Terug
Gepubliceerd op 15/11/2021

2021_CBS_08763 - Omgevingsvergunning - OMV_2021098517. Benzineweg, Petroleumkaai en Solventweg zn (zonder nummer). District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
wo 10/11/2021 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Claude Marinower, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_08763 - Omgevingsvergunning - OMV_2021098517. Benzineweg, Petroleumkaai en Solventweg zn (zonder nummer). District Antwerpen - Goedkeuring 2021_CBS_08763 - Omgevingsvergunning - OMV_2021098517. Benzineweg, Petroleumkaai en Solventweg zn (zonder nummer). District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

18 juli 2021

16 augustus 2021

1686

2

1

93

 

Bespreking van de bezwaren

Er werden naar aanleiding van het openbaar onderzoek 1.782 bezwaren ingediend, die zich als volgt laten samenvatten:

 

  1. Vestigingsplaats:

De vestigingsplaats ligt bijna volledig omsloten door de Hobokense Polder. De geplande hoogbouw vormt een visuele verstoring van het beschermd landschap, ook vanaf de linkeroever van de Schelde. Hierbij kwamen diverse aspecten aan bod:

 

1)   De aantrekkelijkheid van de Schelde moet bewaard blijven. Door de oprichting van aaneengesloten hoogbouw wordt het stilaan een nieuwe Belgische kust.

 

Beoordeling:
Het project werd positief beoordeeld door de kwaliteitskamer. Het project betreft geen aaneengesloten hoogbouw, noch wordt door de inplanting van het project een aaneengesloten hoogbouw gecreëerd samen met de andere projecten op Blue Gate Antwerp en langs de Schelde. Volgens de Hoogbouwnota zijn bovendien enkel gebouwen hoger dan 50 m als hoogbouw te bestempelen en geven gebouwen met een hoogte vanaf 50 à 60 meter mee vorm aan het silhouet of de skyline van de stad. Het project van MCA ligt onder de 50-meter-drempel en past binnen de krijtlijnen van het Beeldkwaliteitsplan. Dat werd opgemaakt voor het gehele gebied en introduceert een structuur die schaal geeft en tegelijkertijd karakter toevoegt. De plannen voor MCA passen binnen dit masterplan en zoeken – zoals het beeldkwaliteitsplan vooropstelt – naar een evenwicht tussen de economische belangen van de ontwikkeling van de zone voor watergebonden activiteiten en de totale ontwikkeling van Blue Gate Antwerp, en het belang voor de identiteit, en de leef- en beeldkwaliteit. MCA zal een landmark zijn, en markeert tegelijk het einde van de Blue Gate site langs de Schelde. Het bezwaar is ongegrond.

 

De locatiekeuze voor dit project is niet gepast, het inplanten in een polder kent echter het prestige dat elders niet te verdienen valt. Dit gaat ten koste van uitzicht, de natuur en het behoud van fauna en flora, terwijl er net noodzaak is aan groene zones. Een maritiem bedrijf van deze omvang hoort thuis in de haven, bij bestaande parkings en toegangswegen en zo zorgen voor inbreiding. Rond Antwerpen is er voldoende ruimte waar dit project gerealiseerd kan worden, zonder een natuurgebied in gevaar te brengen. Dit project is bijvoorbeeld meer op zijn plaats op de vage terreinen naast de Schelde en juist ten zuiden van de Kennedytunnel. Als een verlengstuk van Nieuw Zuid past het qua architectuur in de omgeving en verschaft het een mooi uitzicht op de Scheldebrug. Zo is er zelfs op commercieel vlak mogelijkheid om winst te maken. Er zijn ook elders voldoende leegstaande (industriepanden) die deze invulling zouden verdragen.

Beoordeling:
Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.
Het MCA-project past binnen deze functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd. Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak. Het bezwaar is ongegrond. 

 

2)   Als inwoner van Polderstad verwacht ik geluidshinder, zwerfvuil in de polder en vernielingen in het reservaat. Dit allen zou verholpen kunnen worden door het project in te planten in Blue Gate, niet middenin een natuurreservaat.


Beoordeling:
De ligging aan de Schelde is essentieel voor het ontwikkelen van de watergebonden activiteiten die inherent zijn aan de Maritieme Campus. Bovendien maakt de site deel uit van Blue Gate Antwerp.
Dat er mogelijk geluidshinder, zwerfvuil of vernielingen zouden veroorzaakt worden door het project is een aanname. Bijkomend kan gesteld worden dat het erkend natuurreservaat Hobokense Polder niet enkel bestemd is voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is ongegrond.  

 

3)   De keuze van deze locatie vormt een voorbeeld van een slechte ruimtelijke ordening. Het gebouw zou voorzien kunnen worden nabij een nieuw treinstation en mogelijk eindpunt van een tramlijnverlenging naar de nieuwe werkplaats/stelplaats. Dergelijke activiteiten die veel personenverplaatsingen veroorzaken zouden logischerwijs beter geplaatst worden op een locatie die vlot bereikbaar is met openbaar vervoer en niet in de hoek van een natuurgebied.

Beoordeling:
Wat de mobiliteit en bereikbaarheid betreft is het inderdaad zo dat deze nieuwe ontwikkeling personenverplaatsingen met zich meebrengt en dat de site van Blue Gate Antwerp op dit moment nog weinig aansluitingen heeft op het openbaarvervoersnetwerk. Er is een bedrijfsvervoersplan vervat in de omgevingsaanvraag met een modal split van 79/21 vanaf de opening van de campus. De dienst mobiliteit stelt als voorwaarde bij de eventuele vergunning dat dit bedrijfsvervoersplan moet opgemaakt worden in samenspraak met de stedelijke administratie in functie van een 70/30 modal split op korte termijn en 50/50 op lange termijn. De specifieke strategieën om het aandeel van personenwagenvervoer te verkleinen worden toegelicht in het MER (bijlage 11) en in bijlage 17 – bijkomende mobiliteitsinspanningen. 
Het mobiliteitsplan ‘Antwerpen actief en bereikbaar’ voorziet een aantal acties die de toegankelijkheid van Blue Gate Antwerp verbeteren, zoals de nieuwe brug in het verlengde van de Schroeilaan en de Emiel Vloorsstraat en op termijn de aansluiting van de A12 op de R11 en de herinrichting van de Knoop Zuid.

In het Project-MER wordt als synthese voor de discipline Mobiliteit gesteld dat er zowel in de aanlegfase als in de exploitatiefase geen negatieve effecten te verwachten zijn. Wel wordt voorgesteld tijdens de exploitatie een monitoring op te starten in verband met duurzame mobiliteit. Dit voorstel wordt opgenomen in de omgevingsvergunning als voorwaarde. Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Het bezwaar is deels gegrond. Er worden specifieke voorwaarden opgelegd.

 

4)   Een gebouw van deze omvang hoort geen plek te krijgen in of langs een natuurgebied, dit is ten nadele van de fauna en flora. Bovendien verhindert dit het prachtige zicht. De bezwaarnemer moest voor een veel te laag bedrag diens huis verkopen aan Umicore, omdat zij een grote vervuiler naast de woning waren. Als alternatief vond ze een huis te Polderstad, op wandelafstand van het Polderbos en aldus de maritieme campus. De komst van de MCA voelt als een verhuis van de ene vervuilende industrie naar de andere.

Beoordeling:

 

In het goedgekeurde project-MER wordt voor de discipline biodiversiteit volgende conclusie geformuleerd: “Samenvattend voor de discipline biodiversiteit wordt geconcludeerd dat de negatieve effecten voor fauna en flora als beperkt beschouwd kunnen worden en met name optreden in de aanlegfase. De natuurwaarde van de site zelf zal toenemen, er zal een natuurinclusieve campus ontstaan. De indirecte effecten op de omgeving en met name de Hobokense Polder worden maximaal beperkt. De grootste impact van het project treedt op in de directe nabijheid van de site (< 150 meter) ten gevolge van geluid door de vaste installaties. Een impact op de voorkomende populaties wordt niet verwacht rekening houdend met het verleden waarin het gebied altijd al een zekere mate van verstoring heeft gekend.”
Voor de discipline Biodiversiteit worden milderende maatregelen geformuleerd die opgenomen worden als voorwaarden in de omgevingsvergunning. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is deels gegrond 

 

5)   Met het oog op de klimaatverandering en de grote nood aan onbebouwde gronden die de wateroverlast kunnen opvangen is bebouwing van het gebied totaal misplaatst en kortzichtig. 

 
Beoordeling:
Het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (sRSA) voorziet op deze locatie een nieuw bedrijventerrein met een logistiek platform verbonden met de rest van de regio via spoorweg en het water. 
Het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) voorziet ter hoogte van de voormalige BP-site een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (artikel GRB 5C1).
De locatie werd niet aangeduid als waterbergingsgebied of signaalgebied. Het bezwaar is ongegrond.

 

6)   Dit is geen coherent beleid. Kantoren dienen multifunctioneel te zijn en liefst dichtbij bestaande woonkernen te liggen. Kwetsbaar natuurgebied verdient waardering, bescherming en wettelijke omkadering.

Beoordeling
De Hobokense Polder is beschermd als erkend natuurreservaat en aangeduid als Grote Eenheid natuur (GEN). Deze gebieden worden beschermd door het “Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu”. Het habitatrichtlijngebied “Schelde- en Durmeësturarium van de Nederlandse grens tot Gent” wordt beschermd door de Europese Natura-2000 wetgeving. Het beschermd statuut van deze gebieden wordt mee in ogenschouw genomen bij de beoordeling van het Project-MER door de dienst mer waardoor milderende maatregelen werden voorgesteld die als basis dienen voor de geformuleerde stedenbouwkundige en bijzondere voorwaarden. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is deels gegrond.
 

7)   De alternatieve voorstellen van Natuurpunt voor de site vormen een meer toekomstbestendig plan waarin de natuur wel bescherming geniet.


Beoordeling:
In deze procedure worden enkel de voorliggende plannen uit de omgevingsaanvraag beoordeeld. Alternatieve plannen van andere partijen liggen niet voor ter beoordeling. Het bezwaar is ongegrond. 

 

8)   Het plaatsen van gebouwen aan de oevers van de Schelde is een zorgelijke trend gezien de toenemende onvoorspelbaarheid van het klimaat in combinatie met het feit dat de dijken ter hoogte van dit project nog niet opgehoogd zijn. Daarnaast zou deze campus een stap in de verkeerde richting zijn met betrekking tot het creëren van een doorlopende groene strook langs de rivier waar velen naar streven.

Beoordeling:

De aanvraag is, conform het gewestplan, gelegen in industriegebied. De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.
In de beoordeling van de functionele inpasbaarheid wordt geconcludeerd dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften en dat het watergebonden karakter gewaarborgd is. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

Het project-MER zoomt kort in op het Sigmaplan: Het Sigmaplan neemt Vlaanderen in bescherming tegen overstromingen. Bij extreme weersomstandigheden kunnen de Schelde en haar zijrivieren gevaarlijk hoge waterstanden bereiken en zelfs overstromen. Daarom investeert het Sigmaplan in stevigere en hogere dijken en een ketting van natuurlijke overstromingsgebieden in de riviervalleien. Zulke gebieden kunnen op een gecontroleerde manier overtollig rivierwater opvangen. Zo krijgen de rivieren ruimte om te stromen én te overstromen. Het volledige Sigmaplan zou in Antwerpen afgerond zijn tegen 2030. Ter hoogte van MCA werd de Scheldedijk nog niet verhoogd tot Sigmahoogte. De aanpassing van de dijk moet mogelijk blijven na de realisatie van MCA. Dienst Vlaamse Waterweg geeft een voorwaardelijk gunstig advies. Het bezwaar is ongegrond. 

 

  1. Erkend Natuurreservaat

De Hobokense Polder is een erkend natuurreservaat en maakt als Grote Eenheid Natuur (GEN) deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Volgens de natuurwetgeving mag geen enkele overheid een vergunning afleveren voor activiteiten/projecten die onherstelbare schade toebrengen aan gebieden van het VEN. De verscherpte natuurtoets bevat géén significantiedrempel. Het milieueffectenrapport bij deze tweede aanvraag heeft ten opzichte van de eerste de problemen meer verbloemd, maar de negatieve effecten zullen blijven. Bijgevolg is het MCA-project onvergunbaar.

De plannen die de MCA getuigen bovendien van weinig of geen respect voor de omgeving, het milieu en de beheerders van de Hobokense Polder die met veel enthousiasme en verantwoordelijkheidszin de natuur beschermen. De inplanting van dergelijk project zal ongetwijfeld onherstelbare schade aanrichten.

Beoordeling:

Het al dan niet veroorzaken van “onherstelbare schade” dient aangetoond te worden. Dit wordt onderzocht in het Project-MER. Het is aan de dienst mer van de Vlaamse overheid om te beoordelen of het onderzoek dat in het project-MER gevoerd werd, voldoende is en of de conclusie (dat er geen onherstelbare schade veroorzaakt wordt) voldoende onderbouwd werd. Het Project-MER werd goedgekeurd op 15 oktober 2021.Er werden milderende maatregelen voorgesteld die als voorwaarde bij de vergunning opgenomen zullen worden. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Verstoring van het leefgebied van broedvogels en zoogdieren

1)   Het project zal het leefgebied van broedvogels en zoogdieren grondig verstoren. Verstoring zal optreden als gevolg van de bouwwerkzaamheden, de gebouwen op zich, de bedrijvigheid en de te verwachten verkeerstroom. Het leefgebied van de helft van de broedvogelsoorten van de Hobokense Polder zal in kwaliteit afnemen. De populaties van enkele in Vlaanderen bedreigde soorten ( nachtegaal, rietgors, …) en één Europees beschermde soort (blauwborst) liggen voor meer dan 30% of zelfs voor meer dan 50% binnen de invloedsfeer van de campus. De Hobokense Polder herbergt ook de grootste en één van de weinige populaties van de Gewone Glimworm (Lampyris noctiluca). Dit betekent dat de aanleg van de Maritieme Campus kan leiden tot het lokaal uitsterven van deze soorten en er zelfs bovenlokale meetbare effecten kunnen zijn. Dit is in strijd met het verstoringsverbod uit het soortenbesluit.

 

Beoordeling:

Het effect van het project op de fauna en flora wordt in het Project-MER als volgt samengevat: “De negatieve effecten voor fauna en flora kunnen als beperkt beschouwd worden en treden met name op in de aanlegfase. De natuurwaarde van de site zelf zal toenemen, er zal een natuurinclusieve campus ontstaan. De indirecte effecten op de omgeving en met name de Hobokense Polder worden maximaal beperkt. De grootste impact van het project treedt op in de directe omgeving van de site (< 150 meter) ten gevolge van verstoring door geluid door vaste installaties. Een impact op de voorkomende populaties wordt echter niet verwacht, rekening houdend met het verleden waarin het gebied altijd al een bepaalde mate van verstoring heeft gekend.” De soort “gewone glimworm” of Lampyris noctiluca wordt in het Project-MER niet specifiek besproken. 

Het dossier werd ter advisering voorgelegd aan het Agentschap Natuur en Bos. Zij stellen in hun advies voor het Project-MER dat binnen het studiegebied de nodige relevante natuurkernen, beschermde gebieden (VEN SBZ reservaat) en natuurwaarden werden opgenomen in het onderzoek. De effecten door ruimtebeslag, wijziging grondwaterstand, verontreiniging, wijziging hydrologie oppervlakte-waterlichaam, eutrofiëring/verzuring, verstoring door geluid en trillingen, verstoring door licht, visuele verstoring en versnippering zijn voldoende onderzocht.

In het Project-MER worden milderende maatregelen geformuleerd tijdens de aanlegfase effecten op fauna en flora te vermijden. Ook tijdens de exploitatiefase worden milderende maatregelen noodzakelijk geacht om effecten op fauna en flora te vermijden. Bijkomend worden nog extra milderende maatregelen in het Project-MER aanbevolen. Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. De milderende maatregelen werden herleid naar voorwaarden in de vergunning.

Het bezwaar is ten dele gegrond.

 

2)   Het natuurreservaat Hobokense Polder wordt aangeduid als ‘faunistisch belangrijk gebied’. Hoewel de impact-effectrelaties voor de verstoringseffecten geëvalueerd worden op geluid, trillingen, licht en visuele verstoring wordt een belangrijk element tijdens de exploitatiefase, zijnde een verhoogde recreatiedruk op het natuurgebied, niet doorgerekend, wat ook naar verstoring in een gebied dat als faunistisch belangrijk werd aangemeld een belangrijk negatief effect kan hebben op de aanwezige (beschermde) soorten. In het dossier wordt aangegeven dat geluidsbelastende activiteiten t.h.v. de R&D zones in openlucht de richtwaarde van 45 dB(A) op 200m afstand tot de perceelgrens niet mogen overschrijden, ook niet als dit gaat over geluidsemitterende activiteiten met een fluctuerend of incidenteel karakter om regelmatige opschrikking van vogels te voorkomen. Echter gezien in het MIRA T document (achtergronddocument Thema Hinder – Lawaai) de impact van lawaai op de natuurwaarden, in het bijzonder voor vogels, wordt gekwantificeerd waarbij wordt aangegeven dat vogelsoorten of groepen van vogels die gevoelig zijn voor geluid corresponderen met een geluidsdrempel van 45 dB (waaronder onder meer de blauwborst waarvan het leefgebied in de Hobokense Polder effectief zal worden beïnvloed), betekent dat de geluidsbelasting niet hoger mag zijn dan 45 dB, op zijn minst tot aan de effectieve grens van het natuurgebied - het VEN gebied (en niet 200m van de perceelgrens), zowel bij de aanleg als de exploitatiefase. Het gaat niet op om zoals in het dossier te stellen dat er voldoende alternatieve (broed)locaties zijn. De impact van het gebouw mag niet tot in het VEN-gebied reiken en verstoring veroorzaken. Afdoende maatregelen dienen genomen te worden om die impact op het natuurgebied te voorkomen en dit kan zijn door het project op zich aan te passen zodat er geen invloed is op het VEN-gebied of de locatie van inplanting in zijn geheel te wijzigen door middel van een boom- en struikengordel, tenzij het gebouw niet hoger is dan pakweg 25 meter. Een volledige buffering is niet enkel van belang om de effecten op het achterliggende natuurgebied en de aanwezige fauna te voorkomen, maar is ook van belang voor de bewoners in de directe omgeving en in het bijzonder de wijk Polderstad, die een belangrijke visuele impact te verduren zullen krijgen met uitzicht op een misplaatst gebouw dat uittorent boven het natuurgebied (in deze, maar ook de volgende fase(n)).

Beoordeling:

Het erkend natuurreservaat Hobokense Polder is niet enkel bestemd voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … .

Het effect van het project op de fauna en flora worden in het Project-MER als volgt samengevat: “De negatieve effecten voor fauna en flora kunnen als beperkt beschouwd worden en treden met name op in de aanlegfase. De natuurwaarde van de site zelf zal toenemen, er zal een natuurinclusieve campus ontstaan. De indirecte effecten op de omgeving en met name de Hobokense Polder worden maximaal beperkt. De grootste impact van het project treedt op in de directe omgeving van de site (< 150 meter) ten gevolge van verstoring door geluid door vaste installaties. Een impact op de voorkomende populaties wordt echter niet verwacht, rekening houdend met het verleden waarin het gebied altijd al een bepaalde mate van verstoring heeft gekend.”

Het dossier werd ter advisering voorgelegd aan het Agentschap Natuur en Bos. Zij stellen in hun advies voor het Project-MER dat binnen het studiegebied de nodige relevante natuurkernen, beschermde gebieden (VEN SBZ reservaat) en natuurwaarden werden opgenomen in het onderzoek. De effecten door ruimtebeslag, wijziging grondwaterstand, verontreiniging, wijziging hydrologie oppervlakte-waterlichaam, eutrofiëring/verzuring, verstoring door geluid en trillingen, verstoring door licht, visuele verstoring en versnippering zijn voldoende onderzocht.

In het Project-MER worden milderende maatregelen geformuleerd om tijdens de aanlegfase effecten op fauna en flora te vermijden. Ook tijdens de exploitatiefase worden milderende maatregelen noodzakelijk geacht om effecten op fauna en flora te vermijden. Bijkomend worden nog extra milderende maatregelen in het Project-MER aanbevolen. Over eventuele visuele hinder wordt in het Project-MER het volgende geconcludeerd: “Globaal kan gesteld worden dat het MCA-project – en meer in het bijzonder de toren – goed zichtbaar is vanuit de meeste geselecteerde zichtpunten. Gezien de context vormt die zichtbaarheid echter geen probleem. Vanuit de Hobokense Polder zal de toren zichtbaar zijn, zeker gedurende de avond en de ochtend in de winter wanneer de binnen- en buitenverlichting aan staat. Ook hier kan gesteld worden dat – gezien de context – dit niet als negatief zal worden ervaren door omwonenden.” Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. De milderende maatregelen werden herleid naar voorwaarden in de vergunning. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is ten dele gegrond.

