Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:
Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de vereenvoudigde procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.
Projectnummer: | OMV_2021114049 |
Gegevens van de aanvrager: | BVBA ANTWERP RAIL INVEST met als adres Ordamstraat 10 te 2030 Antwerpen |
Gegevens van de exploitant: | BVBA ANTWERP RAIL INVEST (0845521581) met als adres Ordamstraat 10 te 2030 Antwerpen |
Ligging van het project: | Ordamstraat 10 2030 Antwerpen |
Kadastrale percelen: | afdeling 16 sectie C nrs. 340V |
waarvan: |
|
- 20210708-0013 | afdeling 16 sectie C nr. 340V (Antwerp Rail Invest) |
Vergunningsplichten: | Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten |
Voorwerp van de aanvraag: | bouwen van een nieuwe werkhal en gevelwijziging aan bestaande werkhal en wijzigen van de exploitatie |
Omschrijving stedenbouwkundige handelingen
Relevante voorgeschiedenis
- Op 26 januari 2018 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (2017046900) voor het regulariseren van de bestaande toestand en uitbreiden van de werkplaats;
- Op 2 maart 2012 verleende het college een stedenbouwkundige vergunning (HVN/B/20116391) voor het bouwen van een onderhoudswerkplaats voor treinen en treinwagons.
Inhoud van de aanvraag
- Bouwen van een nieuwe werkhal;
- Gevelwijziging aan de bestaande werkhal;
- Uitbreken verharding:
- Aanleggen spoor.
Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Voorgeschiedenis
Het college nam op 14 april 2017 akte van de melding van de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit voor het onderhoud van goederenwagons en locomotieven. Op 2 februari 2018 verleende het college een milieuvergunning voor een onderhoudswerkplaats voor goederenwagons en locomotieven voor een termijn van onbepaalde duur.
Inhoud van de aanvraag
De aanvraag betreft in hoofdzaak een uitbreiding met een wasplaats voor treinstellen.
Aangevraagde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gevraagd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter. | 120,00 liter |
CLP-tabel
Zie bijlage.
Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.
Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:
Adviezen
Externe adviezen
Adviesinstantie | Datum advies gevraagd | Datum advies ontvangen | Advies |
Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA | 16 september 2021 | 30 september 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen/ terreinen | 16 september 2021 | 20 oktober 2021 | Voorwaardelijk gunstig |
Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu | 20 september 2021 | 20 oktober 2021 | Gunstig |
INFRABEL/ Infrabel Antwerpen, Limburg, Vlaams Brabant | 16 september 2021 | 13 oktober 2021 | Geen bezwaar |
Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen
Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen
Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.
De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.
Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.
Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.
Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.
Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.
Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:
- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;
- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.
Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.
In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.
In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.
De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Grotendeels geldt hier eveneens het bestemmingsvoorschrift Gebied voor Zeehaven- en watergebonden bedrijven. De Noorderlaan in het noorden heeft als bestemming Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur. Parallel daaraan loopt een overdruk met als aanduiding Leidingstraat. Ten noorden daarvan bevinden zich de bestemmingen Gebied voor Spoorinfrastructuur, Zone voor permanente ecologische infrastructuur en Zone voor permanente ecologische infrastructuur ‘met medegebruik’.
Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen
Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
De verordening hemelwater is van toepassing op de aanvraag wegens het uitbreiden van de dakoppervlakte (nieuwe werkhal 1400 m²) en de verharding. De aanvraag voorziet in de plaatsing van vier hemelwaterputten met elk een inhoud van 20.000 liter waarbij het opgevangen hemelwater wordt hergebruikt bij het reinigen van treinstellen en het uitvoeren van druktesten. De afwijking op het groter hergebruik kan gunstig worden geadviseerd. Gelet op het plaatsen van meer hemelwaterputten met een grotere inhoud dan vereist door de verordening, heeft de aanvrager vervolgens de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte vermindert tot 1117 m² conform de verordening.
De overloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op de bestaande infiltratievoorziening, die ruimer is uitgevoerd dan vergund geweest, die nog wordt uitgebreid met extra infiltratiekratten (17,06 m³) om de nodige oppervlakte volgens de verordening te bekomen.
De aanvraag voldoet hiermee aan de principes van de verordening.
Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
De regelgeving betreffende de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met een verminderde beweeglijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.
