Terug
Gepubliceerd op 13/12/2021

2021_CBS_09971 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2021129342. Carrettestraat 31. District Merksem - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 10/12/2021 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_09971 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2021129342. Carrettestraat 31. District Merksem - Goedkeuring 2021_CBS_09971 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Ongunstig advies - OMV_2021129342. Carrettestraat 31. District Merksem - Goedkeuring

Motivering

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

30 oktober 2021

28 november 2021

2

0

0

91

 

Bespreking van de bezwaren

 

Bezwaarschriften

 

  1. Milieueffecten: De aanvrager geeft aan niet te vallen onder de verplichting om een MER of een project-MER-screening uit te voeren.

Nochtans is – volgens de bezwaarindiener – deze inrichting opgenomen in bijlage II bij het MER-besluit van 10 december 2004 als project waarvoor minstens een project-MER-screeningsnota moet worden opgesteld, met name onder punt 10. Infrastructuurprojecten a) Industrieterreinontwikkeling (projecten die niet onder bijlage II vallen). Er diende dan ook minstens een project-MER-screening aan het dossier te worden toegevoegd.

Bij arrest van 3 maart 2020 (RvVb-A-1920-0635) heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen er op gewezen dat deze screeningsnota inhoudelijk voldoende toereikend moet zijn om tot een volledige omgevingsvergunningsaanvraag te komen. Een ontoereikende project-MER-screeningsnota leidt tot de onvolledigheid van de omgevingsvergunningsaanvraag. Huidige aanvraag werd dan ook ten onrechte volledig verklaard. Het is duidelijk dat in deze de aanvrager niet aantoont dat er geen aanzienlijke milieueffecten verbonden zijn aan de uitvoering van dit project.

De beoordeling die zij heeft uitgevoerd van deze effecten is ruimschoots onvoldoende.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond wat betreft de verwijzing naar bijlage II van het MER-besluit, het gaat hier niet over een nieuw te ontwikkelen industrieterrein.

 

  1. Mer-screening: De bezwaarindiener is niet akkoord met de bouw van deze betoncentrale vanwege de geluids- en verkeersoverlast die dit zal meebrengen voor de omliggende woonwijken. Er is sprake van geluids- en trillingshinder voor de nabijheid en ook van een toename van 134 vrachtwagens per dag die door de omliggende straten af en aan zullen rijden. Er moet een betere studie gedaan worden. De studie moet beter onderzoeken welke impact de komst van deze centrale zal hebben op de omgeving qua overlast voor de omwonenden en impact op het milieu.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de mobiliteitsaspecten waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Stofhinder: Uit het dossier blijkt dat er op het bedrijf een opslag van stuivende stoffen aanwezig is in openlucht. Het gaat hier om zand en granulaten voor de aanmaak van beton. Per jaar zal ongeveer 150.000 ton granulaten en 350.000 ton zand overgeslagen worden. De totale opslagcapaciteit voor stuivende stoffen bedraagt 5.815 m3 grondoppervlakte.

Om het stuiven van zand en granulaten tegen te gaan, zullen deze stoffen bij droog weer bevochtigd worden. Daarnaast zal het terrein regelmatig schoongeveegd worden om opwaaiing van stof zo veel mogelijk te vermijden. De aanvrager is van oordeel dat met deze maatregelen de effecten van de stofemissies niet aanzienlijk zullen zijn.

Zand en granulaten worden aangeleverd per schip over het nabijgelegen Albertkanaal. Deze stoffen zullen vanaf het schip met een vaste kraan overgeladen worden naar de juiste opslagvakken op het terrein. In dat kader worden geen maatregelen voorgesteld. Nochtans zullen ook deze bewegingen belangrijke stofemissies veroorzaken.

Het dossier is op dit punt onvoldoende gestaafd.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de stofhinder, waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Stofhinder, zonnepanelen: Daarnaast wenst bezwaarindiener zonnepanelen te voorzien op de gebouwen van het KMO-park. Door de verstuiving van stof in de omgeving, vreest bezwaarindiener dat de opbrengsten van deze zonnepanelen zullen verminderen, gelet op het neerdalen van (ongebruikelijke hoeveelheden) stof op de zonnepanelen.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de milieuaspecten waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Hinder – overlast: De aanvrager – DRANACO NV – geeft zelf aan dat er mogelijk hinder zal zijn door stof-, geluids-, trillings- en geuroverlast.

De betoncentrale wordt gebouwd naast het recent vernieuwde voetbalveld van FC Merksem (+/- 150 sporters), de nieuwe sporthal van de Antwerp Telenet Giants en de Gasthuishoevestaat. Door de typisch Belgische zuidwestenwind zal de omgeving – de sporters, de omwonenden en de kinderen - de overlast het sterkst ervaren. Dit is slecht voor de gezondheid. Tevens Zal alles – auto’s maar ook tuinmeubilair – vol liggen met een stoflaag.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de stofhinder, waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Fijn stof, LEZ: De bezwaarindiener merkt op dat Merksem al genoeg overlast van het stof en de vrachtwagens van de bedrijven rondom met zich meebrengt. Volgens hem hoort het bedrijf ergens in de haven, maar niet vlak achter woonwijken.

Letterlijk aan de overkant van de Vaart is de LEZ zone waar men zelfs nog niet met eender welke wagen mag rijden, maar 50 m aan de overkant zou dan een betoncentrale mogen komen dat enorm veel vrachtverkeer met zich mee zal brengen.

Beoordeling: Het bezwaar is deels gegrond. De opmerking omtrent hinder is terecht, in het dossier wordt daar onvoldoende op ingegaan, waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Bijkomend stof- en geluidshinder: Bij de oosterweelwerken wordt het viaduct afgebroken en de autostrade ondergronds gestoken of overkapt net om geluids- en stofhinder te vermijden. En door deze aanvraag wordt de overlast teniet gedaan of zelfs terug verhoogd. De betoncentrale zorgt niet alleen voor stofhinder. Maar ook het extra vrachtwagenvervoer – over de nieuwe brug en de Groenendaallaan – zorgt voor geluids- en stofhinder in de buurt.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de milieusaspecten waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Trillingen: De wijk Merksem Zuid kent veel verouderde gebouwen. De aanwezigheid van zware activiteiten en zwaar verkeer in de buurt is mogelijks mede veroorzaker van barsten en scheuren, die gekend zijn in de woningen van vele buurtbewoners. Dit kan op termijn instabiliteit van gebouwen verhogen. Het feit dat Dranaco zelf aangeeft dat er aanzienlijke trillingen mogelijk zijn, kunnen een risico betekenen voor de verouderde bebouwing in de wijk.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. De opmerking is terecht, in het dossier wordt onvoldoende ingegaan op de milieuaspecten waardoor een ernstige evaluatie van de impact wordt gehypothekeerd.

 

  1. Aantasting gezondheid: Door de omsluiting door vele drukke wegen, zoals de Groenendaallaan, Bredabaan, Vaartkaai,… maar ook door de Gabriël Theunisbrug, het nabijgelegen Viaduct van Merksem en de aanwezige bedrijvigheid scoort de wijk nu reeds laag op het vlak van lucht- en geluidskwaliteit. Hoewel het Viaduct van Merksem met de aanleg van het Oosterweeltracé in een sleuf zal verdwijnen, blijkt de verbetering op het vlak van luchtkwaliteit beperkt- tot nihil- voor de buurt.

Merksem Zuid kenmerkt zich als buurt met veel kinderen, senioren en economisch zwakkere profielen. Er zijn scholen (Lucerna-college, Ligo Centrum Voor Basiseducatie), Sportverenigingen (FC Merksem, Antwerp Giants, The Bulldogs), de Giverlokalen van Scouting 24 Sint Frans en het Cultureel Centrum Merksem Dok. De negatieve invloed van de slechte luchtkwaliteit op al deze groepen van mensen is nu reeds problematisch.

Door de vele werken in de wijk de afgelopen jaren is er reeds heel wat meer verkeersdrukte. Dit, samen met de eigenlijke werken, zorgde voor meer lucht- en geluidsvervuiling. In de nabije toekomst zal dit door de impact van de Oosterweelwerken ook niet meteen beteren in deze buurt.

(Her)aanleg van straten en pleinen zorgde er de afgelopen jaren voor dat het schaarse kwalitatief groen verdween. Er zijn wel nieuwe aanplantingen gedaan, maar het zal ettelijke jaren duren voor zij de kwaliteit in de buurt zullen verbeteren.

Door de historische aanwezigheid van verschillende industrie is het niet ondenkbaar dat ook grond- en waterverontreiniging een aanzienlijke impact heeft op buurtbewoners en verenigingen.

Bovenstaande duidt goed waarom de inplanting van een betoncentrale op deze locatie geen goed idee zou zijn. Een extra belasting van de wijk op vlak verontreiniging zou zeer schadelijk zijn voor kinderen in volle ontwikkeling, maar ook ouderen en sociaal- economisch zwakkeren die nu op vlak van gezondheid al kwetsbaarder zijn. De aanwezigheid van scholen, sport-, jeugd- en culturele verenigingen duidt dat de inrichting van een betoncentrale op deze plek ook op mensen buiten de wijk een negatieve impact zou hebben.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. In de geuite bezwaren komen vooral de aspecten geluid, stofhinder en mobiliteit naar voren. De ongerustheid verwoord in de bezwaren is terecht omdat in het dossier onvoldoende wordt ingegaan hoe  met de aangehaalde hinderaspecten zal worden omgegaan en welke concrete maatregelen en ingrepen zullen worden genomen en voorzien.

 

  1. Geen mobiliteitsstudie: De betoncentrale ontvangt goederen per boot (200 boten/jaar), maar voert haar beton af met vrachtwagens (143 vrachtwagens/dag). Bij het afsluiten van de Vaartkaai met de toekomstige Oosterweelwerken moeten deze vrachtwagens wegrijden langs de Ingenieur Menneslaan om zo via de Groenendaallaan naar de haven te rijden – die al een drukke verkeersas is. Dit zal de verkeersdruk in Merksem aanzienlijk verhogen. Er werd geen mobiliteitsstudie uitgevoerd.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Een Mober of mobiliteitstoets zit niet in het dossier, maar het is dan ook geen nieuw bedrijf met bijkomende activiteiten, wel een relocatie met verschuiving van de bestaande verkeersstromen. Daarnaast ligt het aan de Vaartkaai/Carrettestraat, een verzamelweg voor (bovenlokaal)verkeer en een stadsweg in het stedelijk Mobiliteitsplan. Wel vraagt het bijzondere zorg en bijkomende maatregelen/voorwaarden in functie van verkeersveiligheid.

De ondergrenzen voor het opstellen van een MOBER zijn in het geval van industriële activiteit ofwel:

-          minimaal 200 parkeerplaatsen;

-          BVO van 15.000 m².

Het BVO wordt gedefinieerd als de totale vloeroppervlakte met muren van alle bouwlagen. Het BVO is de bebouwde oppervlakte en niet de totale oppervlakte van de site. Deze is dus lager dan 15.000 m². Daarnaast worden er maar 17 parkeerplaatsen voorzien.

De vergunningverlenende instantie, in dit geval de provincie, kan altijd aan de initiatiefnemer vragen of eisen om een MOBER op te maken, zelfs indien het plan of project geringer is dan de ondergrenzen die opgenomen zijn in het BVR van 27 november 2015 en bijlagen. Uiteraard moet het dan wel gaan om een geplande ingreep waar het al gaat om een zwaar belaste verkeersomgeving of een beperkte draagkracht van de omgeving, bv. een nieuwe activiteit in de buurt van een woongebied of natuurgebied.

Een beknopter onderzoek kan gebeuren via een mobiliteitstoets. Hiervoor zijn geen ondergrenzen gedefinieerd maar dit kan ook door de vergunningverlenende overheid, gevraagd of geëist worden.