 

  1. Route trekvogels

Dit gebouw ligt op een belangrijke route voor trekvogels. Een hoogbouw met veel glas, waar doorheen kan worden gekeken, die de lucht en de vegetatie reflecteert en bij donkerte verlicht wordt, betekent een hoge sterfte onder vogels omdat zij er tegenaan botsen. De toevoeging van UV-stickers en zonneweringen kunnen de problemen maar gedeeltelijk verzwakken. UV-stickers op grote ramen is enkel een lapmiddel en zal de bedreiging voor de vele (trek)vogels niet tegenhouden. Er bestaan effectieve oplossingen zoals vogelvriendelijke glasramen waarin een patroon zit dat UV-licht voor vogels zichtbaar maakt maar niet voor mensen. Het is duidelijk dat CMB/Reslea zich niets aantrekt van de beschermde natuur en de Vlaamse natuurwetgeving niet respecteert.

Beoordeling:

Het dossier werd ter advisering voorgelegd aan het Agentschap Natuur en Bos. Zij stellen in hun advies voor het Project-MER dat binnen het studiegebied de nodige relevante natuurkernen, beschermde gebieden (VEN SBZ reservaat) en natuurwaarden werden opgenomen in het onderzoek. De effecten door ruimtebeslag, wijziging grondwaterstand, verontreiniging, wijziging hydrologie oppervlakte-waterlichaam, eutrofiëring/verzuring, verstoring door geluid en trillingen, verstoring door licht, visuele verstoring en versnippering zijn voldoende onderzocht. Bijkomend worden er milderende maatregelen als voorwaarde bij de vergunning opgenomen. Het bezwaar is deels gegrond.

 

  1. Vleermuizen

Verlichting werkt verstorend voor vleermuizen. Sommige soorten vermijden (wit) licht, andere worden aangetrokken door de insecten die op dat licht afkomen, maar vleermuizen kunnen geen gladde, verticale oppervlakken detecteren als ze zich haasten (https://dut.sciences-world.com/bats-fail-detect-smooth-81342). Alle vleermuizen worden beschermd door Europese en Vlaamse natuurbehoudswetgeving.

Voor vleermuizen is het gebied rond hun overwinteringsplaats zeer belangrijk. Dit moet dus mee in rekening gebracht worden bij de inplanting van grote projecten die een belangrijke invloed hebben op dat leefgebied.

 

Beoordeling:

Het dossier werd ter advisering voorgelegd aan het Agentschap Natuur en Bos. Zij stellen in hun advies voor het Project-MER dat binnen het studiegebied de nodige relevante natuurkernen, beschermde gebieden (VEN SBZ reservaat) en natuurwaarden werden opgenomen in het onderzoek. De effecten door ruimtebeslag, wijziging grondwaterstand, verontreiniging, wijziging hydrologie oppervlakte-waterlichaam, eutrofiëring/verzuring, verstoring door geluid en trillingen, verstoring door licht, visuele verstoring en versnippering zijn voldoende onderzocht. Bijkomend worden er milderende maatregelen als voorwaarde bij de vergunning opgenomen. Het bezwaar is deels gegrond.

 

  1. Extra recreatieve druk werknemers

1)   In een eerste fase zullen er 500-700 mensen komen werken, maar dat zal groeien tot 2 3000. Dit zal een dagelijkse, zware, extra recreatieve druk betekenen door werknemers die in de Polder gaan joggen, wandelen, picknicken.

Beoordeling:

Dit bezwaar gaat uit van een aanname. Bijkomend kan gesteld worden dat het erkend natuurreservaat Hobokense Polder niet enkel bestemd is voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd. Het bezwaar is ongegrond.
 

2)   Het neerzetten van grote gebouwen in de Hobokense Polder en het aantrekken van veel menselijk verkeer zou het gebied bederven en het ontdoen van het vreedzame effect dat het vandaag de dag geeft.

Beoordeling:
Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatie-milieu en grootschalig bedrijventerrein.

Het MCA-project maakt integraal deel uit van Blue Gate Antwerp en is dus niet gelegen in natuurgebied of in de Hobokense Polder. Het past binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd.

Op de site van MCA zelf worden ontspanningsmogelijkheden voorzien voor de werknemers, onder meer een sportlint, open en groene ruimtes en daktuinen.

Dat er mogelijk overlast in de Hobokense Polder wordt veroorzaakt door meer menselijk verkeer is een aanname. Bijkomend kan gesteld worden dat het erkend natuurreservaat Hobokense Polder niet enkel bestemd is voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is ongegrond.

 

3)   Er was ook sprake van een “evenementenplaza” en ruimte voor horeca. Ook deze zaken zullen voor bijkomende lichtvervuiling en extra verkeer- en geluidsdruk/overlast zorgen, met name voor de fauna in de omgeving en voor de buurtbewoners van zowel Hoboken Polderstad als Burcht. Het hele project zal in zijn huidige vorm letterlijk en figuurlijk een donkere schaduw werpen op wat momenteel een prachtig gebied is waar de natuur een fenomenale comeback heeft gemaakt. Dier en plant hebben hier weer een plek gevonden. 

Beoordeling:

In de laatste versie van het Project-MER (14/09/2021) die op 15 oktober 2021 werd goedgekeurd door de dienst mer, is geen sprake meer van een “evenementenplaza” en is de horeca voornamelijk gericht op de gebruikers van de MCA- site zelf. De te verwachten overlast berust bovendien op een aanname en is van hypothetische aard en niet stedenbouwkundig. Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Mobiliteit-moeilijke bereikbaarheid

De locatie ligt in een uithoek en is moeilijk bereikbaar. Dit zal een negatieve invloed hebben op de mobiliteit in de regio. Publieksaantrekkende voorzieningen en kantoren zoals MCA zouden geconcentreerd moeten worden rond OV-locaties. Openbaar vervoer is echter niet aanwezig, er wordt verwacht dat de overheid dit maar moet organiseren. Het bijkomend autoverkeer zal storend werken voor mens en dier en geluidsoverlast, zwerfvuil, vernieling, luchtvervuiling en verstoring van fauna en flora teweegbrengen. De zogenaamde modal shift is nattevingerwerk en weinig ambitieus.

 

Beoordeling:

Wat de mobiliteit en bereikbaarheid betreffen, is het inderdaad zo dat deze nieuwe ontwikkeling personenverplaatsingen met zich meebrengt, en dat de site van Blue Gate Antwerp op dit moment nog weinig aansluitingen heeft op het openbaarvervoersnetwerk. Er is een bedrijfsvervoersplan vervat in de omgevingsaanvraag met een modal split van 79/21 vanaf de opening van de campus. De dienst mobiliteit stelt als voorwaarde bij de eventuele vergunning dat dit bedrijfsvervoersplan moet opgemaakt worden in samenspraak met de stedelijke administratie in functie van een 70/30 modal split op korte termijn en 50/50 op lange termijn. De specifieke strategieën om het aandeel van personenwagenvervoer te verkleinen worden toegelicht in het MER (bijlage 11) en in bijlage 17 – bijkomende mobiliteitsinspanningen.

Het mobiliteitsplan ‘Antwerpen actief en bereikbaar’ voorziet een aantal acties die de toegankelijkheid van Blue Gate Antwerp verbeteren, zoals de nieuwe brug in het verlengde van de Schroeilaan en de Emiel Vloorsstraat en op termijn de aansluiting van de A12 op de R11 en de herinrichting van de Knoop Zuid.

In het Project-MER wordt als synthese voor de discipline Mobiliteit gesteld dat er zowel in de aanlegfase als in de exploitatiefase geen negatieve effecten te verwachten zijn. Wel wordt voorgesteld tijdens de exploitatie een monitoring op te starten in verband met duurzame mobiliteit. Dit voorstel wordt opgenomen in de omgevingsvergunning als voorwaarde. Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Het bezwaar is deels gegrond; er worden voorwaarden opgelegd.


Ook volgende aspecten kwamen aan bod in de bezwaren:

 

1)   De bezwaarindiener ziet het project als bouwspeculatie. De Hobokense polder is geen geschikte plek voor het oprichten van kantoren, ze zijn niet bereikbaar.

 

Beoordeling:

Dat het project bouwspeculatie is, is een aanname. Het bezwaar is ongegrond.

 

2)   Hoboken is momenteel de groenste randgemeente van Antwerpen. Gezien de aanwezigheid van een fabriek is dit groene gebied voordelig. Een alternatieve zone zoals de haven of bestaand industriegebied kan geschikter zijn voor het plaatsen van het MCA-project.

 

Beoordeling:

De aanvraag is, conform het gewestplan, gelegen in industriegebied. De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen. De ligging aan de Schelde is essentieel voor het ontwikkelen van de watergebonden activiteiten die inherent zijn aan de Maritieme Campus.

In deze procedure worden enkel het voorliggende project uit de omgevingsaanvraag beoordeeld. Alternatieve plannen of locaties liggen niet voor ter beoordeling. Het bezwaar is ongegrond.

 

3)   Met oog voor alle huidige problemen op het gebied van klimaat (overstromingen, hitte, virussen, ...) en de 'oplossingen' die worden voorgesteld (natte gronden, uitbreiden natuur, ontharding,..) werkt dit project contraproductief. 

 

Beoordeling:

Het bezwaar overstijgt de inhoud van de aanvraag en is bijgevolg ongegrond.

 

4)   Blue Gate is niet alleen een bedrijventerrein. Door Blue Gate loopt een snelfietsroute. De weg langs de Schelde, ter hoogte van de Kennedytunnel is een belangrijke fietstoegang tot de stad. 

 

Beoordeling:

In het totale inrichtingsplan van Blue Gate Antwerp worden veilige fietspaden voorzien, gescheiden van het andere verkeer. Bij de inrichting van deze fietsverbindingen, onder meer langs de groene corridor, staan veiligheid en comfort voorop. Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Blue Gate MER

Het project-MER van Blue Gate voorziet in een 2.000 à 2.500 werkplaatsen voor heel Blue Gate. Daarop zijn mobiliteitsberekeningen gebaseerd. Het project MCA voegt hier in de verste uithoek 750 werkplaatsen en in volgende fasen tot 3.000 werkplaatsen aan toe. Dit project kan schadelijke gevolgen hebben voor de verkeersdrukte en leefbaarheid van de dorpskern van Hoboken en omgeving. Het sluipverkeer zal toenemen, terwijl onder meer de Kapelstraat en de Lubbeekstraat nu al meer dan verzadigd en bijgevolg onleefbaar zijn.

 

Beoordeling:

Wat de mobiliteit en bereikbaarheid betreft, is het inderdaad zo dat deze nieuwe ontwikkeling personenverplaatsingen met zich meebrengt, en dat de site van Blue Gate Antwerp op dit moment nog weinig aansluitingen heeft op het openbaarvervoersnetwerk. Er is een bedrijfsvervoersplan vervat in de omgevingsaanvraag met een modal split van 79/21 vanaf de opening van de campus. De dienst mobiliteit stelt als voorwaarde bij de eventuele vergunning dat dit bedrijfsvervoersplan moet opgemaakt worden in samenspraak met de stedelijke administratie in functie van een 70/30 modal split op korte termijn en 50/50 op lange termijn. De specifieke strategieën om het aandeel van personenwagenvervoer te verkleinen worden toegelicht in het MER (bijlage 11) en in bijlage 17 – bijkomende mobiliteitsinspanningen.

 

Het mobiliteitsplan ‘Antwerpen actief en bereikbaar’ voorziet een aantal acties die de toegankelijkheid van Blue Gate Antwerp verbeteren, zoals de nieuwe brug in het verlengde van de Schroeilaan en de Emiel Vloorsstraat en op termijn de aansluiting van de A12 op de R11 en de herinrichting van de Knoop Zuid.

 

In het Project-MER wordt als synthese voor de discipline Mobiliteit gesteld dat er zowel in de aanlegfase als in de exploitatiefase geen negatieve effecten te verwachten zijn. Wel wordt voorgesteld tijdens de exploitatie een monitoring op te starten in verband met duurzame mobiliteit. Dit voorstel wordt opgenomen in de omgevingsvergunning als voorwaarde. Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Het bezwaar is deels gegrond. Er werden voorwaarden geformuleerd.

 

Ook volgende aspecten kwamen aan bod in de bezwaren:

 

1)   De Hobokense polder is een natuurgebied waar mensen uit Hoboken en omgeving kunnen gaan wandelen en relaxen, zonder een auto te moeten nemen. Er is nood aan zulke natuurgebieden dicht bij woongebieden. Het gaat dan niet alleen om even te kunnen joggen en benen strekken, maar ook om tot rust te kunnen komen: rondom je heen kunnen kijken zonder visuele ruis, even geen lawaai, genieten van de natuur, planten ontdekken, vogels spotten. De inwoners van Hoboken hebben al te kampen met milieuhinder. Laat hen dat stukje natuur en bespaar hen van de extra luchtvervuiling ten gevolge van toegenomen verkeersdrukte. De resterende natuur dient naar waarde geschat te worden voor alles verloren is voor een volgende generatie.

Beoordeling:
Het besluit van het Project-MER stelt dat: “De globale effecten van de ontwikkeling van de site zijn beperkt. Door de afgelegen ligging zijn er enkel tijdens de aanleg negatieve effecten op de omgeving en zijn gebruikers te verwachten. Ook deze effecten blijven echter beperkt indien de nodige voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, met name ten aanzien van de Hobokense Polder. Het lijdt geen twijfel dat de aanwezigheid van MCA op de site duidelijk zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. De keuze om op de locatie een “landmark” te realiseren sluit aan bij de ambities voor de site. Gezien de context wordt dit noch negatief noch positief beoordeeld. De milieueffecten tijdens de exploitatie zijn eveneens beperkt. Dit geldt zowel voor de mobiliteitsgebonden effecten als voor de impact op de locatie zelf. Hoewel geen duidelijkheid bestaat over de exacte invulling van de R&D-faciliteiten, wordt vastgesteld dat de impact op de omgeving beperkt zal blijven zolang de vigerende milieunormen worden gerespecteerd en de milderende maatregelen toegepast. Bijzondere aandacht dient daarbij te gaan naar de natuurgebieden die de site omringen. Hoewel zij baat kunnen hebben bij de faciliteiten die door MCA worden ontwikkeld en bij landschappelijke inkleding, dienen mogelijke negatieve effecten tijdens de exploitatie vermeden te worden.
Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Op basis van de voorgestelde milderende maatregelen werden voorwaarden geformuleerd. Het bezwaar is deels gegrond. 

 

2)   De bezwaarnemer is acht jaar oud en vreest voor de veiligheid op straat tijdens het buitenspelen door toenemend verkeer in de wijk.

Beoordeling:
Dit is een aanname. Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Niet conform GRUP 

Deze aanvraag behelst slechts de eerste stap: een gebouw van 46,6 m hoogte met lagere voorlopige constructies. In volgende fasen voorziet men meerdere torens tot 70 m hoogte. Daartoe moet eerst het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) door de overheid à la tête du client worden aangepast.

In het huidige GRUP Grootstedelijk Gebied Antwerpen zijn autonome kantoren niet toegelaten. Enkel productiebedrijven die watergebonden zijn, zijn toegelaten. Het project wil voornamelijk kantoren bouwen, die verbloemd worden als light R&D. In de pers lezen we immers dat CMB, Euronav en Exmar hun kantoren aan de De Gerlachekaai naar hier zullen verhuizen.

Het project realiseert niet de beoogde functie uit het GRUP. Er is geen sprake van watergebonden regionaal bedrijventerreinen. Kantooractiviteiten en publiekfuncties nemen een groot aandeel in het project. Bij voorkeur wordt op deze site de R&D voor een duurzame industriële watergebonden activiteit aangetrokken, evenwel met groene buffer naar de Hobokense Polder. Dat is nodig om onze economie en de haven te vergroenen. De publieksgenererende en kantoorfuncties (‘dienstverlening’) kunnen dan naar een andere plek verhuizen, bijvoorbeeld Blue Gate ‘stadion’ of Blue Gate ‘buik’.

 

Beoordeling:

Dit project staat op zich en wordt zo aangevraagd in de vergunning. Eventuele volgende fasen zijn nog niet gedefinieerd en voorliggend project kan volledig op zich bestaan. Indien in de toekomst alsnog een volgende fase gedefinieerd wordt, moeten de nodige procedures naar RUP, MER en vergunning doorlopen worden. Deze liggen echter op dit moment niet voor ter beoordeling.

 

Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak. Het MCA-project past dus binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd.

 

Binnen het GRUP wordt specifiek vermeld dat alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter en de bedrijven toegelaten zijn, net als gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het bedrijventerrein. Kantoren ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken.

 

Bij deze beoordeling moet men evenwel vaststellen dat de invulling een meer eigentijdse benadering van de bestemmingsvoorschriften betekent. Die interpretatie strookt met de benadering die gehanteerd wordt in de Omzendbrief RO 2017/01 en waarbij kantoorachtigen, conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 ‘tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen’ een plaats krijgen in bestaande bedrijventerreinen. We stellen immers vast dat er een evolutie is waarbij productie meer en meer verweven wordt met andere functies uit die maak-keten, zoals R&D, logistiek en marketing:

“Het betreffen bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor, maar waar de kantooractiviteiten gekoppeld worden aan relatief stille, schone en kleinschalige productie, reparatie, opslag of distributie, of aan kennisintensieve productie- of onderzoeksprocessen, opleiding of andere werkzaamheden voortkomend uit nieuwe economische ontwikkelingen.”


Het bezwaar is ongegrond. 

 

  1. Locatie tegen Blue Gate

De locatie ligt tegen Blue Gate en maakt daar feitelijk deel van uit. Voor Blue Gate gelden voorwaarden voor bedrijven, zoals afstands- en hoogteregels, in de overgangszone naar de Hobokense Polder. MCA breekt op een brute manier in het gebied in. Waarom gelden er andere regels voor MCA dan voor Blue Gate? Is dit geen discriminatie?

 

Natuurpunt werkte een natuur-inclusief voorstel uit voor de bouw van een campus, in de vorm van een laag ‘landschapsgebouw’ met een groot groendak. Dit concept vermijdt hinder ten aanzien van de vogels en de vleermuizen, én creëert een nieuw stuk natuur bovenop het dak. Zo wordt een unieke overgangsbiotoop tussen Schelde en Hobokense Polder gerealiseerd. Voor Blue Gate werd ook een ecologische corridor voorzien, die isolatie van het natuurgebied moet tegengaan.

 

Beoordeling:

In het beeldkwaliteitsplan (BKP) dat opgemaakt werd voor Blue Gate Antwerp (BGA) wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende zones: het gemengd regionaal bedrijventerrein (de ‘buik’ van Blue Gate), de zone voor specifieke regionale bedrijvigheid met een watergebonden karakter (langs de Schelde), het gebied voor stedelijke activiteiten (in de oostelijke hoek) en de zone arresthuis. Binnen de zone voor specifieke regionale bedrijvigheid met een watergebonden karakter worden twee deelgebieden bepaald: de Zone voor Slimme Logistiek (oostelijk deel) en de Zone Petroleumcluster (westelijk deel, waartoe de site van MCA behoort). Het BKP doet weinig uitspraken over deze laatste zone, zeker op niveau van de individuele percelen. De uitgangspunten voor het regionaal bedrijventerrein zijn niet van toepassing op deze zone.

 

De ontwikkeling van de site van MCA takt wel aan op de infrastructuur op BGA. De groene corridor maakt wezenlijk deel uit van het groenconcept en de inrichtingsprincipes. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

 

In deze procedure worden enkel de voorliggende plannen uit de omgevingsaanvraag beoordeeld. Alternatieve plannen van andere partijen liggen niet voor ter beoordeling.

 

Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Alleen eerste fase MER

De MER-studie gaat alleen over de eerste fase, maar een tweede (en volgende) fase(n) zal (zullen) volgen, zo staat in het MER. Daarom zal een tweede MER uitgevoerd moeten worden. Dergelijke opsplitsing (“saucissonering”) om de milieueffecten kleiner voor te stellen dan ze werkelijk zullen zijn, is onwettig en juridisch incorrect. De globale milieueffecten van het hele project moeten in één omvattende studie worden uitgevoerd die de volledige impact van het totale project op het milieu en natuur onderzoekt.

 

Beoordeling:

Dit project staat op zich en wordt zo aangevraagd in de vergunning. De eventuele tweede fase is nog niet gedefinieerd en voorliggend project kan volledig op zich bestaan. Indien in de toekomst alsnog een tweede fase gedefinieerd wordt, moeten de nodige procedures naar RUP, MER en vergunning doorlopen worden waarbij de totale milieu-effecten beoordeeld dienen te worden. Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Aangepast RUP in opmaak

Het voorgaande wordt bevestigd, doordat men ervan uitgaat dat de stad Antwerpen het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) zal aanpassen à la tête du client. Volgens het huidige GRUP zijn op deze plaats geen kantoren toegelaten, enkel watergebonden productiebedrijven. Daarnaast wijkt eveneens de bouwhoogte af van wat toegelaten is volgens het GRUP. 

De stad heeft de bevoegdheid om een nieuw GRUP op te maken aangevraagd en verkregen van de Vlaamse regering. De tekst van deze aanvraag is volledig opgesteld ten behoeve van de MCA. Dit is een onwenselijk precedent! Wordt de gezondheid van de burgers en deze van onze broodnodige natuur hier nu bedreigd door onze eigen overheid?


