Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021090602 |
Gegevens van de aanvrager: | zie exploitant |
Gegevens van de exploitant: | NV TABAKNATIE (0445944632) met als adres Van de Wervestraat 66 te 2060 Antwerpen |
Ligging van het project: | Antwerpsebaan 46 te 2040 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 18 sectie C nrs. 62F en 62/7 E |
waarvan: |
|
- 20210521-0052 | afdeling 18 sectie C nrs. 62F en 62/7 E (Tabaknatie Atlantis) |
Vergunningsplichten: | Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | de uitbreiding van een op- en overslagbedrijf voor tabak |
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Stedenbouwkundige voorgeschiedenis
- Op 30 september 1993 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1992/B/ /-92/815 – 1993429) voor het uitbreiden van een magazijn;
- Op 25 februari 1991 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HV/1990/B/18/77038-90/621 – 1991166) voor het bouwen van magazijnen;
- Op 3 november 1986 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (18/68414-18650/B – 198627) voor het bouwen van een magazijn.
Voorgeschiedenis milieu
Op 4 oktober 2013 werd er een milieuvergunning klasse 2 verleend aan Tabaknatie nv voor het verder exploiteren en het uitbreiden van een op- en overslagbedrijf voor tabak (magazijn Atlantis). Deze vergunning is geldig tot 4 oktober 2033.
Inhoud van de aanvraag
Het voorwerp van de aanvraag betreft een uitbreiding van een op- en overslagbedrijf voor tabak (magazijn Atlantis).
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,24 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600,00 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang (omzetting CLP) |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +121,60 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +26 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasstraat |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +10,84 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 8,33 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +4.500,00 liter |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 8.200,00 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 50.000,00 ton |
27.2. | opslagplaatsen voor lucifers, toortsen en analoge producten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, vanaf 1 ton; | 1.000,00 ton |
28.1.f)2° | opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.000,00 ton |
33.4.1°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 50.000,00 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | +16.662,00 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 10.000,00 ton |
CLP-tabel
Zie bijlage.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen | 5 augustus 2021 | Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag | Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen | 5 augustus 2021 | 4 oktober 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 4 augustus 2021 | 6 september 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier ook het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Antwerpsebaan, de Kruisweg en de R2, ten westen en ten zuiden van de aanvraag, hebben als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Ten zuidoosten van de aanvraag bevindt zich de bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur. Aan de overzijde van de Kruisweg loopt een overdruk met als aanduiding Verbinding voor fietsers. Op circa 55 meter ten zuiden van de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Ten oosten loopt een overdruk met als aanduiding Bouwvrije strook.
Ten noordoosten van de aanvraag bevindt zich een Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’. Daarover loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat.
Ten zuiden van de aanvraag is het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Liefkenshoek spoortunnel (Besluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008) van toepassing, met als bestemming Gebied voor spoorinfrastructuur en overdrukken Gebied voor ongelijkvloerse verkeers- en vervoersinfrastructuur en Hoogspanningsleiding.
Binnen de straal van 500 meter is het GRUP Hoogspanningslijn Zandvliet – Lillo – Liefkenshoek van toepassing (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juli 2016). Volgens dit GRUP loopt een overdruk ten noorden van de R2, met als aanduiding Hoogspanningsleiding. Aan beide zijden van de hoogspanningsleiding is een zone aangeduid met als overdruk Gebied met overdruk gebruiksbeperkingen.
Op circa 45 meter ten oosten van de aanvraag loopt de grens van het afgebakende zeehavengebied. Buiten de afbakeningslijn is het gewestplan Antwerpen nog van toepassing met als bestemmingen Agrarisch gebied, Groengebied, Bestaande spoorweg en – voor de A12 – Bestaande autosnelweg.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
De ingedeelde inrichting en activiteit is vanuit stedenbouwkundig oogpunt hoofdzakelijk vergund. Er zijn geen vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen aangevraagd. De aanvraag is verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd. Er is geen bezwaar vanuit stedenbouwkundig oogpunt.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Tabaknatie nv is gespecialiseerd in de op- en overslag van (ruwe) tabak. De site aan de Antwerpsebaan, magazijn Atlantis, staat momenteel in teken van de op- en overslag van tabak.
