Terug
Gepubliceerd op 02/11/2021

2021_CBS_08564 - Omgevingsvergunning - OMV_2021082180. Zwarte Weg zn. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 29/10/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Annick De Ridder, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_08564 - Omgevingsvergunning - OMV_2021082180. Zwarte Weg zn. District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_08564 - Omgevingsvergunning - OMV_2021082180. Zwarte Weg zn. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021082180

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV Katoen Natie (0404778426) met als contactadres Van Aerdtstraat 33 te 2060 Antwerpen

Ligging van het project:

Zwarteweg zn te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 14 sectie C nrs. 64X, 64Z, 64R en 64Y

waarvan:

 

-          20190520-0009

afdeling 14 sectie C nrs. 64X, 64Z, 64R en 64Y (Katoen natie nv - Magazijn Caracas)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Uitbreiding met opslag en behandeling van kunststoffen en rubber

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Stedenbouwkundige voorgeschiedenis:

-          03/04/1964: stedenbouwkundige vergunning (1964645) voor loodsen;

-          21/08/1964: stedenbouwkundige vergunning (1964633) voor een kantoorgebouw;

-          01/07/1966: stedenbouwkundige vergunning (1966499) voor een loods;

-          24/10/1969: stedenbouwkundige vergunning (1969509) voor een loods;

-          05/07/1974: stedenbouwkundige vergunning (1974459) voor een houtafdak na afbraak;

-          04/11/1993: stedenbouwkundige vergunning (1993154) voor de verbouwing van magazijnen;

-          30/12/1998: stedenbouwkundige vergunning (19981331) voor het bouwen van een nieuwe brug voor transportsystemen;

-          09/09/1999: stedenbouwkundige vergunning (19982716) voor het bouwen van een nieuwe silobatterij en transportbandbrug;

-          14/03/2001: stedenbouwkundige vergunning (20003410) voor het bouwen van een nieuw bureelgebouw;

-          29/01/2003: stedenbouwkundige vergunning (20021204) voor het uitbreiden van een silobatterij;

-          09/04/2004: stedenbouwkundige vergunning (20001526) voor het slopen van een magazijn en bouwen van een silobatterij, transportbrug en verpakkingshal;

-          14/06/2013: stedenbouwkundige vergunning (20131582) voor het plaatsen van een gesloten omheining rondom een opslagplaats van tweedehandse voertuigen;

-          28/10/2016: stedenbouwkundige vergunning (20161955) voor het slopen van een brug voor overslag van producten;

-          04/10/2019: omgevingsvergunning (OMV_2019063011) voor het bouwen van een silobatterij.

 

Voorgeschiedenis milieu

Op 11 oktober 2013 werd door het college een vergunning verleend voor de op- en overslag van kunststoffen, met een termijn verstrijkend op 11 oktober 2033. Nadien werd er nog één vergunning verleend voor een verandering.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat in hoofdzaak de uitbreiding met de opslag van kunststoffen, rubber en compressoren.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.000 liter

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+200 kW

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

2 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

500 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

1 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in in­dustrie­gebied;

100 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

2 ton

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

150 m³

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

300 kW

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

+4.565 ton

33.4.1°a)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

50 ton

36.3.1°b)1)

inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

225 kW

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal.

4.565 ton

 

CLP-tabel

 

zie bijlage.

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen

27 juli 2021

26 augustus 2021

Voorwaardelijk gunstig

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

27 juli 2021

1 september 2021

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij/ Advies Vergunning Afvalwater en Lucht

27 juli 2021

15 september 2021

Geen bezwaar

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond het goed is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften:

-          Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven;

-          Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Vijfde Havendok en het Amerikadok;

-          Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Scheldelaan en de Oosterweelsteenweg;

-          Gebied voor spoorinfrastructuur ten zuiden van het goed;

-          Overdruk leidingstraat parallel ten zuiden van de spoorwegen.

 

Binnen de straal van 500 meter is tevens het GRUP Oosterweelverbinding van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 2006). Volgens dit GRUP geldt voor de Scheldelaan, de Oosterweelsteenweg en de zone ter hoogte van het Noordkasteel het bestemmingsvoorschrift Gebied voor wegeninfrastructuur. Op circa 240 meter ten zuiden van het goed loopt een overdruk met als aanduiding Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur – Oosterweeltunnel.

 

Tevens is binnen de straal 500 meter, ten het zuiden en oosten van het goed, het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2015) met bestemmingen:

-          Gebied voor weginfrastructuur voor het geplande knooppunt, de Oosterweelsteenweg en de verbinding daarvan via het oostelijke deel van de Kastelweg naar de Scheldelaan;

-          overdruk Werfzone voor aansluitende werfzones;

-          Natuurgebied en parkgebied aansluitend bij de voormalige parochiekerk Sint-Jan-de-Doper van Oosterweel (beschermd als monument) en de omgeving van het Fort Noordkasteel;

-          Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven voor een zone ten oosten van de Oosterweelsteenweg.