Beoordeling:
Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak. Het MCA-project past dus binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd.


Binnen het GRUP wordt specifiek vermeld dat alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter en de bedrijven toegelaten zijn, net als gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het bedrijventerrein. Kantoren ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken.


Bij deze beoordeling moet men evenwel vaststellen dat de invulling een meer eigentijdse benadering van de bestemmingsvoorschriften betekent. Die interpretatie strookt met de benadering die gehanteerd wordt in de Omzendbrief RO 2017/01 en waarbij kantoorachtigen, conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 ‘tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen’ een plaats krijgen in bestaande bedrijventerreinen. We stellen immers vast dat er een evolutie is waarbij productie meer en meer verweven wordt met andere functies uit die maak-keten, zoals R&D, logistiek en marketing:


“Het betreffen bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor, maar waar de kantooractiviteiten gekoppeld worden aan relatief stille, schone en kleinschalige productie, reparatie, opslag of distributie, of aan kennisintensieve productie- of onderzoeksprocessen, opleiding of andere werkzaamheden voortkomend uit nieuwe economische ontwikkelingen.”


In deze aanvraag wordt enkel het voorliggende project beoordeeld. Een eventueel aangepast RUP in opmaak maakt geen deel uit van deze aanvraag en wordt nu niet beoordeeld.


Het bezwaar is ongegrond.

 

  1. Stadsbewoner-wandelen

1)   Als bewuste stadsbewoner kom ik regelmatig wandelen in de Hobokense Polder. Het is voor mij een uiterst belangrijke plek om tot rust te komen. De Hobokense Polder ligt vlak bij de stad, maar als je er bent, lijkt het verkeer en de drukte erg ver weg. De aanleg van dermate grote gebouwen en het aantrekken van zo veel verkeer en mensen zal de beleving van natuur en rust voor elke wandelaar volledig bederven.

2)   In een stad die kampt met een schaarste aan groen moet dit groen zoveel mogelijk bewaard blijven ter bescherming van de leefruimte van de stadsbewoner en natuur.

3)   Als gepensioneerd huisarts heb ik bij mijn patiënten steeds aangespoord meer te bewegen. Hierbij verwees ik steeds naar de mogelijkheden die de Hobokense polder biedt. Momenteel organiseer ik twee maal per maand een wandelgroep in de Polder. De kwaliteit van deze wandelingen zal sterk gehypothekeerd worden door het MCA-project.

4)   Natuurrijke ruimte moet intact gehouden worden voor onze eigen gezondheid.

5)   Ik kom met grote regelmaat gedurende langere periodes in Hoboken op bezoek bij mijn zoon en kleinzoon. De polder is dan altijd mijn vaste wandelgebied. Hoewel geen inwoner van Hoboken, ben ik wel een intensieve gebruiker.

6)   De bezwaarnemer is een bewoner tussen Umicore en het Polderbos. Gezien het wordt afgeraden te wandelen en te spelen rond Umicore, biedt de Hobokense Polder een volwaardige groene omgeving voor deze activiteiten op wandelafstand.

7)   Natuur wordt gestolen door industrie die enkel oog heeft voor geld en uitzinnig winstbejag. De industrie heeft geen boodschap aan een polder waar vele mensen en dieren rust en stilte vinden.

8)   De bezwaarnemer is woonachtig in de rand van de Polder, deze vormt de enige groene long en het enige wandel- en broedgebied. 

9)   De Hobokense Polder is een groene, rijke plek die met fierheid gedeeld kan worden met mensen die het gebied nog niet kennen. Bovendien zijn er steeds kleine ontdekkingen te doen dicht bij huis. 

10) Hoboken is momenteel groenste randgemeente van Antwerpen. Gezien de aanwezigheid van een fabriek is dit groene gebied voordelig. Bovendien is er geen openbaar vervoer in dit gebied, wat maakt dat het bijkomend autoverkeer storend zal werken voor mens en dier. Een alternatieve zone zoals de haven kan geschikter zijn voor het plaatsen van het MCA-project.

11) Dit project hoort eerder in de haven thuis, niet vlak naast een natuurgebied. De weinige hoeveelheid natuur in de stedelijke Antwerpse omgeving moet worden beschermd en moet kunnen dienen als toevluchtsoord voor stedelingen. Bovendien gaat een hoogbouw honderden mensen naar deze locatie lokken, waardoor de druk op het natuurgebied fors toeneemt. Het feit dat de projectaanvrager onder het mom van een herziening in kader van het stikstofdecreet verwaarloosbare wijzigingen aanbrengt getuigt van de zwakte van het dossier. In geval van een sterk dossier zou dit niet nodig zijn.

12) De Hobokense polder is een natuurgebied waar mensen uit Hoboken en omgeving kunnen gaan wandelen en relaxen, zonder een auto te moeten nemen. Er is nood aan zulke natuurgebieden dicht bij woongebieden. Het gaat dan niet alleen om even te kunnen joggen en benen strekken, maar ook om tot rust te kunnen komen: rondom je heen kunnen kijken zonder visuele ruis, even geen lawaai, genieten van de natuur, planten ontdekken, vogels spotten. De inwoners van Hoboken hebben al te kampen met milieuhinder. Laat hen dat stukje natuur en bespaar hen van de extra luchtvervuiling ten gevolge van toegenomen verkeersdrukte. De resterende natuur dient naar waarde geschat te worden voor alles verloren is voor een volgende generatie.

13) Stedelingen hebben steeds minder toegang tot natuurgebieden in de buurt. De bouw van de MCA maakt het niet alleen voor lokale bewoners, maar voor alle Antwerpenaren moeilijk om nog op wandelafstand een kwalitatief groen gebied te bereiken.

14) De polder vormt de enige plaats waar ik stapvoets naartoe kan om mijn kinderen te onderwijzen over natuur, dit is fundamenteel voor een goede opvoeding en aarding van alle kinderen.

15) De aanleg van deze grote gebouwen en het aantrekken van extra verkeer zal de natuurbeleving voor wandelaars bederven en heeft uiteraard een negatieve impact op het hele gebied.

16) De komst van het MCA-project staat bezoekers niet langer toe in volle rust van de natuur in de polder te genieten.

17) Afgelopen zomer hebben de overstromingen ons nogmaals met de neus op de feiten geduwd: we moeten meer natuur en watte bufferzones voorzien. Het grotendeels volbouwen en betonneren van nog een gebied zal het probleem van wateroverlast bij overvloedige regenval enkel in de hand werken. Daarnaast vormt de polder een broodnodig rustpunt in de omgeving. 

18) Als bewuste stadsbewoner ga ik elke dag wandelen aan het Noordkasteel dat ook op halveren staat. Elk stuk natuur is levensbelangrijk, niet alleen voor de mens maar ook als biotoop van de daar levende dieren: het is hun natuurlijke habitat. De Hobokense Polder is net als het Noordkasteel - elk aan het uiterste van Antwerpen gelegen – voor wandelaars, fietsers en mindervalide scooters een groene diamant van onschatbare waarde. De ligging dicht bij de stad ligt vergroot nog eens deze waarde.
 

Beoordeling:

De bezwaren omvatten aannames. Bijkomend kan gesteld worden dat het erkend natuurreservaat Hobokense Polder niet enkel bestemd is voor de inwoners van Hoboken of de stad Antwerpen maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd.

Het project is niet gelegen in natuurgebied of in de Hobokense Polder, maar in industriegebied conform het gewestplan. De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.

 

Volgens de Hoogbouwnota geven gebouwen met een hoogte vanaf 50 à 60 meter mee vorm aan het silhouet of de skyline van de stad. Het project van MCA ligt onder de 50-meter-drempel. De site valt niet binnen de ‘uitsluitingsgebieden erfgoedstad en zichtassen hoogbouw’ en ligt in een zone waarin hoogbouw aanvaardbaar is. De bezwaren zijn ongegrond. 

 

  1. Coronacrisis

1)   De coronacrisis heeft pijnlijk aangetoond dat er in Vlaanderen en zeker in steden hoge nood is aan meer open ruimte en natuur. Het valt dus niet te begrijpen dat de stad ervoor kiest om de natuurbelevingswaarde van één van de weinige erkende natuurreservaten op zijn grondgebied te beperken door lawaai- en visuele hinder, grote verkeersstromen én verhoogde bezoekersdruk.


Beoordeling:

Het erkend natuurreservaat Hobokense Polder is niet enkel bestemd voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd.

 

Het dossier werd ter advisering voorgelegd aan het Agentschap Natuur en Bos. Zij stellen in hun advies voor het Project-MER dat binnen het studiegebied de nodige relevante natuurkernen, beschermde gebieden (VEN SBZ reservaat) en natuurwaarden werden opgenomen in het onderzoek. De effecten door ruimtebeslag, wijziging grondwaterstand, verontreiniging, wijziging hydrologie oppervlakte-waterlichaam, eutrofiëring/verzuring, verstoring door geluid en trillingen, verstoring door licht, visuele verstoring en versnippering zijn voldoende onderzocht.

 

Het besluit van het Project-MER stelt dat: “De globale effecten van de ontwikkeling van de site zijn beperkt. Door de afgelegen ligging zijn er enkel tijdens de aanleg negatieve effecten op de omgeving en zijn gebruikers te verwachten. Ook deze effecten blijven echter beperkt indien de nodige voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, met name ten aanzien van de Hobokense Polder. Het leidt geen twijfel dat de aanwezigheid van MCA op de site duidelijk zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. De keuze om op de locatie een “landmark” te realiseren sluit aan bij de ambities voor de site. Gezien de context wordt dit noch negatief noch positief beoordeeld. De milieueffecten tijdens de exploitatie zijn eveneens beperkt. Dit geldt zowel voor de mobiliteitsgebonden effecten als voor de impact op de locatie zelf. Hoewel geen duidelijkheid bestaat over de exacte invulling van de R&D-faciliteiten, wordt vastgesteld dat de impact op de omgeving beperkt zal blijven zolang de vigerende milieunormen worden gerespecteerd en de milderende maatregelen toegepast. Bijzondere aandacht dient daarbij te gaan naar de natuurgebieden die de site omringen. Hoewel zij baat kunnen hebben bij de faciliteiten die door MCA worden ontwikkeld en bij landschappelijke inkleding, dienen mogelijke negatieve effecten tijdens de exploitatie vermeden te worden.”

 

Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Het bezwaar is ongegrond. 

 

2)   De coronacrisis heeft aangetoond dat alle dagen op kantoor werken achterhaald is door het vele werken op computers en vergaderingen via aangepaste internetprogramma's. Mensen zullen niet meer terugkeren naar de oude gewoonte om dagelijks naar kantoor te gaan. Daardoor is er minder kantoorruimte nodig en is het duidelijk dat het gebouw overgedimensioneerd is; de grootte, oppervlakte en hoogte kan beperkt worden. Bovendien heeft de watersnood van de maand juli 2021 aangetoond hoe gevaarlijk het is dicht bij een rivier te wonen en werken. Het gebied ligt in een voormalige polder. Polders overstroomden af en toe: mensen gingen elders wonen om hun woning te beschermen tegen hoge waterstanden. De Hobokense Polder is ondertussen beschermd door een dijk, maar de afgelopen maand juli heeft bewezen dat zelfs als de dijken stand houden, er water doorheen kan sijpelen. Gezien de klimaatopwarming is het volgens mij niet veilig om zo dicht bij de Schelde zulk groot gebouw neer te zetten. Op termijn zal het onze gemeenschap veel geld kosten aan herstellingen van gebouw en infrastructuur na periodes van intense regen met hoge waterstanden.

Beoordeling:

Het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (sRSA) voorziet op deze locatie een nieuw bedrijventerrein met een logistiek platform verbonden met de rest van de regio via spoorweg en het water. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoerings Plan (GRUP) voorziet ter hoogte van de voormalige BP-site een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (artikel GRB 5C1). De locatie werd niet aangeduid als waterbergingsgebied of signaalgebied.

Het project-MER zoomt kort in op het Sigmaplan: “Het Sigmaplan neemt Vlaanderen in bescherming tegen overstromingen. Bij extreme weersomstandigheden kunnen de Schelde en haar zijrivieren gevaarlijk hoge waterstanden bereiken en zelfs overstromen. Daarom investeert het Sigmaplan in stevigere en hogere dijken en een ketting van natuurlijke overstromingsgebieden in de riviervalleien. Zulke gebieden kunnen op een gecontroleerde manier overtollig rivierwater opvangen. Zo krijgen de rivieren ruimte om te stromen én te overstromen. Ter hoogte van MCA werd de Scheldedijk nog niet verhoogd tot Sigmahoogte. De aanpassing van de dijk moet mogelijk blijven na de realisatie van MCA.” Het volledige Sigmaplan zou in Antwerpen afgerond zijn tegen 2030. Het bezwaar is gegrond.

 

3)   Het project is overbodig omdat in Antwerpen reeds veel kantoorruimte leegstaat, wat werd versterkt door het thuiswerken omwille van de coronacrisis. Ondertussen is deze manier van werken ingeburgerd waardoor ook in de toekomst zoveel werkruimte niet meer nodig zal zijn. Hetzelfde geldt voor horecagelegenheden, waarvoor voldoende kansen in de stad zelf voorhanden zijn gezien het verdwijnen van veel oude zaken.

4)   De coronacrisis vraagt om een grondige herziening van de beschikbare kantoorruimtes. Doordat er vaker van thuis uit of vanuit kleinere hubs zal gewerkt worden, zal dit leiden tot leegstand van bestaande bedrijven en gebouwen. Nu grote capaciteit creëren is duidelijk contraproductief.

5)   Er zijn reeds vele kantoorgebouwen die leegstaan rond onder andere Berchem Station en de Keyserlei. Bovendien bewijst de coronacrisis dat kantoren nu minder relevant zijn. 

Beoordeling:

Dit zijn aannames. Deze bezwaren behoeven geen beoordeling in het kader van deze aanvraag. De bezwaren zijn ongegrond. 

 

  1. Strijd behoud Hobokense Polder

Voor het behoud van de Hobokense Polder is steeds strijd moeten gevoerd worden: 50 jaar geleden bij de ophoging van de polders en slechts een tiental jaar geleden, bij de omzetting van Petroleum Zuid naar Blue Gate. Bij deze laatste werd een modus vivendi bereikt tussen industrie en natuurbehoud, waarbij afstands-, hoogte- en bufferregels voor Blue Gate gelden en een ecologische corridor, die isolatie van het natuurgebied moet tegengaan. Het is onbegrijpelijk dat deze inspanningen zouden te niet gedaan worden, door in een inham die ver doordringt in het gebied dichtere en hogere bebouwing toe te laten dan in Blue Gate mogelijk is.

Meer specifiek kwamen volgende elementen naar boven bij de bezwaarschriften:

 

1)   Behoud van natuur zou in deze regio prioriteit moeten zijn. De Hobokense polder mag dan wel een natuurgebied genoemd worden, maar het heeft al veel te verduren gehad door inname van een belangrijke oppervlakte door Polderstad en de KMO-zone die daaraan gekoppeld is. Bovendien vormde de Kielse polder een belangrijk buffergebied tussen stad Antwerpen en de polder. Petroleum Zuid (nu Blue Gate) was een volgende uitbreiding die de Hobokense polder niet echt dient. Nog een volgende aanslag op de Hobokense polder door dit project lijkt op een mentaliteit uit de vroege jaren 70, eerder dan een doordacht beleid dat vandaag ingeburgerd zou moeten zijn.

2)   In de jaren zeventig werd beloofd dat bij beëindiging van de concessies van de toenmalige Castrol het gebied zou teruggegeven worden aan de natuur. Zo had men kunnen opteren voor een groene corridor langs de Schelde om het bestaande natuurgebied met de stad te verbinden. Blijkbaar hebben de belangen van de private sector zwaarder doorgewogen dan het algemeen belang.

Beoordeling:

Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.

Het MCA-project maakt integraal deel uit van Blue Gate Antwerp en is dus niet gelegen in een natuurgebied of in de Hobokense Polder. Het past binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd. Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak. De ligging aan de Schelde is dan ook essentieel voor het ontwikkelen van de watergebonden activiteiten die inherent zijn aan de Maritieme Campus.
In het GRUP wordt specifiek vermeld dat ook alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming toegelaten zijn, net als gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen inherent aan het functioneren van het bedrijventerrein.

In het beeldkwaliteitsplan dat opgemaakt werd voor Blue Gate Antwerp wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende zones: het gemengd regionaal bedrijventerrein (de ‘buik’ van Blue Gate), de zone voor specifieke regionale bedrijvigheid met een watergebonden karakter (langs de Schelde), het gebied voor stedelijke activiteiten (in de oostelijke hoek) en de zone arresthuis. Binnen de zone voor specifieke regionale bedrijvigheid met een watergebonden karakter worden twee deelgebieden bepaald: de Zone voor Slimme Logistiek (oostelijk deel) en de Zone Petroleumcluster (westelijk deel, waartoe de site van MCA behoort). Het BKP doet weinig uitspraken over deze laatste zone, zeker op niveau van de individuele percelen. De uitgangspunten voor het regionaal bedrijventerrein zijn niet van toepassing op deze zone. De ontwikkeling van de site van MCA takt wel aan op de infrastructuur op BGA. De groene corridor maakt wezenlijk deel uit van het groenconcept en de inrichtingsprincipes.

Volgens de Hoogbouwnota geven gebouwen met een hoogte vanaf 50 à 60 meter mee vorm aan het silhouet of de skyline van de stad. Het project van MCA ligt onder de 50-meter-drempel. De site valt niet binnen de ‘uitsluitingsgebieden erfgoedstad en zichtassen hoogbouw’ en ligt in een zone waarin hoogbouw makkelijker aanvaardbaar is. De bezwaren zijn ongegrond.

 

  1. Grootste Natuurgebied

De Hobokense Polder ligt vlak bij de stad en is het grootste natuurgebied van deze overigens vrij natuurarme stad. De stad zou er alles moeten aan doen om dit gebied uit te breiden.

Concreet werden volgende elementen aangehaald:

1)   In een stad die kampt met een schaarste aan groen moet dit groen zoveel mogelijk bewaard blijven ter bescherming van de leefruimte van de stadsbewoner en natuur. 

2)   Het MCA-project wordt gepland vlak naast een natuurreservaat en getuigt zodoende van weinig begrip en respect hiervoor. 

3)   De weinige natuur die er is moet men koesteren. Megalomane projecten zoals de MCA werken zeer natuurbedreigend.

4)   Het bouwen van de MCA betekent een grondige verstoring van het groengebied door de aantasting van fauna en flora.

5)   Er zijn meer dan voldoende oude bedrijfsterreinen die liggen te verkommeren en dienstig kunnen zijn voor de realisatie van het MCA-project. Een stuk natuur wegbetonneren in tijden waarin het belang van natuur overduidelijk is, is een slecht idee. Behoud en bij voorkeur uitbreiding van de Polder is méér dan ooit belangrijk.

6)   De bezwaarnemer koos in 1987 het gebied uit als studieterrein voor een eindwerk. Dit benadrukte het belang van dit groengebied in de randstad. 

7)   Door de enorme vervuiling van Umicore is een zo groot mogelijk behoud van natuur prioritair.

8)   Groene zones nabij een stadskern zijn hoogst noodzakelijk.

9)   De natuurrampen (watersnood, bosbranden, ...) van afgelopen jaren als gevolg van de klimaatopwarming zijn het zoveelste bewijs dat alles in het werk moet gesteld worden om zoveel mogelijk natuur – inclusief de Hobokense Polder – te behouden en creëren.

10) In het centrum van Antwerpen is er al een tekort aan groen. De Hobokense Polder biedt een mooie oase van rust die bijdraagt bij het welzijn van mens en dier. Daarom is het niet moreel verantwoord om hier hoogbouw en industrie te situeren. Grotere en wilde natuurgebieden zijn essentieel in Vlaanderen. Bovendien behoort het kunnen vertoeven in natuur tot een van de basisbehoeften van de mens.

11) Het polderbos is reeds gehalveerd door de bouw van Polderstad. Een nieuwe inkrimping is onbegrijpelijk.

12) Het MCA-project zou bijdragen aan de continue betonnering van Vlaanderen.

13) Door de hoge druk op natuur en mens moet gekozen worden voor het behoud van elk beschikbaar stuk groen.

14) De bezwaarnemer is een bewuste stadsbewoner in de rand van Antwerpen die tijdens de coronacrisis heeft ervaren dat natuur in de omgeving van Antwerpen zeer weinig te vinden is in een groter ongestoord gebied. In andere steden – zoals bijvoorbeeld Brussel – is dit wel in grotere mate voorhanden. Het besef dat het klimaat zo snel verslechtert baart haar zorgen voor een stad als Antwerpen, die een goede groene leefomgeving voor haar inwoners, ook in de rand, wil opgeven.

15) De afgelopen maanden was het zeer druk in Hobokense Polder, wat aantoont dat Antwerpen en haar inwoners enorm veel nood hebben aan natuur, en dit gebied in het bijzonder. Dit project zal het gebied in gevaar brengen, wat Antwerpen zich niet kan permitteren.