 

  1. Ontbreken van mober of mobiliteitsstudie: De bezwaarindiener merkt op dat er weldegelijk een MOBER of mobiliteitsstudie vereist is. Immers legt het besluit van de Vlaamse regering van 27 november 2015 de ondergrenzen vast voor de uitvoering van een MOBER. Zo wordt in bijlage 1 bij dit besluit vermeld dat een MOBER moet worden toegevoegd ingeval van “het bouwen van gebouwen of gebouwencomplexen voor industrie en bedrijvigheid met een totale bruto-vloeroppervlakte na de werkzaamheden van tenminste 15.000 m2”. Er had in casu dan ook wel degelijk een MOBER moeten zijn uitgevoerd, nu het project een bruto-vloeroppervlakte heeft van meer dan 19.000 m2.

Uit de motivering van de aanvrager blijkt dat er 146 vervoersbewegingen per dag te verwachten zijn. Deze komen bovenop de reeds bestaande verkeersontwikkeling. Deze activiteiten vinden plaats tot 19u, waardoor ze ook in conflict komen met de bezoekers (auto’s, fietsers en voetgangers) van de evenementen in het sportpaleis.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Zie vorige bezwaar. Aanvullend hierop is het wenselijk afspraken te maken met de betoncentrale zodat overlap kan vermeden worden, en de activiteiten maximaal buiten de klassieke spitsmomenten gebeuren.

 

  1. Mobiliteit, binnenvaart: Volgens de bezwaarindiener wordt tijdens de oosterweelwerken het Albertkanaal voor vele jaren versmald. Hierdoor zullen binnenvaartschepen beurtelings moeten varen op dit versmalde stuk. Hij vraagt zich af of die versmalling van het Albertkanaal wel te combineren met extra binnenvaartschepen van deze betoncentrale.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De stad is geen waterwegbeheerder. Dit was voorheen de scheepvaart, nu De Vlaamse Waterweg. Wat dus de impact is nu, straks en in combinatie met de werf OWV is aan de waterbeheerder te vragen. Maar tijdens de werf oosterweel met verminderde wegcapaciteit net kiezen voor een relocatie aan het kanaal is dus een betere keuze en als het ware een minder hinder maatregel die proactief wordt opgenomen.

 

  1. Mobiliteit – flessenhals: Merksem-Zuid staat vandaag reeds gekend om zijn grote verkeersproblematiek. Het verkeer van de aanwezige bedrijven aan het Albertkanaal, maar ook personenvervoer uit Merksem, Schoten, Brasschaat, Ekeren, Kapellen en verder komt samen in Merksem Zuid. Dit zorgt voor een flessenhals-situatie en bijhorende verkeersdrukte die zeer duidelijk voelbaar is in de ruime omgeving van de Theunisbrug. Tel hierbij de circa 150 zware vrachtwagens bij en er ontstaat een verkeersinfarct.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De mobiliteitsuitdagingen zijn in een groter schaalniveau te bekijken dan louter 150 vrachtwagens die mee in de bestaande verkeerstromen worden gestoken. Het voordeel dat deze locatie met zich meebrengt is het ‘korte keten verhaal’. De betoncentrale zal immers instaan voor verschillende stadswerven waardoor de afstand tussen het bedrijf en werfzone beperkt zal zijn. Het aantal gereden kilometers zal beperkt zijn, dit in tegenstelling tot een locatie gelegen buiten de stedelijke context waar de impact van 150 vrachtwagens die langere afstanden moeten doen groter zal zijn. Er worden in dat scenario immers meer verkeersassen belast.

Daarnaast biedt deze locatie, gelegen in een industriezone opportuniteiten om snel op hoger wegennet te geraken. Enerzijds via de Theunisbrug, anderzijds via de Ingenieur Menneslaan en de Groenendaallaan. Beide assen hebben een bovenlokale functie in het Antwerpse wegennet en hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie voor een groot aandeel wegverkeer.

Verder is het belangrijk te vermelden dat de huidige werkzaamheden aan Theunisbrug voor een deel van de verkeershinder zorgen. Gezien deze werken in hun eindstadium zijn, gaat de doorstroming reeds verbeterd zijn wanneer die werken voltooid zijn.

 

  1. Zwakke weggebruikers: Gelet op de demografie in de buurt (veel senioren, jonge kinderen en minder goede economische profielen) zijn heel wat buurtbewoners aangewezen op verplaatsing te voet, de fiets of openbaar vervoer. Zij zijn nu reeds aanzienlijk kwetsbaarder in het verkeer. Fietsers, maar ook voetgangers, zullen frequent in conflict komen met nog meer zwaar verkeer. Indien huidige plannen doorgaan zal de verkeersveiligheid voor heel wat (voornamelijk zwakke) weggebruikers aanzienlijk verslechteren.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De invulling van deze site zal een mobiliteitsimpact hebben op de omgeving. Verkeersveiligheidsingrepen zijn effectief nodig om de potentiële conflictsituaties met de actieve weggebruiker maximaal te beperken. De stad adviseert daarom ook verscheidene milderende maatregelen om het in– en uitrijden van de site door vrachtwagens zo veilig mogelijk te maken.

Daarnaast werd (wordt) in de omgeving van de site volop geïnvesteerd in veilige fiets– en wandelroutes. Zo wordt de omgeving van Theunisbrug voorzien van kwalitatieve voet– en fietspaden en wordt de Carrettestraat heraangelegd met een afgescheiden fietspad. Zo wordt vrachtverkeer en fietsverkeer maximaal van elkaar gescheiden. Hierbij werden ook veilige oversteekplaatsen voorzien waar voetgangers en fietsers goed in beeld komen voor aankomend vrachtverkeer.

 

  1. Verkeersveiligheid – omwonenden: Door de komst van de betoncentrale zal de Carrettestraat nog eens dagelijks zoveel meer vrachtwagens te verwerken gaat krijgen. De gebruikers van de voetbalterreinen en de basket zijn veelal jonge kinderen. De bezwaarindiener heeft schrik dat het zo druk verkeer ook voor hen een gevaarlijk iets kan worden.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Zie vorige bezwaar. Verder gaat het belangrijk zijn om afspraken te maken met het bedrijf zelf om te bekijken of er mogelijkheden zijn om de vrachtwagenbewegingen maximaal buiten de klassieke spitsmomenten te organiseren en overlap met de nabijgelegen sportactiviteiten te vermijden (’s avonds, tijdens het weekend).

 

  1. Verkeersveiligheid – fietsers: De fietssnelweg (F15) langs het kanaal wordt permanent afgesneden en omgeleid langs de Carettestraat, zodat fietsers en voetgangers de twee in- en uitritten van de betoncentrale kruisen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het verleggen van de fietssnelweg past binnen de bredere visie van kaderplan kanaalkant waarbij deze site een watergebonden invulling krijgt. Het doortrekken van de fietssnelweg langs het water is hier helaas dan niet mogelijk. De fietssnelweg maakt hier slechts een beperkte omleiding langs de noordkant van de site. Wel is het belangrijk dat er maatregelen worden genomen om het aantal mogelijke conflictsituaties aan de ingang van de site te vermijden.

 

  1. Sluipverkeer vrachtverkeer: De bezwaarindiener wordt reeds geteisterd door de werken van de nieuwe Burgemeester Gabriel Theunisbrug en met het vele sluipverkeer daardoor. Naast het sluipverkeer komt er met de betoncentrale weeral zwaar verkeer (143 vrachtwagens/per dag) erbij. De bezwaarindiener heeft nu al schade aan zijn huis door de trillingen van het zwaar verkeer. Volgens de bezwaarindiener zeggen de verzekeringen dat dit een verloren strijd is.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Deze locatie biedt, gelegen in een industriezone, opportuniteiten om snel op hoger wegennet te geraken. Enerzijds via de Theunisbrug, anderzijds via de Ingenieur Menneslaan en de Groenendaallaan. Beide assen hebben een bovenlokale functie in het Antwerpse wegennet en hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie voor een groot aandeel wegverkeer.

Verder is het belangrijk te vermelden dat de huidige werkzaamheden aan Theunisbrug voor een deel van de verkeershinder zorgen. Gezien deze werken in hun eindstadium zijn, gaat de doorstroming reeds verbeterd worden wanneer de werken hier voltooid zijn.

 

  1. Toename verkeershinder: Op het kruispunt Bredabaan/ Groenendaallaan is het alle dagen al file van vrachtvervoer en personenauto’s. Dagelijks denderen hier verschillende vrachtwagens + 20 ton door de straten waar een maximum van 3,5 ton slechts is toegelaten.

Door het afsluiten van de op- en afritten omwille van de Oosterweelwerken moet er 10 jaar lang omgereden worden door de Oosterweel-werken. Met de betoncentrale en de bijhorende vrachtwagens zal deze hinder alleen maar toenemen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Tijdens de werkzaamheden wordt industrieverkeer maximaal via het hoger wegennet ontsloten. Vrachtverkeer van de betoncentrale mag nooit via lokale woonstraten rijden, zeker als daar een tonnagebeperking van kracht is. De ontsluiting richting het noorden dient via de Vaartkaai, Ingenieur Menneslaan en de Groenendaallaan te gebeuren. Naar het zuiden dient dit via de Theunisbrug te gebeuren. Straten waar een tonnagebeperking van kracht zijn hebben geen ontsluitingsfunctie. In de realiteit zal het voorvallen dat een vrachtwagen een traject zoekt via lokale straten. Dit proberen we te vermijden door de controles te laten uitvoeren door de politie om vrachtwagenbestuurders zo te ontmoedigen gebruik te maken van woonstraten. Ook hier zijn goede afspraken nodig met het bedrijf zelf.

Tijdens de werf oosterweel met verminderde wegcapaciteit, net kiezen voor een relocatie aan het kanaal is een betere keuze en als het ware een minder hinder maatregel die proactief wordt opgenomen. Er wordt met deze keuze maximaal ingezet op transport op water.

 

  1. Parkeerproblematiek: Als bewoner van de Bredabaan, ondervindt de bezwaarindiener nu al stress om parkeergelegenheid te vinden, laat staan al de drukte die er nu al is door al de werken.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Dit bezwaar handelt over de parkeerproblematiek in de omgeving en niet over de aanvraag zelf.

 

  1. Gebrek aan buffer: Er wordt geen buffer voorzien tussen het voet-/fietspad en de betoncentrale. De betonnen keermuren (6m hoog) waartegen het zand en grind wordt opgeslagen staan tegen het voet-/fietspad.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. Door de grond tot 6 m hoog te stapelen en boven de keerwand deze in helling aan te leggen, kan er stof, zand of kiezels naar benden vallen. Dit punt wordt hernomen bij de beoordeling ‘Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen’.

 

  1. Keermuur, veiligheid: Vandaag zijn zowel de nieuwe omheining als de keermuren voor granulaat ingetekend op de rooilijn. Dit wil zeggen dat er geen afstand is tussen de afbakening en het voet- en fietspad. Zo ontstaat een probleem naar de veiligheid van de voetgangers en fietsers toe. Door opslaande wind en overstort tijdens exploitatie is er een grote kans op zand en granulaat dat aan de verkeerde kant van de keermuur terechtkomt. Voor voetgangers en fietsers is dit een gevaarlijke situatie.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. Door de grond tot 6 m hoog te stapelen en boven de keerwand deze in helling aan te leggen, kan er stof, zand of kiezels naar benden vallen. Dit punt wordt hernomen bij de beoordeling ‘Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen’.