 

Op circa 300 meter ten zuiden van het goed, zijn deels binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen, bepaald in het gelijknamig gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, de bestemmingen van het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met bestemmingen Bijzondere natuurgebieden en Bestaande waterweg (Schelde).

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

De ingedeelde inrichting of activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er lijken geen stedenbouwkundige handelingen gepaard te gaan met het beoogde project. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Aan de Zwarte Weg in de Antwerpse haven baat Katoen Natie een site uit voor de op- en overslag van kunststoffen. Naast de site van Katoen Natie is het bedrijf Elastomeren Logistiek Centrum (E.L.C.) gelegen waar gelijkaardige activiteiten plaatsvinden. Katoen Natie wenst met voorliggend dossier hun vergunning uit te breiden met inrichtingen en activiteiten voorheen vergund op naam van E.L.C.

E.L.C. beschikte over een klasse 1-vergunning met als eindtermijn 3 augustus 2020. Ten gevolge van een wijziging van de indelingslijst vallen de inrichtingen en activiteiten van E.L.C. nu onder klasse 2.

 

De rubriek voor de opslag van kunststoffen in een lokaal (23.3.1.c) wordt uitgebreid met 4.565 ton tot een totale opslagcapaciteit van 38.565 ton. De opslag van rubber wordt nieuw aangevraagd voor een totale opslagcapaciteit van 4.565 ton.

 

De opslag van rubber gebeurt in de vorm van granulaat en wordt opgeslagen in silo’s. De opslag van kunststoffen gebeurt in een magazijn onder de volgende vormen: granulaat, pvc en fluff. Dit wordt opgeslagen in verpakkingen, zowel in big bags als in small bags. Deze verschillende verpakkingen bestaan uit minstens een dubbele verpakking om spills te vermijden.

 

De behandeling van rubber en kunststoffen betreft het opzakken, verpakken en/of verbulken van rubber en kunststoffen in zakken, octabin (bulkbox), dozen, big bags, enzovoort. De producten worden tevens geherpalettiseerd, hermarkeerd en herwikkeld. Op de site kunnen bulkwagens, gewone vrachtwagens en containers geladen en gelost worden.

 

In functie daarvan wordt tevens de behandeling van kunststoffen en rubber aangevraagd alsook de opslag van het noodzakelijke verpakkingsmateriaal:

- behandelingsmachines voor kunststoffen met een vermogen van 300 kW (rubriek 23.2.2.a);

- behandelingsmachines voor rubber met een vermogen van 225 kW (rubriek 36.3.1.b.1);

- opslagplaats voor 150 m³ verpakkingsmateriaal – paletten (rubriek 19.6.1.a);

- opslagplaats voor 50 ton verpakkingsmateriaal (rubriek 33.4.1.a);

- stalplaats voor 5 heftrucks (rubriek 15.1.1).

 

De rubriek voor luchtcompressoren wordt uitgebreid met 200 kW tot een totaal van 206 kW.

 

Op 1 september 2021 verleende het Havenbedrijf Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies voor voorliggende aanvraag. De voorgestelde voorwaarden omvatten maatregelen om ervoor te zorgen dat de verspreiding van kunststof- en rubbergranulaten of -poeders in het milieu maximaal vermeden wordt. De voorgestelde voorwaarden zoals het voorzien van roosternetjes op de afwaterkolken en de installatie van granulaatfilters alsook de opmaak van een rapport waarin de genomen maatregelen zijn opgenomen, werden reeds opgelegd in het vorige vergunningsbesluit. Deze blijven van kracht voor de ganse site, dus ook voor voorliggende uitbreiding. Tevens dient het opgelegde rapport geactualiseerd te worden met de bijkomende opslag.

 

Uit navraag bij de exploitant blijkt dat de silo’s gespoeld worden en de exploitant een bijkomend lozingspunt voorziet om dit bedrijfsafvalwater te lozen. De lozing van bedrijfsafvalwater maakt echter geen deel uit van het voorwerp van de vergunningsaanvraag. De exploitant opteerde ervoor om het dossier niet aan te passen door middel van een wijzigingsverzoek omdat er momenteel onzekerheid is over de toekomst van de silo’s. Het is bijgevolg aangewezen om expliciet als bijzondere voorwaarde op te leggen dat het spoelwater niet geloosd mag worden, maar opgevangen en afgevoerd moet worden. De exploitant dient een logboek ter beschikking van de toezichthouder te houden waarin de spoelingen en afvoertransporten worden bijgehouden.