16) Het is meer nu meer dan ooit belangrijk om alle watergevoelige gebieden te vrijwaren voor de toekomstige generaties. Wil Antwerpen zijn klimaatdoelstellingen waarmaken dan blijven ze van deze polders af en doen ze alles om deze de beschermen en zelfs uit te breiden.

17) De Hobokense Polder is een gezonde plek die bereikbaar is op fietsafstand. Antwerpen heeft reeds een tekort aan plekken zoals deze. Tevens hebben de recente overstromingen deze zomer de nood van natuurgebieden benadrukt.
 

Beoordeling:

Het besluit van het Project-MER stelt dat: “De globale effecten van de ontwikkeling van de site zijn beperkt. Door de afgelegen ligging zijn er enkel tijdens de aanleg negatieve effecten op de omgeving en zijn gebruikers te verwachten. Ook deze effecten blijven echter beperkt indien de nodige voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, met name ten aanzien van de Hobokense Polder.

Het leidt geen twijfel dat de aanwezigheid van MCA op de site duidelijk zichtbaar zal zijn vanuit de omgeving. De keuze om op de locatie een “landmark” te realiseren sluit aan bij de ambities voor de site. Gezien de context wordt dit noch negatief noch positief beoordeeld.

De milieueffecten tijdens de exploitatie zijn eveneens beperkt. Dit geldt zowel voor de mobiliteitsgebonden effecten als voor de impact op de locatie zelf. Hoewel geen duidelijkheid bestaat over de exacte invulling van de R&D-faciliteiten, wordt vastgesteld dat de impact op de omgeving beperkt zal blijven zolang de vigerende milieunormen worden gerespecteerd en de milderende maatregelen toegepast. Bijzondere aandacht dient daarbij te gaan naar de natuurgebieden die de site omringen. Hoewel zij baat kunnen hebben bij de faciliteiten die door MCA worden ontwikkeld en bij landschappelijke inkleding, dienen mogelijke negatieve effecten tijdens de exploitatie vermeden te worden.”

Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021. Hierin werden verschillende milderende maatregelen voorgesteld die worden opgenomen in de voorwaarden van de vergunning. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. De bezwaren zijn deels gegrond.

 

  1. Varia 

Enkele bezwaren uiten hun bekommernis omtrent de invloed van het project op lokale bevolking: 
 

1)   De mensen en kinderen in Hoboken en omstreken hebben al veel te lijden onder de ongezonde leefomstandigheden veroorzaakt door Union Meunière, nu Umicore. Dit project zal die ongezonde leefwereld versterken. Daarnaast is er het rapport van het IPCC: het vrijwaren van natuur en wateropvanggebieden, heraanplanten van bomen en bevorderen van biodiversiteit is een must.

2)   De Hobokense bevolking is reeds veel geteisterd door de vervuiling van Umicore en de Isvag verbrandingsoven. De Hobokense Polder vormt voor hen een groene long. Deze verstoren betekent voor hen de zoveelste aanslag op de gezondheid van kwetsbare kinderen.

3)   Hoboken kent een enorme bevolkingstoename en door de aanwas van gebouwen ook steeds meer een bevolkingsconcentratie. Deze mensen hebben nood aan een kwalitatief natuur- en wandelgebied en des te meer aan rust. Hoe meer mensen, hoe groter de behoefte aan natuur en open ruimte, terwijl die met rasse schreden verdwijnt.

Beoordeling:

Deze bezwaren overstijgen de inhoud van de aanvraag en zijn bijgevolg ongegrond.

 

4)   De bouw van de MCA bedreigt de gezondheid en leefomgeving van zowel de huidige als toekomstige generaties van lokale bewoners.

Beoordeling:

Dit bezwaar is een aanname en is bijgevolg ongegrond. 

 

5)   De inwoners van Polderstad zijn reeds belast door de vervuiling van Umicore en geluidsoverlast van bedrijven aan de overkant van de Schelde. Als dit project volledig doorgaat komt daar nog licht- en geluidsoverlast bij, naast de visuele vervuiling door dit torenhoog gebouw. 

Beoordeling:

In het goedgekeurde Project-MER wordt het effect van geluid tijdens de aanlegfase als beperkt tot matig negatief beoordeeld op het moment dat de paalfunderingen geplaatst worden. Dit negatief effect zal enkel waarneembaar zijn in Burcht aan de Kerkstraat en ter hoogte van Polderstad. Deze geluidshinder is echter tijdelijk van aard. Om de hinder zoveel mogelijk te beperken worden milderende maatregelen voorgesteld die worden verwerkt in voorwaarden. 
Voor de bewoonde bebouwing rondom het projectgebied wordt het geluidseffect t.g.v. het extra verkeer voor de Maritieme Campus Antwerpen als verwaarloosbaar beschouwd.
Voor de discipline geluid wordt t.g.v. de evolutie van het omgevingsgeluid voor en na de uitvoering van het project een score van -1 bekomen, conform het significantiekader geluid ingedeelde inrichtingen Vlarem II. Er is een beperkte toename van het omgevingsgeluid (3 dB(A)), doch er zou wel voldaan worden aan de vigerende wetgeving (Vlarem II) waardoor geen milderende maatregelen worden voorgesteld.
 

Over eventuele visuele hinder wordt het volgende geconcludeerd: “Globaal kan gesteld worden dat het MCA-project – en meer in het bijzonder de toren – goed zichtbaar is vanuit de meeste geselecteerde zichtpunten. Gezien de context vormt die zichtbaarheid echter geen probleem. Vanuit de Hobokense Polder zal de toren zichtbaar zijn, zeker gedurende de avond en de ochtend in de winter wanneer de binnen- en buitenverlichting aan staat. Ook hier kan gesteld worden dat – gezien de context – dit niet als negatief zal worden ervaren door omwonenden.”
 

Algemeen wordt over lichthinder in het Project-MER het volgende gesteld: “De lichtemissies van het project zijn overwegend beperkt tot het projectgebied zelf. Daar waar buiten het projectgebied lichtemissies te verwachten zijn, is in de referentiesituatie reeds verlichting aanwezig: ter hoogte van de Petroleumkaai, Benzineweg, bestaande loods en ten noorden van de parking. (…) De bestaande felle verlichting aan de westzijde van de loods binnen het projectgebied zal verdwijnen waardoor mogelijk een positieve impact op de Hobokense Polder te verwachten is. Deze wijziging is echter niet begroot. De “bridge” van het hoofdgebouw zal wel hoger boven het maaiveld uitsteken dan de structuren in de directe omgeving waardoor met name in de Hobokense Polder, in het gebied nabij de Schelde en nabij de Benzineweg, dit verstoring door licht kan veroorzaken.”
Het is aan de dienst mer van de Vlaamse overheid om te beoordelen of het onderzoek dat in het project-MER gevoerd werd, voldoende is en of de conclusie voldoende onderbouwd werd. Het Project-MER werd goedgekeurd op 15 oktober 2021. Het bezwaar is ongegrond.

 

Andere bezwaren hekelen de te verwachten wateroverlast en andere klimaatproblematiek ten gevolge van voorliggend project:

 

6)   Het plaatsen van gebouwen aan de oevers van de Schelde is een zorgelijke trend gezien de toenemende onvoorspelbaarheid van het klimaat in combinatie met het feit dat de dijken ter hoogte van dit project nog niet opgehoogd zijn. Daarnaast zou deze campus een stap in de verkeerde richting zijn met betrekking tot het creëren van een doorlopende groene strook langs de rivier waar velen naar streven.

Beoordeling:

De aanvraag is, conform het gewestplan, gelegen in industriegebied. De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.
In de beoordeling van de functionele inpasbaarheid wordt geconcludeerd dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften en dat het watergebonden karakter gewaarborgd is.

Het project-MER zoomt kort in op het Sigmaplan: “Het Sigmaplan neemt Vlaanderen in bescherming tegen overstromingen. Bij extreme weersomstandigheden kunnen de Schelde en haar zijrivieren gevaarlijk hoge waterstanden bereiken en zelfs overstromen. Daarom investeert het Sigmaplan in stevigere en hogere dijken en een ketting van natuurlijke overstromingsgebieden in de riviervalleien. Zulke gebieden kunnen op een gecontroleerde manier overtollig rivierwater opvangen. Zo krijgen de rivieren ruimte om te stromen én te overstromen. Ter hoogte van MCA werd de Scheldedijk nog niet verhoogd tot Sigmahoogte. De aanpassing van de dijk moet mogelijk blijven na de realisatie van MCA.
Het volledige Sigmaplan zou in Antwerpen afgerond zijn tegen 2030. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

 

 

7)   Na het nieuws over de klimaatverstoring en de ineenstorting van de biodiversiteit is het niet te geloven dat er projectontwikkelaars zijn die de resterende stukjes intact natuurgebied willen beschadigen en verstoren ten aandelen van eigen profijt.

 

Beoordeling:

Dit bezwaar is een aanname en overstijgt de inhoud van de aanvraag. Het is bijgevolg ongegrond.

 

8)   Verdere versnippering en verharding bedreigt de biodiversiteit en verhindert dat toekomstige generaties nog een kwalitatief leven kunnen hebben.

Beoordeling:

Dit is gebaseerd op een aanname. Het bezwaar is bijgevolg ongegrond.

 

9)   De coronacrisis heeft aangetoond dat alle dagen op kantoor werken achterhaald is door het vele werken op computers en vergaderingen via aangepaste internetprogramma's. Mensen zullen niet meer terugkeren naar de oude gewoonte om dagelijks naar kantoor te gaan. Daardoor is er minder kantoorruimte nodig en is het duidelijk dat het gebouw overgedimensioneerd is; de grootte, oppervlakte en hoogte kan beperkt worden. Bovendien heeft de watersnood van de maand juli 2021 aangetoond hoe gevaarlijk het is dicht bij een rivier te wonen en werken. Het gebied ligt in een voormalige polder. Polders overstroomden af en toe: mensen gingen elders wonen om hun woning te beschermen tegen hoge waterstanden. De Hobokense Polder is ondertussen beschermd door een dijk, maar de afgelopen maand juli heeft bewezen dat zelfs als de dijken stand houden, er water doorheen kan sijpelen. Gezien de klimaatopwarming is het volgens mij niet veilig om zo dicht bij de Schelde zulk groot gebouw neer te zetten. Op termijn zal het onze gemeenschap veel geld kosten aan herstellingen van gebouw en infrastructuur na periodes van intense regen met hoge waterstanden.

Het Strategisch Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (sRSA) voorziet op deze locatie een nieuw bedrijventerrein met een logistiek platform verbonden met de rest van de regio via spoorweg en het water. Het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoerings Plan (GRUP) voorziet ter hoogte van de voormalige BP-site een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter (artikel GRB 5C1). De locatie werd niet aangeduid als waterbergingsgebied of signaalgebied.
 

Het project-MER zoomt kort in op het Sigmaplan: “Het Sigmaplan neemt Vlaanderen in bescherming tegen overstromingen. Bij extreme weersomstandigheden kunnen de Schelde en haar zijrivieren gevaarlijk hoge waterstanden bereiken en zelfs overstromen. Daarom investeert het Sigmaplan in stevigere en hogere dijken en een ketting van natuurlijke overstromingsgebieden in de riviervalleien. Zulke gebieden kunnen op een gecontroleerde manier overtollig rivierwater opvangen. Zo krijgen de rivieren ruimte om te stromen én te overstromen. Ter hoogte van MCA werd de Scheldedijk nog niet verhoogd tot Sigmahoogte. De aanpassing van de dijk moet mogelijk blijven na de realisatie van MCA.” Het volledige Sigmaplan zou in Antwerpen afgerond zijn tegen 2030

 

10) Om de groeiende klimaatsverandering te doorstaan gaan alle aanwezige natuurlijke buffers broodnodig zijn. Het poldergebied is hier voor onder andere overstromingsbeperking enorm belangrijk. Recente gebeurtenissen tonen duidelijk aan dat overstromingen in België een groeiend probleem zijn.
De bezwaarnemer is een bewuste stadsbewoner in de rand van Antwerpen die tijdens de coronacrisis heeft ervaren dat natuur in de omgeving van Antwerpen zeer weinig te vinden is in een groter ongestoord gebied. In andere steden – zoals bijvoorbeeld Brussel – is dit wel in grotere mate voorhanden. Het besef dat het klimaat zo snel verslechtert baart haar zorgen voor een stad als Antwerpen, die een goede groene leefomgeving voor haar inwoners, ook in de rand, wil opgeven.
Het laatste IPCC rapport is meer dan alarmerend en bewijst dat de klimaatverandering mensenwerk is. Het is onze verantwoordelijkheid om natuurgebied bij te creëren en te preserveren.
De Hobokense Polder is een gezonde plek die bereikbaar is op fietsafstand. Antwerpen heeft reeds een tekort aan plekken zoals deze. Tevens hebben de recente overstromingen deze zomer de nood van natuurgebieden benadrukt.
Het is meer nu meer dan ooit belangrijk om alle watergevoelige gebieden te vrijwaren voor de toekomstige generaties. Wil Antwerpen zijn klimaatdoelstellingen waarmaken dan blijven ze van deze polders af en doen ze alles om deze de beschermen en zelfs uit te breiden.

11) Elke vierkante meter groen die wordt opgeofferd heeft gevolgen voor het klimaat. De klimaatwijzigingen die zich nu voltrekken moeten gestopt worden door meer groen te introduceren. Dit gebouw offert het juist op. Elke bijkomende verharding (al dan niet van erkend natuurgebied) is een probleem.

12) Het is de hoogste tijd om maatregelen die het klimaat ons oplegt, om te zetten in een kordaat beleid. Voor nieuwbouw is in Vlaanderen geen plaats meer, zeker niet nabij natuurgebieden. Economische belangen dienen voortaan ondergeschikt te worden aan ecologische.

13) De gevolgen van de klimaatcrisis worden steeds voelbaarder. De wateroverlast die we de afgelopen maand hebben gezien was van ongeziene aard. Zulke incidenten zullen wellicht meer voorvallen. Het verder uitbouwen van verharding zo dichtbij de Schelde lijkt dan niet het beste plan. Het verder uitbouwen van een onverharde groene buffer daarentegen, wel.

14) Het is meer nu meer dan ooit belangrijk om alle watergevoelige gebieden te vrijwaren voor de toekomstige generaties. Wil Antwerpen zijn klimaatdoelstellingen waarmaken dan blijven ze van deze polders af en doen ze alles om deze de beschermen en zelfs uit te breiden.

15) Afgelopen zomer hebben de overstromingen ons nogmaals met de neus op de feiten geduwd: we moeten meer natuur en watte bufferzones voorzien. Het grotendeels volbouwen en betonneren van nog een gebied zal het probleem van wateroverlast bij overvloedige regenval enkel in de hand werken. Daarnaast vormt de polder een broodnodig rustpunt in de omgeving.

16) Dagelijks zien we de gevolgen van de klimaatverandering en wordt er opgeroepen tot verandering in ons beleid. Dit project is het omgekeerde: het bevestigt de minachting voor natuurgebieden.
Verwijzend naar de laatste milieucatastrofen in Wallonië, Duitsland en omliggende landen moeten we alles doen om de natuur te beschermen, en ligt het voor de hand dat bovenvermeld bouwproject niet op zijn plaats is. Het gezond verstand overheerst hier alle mogelijke argumenten die een bouw zouden kunnen toelaten.

17) De recente waternood heeft aangetoond dat natuurgebieden nodig zijn als buffercapaciteit. Deze gebieden nu gaan verkavelen lijkt fulminant.

18) Met het oog op de klimaatverandering en de grote nood aan onbebouwde gronden die de wateroverlast kunnen opvangen is bebouwing van het gebied totaal misplaatst en kortzichtig.

19) De afgelopen maand juli heeft bewezen dat de Vlaamse overheid dringend moet optreden om de natuur te beschermen en te versterken. Dit project is een ramp voor de natuurlijke omgeving.

20) Met oog op de klimaatcrisis is het hoognodig om een definitief moratorium te zetten op het verdere inpalmen van natuur.

21) De polder is een uitzonderlijke ruimte om water op te vangen bij zware regenval. Verharde terreinen voorkomen opname in de bodem waardoor grondwater schaars wordt en de riolering overbelast geraakt. We moeten in de toekomst voldoende ruimte vrijwaren om water op te vangen.

22) Dit project gaat volledig in tegen de voornemens van de ‘Green Deal’ en het meest recente rapport van de Verenigde Naties met betrekking tot klimaatdoelstellingen.

23) De natuurrampen (watersnood, bosbranden,...) van afgelopen jaren als gevolg van de klimaatopwarming zijn het zoveelste bewijs dat alles in het werk moet gesteld worden om zoveel mogelijk natuur – inclusief de Hobokense Polder – te behouden en creëren.

24) De bezwaarnemer meent namens Natuurpunt dat de aantasting van de natuurwaarden van de Hobokense Polder ook een impact heeft op andere Antwerpse natuur door een verbinding via onder andere Blue Gate corridor, Ringpark Zuid, spoorwegbedding,...

Met oog voor alle huidige problemen op het gebied van klimaat (overstromingen, hitte, virussen, ...) en de 'oplossingen' die worden voorgesteld (natte gronden, uitbreiden natuur, ontharding,..) werkt dit project contraproductief. Bovendien is de mobiliteit in deze omgeving reeds gigantisch toegenomen.

25) CO2-uitstoot verminderen betekent meer bomen en minder beton. Dit geldt niet alleen voor de doorsnee burger maar ook voor grote multinationals.
 

Beoordeling:

De bezwaren overstijgen de inhoud van de aanvraag en zijn bijgevolg ongegrond.

 

26) De Hobokense Polder is een groene long vlakbij een gebied met historische vervuiling, het is onbegrijpelijk dat hier compromissen worden gesloten.

Beoordeling:

Het project is niet gelegen in de Hobokense Polder of natuurgebied, maar in industriegebied conform het gewestplan. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. Het bezwaar is ongegrond.

 

27) De ecologische en biologische evolutie van de Hobokense polder zal een stevige terugval kennen door dit project. In het belang van mens, plant en dier is het beter om dit project neer te poten verder van een natuurgebied waar al een betere mobiliteit bestaat. Wil men de biodiversiteit in onze beschermde natuur behouden of herstellen dan moet er een voldoende buffer gerespecteerd worden. Onze natuurgebieden worden met dit soort projecten gewurgd.

Beoordeling:

Het besluit van het Project-MER stelt dat: “De globale effecten van de ontwikkeling van de site zijn beperkt. Door de afgelegen ligging zijn er enkel tijdens de aanleg negatieve effecten op de omgeving en zijn gebruikers te verwachten. Ook deze effecten blijven echter beperkt indien de nodige voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, met name ten aanzien van de Hobokense Polder. De milieueffecten tijdens de exploitatie zijn eveneens beperkt. Dit geldt zowel voor de mobiliteitsgebonden effecten als voor de impact op de locatie zelf. Hoewel geen duidelijkheid bestaat over de exacte invulling van de R&D-faciliteiten, wordt vastgesteld dat de impact op de omgeving beperkt zal blijven zolang de vigerende milieunormen worden gerespecteerd en de milderende maatregelen toegepast. Bijzondere aandacht dient daarbij te gaan naar de natuurgebieden die de site omringen. Hoewel zij baat kunnen hebben bij de faciliteiten die door MCA worden ontwikkeld en bij landschappelijke inkleding, dienen mogelijke negatieve effecten tijdens de exploitatie vermeden te worden.”

Het Project-MER werd door de dienst mer goedgekeurd op 15 oktober 2021.

Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

In de bezwaarschriften kwamen ook nog verschillende andere aspecten naar boven, zoals hieronder opgelijst:

28) Politici houden zich niet aan hun voornemens en beloften in verband met natuur- en milieubehoud.

29) De bezwaarnemer meent dat natuur moet wijken voor zuiver geldgewin in functie van een project waarvan het nut op zijn minst twijfelachtig is.

30) Natuur wordt gestolen door industrie die enkel oog heeft voor geld en uitzinnig winstbejag. De industrie heeft geen boodschap aan een polder waar vele mensen en dieren rust en stilte vinden.

31) Via de verschillende mediakanalen legt MCA hun project uit. Zo zijn er onder andere video’s beschikbaar met het thema "True or False", uitgelegd met hun eigen woorden: "Elkaar beter leren kennen, start met een open dialoog. Hierbij tonen we een aantal stellingen waarbij we aangeven wat er al dan niet waar is in het 'True or False' concept." In deze video's zijn dubieuze stellingen terug te vinden.
Bijvoorbeeld, er wordt gezegd dat dit 100% de beste locatie is voor MCA.
Bij het kiezen van de locatie zijn er verschillende criteria in acht genomen. Letterlijk genomen van de video is de belangrijkste criteria "Kan het concept gerealiseerd worden? Kunnen we het laten doorgroeien zodat iedereen die er naar toe wilt komen, ook gefaciliteerd kan worden." Een ander aspect dat vermeld wordt is dat een campus enkel werkt als er een connectie is met de stad.

32) De bouw van de MCA is een voorbeeld van hoe regels en wetten aan de kant worden geschoven wanneer de kapitaalkrachtigen dat willen, door middel van hun geld en connecties.

33) Dit project kan een sneeuwbaleffect veroorzaken waarvan we op heden nog niet de volledige draagwijdte kennen.

34) Sinds mijn kinderjaren volg ik het wel en wee van onze polder op. Onze polder wordt aanzien als een gebruiksvoorwerp, een leuk extraatje voor het personeel dat van De Gerlachekaai naar hier zal verhuizen. Zelf dragen de aanvragers geen enkele verantwoordelijkheid betreffende het behoud van dit natuurreservaat. Het getuigt bovendien van een grote minachting ten opzichte van de gewone Hobokenaar.

35) Het doel moet zijn de volgende generatie meer zuurstof te bieden in plaats van voorrang te geven aan op kort termijns gebaseerd prestige-denken. Minder bebouwing zal de klimaatopwarming tevens tegengaan.

36) Het organiseren van een nieuwe aanvraag waarbij er voor gezorgd wordt dat de openbare raadpleging in het midden van de vakantie valt is een doelbewuste keuze om hinderlijke bezwaren tot een minimum te beperken. Dit toont de facto aan dat de initiatiefnemer dit later als argument zal gebruiken om te stellen dat de weerstand tegen het project "nu" toch veel minder is dan tijdens de eerste aanvraag.

37) Bij een dergelijk groot nieuwbouwproject moet iedereen toegang hebben tot informatie met betrekking tot onder andere de ‘life cycle analysis’, het ‘global warming potential’, materiaalkeuze, het ‘recycling & reusability’ potentieel van het gebouw, het businessplan, plannen m.b.t. afvalstromen, de mate waarin het project bijdraagt tot het beschermen van het klimaat en de lokale gemeenschap. Momenteel is dit niet het geval.

Projecten zoals de bouw van de MCA creëren een wereld waarin bezoekers, inwoners en de volgende generaties enkel over de natuur en zijn geschiedenis leren via digitale dragers

Beoordeling:
Deze bezwaren zijn gebaseerd op aannames en behoeven geen beoordeling. De bezwaren zijn ongegrond.

 

38) Het MCA-project zou als schoolvoorbeeld moeten dienen voor een mogelijke verbinding tussen economie en natuur. Het glazen gebouw is als een glimmende doorn in het oog van de gehele omgeving. Een alternatief kan geboden worden door een ontwerp dat beter geïntegreerd is in het omringende groene landschap.

Beoordeling:

Enkel het voorliggende project wordt beoordeeld in deze aanvraag. Het bezwaar is ongegrond.

 

39) Het hydrologische aspect is problematisch en niet in overeenstemming met de geldende richtlijnen.

Beoordeling:

Het project-MER zoomt kort in op het Sigmaplan: “Het Sigmaplan neemt Vlaanderen in bescherming tegen overstromingen. Bij extreme weersomstandigheden kunnen de Schelde en haar zijrivieren gevaarlijk hoge waterstanden bereiken en zelfs overstromen. Daarom investeert het Sigmaplan in stevigere en hogere dijken en een ketting van natuurlijke overstromingsgebieden in de riviervalleien. Zulke gebieden kunnen op een gecontroleerde manier overtollig rivierwater opvangen. Zo krijgen de rivieren ruimte om te stromen én te overstromen. Ter hoogte van MCA werd de Scheldedijk nog niet verhoogd tot Sigmahoogte. De aanpassing van de dijk moet mogelijk blijven na de realisatie van MCA.
Het volledige Sigmaplan zou in Antwerpen afgerond zijn tegen 2030.

 

 

40) Een gebouw van deze omvang hoort geen plek te krijgen in of langs een natuurgebied, dit is ten nadele van de fauna en flora. Bovendien verhindert dit het prachtige zicht. De bezwaarnemer moest voor een veel te laag bedrag diens huis verkopen aan Umicore, omdat zij een grote vervuiler naast de woning waren. Als alternatief vond ze een huis te Polderstad, op wandelafstand van het Polderbos en aldus de maritieme campus. De komst van de MCA voelt als een verhuis van de ene vervuilende industrie naar de andere.

Beoordeling:

De aanvraag is, conform het gewestplan, gelegen in industriegebied. De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.
In de beoordeling van de functionele inpasbaarheid wordt geconcludeerd dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften en dat het watergebonden karakter gewaarborgd is.

In het goedgekeurde project-MER wordt voor de discipline biodiversiteit volgende conclusie geformuleerd: “Samenvattend voor de discipline biodiversiteit wordt geconcludeerd dat de negatieve effecten voor fauna en flora als beperkt beschouwd kunnen worden en met name optreden in de aanlegfase. De natuurwaarde van de site zelf zal toenemen, er zal een natuurinclusieve campus ontstaan. De indirecte effecten op de omgeving en met name de Hobokense Polder worden maximaal beperkt. De grootste impact van het project treedt op in de directe nabijheid van de site (< 150 meter) ten gevolge van geluid door de vaste installaties. Een impact op de voorkomende populaties wordt niet verwacht rekening houdend met het verleden waarin het gebied altijd al een zekere mate van verstoring heeft gekend.”
Voor de discipline Biodiversiteit worden milderende maatregelen geformuleerd die opgenomen kunnen worden als voorwaarden in de omgevingsvergunning. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

 

41) Deze zoveelste nieuwbouw is compleet overbodig. Mogelijkheden zat in de stad, waar al het groen toch al verdwenen is. Een betonstop promoten en tegelijkertijd zulke projecten blijven ondersteunen is contradictorisch. Het heeft ook geen enkel economisch nut, en vermoedelijk ligt persoonlijk gewin op korte termijn aan de basis van de goedkeuring van dergelijke projecten en ad hoc aanpassingen van het RUP. Toekomstige generaties gaan Antwerpen nooit zien als een belangrijke en aangename stad. Het wordt een kapot gebouwde en onbetaalbare stad waar gigantisme en ego elke vorm van toekomstvisie overschaduwen.

Beoordeling:

Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.
Het MCA-project maakt integraal deel uit van Blue Gate Antwerp en is dus niet gelegen in natuurgebied. Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak. De ligging aan de Schelde is dan ook essentieel voor het ontwikkelen van de watergebonden activiteiten die inherent zijn aan de Maritieme Campus.
Het MCA-project past dus binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd.

In deze aanvraag wordt enkel het voorliggende project beoordeeld. Een eventueel aangepast RUP in opmaak maakt geen deel uit van deze aanvraag en wordt nu niet beoordeeld.

 

42) Een nieuwbouw in de natuur moet minstens volledig ecologisch en met natuurmaterialen gebouwd worden, en zeker geen hoogbouw. Als tegengewicht voor een steeds meer digitale wereld zullen oasen van stille natuur levensnoodzakelijk worden voor alle mensen.

43) Een alternatief voorstel van de vzw Hobokense Polder is niet ten gronde onderzocht. Dit zou nochtans veel bezwaren wegnemen zonder aan de functie van het oorspronkelijke project te sleutelen.
 

Beoordeling:
In deze aanvraag wordt enkel het voorliggende project beoordeeld. Dit bezwaar overstijgt de inhoud van deze aanvraag. Het is bijgevolg ongegrond.

 

44) Vlaanderen heeft als klein, volgebouwd gebied nood aan elke vierkante meter natuur. Hierop ingrijpen betekent ingrijpen op Vlaanderen als leefgebied voor mens, fauna en flora.
De omgeving behouden en verzorgen, is een kwestie van respect. Een enorm biodivers natuurgebied afgraven om plaats te maken voor hoogbouw (welk doel dat gebouw ook mag hebben), hoort daar niet bij. Het feit dat er überhaupt een bezwaarschrift moet worden aangetekend om de bouw tegen te gaan getuigt van een totaal gebrek aan respect voor en kennis over je leefomgeving. Natuur en mens houden elkaar in stand. We evolueerden tot wezens met intellect, inzicht en een hoog aanpassingsvermogen dat ons onderscheidt van de dieren. Het is niet nodig om voor de bouw van een nieuwe site zo halsstarrig vast te houden aan een specifieke plek die onderdak bood, biedt en zal bieden aan ontelbaar veel meer levende organismen dan er ooit voet zullen zetten in de MCA.
Het project past niet in de tijdsgeest, waarin mensen streven naar ecologie en duurzaamheid, behoud van natuur en open ruimte (van wat er nog overblijft), kleinschaligheid (op mensenmaat), beheersing van verkeersstromen, meer telewerk enzovoort.
Behoud van natuur zou in deze regio prioriteit moeten zijn. De Hobokense polder mag dan wel een natuurgebied genoemd worden, maar het heeft al veel te verduren gehad door inname van een belangrijke oppervlakte door Polderstad en de KMO-zone die daaraan gekoppeld is. Bovendien vormde de Kielse polder een belangrijk buffergebied tussen stad Antwerpen en de polder. Petroleum Zuid (nu Blue Gate) was een volgende uitbreiding die de Hobokense polder niet echt dient. Nog een volgende aanslag op de Hobokense polder door dit project lijkt op een mentaliteit uit de vroege jaren 70, eerder dan een doordacht beleid dat vandaag ingeburgerd zou moeten zijn.

45) De Pijpleidingstraat Antwerpen - Ruhr gebied mag er niet komen. Het vervoer van gassen zoals zeer ontplofbare waterstof is levensgevaarlijk.

46) Bij een ontwikkeling van deze omvang dient de integrale inpassing in de landschappelijke, sociale en ecologische context van de nabijgelegen omgeving vanzelfsprekend fundamenteel onderdeel uit te maken van het project.

47) De hele maritieme sector organiseren in een enkel gebouw heeft geen meerwaarde. De huidige organisatie is prima en zorgt bovendien niet voor de teloorgang van natuur.

Beoordeling:

Deze bezwaren overstijgen de inhoud van de aanvraag en zijn bijgevolg ongegrond.

 

48) De bouw van de MCA is een voorbeeld van de nalatigheid van de overheid om de bouwshift effectief door te voeren. Het probleem is in deze context des te groter omdat het hier om een bedreigd natuurgebied gaat.

Beoordeling:

Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Het bezwaar gaat uit van een aanname en overstijgt de inhoud van de aanvraag. Het is bijgevolg ongegrond.

 

49) Het inplanten van de MCA in de Hobokense Polder lijkt uitsluitend te draaien rond prestige. Het collectieve belang is ondergeschikt aan het individuele belang van enkelen. De meest logische plaats voor een maritieme campus is in de haven zelf, net zoals bijvoorbeeld het Havenbedrijf of het MAS. Het inplanten in een polder kent echter de prestige die elders niet te verdienen valt. Dit gaat ten koste van uitzicht, de natuur en het behoud van fauna en flora. Als we dit toelaten als maatschappij, laten we ook toe dat er een golfterrein op Park Spoor Noord komt, een Rotary Club in het stadhuis en een luxe wellness in het Steen.

Beoordeling:

Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.
Het MCA-project maakt integraal deel uit van Blue Gate Antwerp en is dus niet gelegen in een natuurgebied of in de Hobokense Polder. Het past binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd. Het is specifiek de ambitie van het GRUP en het beeldkwaliteitsplan dat voor Blue Gate Antwerp werd opgemaakt om de site op een duurzame manier te ontwikkelen door bedrijven aan te trekken die actief zijn in de maakindustrie, onderzoek en ontwikkeling en logistiek. De activiteiten van MCA bevatten voldoende en verschillende gradaties van watergebondenheid, onder meer ad hoc goederentransport, transport van personen en het huisvesten van bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak.

Het bezwaar bevat een aantal aannames die geen verdere beoordeling behoeven.

 

50) Dit project hoort eerder in de haven thuis, niet vlak naast een natuurgebied. De weinige hoeveelheid natuur in de stedelijke Antwerpse omgeving moet worden beschermd en moet kunnen dienen als toevluchtsoord voor stedelingen. Bovendien gaat een hoogbouw honderden mensen naar deze locatie lokken, waardoor de druk op het natuurgebied fors toeneemt. Het feit dat de projectaanvrager onder het mom van een herziening in kader van het stikstofdecreet verwaarloosbare wijzigingen aanbrengt getuigt van de zwakte van het dossier. In geval van een sterk dossier zou dit niet nodig zijn.
 

Beoordeling:

Het project is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied. Voor het gebied is bovendien het gewestelijk RUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen deelplan Regionaal bedrijventerrein Petroleum Zuid (vandaag Blue Gate Antwerp) van toepassing. Volgens het GRUP is het project gelegen binnen het ‘specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter’. In de beleidsnota ruimtelijke economie wordt de site omschreven als een belangrijk innovatiemilieu en grootschalig bedrijventerrein.
Het MCA-project maakt integraal deel uit van Blue Gate Antwerp en is dus niet gelegen in natuurgebied of in de Hobokense Polder. Het past binnen de voorziene functies en voldoet aan de voorwaarden die in het GRUP zijn vastgelegd.

Volgens de Hoogbouwnota geven gebouwen met een hoogte vanaf 50 à 60 meter mee vorm aan het silhouet of de skyline van de stad. Het project van MCA ligt onder de 50-meter-drempel. De site valt niet binnen de ‘uitsluitingsgebieden erfgoedstad en zichtassen hoogbouw’ en ligt in een zone waarin hoogbouw aanvaardbaar is.
Dat er mogelijk hinder zou veroorzaakt worden door het project is een aanname. Bijkomend kan gesteld worden dat het erkend natuurreservaat Hobokense Polder niet enkel bestemd is voor de inwoners van Hoboken maar toegankelijk is voor iedereen. Erkende natuurreservaten hebben hun eigen regels om verstoring te vermijden zoals op de paden blijven, geen afval achterlaten, geen vuur maken, honden aan de leiband houden, … . De naleving van deze regels wordt door de beheerders van het natuurreservaat opgevolgd. Bijkomend laat het college de komende maanden onderzoek uitvoeren aan de percelen ten oosten van de site. Er wordt enerzijds een beschrijvend bodemonderzoek gedaan om de vervuilingsgraad van deze gronden te bepalen. Anderzijds worden een aantal scenario’s uitgewerkt met het oog op de ontwikkeling van deze percelen tot een volwaardig natuurgebied. 

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

 

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021098517

Gegevens van de aanvrager:

NV REAL ESTATE AND LEASING COMPANY met als adres De Gerlachekaai 20 te 2000 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

NV REAL ESTATE AND LEASING COMPANY (0435390141) met als adres De Gerlachekaai 20 te 2000 Antwerpen

Ligging van het project:

Benzineweg, Petroleumkaai en Solventweg zonder nummer (zn) te 2020 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 9 sectie I nrs. 2927P, 2927N, 2934A, afdeling 37 sectie A nrs. 138A2 en openbaar domein

waarvan:

 

-          20201009-0035

afdeling 37 sectie A nrs. 138A2 en openbaar domein, afdeling 9 sectie I nrs. 2927P, 2927N, 2934(MCA)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

het bouwen en exploiteren van Maritieme Campus Antwerpen (MCA)

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     Vanaf 1945-2015: vergunningen voor opbouw petroleumindustrie 

-     28/02/2020: voorwaardelijke vergunning (20193331) voor het slopen van de aanwezige bebouwing. (smeermiddelenfabriek)

-     01/09/2020: integrale kwaliteitskamer.

Vergunde/huidige toestand

-     bouwrijp terrein met bestaande hal;

-     wegeninfrastructuur;

-     kade en ponton;

-     29/03/2019: vaststelling (ID: 213455) van ā€˜bedrijfsgebouwen redeventza en transport en handel maatschappijā€™ als bouwkundig erfgoed;

-     29/03/2019: vaststelling (ID: 213451) van ā€˜vlottende petroleumpierā€™ als bouwkundig erfgoed.

Gewenste toestand

-     functie: 

  • Maritieme Campus Antwerpen (MCA) met: onderzoeksruimte, kantoren, vergaderzalen, Grand CafĆ© en sportvoorzieningen;
  • buitenruimtes en 3 hallen voor onderzoek en ontwikkeling;
  • parkeervoorzieningen (onder hoofdgebouw en vrijstaand tijdelijk parkeergebouw);
  • nieuw ponton met brug aan Schelde;

-     vrijstaand hoofdgebouw: 

  • 3 tot 10 bouwlagen onder verschillende dakstructuren met nokhoogte van circa 46 m;
  • basis hoofdgebouw afgewerkt in glas met grijs- en bronskleurige aluminium schrijnwerk (vliesgevel). Toren afgewerkt met metalen louvres met witgrijze kleur; 
  • technische ruimtes op plat dak afgewerkt in hout;

-     vrijstaande tijdelijke parkeergarage: 

  • 4 bouwlagen onder plat dak met zonnepanelen;
  • afgewerkt met houten lamellen; 
  • schrijnwerk in zilvergrijze kleur;

-     vrijstaande hal nummer 5: 

  • 1 tot 2 bouwlagen onder zaagtanddak ;
  • metalen gevelpanelen en mesh hekwerk in grijze kleur; 
  • schrijnwerk in zilvergrijze en schuifpoort in witte semi-transparante kleur;

-     gekoppelde hallen nummer 6 en 7:

  • 1 of 2 bouwlagen onder plat dak;
  • gevelbeplating in witte kleur;
  • schrijnwerk in zilvergrijze (hal 6) en groenblauwe kleur (hal 7);

-     hoogspanningscabine:

  • gelegen naast hoofdgebouw;
  • bronskleurige aluminium vliesgevel;

-     inrichting: 

  • terreinaanleg met: wegen, groeninfrastructuur, sportveld, infiltratie- en bufferbekkens.

Inhoud van de aanvraag

-     bouwen en exploiteren van Maritieme Campus Antwerpen (MCA):

  • bouwen van hoofdgebouw met onderzoeks- en bedrijfsruimte; 
  • bouwen en verbouwen van hallen voor onderzoek en ontwikkeling;
  • inrichten van buitenruimtes bestemd voor onderzoek en ontwikkeling;
  • bouwen van een tijdelijke parkeervoorziening;
  • terreinaanleg en wegeninfrastructuur;
  • infiltratie- en bufferbekkens;
  • vernieuwen van het bestaand ponton en brug;
  • wijzigingen reliĆ«f en groenvoorziening.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op de betrokken site werd vanaf de jaren ā€˜40 een smeermiddelenfabriek (produceren en afvullen van smeermiddelen) uitgebaat. De vergunningen werden verschillende keren uitgebreid, hernieuwd en overgenomen. De exploitanten waren respectievelijk Transport en Handelsmaatschappij sa, Transport and Trading nv, nv Trading, Burmah-Trading nv, Castrol nv, BP Belgium nv en BP Europe SE.

 

 De exploitatie werd stopgezet in 2019 (OMV_2019140549). In augustus 2020 werd een tijdelijke breekinstallatie vergund (OMV_2020088091) voor de afbraakwerken van de voormalige fabriek.

 

Op 14 oktober 2020 werd een omgevingsvergunningsaanvraag met referentie OMV_2020080633 voor dit project ingediend bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen. De exploitant trok het aanvraagdossier in op 10 november 2020. Op 19 december 2020 werd een nieuwe omgevingsvergunningsaanvraag met referentie OMV_2020150461 ingediend, eveneens bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen. De exploitant trok het aanvraagdossier in op 25 maart 2021.

 

Inhoud van de aanvraag

De aanvraag omvat de bouw en exploitatie van de Maritieme Campus Antwerpen op de site van het vroegere ā€œPetroleum Zuidā€. De vergunning wordt gevraagd voor onbepaalde duur. De werffase zal aangevraagd worden via een aparte omgevingsvergunningsaanvraag. Bij het indienen van het dossier voor de werffase wordt aangeraden een monitoringsvoorstel uit te werken waarbij mogelijke verspreiding van de aanwezige restverontreinigingen binnen -en in de nabije omgeving van- het projectgebied nauwgezet zal opgevolgd worden. Eveneens zal een continue monitoring van de grondwaterverlaging op basis van peilmetingen in de omgeving evenzeer dienen te gebeuren ter controle van het bemalingsconcept.

 

Aangevraagde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.2.2Ā°b)

het lozen van meer dan 600 mĀ³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

18.150 mĀ³/jaar

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 mĀ³/jaar;

2.904 mĀ³/jaar

6.4.1Ā°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

5.000 liter

12.2.1Ā°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 800 kVA
1 x 630 kVA
1 x 250 kVA
(totaal: 2.480 kVA)

12.2.2Ā°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5 x 1.600 kVA
(totaal: 8.000 kVA)

12.3.2Ā°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geĆÆnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

57,75 kW

12.4.1Ā°a)

inrichtingen voor het vervaardigen van elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW

15.1.1Ā°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

25 voertuigen

16.3.2Ā°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.166,20 kW

17.1.2.2.2Ā°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenĀ­lijk waterĀ­inhoudsvermogen van 3.000 tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

19.3.2Ā°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

600 kW

19.6.1Ā°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 mĀ³ tot en met 400 mĀ³ in een lokaal;

100 mĀ³

23.2.1Ā°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW

23.3.1Ā°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

50 ton

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

4 laboratoria

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 laboratoria

29.5.2.2Ā°a)

smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal in industriegebied, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW;

600 kW

29.5.3.1Ā°a)

inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

200 kW

29.5.4.1Ā°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW

31.1.1Ā°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

800 kW

31.2.a)

testbanken voor motoren, turbines of reactoren met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 kW tot en met 20 MW.

3 x 1.500 kW
(totaal: 4.500 kW)

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

POVC Antwerpen

14 juli 2021

5 oktober 2021

Ongunstig

Agentschap voor Natuur en Bos/ Adviezen en Vergunningen Antwerpen

17 september 2021

1 oktober 2021

Ongunstig

AQUAFIN NV

14 juli 2021

28 september 2021

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen

14 juli 2021

15 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen BZA

17 september 2021

15 oktober 2021

Voorwaardelijk gunstig

Departement Omgeving/ Dienst MER

17 augustus 2021

15 oktober 2021

Gunstig

Departement Omgeving/ Dienst MER

21 september 2021

16 oktober 2021

Gunstig

Fluvius System Operator/ Fluvius

14 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Lokale Politie/ Centrale Preventie

14 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Lokale Politie/ Verkeerspolitie

14 juli 2021

5 augustus 2021

Geen bezwaar

Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij

14 juli 2021

26 augustus 2021

Geen advies

PROXIMUS/ Proximus

14 juli 2021

26 juli 2021

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij/ Advies lucht ā€“ stedenbouwkundig aspect

14 juli 2021

3 augustus 2021

Gunstig

Vlaamse Milieumaatschappij/ Advies lucht ā€“ stedenbouwkundig aspect

17 september 2021

23 september 2021

Voorwaardelijk gunstig

Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn/ De Lijn Entiteit Antwerpen

14 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Water-link

14 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen

14 juli 2021

17 augustus 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

14 juli 2021

2 augustus 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Visit Antwerpen

14 juli 2021

2 september 2021

Stadsbeheer/ Groen en Begraafplaatsen

14 juli 2021

23 juli 2021

Stadsbeheer/ Vastgoed/ Ontwikkeling/ Bouwprojecten

14 juli 2021

17 augustus 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

14 juli 2021

15 juli 2021

Stadsontwikkeling/ Omgeving/ Ruimtelijke Planning/ SOK

14 juli 2021

14 juli 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

14 juli 2021

20 juli 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

14 juli 2021

20 juli 2021

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen binnen de omschrijving van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen, goedgekeurd op 19 juni 2009. Volgens dit plan ligt het eigendom in de volgende zones: afbakeningslijn grootstedelijk gebied Antwerpen, specifieke regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter petroleum zuid (Antwerpen) en specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in het gebied waterweg. Binnen het havengebied werden sommige infrastructuurwerken aangeduid op het gewestplan en andere niet. Het is vrijwel onmogelijk al deze voorzieningen binnen een dergelijk dynamisch gebied op voorhand te plannen. De aanduidingen als industriegebied voor het havengebied moet dan ook toelaten dat steeds alle waterbouwkundige, infrastructuur- en uitrustingswerken mogelijk zijn. Het was echter juridisch onmogelijk dat voor het havengebied een bijzonder planologisch voorschrift werd ingevoerd, qua bodembestemming.

 

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Het gebied dat als oeverstrook met bijzondere bestemming is aangeduid, is bestemd voor de heraanleg van de kaaien: buurtrecreatie alsmede toeristische en havenactiviteiten kunnen er samengaan; alleen werken en handelingen die daarmee verband houden zijn er toegelaten.

 

(Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (GRUP's) kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/grup. Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het GRUP en het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-     Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend punt:

  • er wordt in totaal 145.000 liter aan hemelwaterputten voorzien. Dit is 135.000 liter meer dan de verplichte 10.000 liter.

-     Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:

  • er werd niet voldaan aan alle opmerkingen uit het advies van INTER:
  • artikel 18 algemene bepaling:
    indien in de voorlopige parkeergarage op de verdiepingen ook bezoekers parkeren moet er een lift voorzien worden;
  • artikel 20 trappen:
    in de voorlopige parkeergarage dienen de trappen te worden voorzien van leuningen.

 

Algemene bouwverordeningen

-     Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van de verordening voetgangersverkeer.

 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-     Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ā€˜regelgeving bouwen in Antwerpenā€™)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 6 Harmonie en draagkracht:
    het hoofdgebouw en aanbouwen dienen qua vorm, grootte, materiaalkeuze, plaatsing en kleur afgestemd te zijn op de architectuur van de totale constructie als op de omgeving;
  • artikel 24 Minimale lichtinval en minimale luchttoevoer:
    elke verblijfsruimte dient openingen te hebben voor de toetreding van daglicht en zicht. Hieronder vallen ook alle keukens op het gelijkvloers van het hoofdgebouw;
  • artikel 29 Fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen:
    er worden niet voldoende fietsstalplaatsen voorzien .

 

Sectorale regelgeving

-     MER-plicht: de aanvraag bevat activiteiten die zijn onderworpen aan de MER-plicht volgens het project project-MER-besluit van de Vlaamse Regering.

Voor het project werd een project-MER opgesteld met referentie PR3279. Het Team Mer van de Vlaamse Overheid keurde dit project-MER goed op 15/10/2021 op basis van een aangepaste versie van het MER dd. 14/09/2021:

  • het project-MER werd opgesteld door het team van deskundigen en de erkende MER- coƶrdinator waarover in de aanmeldingsbeslissing, met uitzondering van de deskundige Biodiversiteit, werd beslist. Het team Mer gaat akkoord met de gewijzigde samenstelling;
  • het project-MER voldoet aan het scopingsadvies van 24/09/2020;
  • het project-MER is kwaliteitsvol uitgewerkt en het bevat alle relevante onderdelen conform artikel 4.3.7. van DABM;
  • het project-MER werd afgetoetst aan de ontvangen opmerkingen en adviezen van het publiek en de geraadpleegde adviesinstanties;
  • grensoverschrijdende effecten zijn niet van toepassing i.k.v. dit dossier.

 

Op basis van bovenstaande analyse van de ontvangen informatie, concludeert het Team Mer dat de ontvangen informatie geen aanleiding geeft tot aanpassing van het project-MER en de informatie geen aanleiding geeft tot andere conclusies inzake milieueffecten. De vragen van

Team Externe veiligheid moeten wel bijkomend verduidelijkt worden in een bijkomende veiligheidsnota. Deze nota moet bijkomend geactualiseerd worden indien de bedrijfsvoering dit vereist.

-     Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
De locatie is deels gelegen in mogelijk overstromingsgebied. Er werd advies gevraagd aan de VMM-Watertoets, hun advies luidt gunstig. Aangaande de bronbemalingen en de lozing van afvalwater moet wel voldaan worden aan de adviezen van de Kern Adviseren Afvalwater en Grondwater van de Vlaamse Milieumaatschappij.

Bijkomende aandachtspunten in het kader van de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid:

-     Het grondverzet dient te gebeuren conform de vigerende wetgeving en de wettelijke verplichtingen beschreven in het Vlaams Reglement betreffende de Bodemsanering.

-     Voor bronbemalingen moet voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem II (art. 5.53.6.1.1 van Vlarem II);

-     De lozing van het bemalingswater dient te gebeuren overeenkomstig art. 6.2.2.1.2 Ā§ 5 van Vlarem II;

-      Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op ā€œbesluit Vlaamse codex van 2021ā€)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-     Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota worden toegevoegd waarvan akte werd genomen:

De archeologienota met ID 17666 hoort bij deze aanvraag (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/17666) en dient toegevoegd te worden ter volledigheid. 

-     Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

  1. De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgend(e) punt(en):

-     De inhoud van de hemelwaterputten wordt 145.000 liter voorzien. Dit is 135.000 liter meer dan de verplichte 10.000 liter.

-     Er moet een infiltratievoorziening of buffersysteem voorzien worden. Er wordt hier geen voorzien.

Hieromtrent adviseren Aquafin en De Vlaamse Waterweg gemotiveerd gunstig, de afwijkingen kunnen aanvaard worden. 

  1. De aanvraag wijkt af van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid op artikels 18 en 20. Om toch te voldoen aan de verordening zullen voorwaarden opgenomen worden bij deze vergunning.
  2. De aanvraag wijkt af van de Antwerpse bouwcode op;

-     Artikel 6, harmonie en draagkracht, dit aspect wordt verder besproken onder schaal ā€“ ruimtegebruik ā€“ bouwdichtheid en onder visueel-vormelijke aspecten.

-     Artikel 24, minimale licht en lucht toevoer: elke verblijfsruimte dient openingen te hebben voor de toetreding van daglicht en lucht. Dit geldt bijgevolg ook voor de keukens op het gelijkvloers van het hoofdgebouw. Deze bevinden zich midden in het gebouw. Rechtstreekse openingen naar buiten zijn niet mogelijk. Gezien de bestemming van de ruimte en de activiteiten die er uitgevoerd worden, in combinatie met de doorgedreven ventilatie die eigen is aan een keuken, kan er gemotiveerd afgeweken worden van artikel 24.

-     Artikel 29, fietsstalplaatsen en fietsparkeerplaatsen: er moeten 305 afgesloten en overdekte fietsstalplaatsen voorzien worden. Er worden er minder opgetekend. Deze zijn niet allemaal overdekt en afsluitbaar. Dit is aanvaardbaar voor bezoekersfietsen, mits er mogelijkheid bestaat om de fietsen slotvast te verankeren, voor fietsen van personeel is dit niet aanvaardbaar. In voorwaarden zal opgenomen worden om minimaal 305 fietsstalplaatsen te voorzien, waarvan 290 inpandig en afsluitbaar. Minimum de helft daarvan moet voorzien worden als een gewone lage fietsstalplaats.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag is, conform het gewestplan, gelegen in industriegebied.

De aanvraag is gelegen in een specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter binnen het GRUP afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.

Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiĆ«le hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half) afgewerkte producten, of uit het gebruik van het water als substantieel onderdeel van het productieproces. De hoofdactiviteiten van deze bedrijven zijn: 

-     Productie en verwerking van goederen;

-     Verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen;

-     Productie van energie/energierecuperatie;

-     Op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie;

-     Logistiek complementaire en logistiek ondersteunende activiteiten, inclusief exploitatie van intermodale en laad- en losinfrastructuur;

-     Afvalverwerking met inbegrip van recyclage.

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de langszijde gerekend. 

Daarnaast zijn ook alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik, net als gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen, inherent aan het functioneren van het bedrijventerrein.

Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken.

De toelichtende nota bij het GRUP spreekt van grootschalige bedrijven met belangrijke ruimtelijke impact op de omgeving op het vlak van mobiliteit, uitzicht, omvangrijke ruimte-inname of potentieel in te bufferen effecten. Regionaal verwijst hierbij niet naar de economische relaties of het verzorgingsgebied van het bedrijf.

Het advies van de POVC is ongunstig op dit punt.

De POVC is van oordeel dat het onduidelijk is of de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften. Bovendien dient uitgeklaard te worden in hoeverre de vergunning voor de afbraak en vernieuwing van het ponton losgekoppeld kan worden van de rest van de aanvraag, gelet op het watergebonden karakter en wie dan de vergunningverlenende overheid is.

Het advies van het Departement Omgeving ā€“ Afdeling G.O.P. Ruimtelijke Ordening luidt;

Gelet op de overeenstemming van de aanvraag met het geldende bestemmingsplan, wordt door de Afdeling GOP RO geen advies uitgebracht. Voor wat betreft het planelement ā€˜H6ā€™ ā€“ vernieuwen van het bestaande ponton en brug ā€“ deze handeling heeft betrekking op een werk opgenomen in de Vlaamse lijst, namelijk onder punt 5: ā€œAanvragen met betrekking tot de natte en droge infrastructuur met openbaar karakter van: a) waterwegen en onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie en aanvragen met betrekking tot bruggen over en tunnels onder die waterwegen en waterlopen, met uitzondering van aanvragen die louter een lozing, overstort of watercaptatiepunt in die waterwegen en waterlopen voorzien.ā€ Aangezien het ponton niet enkel ten dienste staat van de campus maar een openbaar karakter heeft, valt deze handeling onder de bevoegdheid van de Vlaamse overheid. Deze handeling kan bijgevolg in de lopende procedure niet worden vergund en dient te worden afgesplitst van de aanvraag

Het departement gaat wel degelijk uit van een overeenstemming van de aanvraag met het geldende bestemmingsplan, maar stelt dat het vernieuwen van het ponton en brug niet vergund kan worden aangezien het ponton een openbaar karakter heeft en de vergunning ervan bijgevolg geen stedelijke bevoegdheid is.

Dit wordt in het ingediende dossier tegengesproken;

Het ponton zal in het kader van deze vergunning enkel aangewend worden door gebruikers van de MCA site zelf en kent aldus gƩƩn lokaal of bovenlokaal publiek karakter.(addendum B26 p 69)

Deze voorwaarde zal aanvullend expliciet opgenomen worden bij de vergunning, zo kunnen de werken aan de brug en het ponton wel vergund worden.

 

Betreffende de overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften leest men in de toelichting B26 het volgende:

  1. Het watergebonden karakter staat daarbij centraal en komt tot uiting in de aanvoer van zowel R&D-installaties (zoals motoren en kleine vaartuigen) als goederen voor de MCA via het water. Aan het ponton wordt ruimte voorzien voor R&D-projecten, retrofitting van schepen en installatie van digitale componenten (bijvoorbeeld in functie van onbemande of autonome vaartuigen). 
    Samengevat zijn er dus verschillende gradaties van watergebondenheid aanwezig in het project: 

-     ad hoc goederentransport, 

-     transport van werknemers,

-     bedrijven, start-ups, onderzoekers, onderwijs en trainingsfaciliteiten met watergebonden activiteiten als kerntaak.

  1. De Maritieme Campus Antwerpen (MCA) wil een community vormen die op Antwerpse, Vlaamse, Europese en mondiale schaal efficiĆ«ntie, innovatie en duurzaamheid in de brede maritieme sector of de waterzijde van de logistieke keten wil stimuleren en een platform wil uitbouwen met corporates, start-ups, onderzoeks-, onderwijs- en trainingsspelers en overheden. Op die manier wil het een incubatiefunctie vervullen voor de maritieme sector. De kern van de campus is R&D en co-creatie, gericht op innovatie. Onder R&D wordt zowel technische R&D (onderzoek naar en productie van innovatieve technologieĆ«n binnen de maritieme sector) als light R&D en elektrische laboā€™s begrepen. 

 

Bij deze beoordeling moet men evenwel vaststellen dat de invulling een meer eigentijdse benadering van de bestemmingsvoorschriften betekent. Die interpretatie strookt met de benadering die gehanteerd wordt in de Omzendbrief RO 2017/01 en waarbij kantoorachtige, conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 ā€˜tot vaststelling van nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannenā€™ een plaats krijgen in bestaande bedrijven terreinen. We stellen immers vast dat er een evolutie is waarbij productie meer en meer verweven wordt met andere functies uit die maak-keten, zoals R&D, logistiek en marketing.

ā€œHet betreffen bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor, maar waar de kantooractiviteiten gekoppeld worden aan relatief stille, schone en kleinschalige productie, reparatie, opslag of distributie, of aan kennisintensieve productie- of onderzoeksprocessen, opleiding of andere werkzaamheden voortkomend uit nieuwe economische ontwikkelingen.ā€

Dit sluit ook aan bij het voorwaardelijk gunstig advies van de dienst Ondernemen en Stadsmarketing / Business & Innovation. Hun belangrijkste voorwaarde stelt dat de bedrijvigheid in de zone ā€specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakterā€ onbeperkt en ongehinderd moet kunnen blijven functioneren en/of gevestigd worden. Ook SEVESO-onderhevige bedrijvigheid moet daarbij in die zone onbeperkt mogelijk blijven gezien het beperkt aantal industriegronden op Antwerps grondgebied. Dit zal in voorwaarde opgenomen worden.

 

Uit wat vooraf ging kan men concluderen dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemmingsvoorschriften en dat het watergebonden karakter gewaarborgd is. Het advies met betrekking tot de functionele inpasbaarheid is bijgevolg eenduidig gunstig.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

Het gebouw stemt qua schaal, volumetrie, inplanting en ontsluiting af op de principes van het beeldkwaliteitsplan van BGA.

Het GRUP voorziet in deze zone ook grootschalige bedrijven met een belangrijke ruimtelijke impact.

In deze aanvraag werd een waardevolle afweging gemaakt naar bebouwing versus open, onverharde ruimte. 34% van de site blijft onverhard en wordt landschappelijk ingericht. Dit is onder andere mogelijk door de stapeling van gelijkaardige functies in het hoofdgebouw en het zwevende ā€œdekā€ waaronder een groene verbinding met de Hobokense polder doorloopt. Dit resulteert in een vrij imposant gebouw, maar de uiteindelijke balans is positief.

 

Betreffende de renovatie van het ponton stelt het advies van De Vlaamse Waterweg dat de ligging dient afgestemd te worden met de afdeling Maritieme Toegang en de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit, zodat er geen belemmeringen voor de scheepvaart zouden zijn. 

 

Visueel-vormelijke elementen

Het ontwerp werd voorgelegd aan de kwaliteitskamer en werd als volgt beoordeeld:

ā€œDaar waar eerdere studie (voorgelegd aan de kwaliteitskamer architectuur op 1 september 2020) zich beperkte tot enkele perspectieven die de kwaliteitskamer wat betreft het architecturaal beeld niet kon overtuigen, werd nu een duidelijk opgebouwde argumentatie voorgelegd die de keuze om het gelaagde functionele concept hold-deck-bridge in het architecturaal beeld te vertalen motiveert.

De argumentatie wordt doorlopen en verschaft inzicht in de knelpunten en de complexiteit wanneer tegemoet gekomen wordt aan de vraag van de kwaliteitskamer om het volume van de bovenbouw door te trekken tot op maaiveldniveau.

Zowel wat betreft de praktische organisatie in de planvorming (tussen logistiek en ondersteunende functies) als naar het architecturaal beeld genereert een versmelting van hold, deck en bridge (om het gebouw te laten landen op de grond) geen overtuigend beeld binnen het huidige concept. Het concept werd initieel immers anders bedacht.

Daarnaast genereert de versmelting van de plastische bovenbouw (bridge) met het strakke/orthogonale deck eerder een geforceerd beeld, dan wel een verbetering voor de beeldkwaliteit van het gebouw in fase I.

In die zin kan gesteld worden dat de onderbouwing van de keuze om het concept van de scheiding hold-bridge-deck visueel afleesbaar te maken in de architectuur van het gebouw positief onthaald wordt bij de stadsbouwmeester.ā€

 

Het advies is gunstig, mits aandacht voor een kwalitatieve detaillering en behandeling van de gevels op maaiveldniveau. Er wordt gevraagd het beeld van de renders na te streven. Het project is visueel inpasbaar in de omgeving en in het BKP Blue Gate.

 

Cultuurhistorische aspecten

Er werd advies gevraagd aan de dienst Onroerend Erfgoed. Het advies is gunstig, omdat ze geen afbreuk doen aan de bescherming:

Er is slechts een kleine overlap met de bescherming van de Hobokense Polder. In deze zone zijn momenteel geen erfgoedwaarden aanwezig. De zone is momenteel reeds grotendeels verhard en dat blijft zo in de toekomst.

 

 Er werd ook advies gevraagd aan de stedelijke dienst Monumentenzorg.

De voorliggende aanvraag heeft betrekking op de gronden van de voormalige BP-site, deel van het historische Petroleum Zuid. De voormalige structuren en gebouwen en ook de petroleumpier werden bij ministerieel besluit van 14 maart 2019 opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

De realisatieconvenant met betrekking tot het Brownfieldproject ā€Investeringszone Petroleum-Zuidā€, afgesloten op 23 oktober 2013 door de betrokken partijen, stelt echter dat de integratie van de relicten binnen het huidige projectgebied niet vooropstaat bij de herontwikkeling van de site.

Als zodanig is de voorliggende aanvraag conform de erfgoedconvenant en adviseert de dienst Monumentenzorg de voorliggende aanvraag vanuit het aspect erfgoed voorwaardelijk gunstig. De dienst Monumentenzorg betreurt evenwel dat de nieuwe ontwikkeling volledig tabula rasa maakte van de historische context en in het project geen verwijzing naar het industriƫle verleden werd weerhouden.

Als voorwaarde dient de documentatie van de af te breken brug en ponton opgelegd te worden volgens de richtlijn ā€˜documenteren van onroerend erfgoed bij sloopā€™ van het agentschap Onroerend Erfgoed zoals opgenomen als bijlage in de erfgoedconvenant van 23 oktober 2013.

 

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt sluiten wij ons aan bij dit advies en zal de correcte documentatie van de brug en het ponton als voorwaarde opgenomen worden.

 

Bodemreliƫf

Het projectgebied bevindt zich buiten een archeologisch vastgestelde zone. Het betreft een omgevingsvergunning met een perceelsoppervlakte van het projectgebied van boven 3.000 mĀ² (49.602 mĀ²) en een vergunningsplichtige ingreep boven 1.000 mĀ² (gelijk aan projectgebied). Volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 2 juli 2013, artikel 5.4.1 is hiervoor een archeologienota verplicht.

 

De archeologienota werd ingediend door ABO en waarvan akte door het agentschap Onroerend Erfgoed op 03/03/2021 (https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/17666). Er wordt geen vervolgonderzoek bevolen.

 

Het advies van de dienst Archeologie is gunstig.

 

Het advies van De Vlaamse Waterweg wijst er op dat de waterkering op deze locatie nog niet op Sigmahoogte gebracht is.

De aanpassing aan de waterkering moet nu en in de toekomst mogelijk blijven. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen DVW en de initiatiefnemer en er is rekening mee gehouden in deze aanvraag (cfr. rekeningnota dijk). Het aanzetpeil van de kelder is uit deze berekeningen niet duidelijk. Bij aanleg van de bouwputten zal de zandlaag gepasseerd worden, dit maakt dat er kansen op kwel/onderstromingen zijn tijdens de uitvoering. Men dient daarom de uitvoeringsmethodiek aan te passen aan deze problematiek (bv. door een waterkeerscherm te voorzien).

VĆ³Ć³r de aanvang van de werken voor de (eventuele) noodzakelijke bouwputten in de nabijheid van de dijk dient een rekennota met betrekking tot de onder- en achterloopsheid in functie van de getijden op de Schelde voorgelegd te worden aan De Vlaamse Waterweg.

 

Hiervoor moet de aanvrager contact opnemen met De Vlaamse Waterweg, wat zal opgenomen worden in voorwaarden.

 

Hinderaspecten ā€“ gezondheid ā€“ gebruiksgenot ā€“ veiligheid in het algemeen

Gelet op de aard van de aanvraag werd er advies gevraagd aan Proximus en Aquafin NV. De adviezen zijn voorwaardelijk gunstig. Het advies van Fluvius werd niet tijdig ontvangen.

De voorwaarden geformuleerd door Proximus en Aquafin zijn integraal van toepassing bij het verlenen van de vergunning.

 

Er werd advies gevraagd aan de FOD Binnenlandse Zaken ā€“ ASTRID veiligheidscommissie. Het advies is voorwaardelijk gunstig:

ā€œGezien volgende delen binnen 1 of meerdere criteria vallen, heeft de commissie beslist dat er indoordekking dient aanwezig te zijn in de volgende delen: de ondergrondse parking, verdieping 0, +1, +2, +3 en +4 van het hoofdgebouw, hal 7.ā€

De voorwaarden geformuleerd door de ASTRID veiligheidscommissie zullen overgenomen worden in de beslissing van de aanvraag.

 

Er werd advies gevraagd aan de dienst Stadsbeheer ā€“ Groen en Begraafplaatsen. Het advies is voorwaardelijk gunstig. Volgende opmerkingen en voorwaarden worden geformuleerd:

ā€œVerplaatsbare boombakken vergen veel onderhoud en watergift wat niet duurzaam is op langer termijn. Voorkeur geven aan grondgebonden bomen, indien deze in de verharding worden voorzien voldoende ondergrondse wortelruimte voorzien om wortelopdruk te vermijden. Maximaliseren van waterdoorlatende verharding in rustige zones zoals de parking en brandwegen.ā€

De voorwaarden geformuleerd door de dienst Stadsbeheer zullen overgenomen worden in de vergunning.

 

Naast de milderende maatregelen die negatieve effecten verzachten kunnen er bij de exploitatie van de site ook een aantal acties genomen worden die de biodiversiteit en de gebruikskwaliteit van de Hobokense polder door natuurrecreanten positief beĆÆnvloeden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt worden onderstaande acties positief onthaald:

-     het faciliteren van het medegebruik voor recreanten van de (fiets)parking, de ondersteunende functies van het gebouw, het uitkijkpunt vanuit het gebouw over de site, de Schelde en de Hobokense Polder;

-     het aanbrengen infoborden over de omgeving, maar ook over de R&D op het terrein.

In het kader van biodiversiteit bieden volgende voorgestelde maatregelen eveneens een meerwaarde:

-     De aanwezige graslanden worden beheerd in functie van de ontwikkeling van mesofiel hooiland. 

-     In het noordwesten van het projectgebied wordt een bijkomende opgaande vegetatie voorzien in de vorm van wintergroene bomen en struiken. 

-     Een groenscherm wordt voorzien in de vorm van meerdere hoogopgaande struiken (>1m) of bomen op een verhoogd talud van ca. 1 m parallel aan de toegangsweg tussen de Benzineweg en het projectgebied. 

-     Voldoende geleiding voor fauna (via reliĆ«f en beplanting) naar de ecoduikers in het projectgebied te voorzien, om de connectiviteit te maximaliseren.

 

Deze aspecten zullen in voorwaarden opgenomen worden.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

 

Mobiliteit tijdens de werffase

Betreffende de mobiliteit tijdens de werffase werd in het project ā€“MER opgenomen dat een duidelijke en aangepaste signalisatie, afbakening van de werfzone en werfroutes en veilige oversteekplaatsen de veiligheid van zwakke weggebruikers tijdens de werken moeten garanderen. Dit zal als voorwaarde opgenomen worden.

De POVC stelt in haar advies dat men tijdens de aanlegfase geen rekening houdt met de mogelijke aan- of afvoer van materiaal over water. Gezien de watergebonden locatie zal in voorwaarde opgenomen worden om het transport over water van bouwmaterialen te onderzoeken en te maximaliseren.

 

Mobiliteit tijdens exploitatie

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden en vormen de facto de algemene beleidslijn voor bouwen, verbouwen, vermeerderen van wooneenheden en functiewijzigingen. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Het advies van de dienst Mobiliteit leest als volgt:

Op de site worden 724 parkeerplaatsen voorzien. Waarvan er 225 in de ondergrondse parking van het hoofdgebouw en 499 in een flexibel (tijdelijk) parkeergebouw.

Deze parkeerplaatsen worden in een eerste fase voorzien in functie van een huidige verwachte modal split van 90/10 voor zowel gebruikers als bezoekers van de site. Bij een reductie van de modal split op termijn richting het ambitieniveau van 50/50, waartoe er voldoende alternatieve modi en voorwaarden moeten aanwezig zijn, zullen deze parkeervoorzieningen gefaseerd worden afgebouwd.

De ondergrondse parking onder het onthaalgebouw blijft evenwel behouden.

Om zicht te krijgen op de afbouw van de modal split moet er een jaarlijkse monitoring gebeuren in samenwerking met de Stad Antwerpen. Hiervoor dient een bedrijfsvervoersplan opgesteld te worden waarin steeds de huidige modal split wordt bijgehouden.

Er wordt een resultaatsverbintenis aangegaan om vanaf de opening van MCA te starten met een modal split van 79/21.

 

Ontsluiting/bereikbaarheid:

Het voorliggende plan wenst een research and development campus te ontwikkelen van 38.694 mĀ², voor een equivalent van 818 bezoekers per dag. Nieuwe, grootschalige ontwikkelingen met een grote verkeersgeneratie worden bij voorkeur ontwikkeld op een locatie met een multimodale bereikbaarheid. Dit is hier niet het geval. Het perceel is gelegen aan de rand van de stad en is omringd door de Hobokense Polder en de Schelde. Door de expliciete keuze van de ontwikkelaar om op deze locatie toch een grote campus te ontwikkelen, is het belangrijk dat de nodige inspanningen gebeuren om op termijn tot een stedelijke modal split van 50/50 te komen. Op korte termijn is een modal split met maximaal 70% autogebruik haalbaar en de minimale ambitie (uitgangspunten Blue Gate). In navolging van de bijgevoegde bijkomende inspanningenverbintenis wordt een volwaardig bedrijfsvervoersplan opgemaakt.

 

Voetgangers

Het projectgebied is te voet bereikbaar. In de toekomstige aanleg van het openbaar domein voor de petroleumcluster worden waar mogelijk voetpaden voorzien. Daarnaast is het projectgebied ook te voet bereikbaar doorheen het Natuurgebied De Hobokense Polder. Station Hoboken-Polder is gelegen op circa 30 minuten wandelen.

 

Openbaar vervoer

Er is geen openbaar vervoer aanwezig in de directe omgeving van het projectgebied. De bushalte op de Lageweg, Station Hoboken-Polder en Station Antwerpen-Zuid bevinden zich op fietsafstand. Daarnaast wordt de komende jaren ook het Ringfietspad verbeterd, waardoor er een nog betere verbinding ontstaat tussen MCA en het IC-station Antwerpen-Berchem.

Op termijn wordt er een bushalte voorzien op Blue Gate, op anderhalve kilometer van het projectgebied. Ook deze halte bevindt zich eerder of fiets- dan op wandelafstand.

 

Personenvervoer over water

MCA wenst in te zetten op de watergebondenheid, ook voor het vervoer van personen van en naar de campus. In de aanvraag omgevingsvergunning is de vernieuwing van het bestaand ponton opgenomen in functie van het veilig en comfortabel ontvangen van mensen via het water. In de huidige context is deze functionaliteit enkel beschikbaar voor de mensen op MCA. Bij de verdere evolutie van de site en ontwikkeling van de waterzijde aan MCA, is het ook de ambitie om deze functie voor andere gebruikers ter beschikking te maken. Ook het leggen van een link met linkeroever, in de eerste plaats met Burcht is daarbij belangrijk, net als andere op- en afstap stroom op- en afstapplaatsen zowel op linker- als rechteroever.

 

Fietsers

Het projectgebied is goed ontsloten voor fietsers met hoogwaardige fietsinfrastructuur. Deze fietsinfrastructuur wordt komende jaren nog verbeterd met onder andere een nieuwe Kruger-fietsbrug, een nieuwe Scheldekruising voor fietsers en een opwaardering van het Ringfietspad.

Het enorme potentieel voor het verleiden van fietsers wordt in het ontwerp onvoldoende gevaloriseerd. De voorziene fietsinfrastructuur is weinig overtuigend op vlak van aantallen, inrichting, ontsluiting en aanvullende faciliteiten.

Het fietspad dat was voorzien in het BKP was voornamelijk voorzien voor een recreatief gebruik richting de Hobokense Polder. In het kader daarvan werden fietsers zo snel mogelijk naar de Petroleumweg langs de Schelde geleid. Door een ontwikkeling van deze schaal te voorzien op deze locatie dient de geplande fietsinfrastructuur conceptueel te worden herzien als een ook functionele fietsverbinding. Hierbij gelden andere uitgangspunten, waardoor de nadruk komt te liggen op een korte, leesbare en veilige verbinding.

De Petroleumkaai is een belangrijke verbinding voor voetgangers en fietsers. De doorgang van voetgangers en fietsers langsheen de Petroleumkaai moet te allen tijde op een veilige en comfortabele manier mogelijk zijn. Gezien de grote omweg en de betwijfelbare sociale controle kan het sportlint rond het gebied niet als een waardig alternatief beschouwd worden voor de bestaande verbinding langs de Schelde.

 

Elektrische deelfietsen

Bovenop de aannames in de project-MER m.b.t. het stimuleren van fietsgebruik door het voorzien van parkeerplaatsen, douches, enz., zal MCA ook extra stimulansen bieden door het aanbieden van deelfietsen.

 

Fietsvoorzieningen:

Er zullen op de site 818 mensen aanwezig zijn. Als we er vanuit gaan dat de helft hiervan met de fiets moet kunnen komen dan zijn er 409 fietsstalplaatsen nodig. Als we de site opdelen in 11.203 mĀ³ kantoren en 27.491 mĀ² bedrijvigheid dan komen we met de normen van de bouwcode (1, 25/100 mĀ² en 0,60/100 mĀ²) uit op 305 (140 + 165) fietsstalplaatsen.

Er worden op de site een 300-tal fietsstalplaatsen voorzien en deze zijn niet allemaal overdekt en afsluitbaar. Er wordt ook gewerkt met een dubbeldeksysteem. Omdat niet alle types van fietsen hier gebruik van kunnen maken moet de helft van het nodige aantal fietsstalplaatsen voorzien worden als een gewone lage fietsstalplaats.

De ontsluiting van de site voor fietsers is niet erg leesbaar. Er dient een duidelijk leesbaar fietspad te worden voorzien van op het fietspad aan de Benzineweg tot de fietsenstalling. De fietsenstalling is toegankelijk via gangen en deuren. Dit is niet ideaal. Bij voorkeur wordt een vlot bereikbare toegang voorzien vanaf het maaiveld. Deuren worden beperkt en worden in elk geval automatisch geopend op aanvraag.

 

Laden en lossen:

Naast autoverkeer genereert de site ook bestelwagens (vnl. koerierdiensten) en in beperkte mate vrachtverkeer. Voor de leveringen (bestelwagens) wordt aangenomen dat de site een 30-tal verplaatsingen op dagbasis genereert. Hierbij wordt aangenomen dat 30% van deze verplaatsingen zich in de ochtendspits voordoen, 10% tijdens de avondspits.

Het vrachtverkeer wordt geacht eerder beperkt te zijn. Het betreft hierbij huisvuilophaling (3x week), papiervernietiging (3x week), drank- en eetwarenaanvoer (3x week), kantoorbenodigdheden (2x week), technisch onderhoud (2x week) en allerhande (5x dag). Het betreft hierbij dus gemiddeld een 6 Ć  7-tal vrachtleveringen op dagbasis.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 522 parkeerplaatsen.

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op het nieuw bouwen van een maritieme campus.

Het bouwen van een nieuw hoofdgebouw voor R&D faciliteiten en bedrijfsruimtes die gericht zijn op de maritieme sector en gemeenschappelijke en complementaire functies, inherent aan het functioneren van het bedrijventerrein.

Het inrichten van buitenruimtes bestemd voor R&D.

Het bouwen van een tijdelijke parkeervoorziening en de vernieuwing van het bestaand ponton en brug

 

Om de parkeerbehoefte voor heel de site te kunnen bepalen gaan we uit van een bedrijfsverzamelgebouw (gelijkwaardige mix van kantoren, arbeidsextensieve en arbeidsintensieve bedrijven). De parkeernorm in centrum schil voor een bedrijfsverzamelgebouw is 1,35 ppl / 100 mĀ² (CROW).

 

Voor de totale oppervlakte van 38.694 mĀ² (11.203 mĀ² kantoren en 27.491 mĀ² niet-kantoorfuncties) komen we dan op een behoefte van 522 parkeerplaatsen.

 

De werkelijke parkeerbehoefte is 522

 

In de MER werd eveneens een parkeerbehoefte bepaald op basis van de huidige modal split (90/10) en het aantal personeelsleden en bezoekers. De hoogste parkeervraag op een normale werkdag doet zich voor tussen 10.00 uur en 11.00 uur en bedraagt 544. Op een piekdag (maximale aanwezigheid van alle functies) is de parkeervraag 707.

 

In een extra nota ā€˜bijkomende mobiliteitsinspanningenā€™ wordt echter een resultaatsverbintenis aangegaan voor een modal split van 79/21 van bij de opening van MCA.

 

De plannen voorzien in 724 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Op de site worden 724 parkeerplaatsen voorzien. Waarvan er 225 in de ondergrondse parking van het hoofdgebouw en 499 in een flexibel (tijdelijk) parkeergebouw.

 

Deze parkeerplaatsen worden in een eerste fase voorzien in functie van een huidige verwachte modal split van 90/10 voor zowel gebruikers als bezoekers van de site. Bij een reductie van de modal split op termijn richting het ambitieniveau van 50/50, waartoe er voldoende alternatieve modi en voorwaarden moeten aanwezig zijn, zullen deze parkeervoorzieningen gefaseerd worden afgebouwd.

De ondergrondse parking onder het onthaalgebouw blijft evenwel behouden.

 

Om zicht te krijgen op de afbouw van de modal split moet er een jaarlijkse monitoring gebeuren in samenwerking met de Stad Antwerpen. Hiervoor dient een bedrijfsvervoersplan opgesteld te worden waarin steeds de huidige modal split wordt bijgehouden.

 

Er wordt een resultaatsverbintenis aangegaan om vanaf de opening van MCA te starten met een modal split van 79/21.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 522.

 

De parkeerbehoefte werd begroot op 522 plaatsen.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 0.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 522 ā€“ 724 = <0.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.

 

 

Het maximum te voorziene aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot 522, conform de berekende parkeerbehoefte. Om de ambitie van een groenere mobiliteit te bestendigen is het niet aanvaardbaar op het autogebruik aan te moedigen met bijkomende ruimtebeslag in de vorm van een oversized (moduleerbaar) parkeergebouw. In die zin vormen 522 parkeerplaatsen, gebaseerd op de bouwcodenormen van 2018, een aantal dat beter aansluit bij de vereiste modal shift van 79/21 bij opstart van de activiteiten op de site.

 

Die modal shift komt ook terug in de voorwaarden die de dienst Mobiliteit opneemt in hun advies en als voorwaarden bij deze aanvraag hernomen zullen worden.

 

Een gelijkaardige evaluatie is overigens ook terug te vinden in het advies van Vlaamse Milieumaatschappij ā€“ afdeling Lucht en van het Agentschap Natuur en Bos.

Zij dringen aan op een op een afbouw van de parkeervoorzieningen, een (versnelde) realisatie van de opgenomen maatregelen in de realisatieconvenant mobiliteit BGA, een ambitieuze modal shift en het optimaliseren van fiets en voetgangersstructuur.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Het projectgebied bevindt zich op de voormalige BP-site die vroeger deel uitmaakte van Petroleum Zuid. Deze site vormt het meest westelijke punt van Blue Gate en heeft een oppervlakte van vijf hectare. Het terrein wordt aan twee zijden begrensd door de Hobokense Polder, sluit direct aan op de Schelde aan de westelijke zijde en aan Blue Gate in het noorden. Ten noordoosten van de site, grenzend aan de Schelde, is het bedrijventerrein van Q8 gevestigd. De Hobokense Polder is een erkend natuurreservaat en maakt deel uit van het VEN-gebied ā€œSlikken en schorren langsheen de Scheldeā€. De Schelde is op deze locatie aangeduid als speciale beschermingszone (SBZ), meer bepaald als het habitatrichtlijngebied ā€œSchelde en DurmeĆ«stuarium van de Nederlandse grens tot Gentā€.

 

Het project ā€œMaritieme Campus Antwerpenā€ heeft tot doel het uitgroeien tot een gemeenschap van kennis, technologie en bedrijven die zich inzetten voor milieuvriendelijke en winstgevende watergebonden bedrijvigheid wereldwijd. Watergebonden mobiliteit en logistiek zijn belangrijke pijlers van de wereldeconomie. MCA wil ā€œstart-upsā€, bedrijven, onderzoek, onderwijs en overheden samenbrengen rond deze themaā€™s. De MCA-campus is de fysieke vertaling van deze doelstelling. Daarbij wordt zowel gestreefd naar lokale verankering als naar wereldwijde netwerken. De campus bevat ruimte voor onderzoek en ontwikkeling (R&D), productie, samenwerking en educatie. Er wordt gestreefd naar een flexibele invulling van de campus om optimaal te kunnen inspelen op nieuwe opportuniteiten en gewijzigde noden. Dit flexibel karakter heeft als gevolg dat het erg moeilijk is de exacte invulling van de exploitaties op de site tot in detail uit te werken tijdens deze fase van het omgevingsproject. Een actualisatie van de vergunningstoestand zal noodzakelijk zijn op het moment dat geweten is welke concrete ingedeelde inrichtingen en activiteiten op de site zullen geĆ«xploiteerd worden.

 

De activiteiten omvatten een onderzoeks- en testcentrum voor waterstof gebonden industriĆ«le toepassingen, enerzijds uitgevoerd door MCA zelf, anderzijds stelt MCA ruimtes en installaties ter beschikking aan derden die in het kader van waterstof gebonden industriĆ«le activiteiten onderzoek of testen willen doen. MCA zelf zal in eerste instantie toegespitst zijn op waterstof aangedreven motoren voor scheepvaart en breidt dit eventueel uit tot andere transportsectoren. De toepassingen voor derden kunnen een veel gevarieerder aanbod aan activiteiten bestrijken gaande van aandrijvingen voor drones, autoā€™s, bussen, vrachtwagens en treinen tot specifieke onderdelen van dit proces zoals opslag van waterstof, schokbestendigheid van de tanks, zoeken naar de ideale druk/temperatuur verhouding in opslag, het pompsysteem van de waterstof naar de motoren, het verbrandingsproces op zich, het zoeken naar een evenwicht bij het bijmengen van waterstof bij klassieke brandstof tot 100% waterstofverbranding en de nodige meet- en regeltechnieken in dit proces.