Met onderhavige aanvraag wenst men de reeds vergunde opslag van tabak uit te breiden met 16.662 ton naar een totaal van 56.662 ton. Om flexibel op de vraag te kunnen inspelen als logistiek bedrijf wenst Tabaknatie ook de mogelijkheid te hebben om een grote variëteit aan andere producten te kunnen opslaan. Volgende categorieën en hoeveelheden worden aangevraagd:
- 8.200 m³ hout in een lokaal;
- 10.000 ton kleurstoffen en pigmenten;
- 10.000 ton cosmetische stoffen;
- 10.000 ton kunststof voorwerpen en/of granulaire kunststoffen;
- 50.000 ton lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine;
- 1.000 ton lucifers;
- 50.000 ton kunstmeststoffen zonder gevarensymbool;
- 50.000 ton diverse papier- en kartonwaren;
- 10.000 ton reinigings- en poetsmiddelen;
- 10.000 ton rubber (in de vorm van autobanden);
- 10.000 ton textiel;
- 10.000 ton vetten, wassen en oliën (zoals bijvoorbeeld parafine of glycerine);
- 10.000 ton strooizout.
Alle producten worden binnen opgeslagen, verspreid over de 8 bestaande magazijnen. Het betreft enkel op- en overslag. Ondanks het feit dat maximale opslaghoeveelheden worden aangevraagd, zal niet steeds van elke categorie de maximale hoeveelheid opgeslagen worden, de magazijnen worden niet uitgebreid. De houtopslag vindt plaats in een apart lokaal.
Het is niet uitgesloten dat kunststoffen in de vorm van plastic granulaten opgeslagen zullen worden.
Dergelijke plastic granulaten zijn een potentiële bron van zwerfvuil. In het gehele havengebied, inclusief de dokken en natuurgebieden, zijn plastic granulaten te vinden. Als de exploitant kunststoffen in de vorm van plastic granulaten zou opslaan dient men de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om verspreiding van deze granulaten in de omgeving te voorkomen.
Ook in het subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 6 september 2021 wordt de aandacht gevestigd op de problematiek van de verspreiding van kunststofgranulaten in de omgeving. Bijgevolg zal het volgende opgelegd worden als bijzondere milieuvoorwaarde:
De opslag van 500 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen wordt verhoogd tot 5.000 liter. Deze opslag vindt plaats in een speciaal daarvoor voorziene kast en/of in een lekbak. De aanwezigheid van gevaarlijke producten wordt volgens de exploitant op de hele site beperkt tot een minimum.
De vergunde VLAREM-rubrieken voor de opslag van 8,33 ton (10.000 liter) diesel en de bijhorende verdeelinstallatie worden in het aanvraagdossier omgezet conform de CLP-wetgeving.
Er wordt een hoogspanningscabine voorzien met een transformator met een individueel nominaal vermogen van 400 kVA.
Het betreft een transformator van het droge type.
Wegens veranderingen in de airconditioningsinstallatie en door een uitbreiding van het aantal compressoren wordt de totale geïnstalleerde drijfkracht van 16,96 kW naar 27,80 kW gebracht voor rubriek 16.3.2. De airconditioninginstallatie die het voorwerp uitmaakt van voorliggende aanvraag betreft volgens de exploitant een installatie die momenteel defect en niet in gebruik is. Dit toestel zou in de toekomst vervangen worden door een nieuwe, moderne en conforme installatie met koelmiddel R410A of R32. Het toestel is nog niet besteld.
Enkel airconditioning-units met toegelaten koelmiddelen mogen gebruikt worden. Koelmiddelen R410A en R32 behoren alleszins tot de toegelaten koelmiddelen.
Voor het laden van de elektrische heftrucks worden er 20 batterijladers met elk een vermogen van 8 kW geïnstalleerd. Hierdoor wordt rubriek 12.3.2 met 121,6 kW uitgebreid tot een totaal geïnstalleerd vermogen van 160 kW.
Naast de 24 vergunde stalplaatsen voor voertuigen worden er 26 bijkomende plaatsen gevraagd, zodat er in totaal 50 bedrijfseigen voertuigen gestald kunnen worden, buiten en in de magazijnen. Het betreft meer bepaald:
- 26 heftrucks (6 diesel en 20 elektrisch);
- 1 kuismachine;
- 23 vrachtwagens.
Alle stalplaatsen bevinden zich op een betonnen vloer.
In het voorwaardelijk gunstig subadvies van het Havenbedrijf Antwerpen van 6 september 2021 wordt aangeraden om de afwatering van het hemelwater ter hoogte van de stalplaats aan te sluiten op een KWS-afscheider. Dit als preventieve bescherming van de bodem en het dokwater. Aangezien het een bestaande verharding betreft, wordt dit meegenomen als aandachtspunt zodat de exploitant hiermee rekening kan houden op het moment de verharding heraangelegd zou worden, zoals bij gelijkaardige dossiers in havengebied.
Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van het wassen van voertuigen in de wasstraat en van het mogelijks verontreinigd hemelwater dat op de wasplaats valt (betonnen vloer). Het bedrijfsafvalwater afkomstig van deze wasplaats en het potentieel verontreinigd hemelwater passeert een KWS-afscheider (met slibvang en coalescentiefilter) vooraleer geloosd te worden in de riolering. Er worden maximaal 9 voertuigen per dag gewassen. Er wordt een lozing van bedrijfsafvalwater met een debiet van 1,24 m³/uur aangevraagd.
Volgens het aanvraagdossier wordt er leidingwater gebruikt als waswater (90 m³/jaar). Het wordt aanbevolen om hiervoor hemelwater te gebruiken.
De lozing van huishoudelijk afvalwater wordt aangevraagd met een jaardebiet van 600 m³, het afvalwater passeert telkens een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (3 IBA’s aanwezig). Het is apart bemonsterbaar en wordt via 3 verschillende lozingspunten samen met het bedrijfsafvalwater via de straatriolering in oppervlaktewater geloosd.
Volgens de exploitant wordt er geen of slechts een beperkte impact op de mobiliteit verwacht. Ondanks het feit dat met voorliggend dossier grote opslaghoeveelheden worden aangevraagd, zal niet steeds de maximale hoeveelheid van elk product worden opgeslagen (de opslagplaats wordt niet vergroot) waardoor er weinig impact is op de grootteorde van de goederenstroom en dus op de verkeerssituatie. De uitbreiding van het aantal stalplaatsen met 26 voertuigen betreft bovendien enkel voertuigen die op de site zelf gebruikt worden.
Er wordt verwacht dat de effecten op de mobiliteit beperkt zijn.
Er wordt in het dossier gesteld dat er geen aanzienlijke effecten van geluid of trillingen zullen optreden vermits de gebruikte machines een minimum aan geluid produceren en het stationair draaien van motoren vermeden wordt.
Gelet op de ligging van het bedrijf in industriegebied en de aard van de activiteiten wordt het risico op geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.
Op 29 september 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/KVLO/2021/H.00093.A4.0004). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.
Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s van de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten niet van aard zijn dat ze een invloed hebben op het watersysteem. Een bijkomend wateradvies is niet vereist en de vergunningsaanvraag voldoet aan de doelstellingen opgenomen in artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.
De aanvraag heeft geen betrekking op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Een MER, ontheffing of project-m.e.r.-screening is bijgevolg niet vereist.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met kenmerk AN2013/492/AVG van 4 oktober 2013 werd onderstaande bijzondere milieuvoorwaarde opgenomen:
Aan deze voorwaarde wordt voldaan dus deze kan geschrapt worden.
Advies aan het college
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Aandachtspunten:
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,24 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600,00 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang (omzetting CLP) |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | +121,60 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | +26 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasstraat |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | +10,84 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 8,33 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | +4.500,00 liter |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 8.200,00 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 50.000,00 ton |
27.2. | opslagplaatsen voor lucifers, toortsen en analoge producten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, vanaf 1 ton; | 1.000,00 ton |
28.1.f)2° | opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.000,00 ton |
33.4.1°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 50.000,00 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | +16.662,00 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 10.000,00 ton |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,24 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600,00 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 160,00 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 50 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasstraat |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 27,80 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 8,33 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 liter |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 8.200,00 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 50.000,00 ton |
27.2. | opslagplaatsen voor lucifers, toortsen en analoge producten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, vanaf 1 ton; | 1.000,00 ton |
28.1.f)2° | opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.000,00 ton |
33.4.1°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 50.000,00 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 56.662,00 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen; |
|
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 10.000,00 ton |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen voorziet de exploitant een goede afwatering van het terrein, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein en installeert voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. |
2. | De exploitant bezorgt alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen een rapport aan de Stad Antwerpen en aan het Havenbedrijf Antwerpen (t.a.v. Environmental Services) waarin maatregelen zijn opgenomen om emissies van kunststofpellets in het milieu te voorkomen. Het rapport (met vermelding van OMV-referentienummer) moet volgende onderdelen bevatten: |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 7 juli 2021 |
Volledig en ontvankelijk | 3 augustus 2021 |
Start openbaar onderzoek | 12 augustus 2021 |
Einde openbaar onderzoek | 10 september 2021 |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 16 november 2021 |
Verslag GOA | 27 oktober 2021 |
naam GOA | Bieke Geypens |
De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.
Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten
Startdatum | Einddatum | Schriftelijke bezwaar-schriften | Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften | Petitie-lijsten | Digitale bezwaar-schriften |
12 augustus 2021 | 10 september 2021 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Brandweervoorwaarden
de voorwaarden uit het advies van brandweer/risicobeheer/preventie dienen strikt te worden nageleefd.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | Alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen voorziet de exploitant een goede afwatering van het terrein, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein en installeert voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. |
2. | De exploitant bezorgt alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen een rapport aan de Stad Antwerpen en aan het Havenbedrijf Antwerpen (t.a.v. Environmental Services) waarin maatregelen zijn opgenomen om emissies van kunststofpellets in het milieu te voorkomen. Het rapport (met vermelding van OMV-referentienummer) moet volgende onderdelen bevatten: |
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 1,24 m³/uur |
3.6.1. | afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar; | 600,00 m³/jaar |
6.5.1° | brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen; | 1 verdeelslang |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 400 kVA |
12.3.2° | accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW; | 160,00 kW |
15.1.2° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van meer dan 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 50 voertuigen |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasstraat |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 27,80 kW |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 8,33 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 5.000,00 liter |
19.6.1°d) | opslagplaatsen in openlucht van hout of soortgelijke producten in industriegebied met een capaciteit van meer 1.600 m³; | 8.200,00 m³ |
21.3. | opslagplaatsen voor kleurstoffen en pigmenten, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
22.2. | opslagplaatsen voor cosmetische stoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
23.3.1°c) | opslag in industriegebied van meer dan 200 ton kunststoffen of voorwerpen uit kunststof in een lokaal; | 10.000,00 ton |
26.2. | opslagplaatsen voor lijmen en niet voor consumptie bestemde gelatine, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, van meer dan 10 ton; | 50.000,00 ton |
27.2. | opslagplaatsen voor lucifers, toortsen en analoge producten, met uitzondering van de opslagplaatsen, vermeld in rubriek 48, vanaf 1 ton; | 1.000,00 ton |
28.1.f)2° | opslagplaatsen van kunstmest met een opslagcapaciteit van meer dan 100 ton; | 50.000,00 ton |
33.4.1°c) | opslag van papierdeeg, papier, karton en van waren uit papier en karton, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, met een capaciteit van meer dan 200 ton in een lokaal, als de inrichting volledig in een industriegebied ligt; | 50.000,00 ton |
34.3. | opslagplaatsen voor reinigingsmiddelen en poetsmiddelen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
36.4.1° | opslagplaatsen voor rubber en voor rubberen voorwerpen met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal; | 10.000,00 ton |
40.2. | opslagplaatsen voor tabak of tabakswaren met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48; | 56.662,00 ton |
41.5. | opslagplaats voor textiel en voor textielwaren met een capaciteit van meer dan 10 ton; | 10.000,00 ton |
44.3. | opslagplaatsen voor vetten, wassen, oliën of andere niet-eetbare vetstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 17 en 48; | 10.000,00 ton |
48.1.2. | doorvoeropslagplaatsen in zeehavengebieden voor andere dan IMDG-goederen; |
|
50. | opslagplaatsen van strooizout van meer dan 20 ton. | 10.000,00 ton |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | Alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen voorziet de exploitant een goede afwatering van het terrein, roosternetjes op de afwaterkolken van het terrein en installeert voldoende granulaatfilters (korrelafscheiders) die aangepast zijn aan het type granulaten die op de site behandeld worden en die aangepast zijn aan het debiet dat de afwatering moet verwerken. De roosternetjes en granulaatfilters worden regelmatig geïnspecteerd, beproefd en gereinigd zodoende dat werking van de inperkende maatregel gewaarborgd blijft. |
2. | De exploitant bezorgt alvorens er kunststofgranulaten op de site worden opgeslagen een rapport aan de Stad Antwerpen en aan het Havenbedrijf Antwerpen (t.a.v. Environmental Services) waarin maatregelen zijn opgenomen om emissies van kunststofpellets in het milieu te voorkomen. Het rapport (met vermelding van OMV-referentienummer) moet volgende onderdelen bevatten: |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 4 oktober 2033.