Sectorale wetgeving
MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Bij de beslissing over de volledig- en ontvankelijkheid is beslist dat de aanvraag geen betrekking heeft op een project als vermeld in bijlage I, II of III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten, onderworpen aan milieueffectrapportage (milieueffectrapport). Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.
Watertoets: overeenkomstig artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Het voorliggende project veroorzaakt een beperkte toename aan bebouwde en verharde oppervlakte en ligt niet in een overstromingsgevoelig gebied. De extra dakoppervlakte en verharding wordt gecompenseerd met een groot hergebruik en infiltratie op eigen terrein, zodat in alle redelijkheid wordt geoordeeld dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt.
Omgevingstoets
Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening
Functionele inpasbaarheid
Op het terrein van een bedrijf dat gespecialiseerd is in herstellingen en onderhoud van wagons en locomotieven, wordt ten westen van bestaande bebouwing een nieuwe werkhal met overdekte afspuitplaats gebouwd.
De werkhal, met een oppervlakte van circa 1000 m² en een hoogte van circa 12 meter, wordt over bestaande sporen gebouwd. In de oost- en westgevel worden telkens drie sectionaalpoorten voorzien zodat er door de hal gereden kan worden. De overdekte afspuitplaats, met een oppervlakte van 330 m², wordt langs de zuidzijde van de hal aangebouwd.
Ten zuiden van de bestaande sporen, wordt een nieuw spoor 6 aangelegd die aftakt van het bestaande spoor 5, vervolgens door de afspuitplaats loopt om ten oosten van de afspuitplaats terug aan te takken op het bestaande spoor 5. Langs de oost- en westzijde van het nieuwe gebouw wordt asfaltverharding aangelegd.
In de westgevel van de bestaande werkhal ten oosten van het nieuwe gebouw wordt een nieuwe sectionaalpoort geplaatst. De nieuwe gevelopening heeft dezelfde afmetingen (4,65 meter x 5 meter) als de twee bestaande sectionaalpoorten.
Om de werken te kunnen uitvoeren, dient een verlichtingspaal verwijderd en asfaltverharding uitgebroken te worden.
De aanvraag draagt bij tot de verdere exploitatie van het bedrijf waardoor deze functioneel inpasbaar is.
Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid
De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.
Visueel-vormelijke elementen
De gevels van het nieuwe gebouw zijn bekleed met stalen platen in een donkergrijze kleur (RAL 7022). Omwille van duurzaamheidseisen is het belangrijk om de stedelijke opwarming te
verminderen. Oppervlaktes met een lage energetische reflectiefactor, wat het geval is bij donkere gevel- en dakbekleding hebben een negatieve invloed op het hitte-eiland effect. De gevel- en dakbeplating is bijgevolg uit te voeren in een lichte kleur.
Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen
Advies werd gevraagd aan de brandweer/risicobeheer/preventie. Zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit.
Het Havenbedrijf Antwerpen werd om advies gevraagd als gebiedsbeheerder. Het advies is voorwaardelijk gunstig.
Omwille van de nabijheid van spoorwegen, werd het advies van Infrabel ingewonnen. Zij uiten geen bezwaar tegen de aanvraag.
Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)
De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte.
Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu
Antwerp Rail Invest baat aan de Ordamstraat 10 een onderhoudswerkplaats voor goederenwagons en locomotieven uit waar allerhande herstellingen worden uitgevoerd aan deze voertuigen. Met voorliggende aanvraag wenst het bedrijf een wasplaats voor treinstellen in te richten.
De wasplaats wordt ingericht in een nieuwe werkhal die deels over bestaande treinsporen wordt gebouwd en is voorzien van een vloeistofdichte verharding. Per week worden er maximaal 10 wagons en/of locomotieven gewassen. Er wordt gebruik gemaakt van hemelwater. Het bedrijfsafvalwater dat hierbij ontstaat, wordt via een KWS-afscheider met coalescentiefilter geloosd in oppervlaktewater met een maximaal debiet van 0,8 m³/uur.
Gezien de aard van de voertuigen die gewassen worden valt het niet volledig uit te sluiten dat het afvalwater verontreinigd is met bijvoorbeeld zware metalen. Daarom wordt het analyseren van het bedrijfsafvalwater opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Het jaarlijks debiet van het huishoudelijk afvalwater is lager dan de indelingsdrempel van 600 m³/jaar. Het huishoudelijk afvalwater wordt via een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) geloosd in de dokken.