 

Er wordt verder een beperkte opslag van gevaarlijke stoffen aangevraagd voor markering, onderhoud en reiniging. Deze opslag is in de derde klasse ingedeeld en omvat het volgende:

- 2.000 liter smeermiddelen, hydraulische olie en vetten (rubriek 6.4.1);

- 2 ton ontvlambare vloeistoffen (rubriek 17.3.2.1.2.1);

- 500 kg thinner, white spirit en reinigingsmiddelen (rubriek 17.3.2.2.1);

- 1 ton oxiderende stoffen (rubriek 17.3.3.1.a);

- 1 ton bijtende stoffen (rubriek 17.3.4.1.a);

- 100 kg giftige stoffen (rubriek 17.3.5.1.a);

- 1 ton schadelijke vloeistoffen (rubriek 17.3.6.1.a);

- 2 ton lijmen, reinigingsmiddelen, smeerolie (rubriek 17.3.8.1).

Deze opslag gebeurt in een afgesloten lokaal met vloeistofdichte vloer en in kleine recipiënten die in lekbakken worden geplaatst. Er kan voldaan worden aan de bepalingen van VLAREM II.

 

Het huishoudelijk afvalwater wordt zonder zuivering geloosd op oppervlaktewater. Het gaat om een debiet van 400 m³/jaar en wordt samengevoegd met het bedrijfsafvalwater alvorens te lozen op oppervlaktewater.

Huishoudelijk afvalwater moet conform artikel 4.2.8.1.1.§2 gezuiverd worden via een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) alvorens het te lozen op oppervlaktewater. De plaatsing van een IBA zal worden opgelegd als een bijzondere milieuvoorwaarde.

 

Naar mobiliteit toe zal het gemiddeld gaan om 50 bulkwagens per dag. Het vrachtverkeer kan zich aanbieden op de site vanaf 6 uur ’s morgens tot 22 uur ‘s avonds.

De voorziene uitbreiding is in feite een verderzetting van bestaande activiteiten. Ook gelet op  de centrale ligging in havengebied wordt er verwacht dat de effecten op de mobiliteit beperkt zullen zijn.

 

Op 15 september 2021 stelde de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) geen bezwaar te hebben op de aanvraag.

 

Op 25 augustus 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/JM/2021/H.00048.A3.0010). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.

 

Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het vergunningsbesluit met als kenmerk OMV2019063011 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:

  1. alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);
  2. er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;
  3. de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;
  4. een rapport (met vermelding van OMV2019063011) dient binnen de zes maanden na vergunningverlening bezorgd worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:
    1. de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
    2. de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
    3. een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
    4. een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
    5. een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
    6. een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
    7. een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.
  5. er mogen geen kunststofpoeders worden opgeslagen in de silo’s.

 

De reeds opgelegde bijzondere voorwaarden kunnen behouden blijven. Het rapport werd reeds aangeleverd op 24 september 2020 en dient louter aangevuld (update) te worden in functie van de beoogde verandering.

 

Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van die aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. De vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

 

De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.

 

Advies aan het college

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.000 liter

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

+200 kW

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

2 ton

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

500 kg

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

1 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaasen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in in­dustrie­gebied;

100 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

2 ton

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

150 m³

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

300 kW

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

+4.565 ton

33.4.1°a)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

50 ton

36.3.1°b)1)

inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

225 kW

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal.

4.565 ton

 

Gecoördineerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

1,90 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.000 liter 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen 

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

206 kW 

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

2 ton 

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

500 kg 

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

1 ton 

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton 

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in in­dustrie­gebied;

100 kg 

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton 

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

2 ton 

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

150 m³ 

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

300 kW 

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

38.565 ton 

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

28.800 ton 

33.4.1°a)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

50 ton 

36.3.1°b)1)

inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

225 kW 

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

4.565 ton 

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

1 opslagplaats 

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

2.

er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;

3.

de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

4.

een update van het rapport (met vermelding van OMV2021082180) met de bijkomende opslag van kunststof en rubber dient binnen de zes maanden na vergunningverlening bezorgd worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  1. de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  2. de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  3. een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  4. een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  5. een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  6. een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  7. een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

5.

er mogen geen kunststofpoeders worden opgeslagen in de silo’s;

6.

de exploitant houdt een logboek ter beschikking van de toezichthouder waarin de spoelingen van de silo’s en afvoertransporten van het bedrijfsafvalwater worden bijgehouden;

7.

uiterlijk 3 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180;

8.

uiterlijk 6 maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

7 juli 2021

Volledig en ontvankelijk

27 juli 2021

Start openbaar onderzoek

5 augustus 2021

Einde openbaar onderzoek

3 september 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

9 november 2021

Verslag GOA

22 oktober 2021

naam GOA

Bieke Geypens

 