 

  1. Sociale veiligheid: Het fietspad wordt dagelijks gebruik voor woon/werkverkeer. Door lange blinde muren en 's avonds verlaten terreinen is er een zeer negatieve impact op de sociale controle en het algemeen veiligheidsgevoel. Het veiligheidsgevoel gaat verdwijnen in een wijk waar de sociale veiligheid reeds problematisch is. En met de moord op Julie Van Espen in het achterhoofd zou men daar beter een veilige omgeving maken in plaats van een onveilige.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. Door de voorgestelde inplanting van de bouwaanvraag, met een muur van 6 m in de bocht van het terrein, wordt de sociale veiligheid hier negatief beïnvloed, zowel voor het voet- en fietspad als voor de woningen tegenover het terrein. Dit punt wordt hernomen bij de beoordeling ‘Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen’.

 

  1. Onveiligheidsgevoel: De opslagvakken zullen worden omgeven door betonnen keermuren van 6 m hoog. Dit is bijzonder nefast voor het veiligheidsgevoel van bezoekers die in de avondlijke/nachtelijke uren hun wagen komen ophalen. Immers zijn er dan ook geen activiteiten op het terrein, en zal de omgeving een verlaten indruk geven. Nu al is de omgeving gekend wegens een zeer laag algemeen veiligheidsgevoel en een gebrek aan sociale controle.

Het is dan ook uitermate belangrijk maatregelen te nemen (verlichting, groen,…) die de omgeving een aantrekkelijke uitstraling geven, ook in de avondlijke uren.

Beoordeling: Het bezwaar is gegrond. Door de voorgestelde inplanting van de bouwaanvraag, met een muur van 6 m in de bocht van het terrein, wordt de sociale veiligheid hier negatief beïnvloed, zowel voor het voet- en fietspad als voor de woningen tegenover het terrein. Dit punt wordt hernomen bij de beoordeling ‘Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen’.

 

  1. Verharding, gebrek aan groen: Er wordt op het terrein geen groen voorzien en 97% van het perceel wordt geasfalteerd. In het totaal gaat het om een bijkomende verharde oppervlakte van 18.996 m2. Hierdoor is er minder bodeminsijpeling bij regen. Alternatieven voor verharding zijn niet bekeken, terwijl algemeen geweten is dat precies ontharding de toekomst is, om het grondwater op peil te houden.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het dossier bevat geen informatie over de effecten op het vlak van verdroging waardoor de impact moeilijk kan worden beoordeeld. Het klopt wel dat geen groenzone of buffer is voorzien wat op verschillende hinderaspecten een negatief effect heeft.

Anderzijds is het gebruik van hemelwater in de productie een positieve ontwikkeling, maar hiervoor is inderdaad opvang en verharding nodig. Of de verharding de in het dossier beschreven uitvoering en omvang moet hebben of er betere technieken beschikbaar zijn werd in het dossier niet bekeken.

 

  1. Verdroging bodem, verzakkingen: Merksem-Zuid is één van de meest verharde gebieden van Merksem. Deze hebben tot gevolg dat verdroging van de  bodem waarschijnlijk is. Dit manifesteert zich in de wijk door verzakkingen, barsten en scheuren. De ontwikkeling van 20.000 m2 volledige verharding op een plek die nu reeds gekend staat om verzakkingen, barsten en scheuren door verdroging is niet te verantwoorden.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het dossier bevat geen informatie over de effecten op het vlak van verdroging waardoor de impact moeilijk kan worden beoordeeld. Het klopt wel dat geen groenzone of buffer is voorzien wat op verschillende hinderaspecten een negatief effect heeft.

Anderzijds is het gebruik van hemelwater in de productie een positieve ontwikkeling, maar hiervoor is inderdaad opvang en verharding nodig. Of de verharding de in het dossier beschreven uitvoering en omvang moet hebben of er betere technieken beschikbaar zijn werd in het dossier niet bekeken. Dit betreft echter een louter technische beoordeling en geen stedenbouwkundige.

 

  1. Tijdelijke vergunning verlenen: Met de op til staande werf voor de Oosterweelverbinding is het dan ook niet onlogisch om in de nabijheid een centrale te voorzien. Daarom adviseert de bezwaarindiener slechts een tijdelijke exploitatievergunning te voorzien voor de komende 10 jaar. Na deze periode moeten de activiteiten verplicht stopgezet worden en wordt gezocht naar een andere invulling voor het terrein. Dit kan via een voorwaardelijke concessie.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De huidige aanvraag betreft een permanente vergunning. Het bezwaar suggereert een tijdelijke vergunning te verlenen. De stad is in dit dossier echter enkel een adviesinstantie, en niet de vergunningverlenende overheid. De Provincie Antwerpen verleent de omgevingsaanvraag.

 

  1. Dialoog: De industrie die hier watergebonden bedrijvigheid gaat poneren moet in samenwerkingsverband zijn met de buurt die in transitie is, het sportpaleispubliek, het woon-werkverkeer, de fietsers, de voetgangers, de steps, en zo vele meer. De bezwaarindiener tracht een communicatieplan op poten te zetten voor dialoog over een EN/EN verhaal (publiek / privaat / bedrijvigheid) op deze locatie in samenspraak met de stad Antwerpen.

Er moet ook een openbaar en vrij toegankelijk overlegmoment worden ingelast op aanvaardbare tijdstippen waarbij de gehele buurt de kans krijgt om gehoord te worden en waarbij ze vragen kan stellen. Dit best in de week 's avonds na kantooruren.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Er wordt vastgesteld dat dit geen bezwaar, maar een vraag is naar overleg met de aanvrager en de stad. Hiervan wordt akte genomen door de stad. Echter zijn overlegmomenten niet opgenomen in de vergunningsprocedure zoals wettelijk bepaald in de bepalingen van het decreet betreffende de omgevingsvergunning en haar uitvoeringsbesluiten.

 

  1. Derde betoncentrale in de omgeving: Volgens Lantis – en de aannemer van Lantis – zou deze betoncentrale niet voor de oosterweelwerken worden ingezet. Voor de oosterweelwerken zou de betoncentrale van Holcim en een nieuw te bouwen betoncentrale aan het Straatsburgdok - enkele honderden meters verderop – worden ingezet. De bezwaarindiener vraagt zich af of het een goed idee is om midden in de drukte van de oosterweelwerken nog een 3de betoncentrale, deze van Dranaco te bouwen. Kan de omgeving 3 betoncentrales aan.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag ligt volgens het gewestplan in industriegebied  en is conform de bestemmingsvoorschriften. Het bezwaar stelt de locatie wel in vraag maar handelt niet over de voorliggende aanvraag zelf.

 

  1. Bestemming, locatie, niet wenselijk: Volgens de bezwaarindiener hoort een betoncentrale niet in deze omgeving. Deze hoort eerder thuis in de haven of bij andere industrie. De aanvraag hoort niet een mooie straat/wijk gelegen naast de drukke stad. Een wijk die net terug open bloeit, met groen en sport, een oase van rust. Een plaats om elkaar te ontmoeten en te ontspannen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag ligt volgens het gewestplan wel degelijk in industriegebied  en is conform de bestemmingsvoorschriften.

 

  1. Voorgestelde alternatieve locaties: De bezwaarindiener stelt alternatieve locaties voor.

Watergebonden percelen ten zuiden van het Albertkanaal tussen de Brug van den Azijn (Deurnsebaan) en de Brug bij Wijnegem (Houtlaan): In heel deze zone zijn vandaag (zo goed als) geen woningen in de nabije omgeving. Hier is geen fietsverbinding die onderbroken moet worden. De sites zijn goed ontsloten via de verbindingen langs de kade, de Bisschoppenhoflaan en de toekomstige A102. Stof-, geluids- en geurhinder zijn minder prominent, want er zijn geen woningen langs de typische ZW-wind.

Watergebonden percelen ten zuiden (of ten noorden) van het Albertkanaal tussen de Noorderbrug en de treinspoorbrug: Deze sites maken deel uit van de Innovatieve Stadshaven. In deze (beperkte) zone zijn vandaag (zo goed als) geen woningen in de nabije omgeving. Hier is geen fietsverbinding die onderbroken moet worden. De sites zijn goed ontsloten via de Noorderlaan en de Ijzerlaan. Stof-, geluids- en geurhinder zijn minder prominent, want er zijn geen woningen langs de typische ZW-wind.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar stelt alternatieve locaties voor maar handelt niet over de voorliggende aanvraag zelf.

 

  1. Voorgestelde alternatieve locatie op water: De bezwaarindiener stelt voor om een tijdelijke betoncentrale te voorzien op het water zoals men dit deed bij de aanleg van de nieuwe kaaien in Antwerpen-Zuid . Hier gebruikte men de drijvende betoncentrale BONTON, partner van Slim naar Antwerpen en deel van Marktplaats voor Mobiliteit. Zo wordt het terrein langs de Carrettestraat gespaard en kan dit al veel vroeger ontwikkeld worden volgens een coherent en toekomstbestendig masterplan.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar stelt alternatieve locaties voor maar handelt niet over de voorliggende aanvraag zelf.

 

  1. Tegenstrijdig met Kaderplan Albertkanaal 2014: In het Kaderplan Albertkanaal (2014, i.o.v. Provincie Antwerpen) is deze site aangeduid als zone voor kleinschalige watergebonden bedrijvigheid. In het kader van een ruimtelijke sequentie langs het kanaal zouden zwaardere industriële activiteiten verder opschuiven naar het oosten (richting toekomstige aansluiting A102) en lichtere bedrijvigheid wel toegelaten zijn in het westen om deze te kunnen inbedden in het hier aanwezige stedelijke weefsel. Een betoncentrale in de Kop van Merksem is daarom hier niet op zijn plaats.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Kaderplan Kanaalkant is geen formeel planningskader. Echter wordt dit wel mee bekeken bij toetsing goede ruimte ordening.

 

  1. Tegenstrijdig met Kaderplan Albertkanaal 2014: Verder staat in hetzelfde kaderplan beschreven dat nieuwe ontwikkelingen kwalitatief moeten zijn en zo bijdragen tot de identiteit van het plangebied. De accentuering moet de eenheid in het gebied herstellen, het geheel beter leefbaar maken en haar geschiedenis en functioneren naar boven brengen. Het omleiden van de fietssnelweg F15 en het optrekken van blinde muren (6m hoog zonder buffer met het fietspad) staat hier lijnrecht tegenover.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Kaderplan Kanaalkant is geen formeel planningskader. Echter wordt dit wel mee bekeken bij de beoordeling ‘Functionele inpasbaarheid’.

 

  1. Tegenstrijdig met Kaderplan Albertkanaal 2014: Tevens luidt de vraag naar een kwalitatieve verweving binnen het aangrenzende stedelijke weefsel. Op specifieke zones ontstaan gemengde woonmilieus met huisvesting en bedrijvigheid zonder grote doorsnijdende ontsluitingsinfrastructuur. Tussen de wijken op beide oevers, nemen nieuwe fietsverbindingen een structurerende en verbindende rol op. Hierdoor ontstaat de potentie om waar mogelijk ook de kade-infrastructuur mee in te zetten voor stedelijke beleving. De kade wordt op dat moment niet enkel als ontsluitingsinfrastructuur gezien, maar kan op specifieke punten ook worden ingericht als verblijfs- en ontmoetingsplek. In de Kop van Merksem bestaat vandaag al een zeer gemengd woon-werkweefsel waar de uitbouw van zware industrie de kans op kwalitatieve verweving aanzienlijk verkleint.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Kaderplan Kanaalkant is geen formeel planningskader. Echter wordt dit wel mee bekeken bij de beoordeling ‘Functionele inpasbaarheid’.