Met onderhavige aanvraag wenst men verder de opslag van volgende gevaarlijke producten bijkomend te vergunnen:
- 120 liter gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (reinigingsmiddelen);
- 2,18 ton koelvloeistof in 2 IBC’s.
Alle gevaarlijke producten worden op lekbakken opgeslagen.
De overige vergunde inrichtingen of activiteiten blijven ongewijzigd.
Conform het Omgevingsvergunningsbesluit dient de beslissing de geactualiseerde vergunningsvoorwaarden te vermelden. In het besluit met kenmerk MV2017/572/AVG van 2 februari 2018 werden onderstaande bijzondere milieuvoorwaarden opgenomen:
- uiterlijk zes maanden na vergunningverlening bezorgt de exploitant een emissiemeting van de emissies van de spuitcabine aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@stad. antwerpen. be). Deze emissiemeting gebeurt volgens de bepalingen van Vlarem II.
De informatie met betrekking tot de emissiemeting werd niet overgemaakt aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen.
Deze voorwaarde kan dus behouden blijven.
Op 28 september 2021 verleende de hulpverleningszone Brandweer Zone Antwerpen een voorwaardelijk gunstig advies (kenmerk BW/RV/2021/H.00258.A3.0013). De voorgestelde brandweervoorwaarden dienen strikt opgevolgd te worden.
Gelet op de aard van de voorliggende beperkte verandering wordt er geen bijkomend risico voor de mens of het milieu verwacht, bovendien wordt er geoordeeld dat de hinder niet significant vergroot ten opzichte van de vergunde situatie.
Advies aan het college
Advies over de stedenbouwkundige handelingen
Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden
- het gevel- en dakmateriaal dient uitgevoerd te worden in een lichte kleur zoals RAL 7004, 7030, 7032, 7035, 7038, 7044, 7047 (niet limitatief)
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen.
Brandweervoorwaarden
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten
Aan het college wordt voorgesteld om voor de ingedeelde inrichting of activiteit de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.
Geadviseerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Geadviseerd voor |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter. | 120,00 liter |
Gecoördineerde rubrieken
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
4.3.c)2°i) | andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 25 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 40,00 kW |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630,00 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 20 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 110,00 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 900,00 liter |
17.1.2.2.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 3.000 tot en met 10.000 liter; | 4.850,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1,00 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 0,90 ton |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 400,00 kg |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,45 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,45 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,95 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,65 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 120,00 liter |
29.5.4.1°a) | inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | 125,00 kW |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 50,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 450,00 kW |
Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden
1. | de exploitant houdt de technische fiches van de gebruikte verven ter beschikking op het bedrijf zodat indien nodig de hoeveelheid gebruikt organisch solvent kan aangetoond worden; |
2. | uiterlijk drie maanden na datum van de vergunning van 2 februari 2018 (met referentie MV2017/572/AVG) bezorgt de exploitant een emissiemeting van de emissies van de spuitcabine aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be). Deze emissiemeting gebeurt volgens de bepalingen van Vlarem II. |
3. | de exploitant laat, gedurende de eerste 3 maanden na ingebruikname van de wasplaats, maandelijks stalen nemen van het bedrijfsafvalwater ter hoogte van de controleput en laat deze analyseren op de heffingsparameters. De analyseresultaten en eventueel genomen acties worden bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van OMV2021114049. |
Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.
Procedurestap | Datum |
Indiening aanvraag | 23 augustus 2021 |
Volledig en ontvankelijk | 16 september 2021 |
Start openbaar onderzoek | geen |
Einde openbaar onderzoek | geen |
Gemeenteraad voor wegenwerken | geen |
Uiterste beslissingsdatum | 15 november 2021 |
Verslag GOA | 27 oktober 2021 |
naam GOA | Bieke Geypens |
Er zijn geen aanpalende eigenaars waarvan de scheidingsmuren met het project zouden worden opgericht, uitgebreid of afgebroken, die om hun standpunt gevraagd moesten worden.
Het college sluit zich integraal aan bij het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.
Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden
de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.