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

5 augustus 2021

3 september 2021

0

0

0

0

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

2.

er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;

3.

de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

4.

een update van het rapport (met vermelding van OMV2021082180) met de bijkomende opslag van kunststof en rubber dient binnen de zes maanden na vergunningverlening bezorgd worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  1. de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  2. de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  3. een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  4. een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  5. een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  6. een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  7. een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

5.

er mogen geen kunststofpoeders worden opgeslagen in de silo’s;

6.

de exploitant houdt een logboek ter beschikking van de toezichthouder waarin de spoelingen van de silo’s en afvoertransporten van het bedrijfsafvalwater worden bijgehouden;

7.

uiterlijk 3 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180;

8.

uiterlijk 6 maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

Brandweervoorwaarden

Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.

Artikel 3

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1°a)

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

1,90 m³/uur

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

2.000 liter 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

5 voertuigen 

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

206 kW 

17.3.2.1.2.1°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton;

2 ton 

17.3.2.2.1°

ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton;

500 kg 

17.3.3.1°a)

opslagplaatsen gelegen volledig in industriegebied voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 kg tot en met 20 ton;

1 ton

17.3.4.1°a)

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton 

17.3.5.1°a)

opslagplaatsen voor giftige vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS06) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 10 kg tot en met 2 ton, wanneer volledig gelegen in in­dustrie­gebied;

100 kg

17.3.6.1°a)

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied;

1 ton 

17.3.8.1°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton;

2 ton 

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

150 m³ 

23.2.2°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

300 kW 

23.3.1°c)

opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal;

38.565 ton 

23.3.1°d)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van de opslag, vermeld in rubriek 41 en 48, met een capaciteit van als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied meer dan 800 ton in openlucht;

28.800 ton 

33.4.1°a)

opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 20 ton tot en met 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

50 ton

36.3.1°b)1)

inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis van elastomeren, volledig gelegen in indurstriegebied, met een geïnstalleerde drijfkracht van meer dan 200 kW;

225 kW 

36.4.1°

opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal;

4.565 ton 

48.1.2.

doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen.

1 opslagplaats 

 

De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:

1.

alle rioolkolken op het terrein dienen voorzien te worden van zeefmandjes (roosternetjes);

2.

er dienen een voldoende aantal granulaatfilters (korrelafscheiders) geïnstalleerd te worden die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken;

3.

de roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. Het bedrijf houdt hiervan een logboek bij dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid;

4.

een update van het rapport (met vermelding van OMV2021082180) met de bijkomende opslag van kunststof en rubber dient binnen de zes maanden na vergunningverlening bezorgd worden aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) en de milieudienst van het Havenbedrijf Antwerpen (milieu@portofantwerp.com) waarin maatregelen worden opgenomen om emissies van kunststofpellets te voorkomen. Dit rapport dient minimaal volgende zaken bevatten:

  1. de namen en contactgegevens van de personen die betrokken zijn bij de opmaak van het rapport;
  2. de te verwachten opslagcapaciteit en de overslaghoeveelheid van kunststofpellets;
  3. een beschrijving van de behandelingsstappen van de kunststofpellets op het bedrijf, met aanduiding op een plan van de potentiële emissiepunten van kunststofpellets naar de omgeving;
  4. een overzicht van de maatregelen die worden genomen om verlies van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, met vermelding van dimensionering van de technische installaties;
  5. een motivatie waarom bepaalde mogelijke bijkomende maatregelen niet worden uitgevoerd;
  6. een beschrijving van de types procedures en types voorschriften die worden gehanteerd om de verspreiding van kunststofpellets naar de omgeving te voorkomen, alsook van de wijze waarop die voorschriften aan de betrokken personeelsleden worden meegedeeld;
  7. een beschrijving van de manier waarop de periodiciteit waarmee de technische installaties, de behoorlijke werking ervan en de correcte opvolging van de procedures en voorschriften zullen worden gecontroleerd.

5.

er mogen geen kunststofpoeders worden opgeslagen in de silo’s;

6.

de exploitant houdt een logboek ter beschikking van de toezichthouder waarin de spoelingen van de silo’s en afvoertransporten van het bedrijfsafvalwater worden bijgehouden;

7.

uiterlijk 3 maanden na datum van deze vergunning bezorgt de exploitant een getekende offerte voor de installatie van een IBA aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180;

8.

uiterlijk 6 maanden na datum van deze vergunning wordt een bewijs van plaatsing van een IBA bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be) met vermelding van dossiernummer OMV2021082180. Zolang er geen IBA geplaatst is, worden de bewijzen van ophaling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid.

 

Artikel 4

De omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 11 oktober 2033.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.