 

  1. Tegenstrijdig met Kaderplan Albertkanaal 2014: In het Kaderplan wordt een uitdrukkelijke vraag geformuleerd naar een gebiedsmanagement waarbij bedrijven op een slimme manier worden ingeplant om gezamenlijke duurzaamheidswinsten te creëren. In het dossier van Dranaco NV staat geschreven dat dit voor desbetreffende betoncentrale niet te verwachten is.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Kaderplan Kanaalkant is geen formeel planningskader.

 

  1. Tegenstrijdig met strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA, ‘Antwerpen Ontwerpen’, 2006): Reeds in 2006 maakte de Stad Antwerpen het strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (s-RSA) op dat de werktitel ‘Antwerpen Ontwerpen’ kreeg. Deze legde een ontwikkelingsvisie vast voor de stad Antwerpen die een samenhangende koers moest vastleggen voor toekomstige stedelijke projecten. In dit plan werd een hoofdstuk ‘4.5 Levendig Kanaal’ volledig gewijd aan de afgelijnde, strategische ruimte rond de Kop van Merksem en ’t Dokske. De site in kwestie (Carrettestraat 31) is gelegen binnen deze strategische zone.

Specifiek voor de oever van Merksem spreekt men over onderzoek naar het transformeren van het waterfront en het introduceren van lichtere economische activiteiten en woningen. Er wordt gevraagd rekening te houden met alle aspecten die van belang zijn, ook economische haalbaarheid, het belang van het gebied van tewerkstelling, de saneringsproblematiek, de woonkwaliteit van de omliggende wijken, ontsluiting enz. “De schaal van het gebied en van bepaalde bedrijven maakt verweving in sommige deelgebieden ook onrealistisch en niet wenselijk.”

Alles wijst er in het s-RSA dus op dat er op zeer omzichtige wijze moet omgegaan worden met dossiers die zich in deze strategische ruimte bevinden, afgebakend door het Economisch Netwerk van het Albertkanaal (ENA) door het Vlaams gewest. In het dossier van DRANACO NV is er van omzichtigheid echter weinig sprake en staat heel het plan in schril contrast tegenover de gewenste strategische benadering van de plek.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Ruimtelijke Structuurplan Antwerpen is nog niet vertaald in een formeel planningskader. Tot op heden is er geen RUP voor het gebied opgemaakt.

 

  1. Tegenstrijdig met Strategisch Ruimteplan Antwerpen (RSA, titel 'Ruimte geven aan de stad van morgen', 2019) – Levendige woonstad: De betoncentrale maakt projectmatig geen deel uit van het overkappingsproject, maar is hier onlosmakelijk mee verbonden door haar ligging. Een ingreep op deze plek dient dus ook bij te dragen aan de kwaliteit voor de stad, wijken, buurten en bewoners.

Gezien de sociale veiligheid in deze week reeds vandaag zeer slecht aanvoelt, lijkt een ‘positief vliegwiel’ veel eerder aangewezen in deze wijk dan een betoncentrale die het veiligheidsgevoel enkel verslechtert.

In dit project wordt de straatgevel een blinde, betonnen muur. Langs een lang voet- en fietspad is dit nefast voor de sociale veiligheid. Elke levende functie in het straatbeeld ontbreekt. (Op het aan- en afrijden van zware vrachtwagens na…)

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Strategisch Ruimteplan Antwerpen is nog niet vertaald in een formeel planningskader. Tot op heden is er geen RUP voor het gebied opgemaakt.

 

  1. Tegenstrijdig met Strategisch Ruimteplan Antwerpen (RSA, titel 'Ruimte geven aan de stad van morgen', 2019) – Slimme netwerkstad: Een betoncentrale van +/- 20.000 m2 die slechts 20 jobs aanbiedt is een zeer slecht idee in een sterk verstedelijkt woon-/werkgebied. Er kunnen op zo’n groot terrein in de stad veel meer kansen worden gecreëerd voor kleine ondernemers, ambachten en kleinschalige maakindustrie (schilders, ateliers, schrijnwerkers, meubelmakers…). Er ontstaat een grote meerwaarde voor de lokale bewoners en ondernemers i.p.v. een vervuilend en verkeer belastend bedrijf dat de buurt enkel overlast biedt.

De ‘Innovatieve stadshaven’ wordt op dit moment uitgewerkt tot innovatieve toplocatie met watergebonden activiteit. De gebieden die hiertoe behoren zijn niet direct verbonden met woongebied en zijn dan ook geschikter voor de bouw van een betoncentrale. Deze aanbouw kan hier zo ingepast worden in een brede, toekomstgerichte visie en zich innovatief profileren binnen dit kader. Voor de Kop van Merksem is het tegenovergestelde het geval.

Desbetreffende site zou zich hiertoe perfect kunnen verlenen om zo een meerwaarde op lokale én bovenlokale schaal te bieden. De aangrenzende sportcluster met de velden van FC Merksem en de sporthal van de Telenet Giants kunnen hiertoe een hefboom zijn. De site is bovendien optimaal ontsloten voor auto-, fiets- en OV-verkeer.

De Kop van Merksem is uniek omdat ze de enige wijk van district Merksem is die in verbinding staat met de stad. Al het fietsverkeer van Merksem (en bij uitbreiding Schoten, Ekeren, Schilde, Brasschaat en Sint-Job-in-‘t-Goor) komen hier als een trechter samen om één van de twee nieuwe fietsbruggen te nemen. (Denderstraat, Theunisbrug) Deze plek vormt dé spil tussen Merksem en Antwerpen en verdient dus een kwalitatieve inrichting.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Strategisch Ruimteplan Antwerpen is nog niet vertaald in een formeel planningskader. Tot op heden is er geen RUP voor het gebied opgemaakt.

 

  1. Tegenstrijdig met Strategisch Ruimteplan Antwerpen (RSA, titel 'Ruimte geven aan de stad van morgen', 2019) – Veerkrachtig landschap: Een extra nieuwe verharding van 18.936 m2 in Antwerpen-Noord wat gekend is om zijn overstromingsproblematieken is m.a.w. roofbouw op de toekomst van de omliggende woningen.

Deze ‘nieuwe adem’ kan onmogelijk worden gerealiseerd wanneer in ditzelfde gebied een betoncentrale wordt opgetrokken die zelf aangeeft dat er mogelijk hinder zal zijn door stof, geluid, geur en trillingen, alsook mogelijk negatieve effecten op de bodem, het milieu en de menselijke gezondheid.

Van deze leefbaarheidsmaatregelen is er in heel het aanvragingsdossier van DRANACO NV geen sprake. Door haar ligging is het perceel echter deel van de Ringzone waar de effecten van de bouw van de Oosterweel verbinding sowieso al aanzienlijk zullen zijn.

Zoals reeds vermeld, ligt desbetreffende site in de Kop van Merksem wat de enige verbinding is tussen het district Merksem en de stad Antwerpen. Een permanente betoncentrale hypothekeert hier de verdere ontwikkelingen op een prominente spil tussen district en stad.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het Strategisch Ruimteplan Antwerpen is nog niet vertaald in een formeel planningskader. Tot op heden is er geen RUP voor het gebied opgemaakt.

 

  1. Tegenstrijdig met Masterplan Merksem-Zuid (in opdracht van stad Antwerpen en district Merksem, in opmaak, verwacht 2023): In de zomer van 2020 deden het district Merksem en de stad Antwerpen samen een oproep voor een ontwerpteam dat een nieuw masterplan voor Merksem-Zuid zou ontwerpen. Met de opstart van dit masterplan wil en de uitdagingen en noden van de omgeving rond Merksem ’t Dokske en Kop van Merksem in kaart brengen. Het richt zich op een kwalitatief en veilig openbaar domein, een betere wijkcirculatie voor zwaar vrachtverkeer in een dicht woongebied en een goede mix van en evenwicht tussen wonen en bedrijvigheid langs de kades van het Albertkanaal en ’t Dokske.

Door grondige analyse, burgerparticipatie en toekomstgerichte visievorming ligt er over iets meer dan een jaar een volledig up-to-date plan klaar wat in alle waarschijnlijkheid de lijn van het voorgaande Kaderplan Albertkanaal en het RSA zal volgen wat betreft de invulling van de specifieke site waarop DRANACO NV nu aanspraak doet. De bouw van een permanente(!) betoncentrale zal dit plan en daarmee de hele buurt voor de komende decennia hypothekeren. De investering in het masterplan wordt zo weggesmeten geld.

Bij deze wordt voorgesteld om in overleg met het ontwerpteam naar een gepaste invulling van het terrein te zoeken en zoniet het resultaat van dit Masterplan Merksem-Zuid af te wachten. (met een eventuele vergunning voor zeer tijdelijke exploitatie voor de tussentijd)

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Masterplan Merksem Zuid is nog niet vertaald in een formeel planningskader. De opdracht situeert zich in een analytische fase.

 

  1. Ruimtelijk niet verantwoord: Voor de overkant van het kanaal wordt momenteel gewerkt aan ontwerpen voor het zogenaamde Ringpark Lobroekdok, met onder meer een fietspad op de oever van het kanaal langs een waterlandschapspark. De voorgestelde betoncentrale aan de overzijde van dat waterpark zou ons inziens niet passen in het ruimtelijk beeld dat de ontwerpers van dit Ringpark voor ogen hebben. Wij zijn van mening dat op deze site een industriële activiteit zoals een betoncentrale hier geen plaats heeft.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar handelt niet over de voorliggende aanvraag zelf, maar over het ontwerp van een waterlandschapspark op een andere locatie.

 

  1. Hypothekeren toekomst: Deze activiteit blokkeert elke verdere ontwikkeling van de kop van Merksem en de toekomstige ontwikkeling rond het Sportpaleis. De zware industrie is reeds jaren verdwenen; lichte KMO is hier in de plaats gekomen. Deze activiteit hoort niet meer in dit gebied en heeft een grote impact op de omgeving.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag ligt volgens het gewestplan in industriegebied  en is conform de bestemmingsvoorschriften.

 

  1. Hypothekeren toekomst: De bezwaarindiener houdt zich vast aan de plannen van De Grote Verbinding, die in zijn buurt de levenskwaliteit sterk zullen verbeteren. Zoals de plannen voor Ringpark Lobroekdok en Ringpark Groenendaal, die een veilige, groene, aangename en gezonde toekomst beloven. Het staat echter haaks op deze plannen om dan – bij wijze van spreke – om de hoek een vervuilende, belastende, ongezonde en betonnen betoncentrale te plaatsen.

Het is een smet op al het harde werk van Merksem en Stad Antwerpen om onze buurten op te waarderen. Na al de moeite die het heeft gekost om bijvoorbeeld de Bredabaan, het Gemeentehuisplein en het Gasthuishoeveplein aan te leggen, kan de bezwaarindiener er niet bij dat het goedgekeurd zou kunnen worden om deze betoncentrale te plaatsen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag ligt volgens het gewestplan in industriegebied  en is conform de bestemmingsvoorschriften en in die zin aanvaardbaar op de voorgestelde locatie.

 

  1. Hypothekeren toekomst, sociaal leven: De bezwaarindiener heeft huis gekocht in 2010 omwille van een handelspand op het gelijkvloers. Na de coronacrisis wil hij een horecazaak openen om het sociale leven hier in de buurt opnieuw leven in te blazen. De school in de nabijheid wil volgens hem toch wel wat eetgelegenheid hebben.

Via de fiets- en wandelbrug komen enorm veel mensen Merksem ingereden of gewandeld, het zou fijn zijn als zij ergens lekker rustig een hapje en een drankje op een terras in de zomer kunnen benuttigen.

Een betoncentrale zorgt enkel voor geluidsoverlast, geurhinder en een overlast van vrachtwagenverkeer waardoor zijn zaak niet rendabel wordt.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar handelt niet over de aanvraag zelf en is niet van stedenbouwkundig aard.

 

  1. Verandering buurt: Volgens de bezwaarindiener zijn er het laatste decennia veel investeringen gebeurd in het Dokske & Merksem zoals kantoorgebouwen, transformatie van zware industrie naar biochemie, kantoorgebouwen, IT bedrijven, co-working, fietsbrug, nieuwe trainingscentrum, sportvelden, nieuwe brug, veel extra openbare ruimte, en zo verder.

De wijk waar de aanvraag gesitueerd is getransformeerd van industrie naar business units. De nieuwe fietsbrug met naadloze connectie naar het toekomstige park spoor oost, het verwijderen van de viaduct van Merksem zijn een onschatbare meerwaarde voor deze kant van Merksem. Al deze investeringen van onze overheid zorgen voor een aantrek van nieuwe gezinnen en kennis industrie. De plaatsing van dit enorme project zorgt voor een onmiskenbare overlast voor de buurt.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. De aanvraag ligt volgens het gewestplan in industriegebied  en is conform de bestemmingsvoorschriften en in die zin aanvaardbaar op de voorgestelde locatie. De veronderstelde overlast wordt verder niet gespecifieerd en kan aldus niet beoordeeld worden.

 

  1. Hypothekeren toekomst van Merksem: Door een groot aantal werken in Merksem, werd er de laatste 10 jaar veel gevraagd van de Merksemnaar. Zo waren er onder meer de werken aan de Bredabaan (jarenlange verkeerslast, belofte voor minder doorgaand verkeer te maken), aan de brug van den Azijn en Sportpaleisbrug (jarenlange verkeerslast, maar belofte voor minder doorgaand verkeer en meer openbare ruimte (bvb nieuw parkje aan de mond van de Sportpaleisbrug kant Merksem), in verband met de verbreding van de waterweg (jarenlange verkeerslast, maar belofte voor betere fietspaden en de fietsersbrug), 1 brug minder is tussen de Groenendaallaan en Bredastraat (jarenlange verkeerslast, maar belofte voor de fietsbrug en een exclusieve, veilige manier om Merksem en Antwerpen te verbinden).

En nu nog even doorbijten door de werken van 10 jaar ring zodat de Oosterweelverbinding er is en gigantische overlast van de viaduct van Merksem voorgoed achter de rug is.

De bezwaarindiener gelooft in deze projecten en investeer resoluut in Merksem, als bewoner, als ondernemer en als deelnemer aan het maatschappelijk project met de middelen die hij heeft.

De plaatsing van dit project zal nieuwe kennis economie afschrikken, zal jonge bewoners afschrikken en ook de jonge gezinnen die zouden willen investeren in de buurt "Oude Bredabaan" naar andere oorden jagen.

De mensen zullen makkelijker Merksem als uitvalsbasis gaan zien wegens bovenstaande redenen. Echter zal de komst van een betoncentrale deze kansen voor Merksem teniet doen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar handelt ook niet over de aanvraag zelf. De bezwaarindiener heeft inderdaad gelijk. De afgelopen jaren– maar ook de komende jaren– zijn er veel infrastructuurwerken in Merksem gepasseerd/ gepland. Echter is het bezwaar van hypothetische aard, de bezwaarindiener neemt stelling aan die niet gebaseerd is op feiten. Het bezwaar is ook niet van stedenbouwkundige aard.

 

  1. Gelijkheidsbeginsel: De bezwaarindiener wijst erop dat zij zelf -terecht- verplicht werd om een groene parking en buurtparkje aan te leggen. Indien huidige aanvraag aanvaardbaar zou worden geacht, kan zij niet anders dan besluiten dat hierin met twee maten en gewichten wordt gewerkt. Hetzelfde geldt voor de doorgedreven effectenbeoordelingen die zij zelf bij elke aanvraag dient voor te leggen. Zij heeft daar begrip voor, maar het is ook evident dat hetzelfde geldt voor andere bedrijven die zich in de buurt wensen te vestigen.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Iedere bouwaanvraag moet voldoen aan de bouwcode. Mits een degelijke motivatie zijn afwijkingen mogelijk. Zo zal het aspect verharding mee worden opgenomen in de verdere toetsing.

 

  1. Tewerkstelling: De komst van de betoncentrale levert slecht 20 banen op wat niet opweegt tegen de overlast die ze veroorzaakt voor de buurt. Bovendien is er nergens een belofte dat er ook iets wordt teruggedaan voor de maatschappij.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar is niet van stedenbouwkundige aard.

 

  1. Economie, bedrijvigheid: Merksem Zuid kenmerkt zich als een wijk met heel wat bedrijvigheid. Dit gaat van garagisten, schrijnwerkers, decorateurs, kantoren, carrosserie- en (auto)verhuurbedrijven tot bouwwinkels, fabrieken in de voedingsnijverheid, distributie- en afbraakbedrijven. Heel wat grote of verstorende bedrijvigheid bevindt zich door historische evolutie nog in woongebied. Dit zorgt vaak voor klachten en frustraties bij buurtbewoners. Evenzeer zorgt hetzelfde fenomeen voor beperkingen voor de bedrijven.

Door economische veranderingen is ook in Merksem Zuid het uitzicht van de bedrijvigheid aan het veranderen. Er zijn reeds gekende faillissementen, andere bedrijven hebben hun activiteiten verhuist. Merksem Zuid kampt momenteel met hoge cijfers in werkloosheid en ongeschooldheid.

Bovenstaande geeft weer dat kansen zouden worden gemist om historisch misgroeide situaties op te lossen. Verstorende bedrijven zouden uit de woonwijk kunnen gehaald worden, naar de Bocht van Merksem. Op die manier krijgen deze bedrijven nieuwe kansen en kunnen op de locaties in de wijken andere soorten kleinschalige activiteiten ontwikkeld worden, die de druk op de woonwijk zouden doen afnemen. Het grote potentieel dat deze site van 20.000 m2 heeft, wordt met de huidige plannen, onvoldoende gebruikt. Er worden slechts 20 jobs voorzien op een terrein dat de capaciteit heeft tot een veelvoud daarvan. Dit is in een wijk met hoge werkloosheid en ongeschooldheid niet te verantwoorden.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar is niet van stedenbouwkundige aard en handelt niet over de voorliggende aanvraag.

 

  1. Nieuwe functie: De bezwaarindiener opteert hier voor een groene omgeving. Aanleg park bijvoorbeeld of speelterrein met nog een bijkomend voetbalvelden of basketvelden.

Beoordeling: Het bezwaar is ongegrond. Het bezwaar handelt niet over de voorliggende aanvraag maar doet een voorstel voor nieuwe mogelijke inrichting.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021129342

Gegevens van de aanvrager:

NV Dranaco met als contactadres Godefriduskaai 28 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV Dranaco (0404635203) met als contactadres Godefriduskaai 28 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Carrettestraat 31 te 2170 Merksem (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 40 sectie C nrs. 587M, 597B4 en 597R3

waarvan:

 

-          20210809-0074

afdeling 40 sectie C nrs. 587M, 597B4 en 597R3 (Dranaco NV)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het construeren en exploiteren van een betoncentrale, een garage/werkplaats en containerbureel, opslagvakken, hoogspanningscabine en de bijhorende aanleg van de wegenis, parkeerzone en in- en uitritten

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          18/07/2016: stilzwijgende weigering (20151947) voor gebeurlijk gebruiken van gronden en afval voor opslag/overslag van materieel en materialen;

-          29/04/2016: vergunning (20152160) voor het leggen van ondergrondse kabels;

-          24/10/2014: vergunning (20141368) voor het verbreden van de Bocht van Merksem op de rechteroever van het Albertkanaal in Antwerpen(Merksem);

-          23/03/2012: vergunning (2012153) voor het aanleggen van een parkeerterrein;

-          29/12/2011: vergunning (2015302) voor heraanleg vergunde tijdelijke parking (1287 plaatsen) voor sportpaleis noord, regularisatie;

-          22/12/2006: vergunning (20053084) voor aanleggen tijdelijke parking (Parking Noord Sportpaleis) met 1287 plaatsen;

-          08/11/2004: vergunning (20043120) voor afbreken resterende gebouwen VAMO-Mills;

-          01/09/2003: vergunning (20022866) voor afbreken bedrijfsgebouwen Beerens aan Albertkanaal.

 

Vergunde/vergund geachte toestand

-          geen laatst vergunde toestand aangeleverd (betreft nieuwbouwproject).

 

Huidige toestand

-          inrichting:

  • een braakliggend, bouwrijp terrein (in praktijk in gebruik als opslagplaats in het kader van aanleg van wegenis openbaar domein), begrensd door:

-          ten noorden: de Carrettestraat;

-          ten oosten en ten westen: de Vaartkaai (als straat);

-          ten zuiden: de kade van het Albertkanaal;

  • ten zuiden op het terrein het geasfalteerde jaagpad als fiets- en voetpad ter sloop;
  • ten noordoosten boven het terrein hoogspanningskabels;
  • een totale oppervlakte van 19506 m².

 

Gewenste toestand

-          functie:

  • garage/werkplaats: bedrijvigheid;
  • containerbureel: kantoren;
  • dispatchgebouw: kantoren en bedrijvigheid.

-          bouwvolume:

  • garage/werkplaats: bebouwing van 1 bouwlaag onder plat dak met een dakrandhoogte van circa 8 m;
  • containerbureel: bebouwing van 2 bouwlagen onder plat dak met een dakrandhoogte van circa 6,2 m;
  • dispatchgebouw: bebouwing onder platte daken met een maximale dakrandhoogte van circa 16,3 m;
  • hoogspanningscabine: bouwvolume met een dakrandhoogte van circa 2,42 m.

-          gevelafwerking:

  • garage/werkplaats: donkerblauwe metalen geïsoleerde sandwichpanelen met donkerblauwe geplooide staalplaat dakrandprofielen als algemene gevelafwerking;
  • containerbureel: donkerblauwe stalen wandbeplating met donkergrijs pvc buitenschrijnwerk en donkergrijze aluminium rolluikkasten als algemene gevelafwerking;
  • dispatchgebouw: metalen geïsoleerde sandwichpanelen en geprofileerde metalen gevelbekleding met witkleurig geplooide staalplaat dakrandprofielen als algemene gevelafwerkingen;

-          inrichting idem bestaande toestand met:

  • het terrein ingericht ten dienste van de betoncentrale met op het terrein:

-          ten noorden: de garage/werkplaats met bureel, een fietsenstalling

-          ten oosten: een bufferput en het dispatchgebouw met stortbakken;

-          ten zuiden: verplaatsbare keerwanden en een stortbak

-          ten westen: een silo;

-          centraal: 2 weegbruggen en vaste keerwanden met een transportbandconstructie op hoogte;

-          het terrein voorts volledig verhard ingericht en afgesloten met vaste, betonnen keerwanden van 6 m hoog;

-          18 autostalplaatsen, 2 fietsstalplaatsen en 8 wachtplaatsen voor vrachtwagens;

-          ten oosten een schuifpoort van 12 m voor de inrit van de centrale;

-          ten noorden een schuifpoort van 12 m als in- en uitrit voor de grondstoffen en de centrale.

 

Inhoud van de aanvraag

-          het bouwen van een betoncentrale door :

  • het slopen van bestaande wegenis;
  • het bouwen van een garage/werkplaats;
  • het bouwen van een containerbureel;
  • het bouwen van een dispatchgebouw;
  • het bouwen van opslagvakken;
  • het bouwen van een silo;
  • het bouwen van een transportbandconstructie op hoogte;
  • het bouwen van weegbruggen;
  • het bouwen van stortbakken;
  • het bouwen van een bufferput;
  • het bouwen van een fietsenstalling;
  • het bouwen van een hoogspanningscabine;
  • het bouwen van vaste keerwanden op het terrein en op de grens met het openbaar domein;
  • het plaatsen van bijhorende aanleg van de wegenis, verhardingen, parkeerzone en in- en uitritten.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Inhoud van de aanvraag

De vergunningsaanvraag omvat het bouwen en exploiteren van een nieuwe betoncentrale.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1.000,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 250,00 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

19 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 voertuigen per dag

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

21,00 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4,17 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

898,17 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

903,87 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

400,00 liter

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

522,41 kW

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Lokale Politie/ Centrale Preventie

5 november 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag 

 Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Lokale Politie/ Verkeerspolitie

5 november 2021

24 november 2021

Voorwaardelijk gunstig

 









Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen

5 november 2021

8 november 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

5 november 2021

26 november 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

5 november 2021

16 november 2021

Stadsbeheer/ Vastgoed/ Ontwikkeling/ Bouwprojecten

5 november 2021

8 november 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

5 november 2021

22 november 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit/ Oosterweelverbinding

5 november 2021

22 november 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

5 november 2021

17 november 2021

stadsontwikkeling/ publieke ruimte

5 november 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop, (Artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 12 Levendige plint:

De toegangspoort mag maximaal 3 m breed zijn. Indien de perceelsbreedte meerdere toegangspoorten toelaat, kunnen deze ook gekoppeld worden tot een maximale breedte van 6 m.

-          Er worden 2 toegangspoorten voorzien met telkens een breedte van 12 m;

-          Het gebouw dat de garage en werkplaats herbergt heeft een hoogte van 8 m over een lengte van 35 m. Er bevinden zich geen raamopeningen in de gevel waardoor er geen contact tussen de passant en de gebruiker;

  • artikel 19 Tuinafsluitingen:

De voortuin moet afgesloten worden door een levende afsluiting, een muurtje of een hek met een hoogte van maximum 1 m. Tot de voortuinafsluiting behoren zowel de afsluiting langs openbare ruimte als afsluitingen tussen voortuinen onderling.

De afsluiting langs het openbaar domein bestaat uit 6 m hoge keerwanden;

  • artikel 27 Open ruimte:

Bij nieuwbouw of bij toename van de bebouwde grondoppervlakte moet minimaal 20% van de oppervlakte van het perceel op het niveau van het maaiveld onbebouwd zijn.

Het terrein wordt quasi volledig verhard.

  • artikel 29 Autostalplaatsen en autoparkeerplaatsen:

Parkeerplaatsen in open lucht moeten worden ingericht in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal zoals grasdallen, gewapend gras of verharding met kleinschalige elementen met open voegen.

Het terrein – waaronder de parkeerplaatsen – wordt quasi volledig verhard.

  • artikel 38 Groendaken:

Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies aan te leggen als een groendak.

Geen van de in aanmerking komende platte daken van de nieuwe bouwvolumes wordt voorzien van een groendak;

  • artikel 41 Kenmerken aansluiting van de leidingen met het openbaar rioolstelsel:

-          Zowel de DWA als de RWA moet voorzien zijn van een toezichtsput, gemerkt "DWA" of "RWA" overeenkomstig het type afvalwater. De toezichtsput is gelegen op het private perceel en zo dicht mogelijk bij de perceelgrens.

Er is ter hoogte van de perceelgrens geen toezichtput voorzien;

-          Het gebruik van waterspuwers als waterafvoer van daken en terrassen is verboden.

Er worden waterspuwers voorzien. Het is niet geheel duidelijk of dit enkel noodspuwers betreffen.

  • artikel 43 Septische putten:

Het is verplicht om bij nieuwbouw een septische put te voorzien.

De plannen bevatten te weinig informatie omtrent de inhoud van de verschillende septische putten.

  • artikel 44 Vetafscheiders en olieafscheiders:

Alle delen van de afscheider dienen in verband met reinigingswerkzaamheden makkelijk toegankelijk te zijn. De uitlaat van de afscheider moet voorzien zijn van een stankafsluiter.

De plannen bevatten te weinig informatie om te bepalen of voldaan wordt aan dit artikel.

 

Sectorale regelgeving

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex wonen van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

De aanvraag wijkt af op een aantal artikels van de bouwcode. Echter kunnen een aantal zaken mee worden genomen naar de voorwaarden.

 

De aanvraag wijkt af op artikel 12 van de bouwcode. De toegangspoort mag maximaal 3 m breed zijn. Indien de perceelsbreedte meerdere toegangspoorten toelaat, kunnen deze ook gekoppeld worden tot een maximale breedte van 6 m. Er worden 2 toegangspoorten voorzien met telkens een breedte van 12 m. Echter hangt dit punt ook samen met de ontsluiting en bereikbaarheid van de site. Zoals verder in dit verslag vermeld wordt er kan er omwille van verkeersveiligheid maar één toegang tot de site gerealiseerd worden. Gezien de aard van het verkeer kan wel een afwijking toegestaan worden op de breedte en is 12 m aanvaardbaar.

Het gebouw dat de garage en werkplaats herbergt heeft een hoogte van 8 m over een lengte van 35 m. Er bevinden zich geen raamopeningen in de gevel waardoor er geen contact tussen de passant en de gebruiker. Dit punt wordt hernomen bij het beoordelingselement “Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen”.

 

De afwijking op artikel 19 van de bouwcode is stedenbouwkundig aanvaardbaar.

De afsluiting langs het openbaar domein bestaat uit 6 m hoge keerwand en niet uit een levende afsluiting, een muurtje of een hek met een hoogte van maximum 1 m.

Tegen de keerwand worden grondstoffen opgeslagen, waardoor in feite de wand met zijn opslag als een gebouw kan worden beschouwd. Een gebouw van 6 m hoog is aanvaardbaar in de omgeving. Er zullen wel voorwaarden opgelegd worden in het kader van veiligheid in het algemeen zoals verder in dit verslag te lezen valt.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om de parkeerplaatsen voor het personenvervoer in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal aan te leggen, conform artikel 27 en 29 van de bouwcode.

Bij nieuwbouw of bij toename van de bebouwde grondoppervlakte moet minimaal 20% van de oppervlakte van het perceel op het niveau van het maaiveld onbebouwd zijn.

Parkeerplaatsen in open lucht moeten worden ingericht in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal zoals grasdallen, gewapend gras of verharding met kleinschalige elementen met open voegen.

Het terrein – waaronder de parkeerplaatsen – wordt quasi volledig verhard. Dit is stedenbouwkundig niet aanvaardbaar. Om toch enige waterinfiltratie te creëren, dienen de parkeerplaatsen voor het personenvervoer minstens in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal te worden aangelegd.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om de alle platte daken aan te leggen als een groendak, conform artikel 38 van de bouwcode.

Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies aan te leggen als een groendak. Geen van de in aanmerking komende platte daken van de nieuwe bouwvolumes wordt voorzien van een groendak.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om een toezichtput bij de DWA en RWA te plaatsen, conform artikel 41 van de bouwcode.

Er is ter hoogte van de perceelgrens geen toezichtput voorzien, zoals opgelegd in het artikel. Zowel de DWA als de RWA moet voorzien zijn van een toezichtput, gemerkt "DWA" of "RWA" overeenkomstig het type afvalwater. De toezichtput is gelegen op het private perceel en zo dicht mogelijk bij de perceelgrens.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om de waterspuwers enkel te gebruiken als noodspuwers, conform artikel 41 van de bouwcode.

Er worden waterspuwers voorzien. Echter is het gebruik van waterspuwers als waterafvoer van daken en terrassen verboden volgens het artikel. Tevens is het niet geheel duidelijk of dit enkel noodspuwers betreffen.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om een septische put te plaatsen met een inhoud conform het artikel 43 van de bouwcode.

De plannen bevatten te weinig informatie omtrent de inhoud van de verschillende septische putten. Echter is het verplicht om bij nieuwbouw een septische put te voorzien.

 

Naar voorwaarden wordt meegenomen om vet- en olieafscheiders te plaatsen waar nodig, conform artikel 44 van de bouwcode.

De plannen bevatten te weinig informatie om te bepalen of voldaan wordt aan dit artikel.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag omvat het plaatsen van een betoncentrale met bijhorende infrastructuur. De aanvraag is daarmee in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan.

 

De site ligt in het provinciaal project Kaderplan Kanaalkant Albertkanaal (2014).

Volgens dit kaderplan ligt het projectgebied in de zone voor kleinschalige watergebonden bedrijvigheid – Kleine bedrijvigheid: <0.5 ha .

Aangezien het bedrijf op een perceel met een grootte van circa 20.000 m² (2ha) kan dit moeilijk als kleinschalig worden beschouwd. Het perceel is dus volgens het kaderplan eerder geschikt voor 4 kleinschalige watergebonden bedrijven.

 

Echter is het provinciaal Kaderplan Kanaalkant Albertkanaal nog niet vertaald in een formeel planningskader en zijn er dus geen voorschriften om af te toetsen.

 

Tevens ligt de site in het Masterplan Merksem Zuid. Echter zit dit masterplan nog maar in een analytische fase met een verwachte einddatum in 2023 en is dit eveneens nog niet vertaald in een formeel planningskader.

 

De aanvraag is voor advies opgestuurd naar de dienst business & innovatie. De dienst adviseert ongunstig met volgende beoordeling:
“De aanvraag voorziet in de realisatie van een betoncentrale langsheen het Albertkanaal.

 

De site is gelegen binnen het industriezone Kanaalkant noord zoals aangeduid in de beleidsnota ruimtelijke economie. Maar het maakt ook deel uit van het provinciaal project Kanaalkant en het masterplan Merksem zuid.

 

Een activiteit als deze hoort thuis in industriegebied bij voorkeur via een multimodale ontsluiting zoals hier.

 

Voor het overige kan er geen terdege advies worden gegeven gezien het dossier geen of onvoldoende informatie bevat over:

-          eventuele overlast hinder vanuit de bedrijfsactiviteit op omliggende functies. En vice versa. Bepaalde functies in de nabijheid van de centrale kunnen beperkend zijn voor de bedrijfsactiviteit.

-          de vervoersmodi die het bedrijf zal benutten voor de aan- en afvoer van grondstoffen, goederen en afgewerkte producten, alsook voor afvalstromen

-          de  overslaginfrastructuur die noodzakelijk is voor de goederenstromen

-          de mate waarin er voor watercaptatie, afkoeling of energietransitie gebruik worden gemaakt van het Albertkanaal – de stad streeft immers klimaatneutrale bedrijventerreinen na waar mogelijk

 

Daar het voorliggend dossier onvolledig is, kan voor het dossier enkel een ongunstig advies uitgebracht worden.”

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De aanvraag kan gunstig worden geadviseerd inzake de goede ruimtelijke ordening op vlak van schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid.

Het betreft een aanvraag in een industriële omgeving en dus is het aangewezen dat de grond optimaal gebruikt wordt en naar maximale verdichting wordt gestreefd. De aanvraag voldoet hieraan.

 

Visueel-vormelijke elementen

De aanvraag kan gunstig worden geadviseerd inzake de goede ruimtelijke ordening op vlak visueel-vormelijke elementen.

De gevels van de verschillende gebouwen worden afgewerkt met metalen geïsoleerde sandwichpanelen. Het betreft een aanvraag in een industriële omgeving en dan primeert de functionaliteit van de gebruikte materialen, niet zozeer het esthetisch aspect. In dat opzicht kan de aanvraag aanvaard worden.

 

Cultuurhistorische aspecten

Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het projectgebied is gelegen buiten een woon- en recreatiegebied met een oppervlakte boven de 3.000 m² (19 500 m²) en een ingreep boven de 5.000 m² (gelijk aan projectgebied). De aanvrager is niet publiekrechtelijk. Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

Een archeologienota werd opgemaakt door de ABO en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 08/10/2021 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/20118). De archeologienota beveelt geen verder onderzoek.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Heel het gebied langs het Albertkanaal kent door de industriële activiteit een lage sociale controle, vooral ’s avonds of ’s nachts, wanneer er weinig verkeer is. Daarom is aandacht voor de sociale veiligheid voor in de eerste plaats het voet- en fietspad van de Carrettestraat een belangrijk aandachtspunt.

 

De inplanting van een betoncentrale op deze plek heeft een negatieve impact op de sociale veiligheid van de omgeving. Zowel de functie zelf als de inplanting zorgen voor deze negatieve impact.

 

De functie schept bovendien weinig werkgelegenheid op het terrein zelf, waardoor er geen levendige rand, met bijvoorbeeld kantoorruimte gerealiseerd kan worden.

 

Er wordt wel een gebouw voorzien dat de garage en werkplaats herbergt met een hoogte van 8 m over een lengte van 35 m. Er bevinden zich geen raamopeningen in de gevel waardoor er geen contact tussen de passant en de gebruiker mogelijk is. Daardoor komen deze hoogte en lengte bedreigend over in verhouding tot de breedte van het voetpad. Om de sociale veiligheid te bevorderen moeten er minstens 2 raamopeningen met een oppervlakte van 1 m² per 5 m worden voorzien. Deze ramen moeten zo gesitueerd worden dat er op ooghoogte binnengekeken kan worden. De dorpel moet zich met andere worden lager dan 1,2 m ten opzichte van het peil van het voetpad bevinden. Dit wordt meegenomen naar de voorwaarden.

 

Bovendien zorgt de aard van de functie voor stofhinder, geluidshinder en extra vrachtverkeer, waardoor het veiligheidsgevoel daalt op het aangrenzende fiets- en wandelpad en voor de woningen aan de overzijde van de Carrettestraat.

 

Aan de zijde waar de Carrettestraat verderloopt in de Vaartkaai wordt een keerwand van 6 m hoog geplaatst over een lengte van circa 130 m. Deze wand wordt geplaatst om gronden of granulaten tegen te stappelen.

 

Op de terreinsnede kan worden afgeleid dat de grond, granulaten of andere materialen tot 6 m hoog tegen de keerwanden worden gestapeld en dan vanaf 6 m verder onder een helling van minder dan 45 ° hoger. Omwille van de veiligheid van de voetgangers en fietsers moet er worden voorkomen dat die opgeslagen grondstoffen kunnen verschuiven of wegwaaien en er stof-, zand en kiezels op het voet- en fietspad of de omliggende percelen terechtkomen.

Door de opslag te beperken tot maximum 6 m hoog en er niets gestapeld mag worden boven bovenkant van de keermuren, wordt dit voorkomen. Dit wordt naar de voorwaarden meegenomen.

 

Verder wordt opgemerkt dat deze muur het sociale veiligheidsaspect benadeelt. Een grote betonnen blinde wand van 6 m hoog is niet in verhouding tot het vlak naastgelegen voetpad van 1,8 m breed. Dit komt dreigend over voor de voetganger. Tevens is dit visueel niet aantrekkelijk.

 

Om deze negatieve impact te milderen wordt volgende maatregel opgenomen. De keerwand moet een halve meter naar achter geplaatst worden, waardoor er een groene gevel en onderbeplanting mogelijk is. Aandachtspunt hierbij is dat de firma een degelijke wintergroene gevelbeplanting aanplant en onderhoudt. Want het risico op een slecht beheer is groot bij een beperkte groenbuffer. Dit wordt naar de voorwaarden meegenomen.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte (voor personenwagens) wordt bepaald op basis van de normering opgenomen in de CROW voor een arbeidsintensief en bezoekers extensief bedrijf (industrie).

 

De parkeerbehoefte bedraagt hiervoor 1,75 plaatsen per 100 m² BVO (sterk stedelijk, centrumschil). Het hoofdgebouw heeft een BVO van 702 m². De parkeerbehoefte bedraagt dus bijgevolg 12 parkeerplaatsen.

 

Er worden 17 plaatsen voorzien voor personenwagens.

 

De plannen voorzien in 17 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er worden 17 plaatsen voorzien voor personenwagens. De afmetingen hiervan zijn conform de richtlijnen van de stad Antwerpen. Daarnaast worden er 8 wachtplaatsen voorzien voor vrachtverkeer

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 17 .

 

Dit aantal is toereikend.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 17 – 12 < 0 .

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 12 – 17 < 0 . Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.

 

 

Ontsluiting/bereikbaarheid

Deze industriële activiteit zal op dagelijkse basis +/- 150 vrachtwagenbewegingen genereren. Enerzijds gaat het over de leveringen aan het bedrijf:

-          6 vrachtwagens per dag

-          200 schepen per jaar

 

Anderzijds betreft het de bewegingen die vanuit het bedrijf zelf gebeuren

-          62 mengwagens per dag

-          75 vrachtwagens per dag

-          3 bestelwagens per dag.

 

In het voortraject van deze site werd de hoofdindustriestraat Vaartkaai en het jaagpad (fietssnelweg) langs het water verlegd naar de Carrettestraat zodoende watergebonden activiteit hier kan plaatsvinden. De invulling van de site beantwoordt aan de visie voor deze locatie. Extra maatregelen zijn echter wel nodig om de ontsluiting veilig te organiseren.

 

De site is bereikbaar via twee toegangen. Een gecombineerde op– en afrit is gelegen in de Carrettestraat. Daarnaast is er nog een toegang voorzien aan de ventweg gelegen naast de site. Om het aantal potentiële conflictsituaties met fietsverkeer te minimaliseren dient de in/uitrit op één locatie te gebeuren.

Dit wordt meegenomen naar de voorwaarden.

 

Daarnaast is de zichtbaarheid bij het op –en afrijden van de site niet optimaal. Vrachtwagens dienen in de huidige plannen reeds op het voetpad te staan om aankomende fietsers op de fietssnelweg te kunnen opmerken. Maatregelen zijn nodig om de zichtbaarheid te verbeteren. Een maatregel kan hier zijn om de poort meer in het perceel te plaatsen met afgeschuinde erfscheidingen naar de straat zodat vrachtwagens bij het verlaten van de site het dwarsend verkeer sneller in beeld hebben vooraleer deze over het voetpad en fietspad rijden.

 

Er wordt ook weinig informatie teruggevonden omtrent de 2 meter hoge afsluiting rond het perceel, daar waar geen keermuren staan. Om de zichtbaarheid van en op fietsers en voetgangers te verhogen en de risico’s bij kruising te verkleinen, moet deze afsluiting voor het deel hoger dan 1,2 m, openmazig en doorzichtig uitgevoerd worden en blijven. Om inkijk vanop de openbare weg te voorkomen en om stof en vuil binnen de omheining te houden, moet het hekwerk met een wintergroene klimplant afgedekt worden of moet er een 2 m hoog haag tegenaan geplant worden.

 

Om het op –en afrijden verder te beveiligen en bestuurders attent te maken op het fiets– en wandelverkeer dient er een lichtinstallatie te worden uitgewerkt dat minimaal de kruising van de fietsroute met de in- en uitrit regelt met minstens een knipperlichtinstallatie die oplicht bij het op- en afrijden van de site. Of er moeten lichten geplaatst worden die vrachtwagens attenderen op fietsers door de fietsers te detecteren en een lichtsignaal naar de in- en uitrijdende vrachtwagens te geven.  Aangezien deze zaken op openbaar domein komen, dient dit in overleg te gebeuren met de wegbeheerder. Zij bekijken dan wat er technisch mogelijk is op deze locatie.  Indien naar veiligheid en naar verkeersintensiteit noodzakelijk, dient de installatie opschaalbaar te zijn naar een verkeerslichteninstallatie. Dit in vergelijking met andere bedrijven langsheen de industriehoofdstraat. Aangezien de weg openbaar domein is dient hiervoor overleg te zijn met de wegbeheerder. Deze installatie dient opschaalbaar te zijn naar een verkeerslichteninstallatie. De aanvrager dient hiervoor een aanvraag te doen bij de wegbeheerder. In dit geval is dit dus de stad.

 

Er dient een beheersplan voorgelegd te worden in functie van reinheid. De bedrijvigheid kan immers zand of granulaten genereren welk op het nabijgelegen fietspad en rijbaan kunnen terechtkomen. Vrachtwagens dienen daarom gekuist te worden indien deze te bevuild zijn en de openbare weg en afwatering ervan na veelvuldig berijden kunnen doen verstoppen. Kosten die voortvloeien uit het niet naleven hiervan zijn op koste van het bedrijf. 

  

Fietsvoorzieningen

Voor deze industriële activiteit wordt er gevraagd dat er een fietsenstalling wordt voorzien voor 1/3de van het aantal werknemers aanwezig. Er zullen op de site 15 à 20 personen aanwezig zijn waardoor de fietsparkeerbehoefte 5 à 7 fietsparkeerplekken is. Daarnaast dient de fietsenstalling overdekt en afgesloten te zijn. Bij de uitvoering dient er minimaal 5 en indien de ruimte het toelaat 7 fietsplaatsen voorzien te worden met de mogelijkheid om elektrische fietsen op te laden.

 

Er wordt een fietsparkeerzone voorzien voor 5 fietsen. Hier is het belangrijk dat de fietsen ergens vast aan gemaakt kunnen worden zodat deze veilig gestald kunnen staan.

 

De fietssnelweg F15 wordt in functie van de watergebonden activiteit omgeleid via de noordkant van de site. De stad geeft als suggestie dat wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van de kade, fietsers wel langs het water kunnen gestuurd worden. Dit kan bv. tijdens het weekend indien er geen activiteiten worden uitgevoerd. Langsheen het kanaal zijn daarvan voorbeelden.

 

Op het fietspad rondom het bedrijf, alsook met bijzondere aandacht aan de in- en uitrit, zal het bedrijf steeds moeten zorgen voor een hoge graad van reinheid (stof-, zand en kiezelvrij). Hiervoor dient te allen tijde het nodige materiaal ter beschikking te staan op de site. Tevens dienen vrachtwagens ontdaan te zijn van modder/zand/kiezels aan de ophanging en wielen, wanneer ze de site verlaten.

 

Laden en lossen

Het laden en lossen dient op eigen terrein te gebeuren, alsook de keerbeweging die nodig is zodat vrachtwagens de site voorwaarts verlaten. Op de plannen is dit het geval. Er worden 8 wachtplaatsen voorzien voor vrachtverkeer en verspreid over de site bevinden zich een aantal laadplaatsen.

 

Conclusie

Voor de gevraagde stedenbouwkundige handelingen kan een gunstig advies gegeven worden onder volgende voorwaarden:

1.      de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.      de parkeerplaatsen voor het personenvervoer zijn in waterdoorlatend en grasdoorgroeibaar materiaal aan te leggen, conform artikel 27 en 29 van de bouwcode;

3.      alle platte daken zijn aan te leggen als een groendak, conform artikel 38 van de bouwcode;

4.      een toezichtput bij de DWA en RWA is te plaatsen, conform artikel 41 van de bouwcode;

5.      de waterspuwers mogen enkel als noodspuwers gebruikt worden, conform artikel 41 van de bouwcode;

6.      men moet een septische put plaatsen met een inhoud conform het artikel 43 van de bouwcode;

7.      vet- en olieafscheiders moet men plaatsen waar nodig, conform artikel 44 van de bouwcode;

8.      de opslag van de grond tegen de keerwanden is te beperken tot 6 meter, er mag niet gestapeld worden boven de bovenzijde van de keermuren;

9.      de betonnen keerwand moet 50 cm naar achter geplaatst worden waardoor er een begroeiing met wintergroen planten tegen de gevel en een onderbeplanting mogelijk zijn. Deze gevelbeplanting moet degelijk zijn en onderhouden worden door de aanvrager;

10.  in de straatgevel van de garage/werkplaats moeten per travée van 5 m 2 raamopeningen (van minimum 1 m²) geplaatst worden, voorzien van doorzichtig glas en met een dorpel op maximum 1,2 m boven het peil van het aanliggend voetpad of fietspad;

11.  het op –en afrijden van de site dient op één locatie te gebeuren om het aantal potentiële conflictsituaties met dwarsend fietsverkeer te minimaliseren. Dit moet voorzien worden op de plek van de ingetekende in en uitrit op de Carettestraat, de inrit op de Vaartkaai mag niet gerealiseerd worden;

12.  er dienen ingrepen te gebeuren om de zichtbaarheid te verbeteren voor het verkeer dat de site op en af rijdt:

-          De poort dient 5 meter achteruit op het terrein gezet te worden en de erfscheiding moet hier onder 45° op sluiten. De driehoekige restruimte kan een groene invulling krijgen.

-          Men moet belijning en correcte logo’s aanbrengen voor de circulatie van het vrachtverkeer op de site en het verlaten van de site.

-          Op het fietspad dienen witte streeplijnen aangebracht te worden en in de as van beide rijrichtingen dubbelrichtingspijlen

-          Er dienen verkeersborden geplaats te worden die verkeer dat het fietspad kruist attendeert op de fietsers 

-          Er dient een lichteninstallatie te worden uitgewerkt ter hoogte van de kruising van de fietsroute met de in- en uitrit die bestaat uit met minstens een knipperlichtinstallatie, voor zowel verkeer op en af de site als het kruisende voetganger- en fietsverkeer, die oplicht bij het op- en afrijden van de site. Deze installatie dient opschaalbaar te zijn naar een verkeerslichteninstallatie. De aanvrager dient hiervoor een aanvraag te doen bij de wegbeheerder. Om het op –en afrijden verder te beveiligen en bestuurders attent te maken op het fiets– en wandelverkeer dient er een lichtinstallatie te worden uitgewerkt die minimaal de kruising van de fietsroute met de in- en uitrit regelt met minstens een knipperlichtinstallatie die oplicht bij het afrijden van de site. Of er moeten lichten geplaatst worden die vrachtwagens attenderen op fietsers door de fietsers te detecteren en een lichtsignaal naar de in- en uitrijdende vrachtwagens te geven.  Aangezien deze zaken op openbaar domein komen, dient dit in overleg te gebeuren met de wegbeheerder. Indien naar veiligheid en naar verkeersintensiteit noodzakelijk, dient de installatie opschaalbaar te zijn naar een verkeerslichteninstallatie. Aangezien de weg openbaar domein is dient hiervoor overleg te zijn met de wegbeheerder.

13.  Vrachtwagens dienen de site ten allen tijden voorwaarts in –en uit te rijden in functie van een goede zichtbaarheid op andere verkeersdeelnemers. 

14.  Aan de uitrit van de site dienen er borden te worden geplaatst die de richtingen aangeven van het hoger wegennet (bv E19/haven of E313).

15.  Er dient een beheersplan voorgelegd te worden i. f. v. reinheid.

16.  Er dient een afsluitbare fietsenstalling voorzien te worden voor 7 fietsen. Er moet de mogelijkheid zijn om elektrische fietsen op te laden.

17. De afsluiting, anders dan de keermuren moet voor het deel hoger dan 1,2 m, openmazig en doorzichtig uitgevoerd worden en blijven. met een wintergroene klimplant tot boven afgedekt worden of er moet er een 2 m hoog haag tegenaan geplant worden.

 

Lastvoorwaarden

18.  De aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd via het retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De aanvrager wenst op de site aan de Carrettestraat/Vaartkaai in Merksem een nieuwe betoncentrale te exploiteren. Het terrein is vlak naast het Albertkanaal gelegen ter hoogte van de bochtverbreding.

 

Het ganse terrein is ongeveer 19.500 m² groot en zal grotendeels verhard worden. Naast de betoncentrale zelf worden op het terrein open stortvakken voorzien voor de opslag van zand en granulaten en 5 silo’s voor de opslag van cement en toeslagstoffen. De inrichting omvat verder ondermeer 2 weegbruggen, een wasplaats, een herstelwerkplaats, een verdeelinstallatie met bijhorende opslag van diesel, een transformator en compressoren.

 

Zand en granulaten zullen per binnenschip worden aangevoerd. De exploitant verwacht 200 schepen per jaar. De betonproductie bedraagt jaarlijks 100.000 m³, de betonspecie maar ook grondstoffen zoals zand, granulaten en cement worden afgevoerd via vrachtwagens. Dit resulteert in circa 280 vervoersbewegingen per dag aan vrachtwagens en bestelwagens die plaatsvinden tussen 5 en 19 uur (exclusief personeelsbewegingen). In de mer-screening wordt geschreven ‘Gezien de ligging in industriegebied en gezien de genomen maatregelen om een goede en veilige verkeerscirculatie te bevorderen op en rond het terrein, zullen de effecten op de mobiliteit niet aanzienlijk zijn.’. De belasting van het wegennet nabij de inrichting werd niet onderzocht (effect op spitsuren) en transport dient geweerd te worden uit woonstraten.

 

De schepen worden gelost met een walkraan, het is onduidelijk of het om een vaste dan wel mobiele kraan gaat. Binnen de inrichting wordt gewerkt met transportbanden (op hoogte). 

 

Bij de productie zal vooral gebruik worden gemaakt van opgevangen hemelwater en in tweede orde van kanaalwater.

 

Aandachtspunten zijn bij dergelijke installaties in eerste instantie stof- en lawaaihinder. In de summiere mer-screening wordt onvoldoende ingegaan op deze aspecten.

 

Wat betreft lawaai wordt gesteld dat de geluidsdruk onder het niveau zal blijven van het geluid afkomstig van de R1. Dit wordt op geen enkele manier aangetoond. Bovendien mag worden opgemerkt dat in het kader van de Oosterweelwerken de R1 en dus ook het viaduct van Merksem enige wijzigingen zullen ondergaan. Vermits de aanvrager geen vergunning voor een beperkte periode vraagt, moet dus ook rekening worden gehouden met de situatie na de Oosterweelwerken.

Wat betreft de toename van het vrachtvervoer -waaronder betonmixers-  ontbreekt een beoordeling van potentiële trillingshinder in de mer-screening.

 

Wat betreft de genomen maatregelen inzake stofbestrijding ontbreken minstens volgende aspecten:

-          hoe, waar en wanneer zal worden besproeit;

-          hoe worden de vrachtwagentransporten afgeschermd;

-          is er een wielwasinstallatie;

-          welke maatregelen worden genomen bij de silo’s;

-          wat met het voorkomen van emissies tijdens lossingen vanuit de (mobiele?) walkraan;

-          wat met de transportbanden?

 

Deze elementen worden slechts summier aangehaald. Op basis van de voorliggende informatie kan niet worden beoordeeld of de maatregelen ter voorkoming van stofverspreiding voldoende doordacht en efficiënt zullen zijn. Zo kan via de plannen worden afgeleid dat de granulaten worden gestapeld tot ca. 4 meter boven de keermuren die zelf al een hoogte hebben van 6 meter. Gezien de ligging van het project kan gesteld worden dat de wind op deze locatie vrij intens kan zijn. Het lijkt dan ook aangewezen de stapelhoogte te beperken tot maximaal 6 meter zodat de wind geen onmiddellijke invloed kan uitoefenen op de granulaten die boven de keerwand uitkomen.

Hierbij moet worden opgemerkt dat de eerste woningen en sportterreinen zich letterlijk aan de overkant van de straat bevinden en dat de exploitant geen bufferzone voorziet.

 

Wat betreft de verkeersafwikkeling kan ook de stelling van de aanvrager niet worden bijgetreden dat de effecten op de mobiliteit niet aanzienlijk zullen zijn. Deze stelling wordt in het dossier niet door cijfers ondersteund. Per dag 140 zware vrachtwagens die een bedrijfsterrein verlaten ter hoogte van een bochtrijk deel van de Vaartkaai zal onmiskenbaar een impact hebben op het bestaande woon-werkverkeer, zeker tijdens de ochtendspits. Ook wordt niet weergegeven hoe de verkeersafwikkeling zal zijn en of woonbuurten belast zullen worden. Ook dit aspect had in de mer-screening meer aan bod moeten komen.

 

De klant wordt erop gewezen dat voor de exploitatie van een betoncentrale verwezen kan worden naar de studie voor best beschikbare technieken voor betoncentrales.

 

De aanvraag werd ingediend op 23 september 2021 waarbij de vergunningverlenende overheid tot op heden geen uitspraak heeft gedaan over het onderzoek van de mer-screening. De bevoegde overheid wordt dan ook verzocht de voorliggende mer-screening conform artikel 21 van het omgevingsvergunningsdecreet niet te aanvaarden en hieromtrent een expliciete uitspraak te doen binnen de 90 dagen na indiening van het dossier.

 

Indien de vergunningverlener beslist geen rekening te houden met het voorliggende advies met betrekking tot de mer-screening dienen volgende voorwaarden opgelegd te worden:

 

-          het uitvoeren van geluidsstudies (inclusief trillingen) die ter evaluatie worden overgemaakt aan het schepencollege en waarbij de effecten afkomstig van de exploitatie van de betoncentrale voor en na de Oosterweelwerken in kaart worden gebracht en de daaraan gekoppelde maatregelen die het bedrijf zal uitvoeren;

-          het opstellen van een stofbestrijdingsplan dat ter evaluatie wordt overgemaakt aan het schepencollege;

-          het nagaan van de effecten van het verkeer afkomstig van de betoncentrale op het reeds aanwezige verkeer tijdens de spitsuren;

-          het beperken van de stapelhoogte van de granulaten tot de hoogte van de keerwanden.

 

Advies van het college

Wat betreft de stedenbouwkundige handelingen kan een gunstig advies verleend worden onder voorwaarden. Echter op basis van het voorliggend dossier kan geen gewogen beoordeling van de mogelijke hinder gebeuren ten gevolge van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten. De potentiële hinderaspecten worden in de mer-screening onvoldoende behandeld, milderende maatregelen onvoldoende uitgewerkt. Er zijn te grote onzekerheden over de mate waarin de aanvrager zal kunnen voldoen aan de algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden vervat in het Vlarem titel II. Omwille van het onlosmakelijk verband tussen de ingedeelde inrichtingen en activiteiten en de stedenbouwkundige handelingen  wordt een ongunstig advies gegeven over de voorliggende mer-screening en bijgevolg ook de vergunningsaanvraag.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Ongunstig geadviseerd voor

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

1.000,00 liter

6.5.1°

brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, namelijk installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen, bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) met maximaal twee verdeelslangen;

1 verdeelslang

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

1x 250,00 kVA

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

19 voertuigen

15.2.

andere werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (met inbegrip van carrosseriewerkzaamheden) dan de werkplaatsen, vermeld in rubriek 15.3;

1 werkplaats

15.4.1°

niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, wanneer volledig gelegen in industriegebied;

2 voertuigen per dag

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

21,00 kW

17.3.2.1.1.1°b)

opslag van gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van 100 kg tot en met 20 ton als de inrichting niet hoort bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

4,16 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

898,17 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

903,87 ton

17.4.

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

400,00 liter

30.3.c)

mortel- en betonmortelcentrales met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

522,41 kW

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

21 oktober 2021

Start openbaar onderzoek

30 oktober 2021

Einde openbaar onderzoek

28 november 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

10 december 2021

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een ongunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op de aanvraag.

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

DienstTaak
Stadsontwikkeling/vergunningenhet advies over te maken aan de instantie die dit gevraagd heeft.

Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.