Stedenbouwkundige voorwaarden
- het gevel- en dakmateriaal dient uitgevoerd te worden in een lichte kleur zoals RAL 7004, 7030, 7032, 7035, 7038, 7044, 7047 (niet limitatief);
- er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Havenbedrijf Antwerpen.
Brandweervoorwaarden
Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van de brandweer/risicobeheer/preventie.
Bijzondere milieuvoorwaarden
1. | de exploitant houdt de technische fiches van de gebruikte verven ter beschikking op het bedrijf zodat indien nodig de hoeveelheid gebruikt organisch solvent kan aangetoond worden; |
2. | uiterlijk drie maanden na datum van de vergunning van 2 februari 2018 (met referentie MV2017/572/AVG) bezorgt de exploitant een emissiemeting van de emissies van de spuitcabine aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be). Deze emissiemeting gebeurt volgens de bepalingen van Vlarem II. |
3. | de exploitant laat, gedurende de eerste 3 maanden na ingebruikname van de wasplaats, maandelijks stalen nemen van het bedrijfsafvalwater ter hoogte van de controleput en laat deze analyseren op de heffingsparameters. De analyseresultaten en eventueel genomen acties worden bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van OMV2021114049. |
Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.
De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):
Rubriek | Omschrijving | Gecoördineerd |
3.4.1°a) | het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II; | 0,80 m³/uur |
4.3.c)2°i) | andere inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen dan de inrichtingen, vermeld in a) en b), met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 25 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 40,00 kW |
12.2.1° | transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA; | 1x 630,00 kVA |
15.1.1° | al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn; | 20 voertuigen |
15.2. | andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3; | 1 werkplaats |
15.4.1° | niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied; | 1 wasplaats |
16.3.2°a) | koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW; | 110,00 kW |
17.1.2.1.1° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 liter tot en met 1.000 liter; | 900,00 liter |
17.1.2.2.2° | opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 3.000 tot en met 10.000 liter; | 4.850,00 liter |
17.3.2.1.1.1°b) | opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt; | 1,00 ton |
17.3.2.1.2.1° | opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 (andere dan gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige stoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 55°C) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 10 ton; | 0,90 ton |
17.3.2.2.1° | ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 50 kg tot en met 2 ton; | 400,00 kg |
17.3.4.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,45 ton |
17.3.6.1°a) | opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 200 kg tot en met 20 ton als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 1,45 ton |
17.3.7.1°a) | opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied; | 0,95 ton |
17.3.8.1° | opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit meer dan 100 kg ton tot en met 2 ton; | 0,65 ton |
17.4. | opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter; | 120,00 liter |
29.5.4.1°a) | inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied; | 125,00 kW |
29.5.7.2°a)1) | ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal door middel van gehalogeneerde oplosmiddelen of oplosmiddelen met een vlampunt tot en met 55° C met een totaal inhoudsvermogen van de baden en de spoelbaden of van de opvangrecipiënten voor de opvang van de gebruikte chemicaliën als niet gebruikgemaakt wordt van behandelingsbaden en spoelbaden, van 10 liter tot en met 1.000 liter, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied; | 50,00 liter |
43.1.1°a) | stookinstallaties van 300 kW tot en met 2.000 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas. | 450,00 kW |
De vergunning omvat thans volgende bijzondere milieuvoorwaarden:
1. | de exploitant houdt de technische fiches van de gebruikte verven ter beschikking op het bedrijf zodat indien nodig de hoeveelheid gebruikt organisch solvent kan aangetoond worden; |
2. | uiterlijk drie maanden na datum van de vergunning van 2 februari 2018 (met referentie MV2017/572/AVG) bezorgt de exploitant een emissiemeting van de emissies van de spuitcabine aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (milieuvergunningen@antwerpen.be). Deze emissiemeting gebeurt volgens de bepalingen van Vlarem II. |
3. | de exploitant laat, gedurende de eerste 3 maanden na ingebruikname van de wasplaats, maandelijks stalen nemen van het bedrijfsafvalwater ter hoogte van de controleput en laat deze analyseren op de heffingsparameters. De analyseresultaten en eventueel genomen acties worden bezorgd aan de dienst vergunningen/milieu van de stad Antwerpen (omgevingsvergunning@antwerpen.be) met vermelding van OMV2021114049. |
De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur.