende bijlagen wordt aan de provincie, als vergunningverlener, bezorgd.


Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 2 juni 2021. Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag, onder voorwaarden.


Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden 

1.

er dient gestreefd te worden naar de in de MER vooropgestelde reducties voor NOx, SO2 en NH3. Het college wenst op de hoogte gehouden te worden van de resultaten van het verdere onderzoek (detailengineering, reductiepotentieel, kostenanalyse) en de concrete timing van de implementatie van de gekozen milderende maatregelen;

2.

de impact van het koelwater moet gemonitord te worden. Het Havenbedrijf wenst betrokken te worden bij de monitoring (locatiebepaling, frequentie, timing, metingen van temperatuur en zuurstofgehalte) en de resultaten van de studie overgemaakt te krijgen (milieu@portofantwerp.com en secretariaat_CA/PD@portofantwerp.com);

3.

de lucht van de waterzuiveringsinstallatie moet behandeld worden ter reductie van geuremissie;

4.

bij vervanging van de huidige installaties moet rekening gehouden worden met de maximale toelaatbare geluidsvermogenniveaus uit het MER. Na realisatie van de geplande projecten dienen er akoestische controlemetingen uitgevoerd te worden.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

dienst

taak
SW/VHet advies college te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.