 

Aangevraagde klasse 2 rubrieken voor dit project zijn het lozen van huishoudelijk afvalwater (rubriek 3.2.2.b), het gebruik van transformatoren met een vermogen van meer dan 1.000 kVA per stuk (rubriek 12.2.2), het gebruik van warmtepompen, compressoren en afzuigingsinstallaties (rubriek 16.3.2.b), de opslag van waterstof (rubriek 17.1.2.2.2), schrijnwerkerijen (rubriek 19.3.2.a), ateliers voor metaalbewerking (rubriek 29.5.2.2.a) en testbanken (31.2.a). Gezien de campus en het publieke karakter van de campus-site dienen de R&D activiteiten zich te beperken tot activiteiten die geen semi-industrieel karakter mogen krijgen. Dergelijke activiteiten doen de potentiĆŖle risicoā€™s toenemen die op deze locatie niet gewenst zijn. Om deze redenen zijn grote hoeveelheden aan gevaarlijke stoffen niet toe te laten op de site.

Milieutechnisch gezien is het voornamelijk R&D dat eventuele milieueffecten zal genereren. De faciliteiten voor R&D worden zowel binnen als buiten voorzien. De buitenruimtes zullen worden ingezet voor outdoor onderzoek en stalling van bijvoorbeeld vaartuigen en goederen.

 

Buiten R&D

De buiten R&D zones 3 en 4 zijn logisch met elkaar verbonden waarbij zone 3 voornamelijk dient om materialen maar ook lichtere schepen uit de Schelde te halen en op zone 3 dan wel 4 te bewerken. De buiten R&D zone 8 kan op zichzelf worden gebruikt voor testen in de buitenlucht maar zal ook dienst doen voor het veilig stockeren van alternatieve brandstoffen zoals H2 en NH3, het voorzien van filterinstallaties voor lucht en water en stockeren van materialen in functie van de R&D hallen 6 en 7. De buiten R&D zone 10 is gericht op het testen van componenten op kleinere schaal en zonder milieuimpact. Dit gebeurt in verplaatsbare containers. Alle buiten R&D zones worden voorzien van de nodige nutsvoorzieningen maar ook van gecontroleerde afwaterings- en opvanginfrastructuur om eventuele vervuiling te voorkomen. Aan elk van deze buitenzones kunnen werfketen en/of containers worden voorzien in functie van werkplaatsen, opslag, nutsvoorzieningen, ā€¦, ondersteunend aan de activiteiten.

 

Light R&D

Deze faciliteiten worden geplaatst in het hoofdgebouw van MCA. Onder light R&D vallen werkruimtes van een kleinere schaal. Het zullen productie R&D faciliteiten van stillere aard zijn die beter verenigbaar zijn met andere functies zoals gemeenschapsfuncties en stillere bedrijfsruimtes. De functies kunnen zijn: start-ups, scale-ups, elektronische laboā€™s en projectruimtes. Ook niet autonome kantoorruimtes voor co-working en presentatiefaciliteiten kunnen hier georganiseerd worden. De vierde verdieping is bestemd voor cockpits voor autonoom en onbemand aansturen van schepen, Ć©Ć©n van de uitdagingen in de maritieme sector. Voor deze functie wordt deze verdieping voorzien van verzwaarde nuts- en datavoorzieningen vergelijkbaar met labo-voorzieningen (tussen 5 en 200 kW).

 

Medium R&D

Deze faciliteiten zullen zich bevinden in hal 5 en hal 7. Deze hallen herbergen licht storende activiteiten waaronder frezen, draaibanken, hout- en metaalbewerking, beperkte motoren, ā€¦, en worden daarom gescheiden van het onthaalgebouw. Deze hallen hebben een directe link met het water. Hal 5 is een medium R&D hal met beperkte maakactiviteiten en kan eveneens ingezet worden voor start-ups. In hal 7 kunnen licht storende activiteiten plaatsvinden onder andere in een ā€œbox-in-a-boxā€ opstellingen. Hier komen vooral ateliers, R&D set-ups enzovoort die combineerbaar zijn onder Ć©Ć©n dak. Deze hal is eveneens voorzien van de nodige uitrusting om proefopstellingen met emissies naar de lucht te huisvesten.

 

Heavy R&D

Hal 6 is een compartimenteerbare hal waarin grotere R&D set-ups, trainingsfaciliteiten en maakindustrievoorzieningen worden ondergebracht die als meer storend worden ervaren. Deze hal wordt opgetrokken in eenvoudige structuren en is flexibel.

 

R&D bedrijfsruimte

Deze bevindt zich in het hoofdgebouw. Het betreft ondersteunende bedrijfsruimte aan de maritieme sector en watergebonden business. Hier wordt plaats voorzien voor bedrijven die naar MCA komen om de transitie van hun activiteiten en organisaties mee vorm te geven. Het betreft vier vergelijkbare vloeren en nog een mezzanineverdieping. Ook niet autonome kantoorruimte en presentatiefaciliteiten kunnen hier georganiseerd worden. De ondersteunende activiteiten kunnen bestaan uit productie, reparatie, opslag, distributie, kennisintensieve productie- of onderzoeksprocessen, opleiding of andere werkzaamheden voortkomend uit nieuwe economische ontwikkelingen binnen de watergebonden sector.

 

Project-MER:

De milieueffecten van deze activiteiten en van het project MCA in zijn geheel werden onderzocht en besproken in het Project-MER met referentie PR3279. Dit Project-MER werd als nog niet goedgekeurd document samen met voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag ingediend. De afdeling Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning en ā€“projecten (team mer) van de Vlaamse Overheid keurde het Project-MER met referentie PR3279 goed op 15 oktober 2021. Volgende disciplines werden in het Project-MER besproken: mens-mobiliteit, geluid en trillingen, lucht, bodem-grondwater, oppervlaktewater, mens-ruimtelijke aspecten, biodiversiteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, mens-gezondheid en klimaat. Op basis van de milderende maatregelen die werden uitgewerkt in het MER worden bijzondere voorwaarden geformuleerd.

 

Luchtemisssies:

Wat betreft de luchtemissies van de testmotoren wordt opgemerkt dat niet de sectorale meetverplichtingen opgenomen onder 5.43 van Vlarem-II gelden, maar wel de algemene Vlarem-II grenswaarden.

Het is hierbij evenwel niet evident om voor testmotoren, welke met verschillende brandstoffen en/of werkingsomstandigheden werken, Ć©Ć©nduidig vast te leggen welke parameters er gemeten moeten worden. In functie van de gebruikte brandstof worden volgende metingen aangewezen: 

-     Parameters waarvoor grenswaarden werden opgenomen onder 5.43 van Vlarem-II voor motoren met inwendige verbranding, parameters waarvoor ook een algemene emissiegrenswaarde van toepassing is. Dit betekent dus dat het meten van de parameter niet-methaan-organische-koolstof (NMTOC) weinig zinvol is gezien er hiervoor geen algemene Vlarem-II emissiegrenswaarde van toepassing is. 

-     Gezien de parameter NMTOC het geheel omvat van alle verbrandbare organische stoffen, exclusief methaan, en gezien er inzake NMTOC er geen algemene grenswaarde bestaat, dient in feite op basis van component specifieke VOS metingen nagegaan te worden in hoeverre aan de algemene emissiegrenswaarden inzake specifieke VOS voldaan wordt. Mogelijke relevante parameters hierbij kunnen o.a. zijn: 

-     Aromatische koolwaterstoffen;

-     Aldehyden.

-     Bij gebruik van vloeibare brandstoffen is ook de meting van stof aangewezen. 

-     Bij gebruik van S-houdende brandstoffen is ook de meting van SO2 aangewezen.

 

Oppervlaktewater:

In het MER werd in de discipline oppervlaktewater voorgesteld de kwaliteit van het effluent van de IBAā€™s en van eventuele andere waterzuiveringsinstallaties permanent te monitoren. Dit om te voorkomen dat vervuild water terecht zou komen in de infiltratiebekkens (of, al dan niet via het grondwater, de Hobokense Polder zou bereiken). Opdat de monitoring van de waterzuiveringsinstallaties en IBAā€™s effectief zou zijn, dienen stroomopwaarts van de infiltratiebekkens afsluitbare reservoirs voorzien te worden die in geval van een onvolkomen kwaliteit kunnen gebruikt worden om het vervuilde water tijdelijk te bergen zodat het kan worden afgevoerd. Er zal hieromtrent een bijzondere voorwaarde geformuleerd worden.

 

Biodiversiteit:

Wat betreft de discipline biodiversiteit worden zowel een reeks maatregelen voorgesteld tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase om tot een verlaging van de impact door eutrofiƫring/verzuring, verstoring door geluid en verstoring door licht te komen. Deze milderende maatregelen zullen worden herleid naar bijzondere voorwaarden in voorliggende vergunning.

 

Aanlegfase:

-     Geluidsemissies worden maximaal beperkt door gebruik te maken van geluidsarme machines of het voorzien van een afscherming. 

-     Geluidsbelastende werkzaamheden worden maximaal gegroepeerd, om veelvuldige opschrikking van vogels te voorkomen. 

-     De geluidsbelastende werken moeten voor het broedseizoen (voor 1 maart) starten en continu plaatsvinden om schade aan broedvogels te voorkomen. Indien de werkzaamheden voor 1 maart nog niet gestart zijn, of wanneer de werkzaamheden tijdelijk stilliggen (>5 dagen), kunnen deze werkzaamheden pas gestart/hervat worden na het broedseizoen (vanaf 1 juli). 

-     Bij de heraanleg van de trapconstructie ter hoogte van de Scheldedijk moet de werfzone beperkt blijven tot de hoogstnoodzakelijke zone, om verstoring van de vegetatie op de dijk te beperken. 

-     Tijdens de aanlegwerken dient lichtverstrooiing naar de Hobokense Polder voorkomen te worden door gericht licht te gebruiken, die enkel de werfzone verlicht.

 

Exploitatiefase:

-     De emissies die leiden tot verzurende en vermestende deposities zijn maximaal te vermijden door het toepassen van de best beschikbare technieken zoals het gebruik van de meest recente machines (met een lagere uitstoot), gebruik alternatieve brandstoffen, het gebruik van deNOx/noNOx-installaties, regelmatig onderhoud van machines, ā€¦ . 

-     Geluidsbelastende activiteiten ter hoogte van de R&D zones in open lucht mogen de richtwaarde van 45 dB(A) op 200 m afstand tot de perceelsgrens niet overschrijden, ook niet als dit gaat over geluidsemitterende activiteiten met een fluctuerend of incidenteel karakter. Dit om regelmatige opschrikking van vogels te voorkomen. 

-     Tijdens het broedseizoen worden de geluidsemissies, ter hoogte van de buiten R&D 8, maximaal beperkt door: 

-     maximaal gebruik te maken van de binnenruimten 

-     gebruik te maken van geluidsarme machines en/of het voorzien van afscherming (bv. geluidbronnen plaatsen in containers) 

-     de voorkeur te geven aan de buiten R&D 4 en 3 

-     De opstart van geluidsbelastende activiteiten ter hoogte van de buiten R&D zones moeten voor het broedseizoen (voor 1 maart) starten en continu plaatsvinden om schade aan broedvogels te voorkomen. Indien de activiteiten voor 1 maart nog niet gestart zijn, of wanneer de activiteiten tijdelijk stilliggen (>5 dagen), kunnen deze activiteiten pas gestart/hervat worden na het broedseizoen (vanaf 1 juli). 

-     De verlichting op de site enkel laten branden op het moment dat het echt nodig is, bv aan de fitness-zones de verlichting enkel laten branden wanneer deze gebruikt worden. 

-     In de periode dat vleermuizen actief zijn (1 april t/m eind oktober) dienen aan de zijde van de Schelde bij het gebruik van de binnenverlichting de screens of gordijnen gesloten te worden.

-     De verlichting aan de fitness-zones 1 uur na zonsondergang (tot 1 uur voor zonsopkomst), gedurende de periode dat vleermuizen actief zijn (begin april t/m eind oktober), uitzetten 

-     De buitenverlichting aan de centrale groenzone ā€™s nachts (tussen 22 uur en 6 uur) uitzetten, zodat gedurende de periode dat vleermuizen en amfibieĆ«n actief zijn (rond schemering en ā€™s nachts) het overwegend donker blijft. 

-     Het aan- en uitschakelen van verlichting gradueel laten verlopen (bv. over een tijdspanne van 5 min van 100% naar 0% verlichting en vice versa). 

-     De aanwezige graslanden beheren in functie van de ontwikkeling van mesofiel hooiland. 

-     In het noordwesten van het projectgebied bijkomende opgaande vegetatie voorzien in de vorm van bomen en struiken om de visuele en auditieve buffer tussen het projectgebied en de Hobokense Polder te versterken. Doelstelling is om de activiteiten ter hoogte van de R&D-zone en het fietspad maximaal af te schermen. In dit kader dient een voldoende dicht groenscherm, bij voorkeur wintergroen, te worden voorzien. 

-     Om verstoring ter hoogte van de toegangsweg te minimaliseren is het aanbevolen om aan de zijde van de Hobokense Polder een visuele en auditieve bufferzone in te richten. Dit kan bijvoorbeeld vormgegeven worden door een groenscherm in de vorm van meerdere hoogopgaande struiken (>1m) of bomen op een verhoogd talud van ca. 1 m parallel aan de toegangsweg tussen de Benzineweg en het projectgebied. 

-     Voldoende geleiding voor fauna (via reliĆ«f en beplanting) naar de ecoduikers in het projectgebied te voorzien, om de connectiviteit te maximaliseren.

-     Het voorzien van de nodige monitoring (tijdens de exploitatie) kan een meerwaarde bieden bij het verder op punt stellen van de voorziene milderende maatregelen, zoals de coating op de ramen en het verlichtingsplan van de buitenruimten.

-     Vanuit de discipline Geluid & Trillingen wordt voorgesteld om tijdens exploitatie van de volledige MCA site een geluidsmonitoring uit te voeren op 200m afstand van de perceelsgrens. Hierbij dient gecontroleerd te worden of de vooropgestelde richtwaarden volgens Vlarem II in de omgeving gerespecteerd worden. Op basis van een geluidsmonitoring wordt ook de impact van het project op het huidige geluidsklimaat vastgelegd en kunnen eventueel bijkomende geluidsbeperkende maatregelen worden voorgesteld.

 

Advies POVC

In het kader van voorliggende omgevingsvergunningsaanvraag diende een advies te worden gevraagd aan de provinciale omgevingsvergunningscommissie (POVC). Zij vroeg de externe adviesinstanties om advies en gaf een finaal ongunstig advies.

Dit advies is gebaseerd op enerzijds enkele onduidelijkheden op stedenbouwkundig vlak (inclusief mobiliteit) die reeds hoger werden besproken, anderzijds lijstten zij volgende elementen op:

  1. Schending van het openbaar onderzoek gezien de wijzigingen aan het MER niet werden onderworpen aan een tweede openbaar onderzoek. De wijzigingen in het MER betreffen louter een aantal verduidelijkingen omtrent de in de aanvraag voorziene milderende maatregelen. Het voorwerp van het Project-MER bleef identiek. De verduidelijkingen aan de ontwerptekst van het Project-MER gebeurden ten gevolge van de ongunstige adviezen van ANB en VMM. De situatie is een verduidelijking van de aanvraag, waarmee tegemoet gekomen wordt aan bezwaren uit eerdere adviezen en dient onderscheiden te worden van een (substantiƫle) wijziging van de aanvraag. Naar aanleiding van de bijkomende verduidelijkingen werden voorwaardelijk gunstige adviezen opgesteld
  2. het afradend ongunstig advies van ANB. Zij stellen dat ondanks de milderende maatregelen de impact beperkt negatief blijft voor de aspecten versnippering, visuele verstoring, verstoring door geluid en verstoring door licht. Deze schade is onvermijdbaar. Door gebrek aan een ruimtelijk robuuste buffering tussen het natuur- en industriegebied blijft het een voorzichtig evenwicht. Het huidig project botst nu reeds tegen de grenzen aan van de draagkracht van het omliggende natuurgebied. Om die reden stelt het ANB, de voorgestelde ontwikkeling in vraag. ANB gaat in zijn beoordeling verder dan het huidig voorliggende project, maar verwijst ook al naar het eventuele toekomstige project waarvoor eerst nog een wijziging dient te gebeuren van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP). Deze fase maakt nog geen deel uit van voorliggende aanvraag, die overigens volledig op zichzelf staat. Een eventuele bijkomende fase, na wijziging van het GRUP, zal deel uitmaken van een nieuwe vergunningsaanvraag en kan dan pas ten gronde beoordeeld worden. Het spreekt voor zich dat bijkomende uitbreidingen bijkomende cumulatieve effecten kunnen hebben op het omliggende natuurgebied en VEN en dat deze effecten in zijn geheel (eerste en volgende fasen) dienen beschouwd te worden in een nieuw op te stellen milieueffectenrapport
  3. onduidelijkheden op milieuvlak:
    1. de noodgenerator met een elektrisch vermogen van 800 kW is niet enkel ingedeeld in rubriek 31.1.1.a, maar ook in rubriek 12.1 ->Het betreft een noodstroomgenerator met een thermisch ingangsvermogen van 800 kW en een elektrisch vermogen van 425 kW (Rubriek 12.1.1.1.a betreft een klasse 3-inrichting en kan zonder schade te berokkenen aan het openbaar onderzoek worden toegevoegd aan de vergunning (vermogen 532kVA).
    2. Het huishoudelijk afvalwater van hal 5, 6 en 7 wordt na zuivering via een IBA geloosd op het infiltratiebekken. Dit wordt beschouwd als een indirecte lozing van afvalwater in grondwater, waardoor rubriek 52 van toepassing is. Dit klopt. Rubriek 52.1.1.1 is een klasse 2 rubriek waarvoor advies dient gevraagd te worden aan VMM dienst grondwater. Deze dient eveneens vergund te worden alvorens de exploitatie aanvangt. Zonder deze vergunning mag het huishoudelijk afvalwater niet infiltreren. Hierbij dient eveneens gelet te worden op de algemene voorwaarden uit artikel 4.3.3.1. Het lijkt erop dat lozingspunt 1 op minder dan 50 meter van een oppervlaktewater gesitueerd is waardoor deze voorwaarde niet nageleefd kan worden.
    3. In het aanvraagdossier staat vermeld dat enkel gedurende een eventuele overgangsperiode het bedrijfsafvalwater opgevangen wordt in een buffertank en afgevoerd naar een externe zuiveringsinstallatie. Indien dit bedrijfsafvalwater na de overgangsperiode via de nieuw voorziene riolering afgevoerd wordt naar een RWZI is hiervoor rubriek 3.4 van toepassing. Deze rubriek dient vergund te worden alvorens de lozing op riolering van start gaat.
    4. Op pagina 81 van het MER staat vermeld dat de buiten-R&D-zones 3 en 4 gebruikt zullen worden om materialen, maar ook lichtere schepen, te bewerken. Er is geen verdere informatie over wat het bewerken juist inhoudt. Mogelijks is de rubriek 42.2 voor scheepswerven van toepassing. Scheepswerfactiviteiten worden niet aangevraagd in de vergunning en kunnen dus ook niet geƫxploiteerd worden.
    5. Op plan 3a.a staat er ter hoogte van de schrijnwerkerij een verfhoek ingetekend. Verdere informatie is niet terug te vinden in het dossier waardoor niet kan uitgesloten worden of rubriek 4.3 van toepassing is. Doordat rubriek 4.3 niet werd aangevraagd, wordt verondersteld dat de activiteiten voor het aanbrengen van verven niet ingedeeld zijn.
    6. Het aanvraagdossier bevat weinig tot geen informatie over wat er zal gebeuren met bedrijfsafvalstoffen afkomstig van het hout- en metaalatelier. Verwerking van afvalstoffen dient te gebeuren volgens de bepalingen in het VLAREMA.
    7. Op pagina 81 van het MER wordt vermeld dat buiten-R&D-zone 8 o.a. dienst zal doen voor het veilig stockeren van alternatieve brandstoffen zoals H2 en NH3. De opslag van ammoniak wordt echter niet aangevraagd. Waarom wordt dit niet voorzien? Opslag van ammoniak wordt niet aangevraagd in de vergunning en kan dan ook niet aanwezig zijn in indelingsplichtige hoeveelheden.
    8. Het aanvraagdossier bevat geen informatie over de opslagwijze van de mazout en de transformatoren. De sectorale voorwaarden voor zowel de opslag van mazout als de transformatoren bevatten richtlijnen om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. De aanvrager dient de nodige informatie te bezorgen om aan te tonen dat hieraan voldaan zal worden. Bij het in gebruik nemen van de mazouttanks en de transformatoren dienen de algemene en sectorale voorwaarden van het Vlarem nageleefd te worden.
    9. Het hemelwater van de verhardingen passeert eerst een KWS-afscheider waarna het afgeleid wordt naar het infiltratiebekken. Op de leidingen wordt een afsluiter voorzien om te kunnen ingrijpen bij calamiteiten. Het is echter niet duidelijk welke (bijkomende) maatregelen er bij de buiten-R&D-zones getroffen worden om verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen. In het MER wordt immers op pagina 335 vermeld: ā€œOver de kwaliteit van het hemelwater afkomstig van de buiten-R&D-zones kan zonder bijkomende informatie over de activiteiten die er zullen plaatsvinden geen betrouwbare uitspraak gedaan wordenā€. Afhankelijk van de verontreinigingen die de activiteiten veroorzaken, kan dit water eventueel beschouwd worden als bedrijfsafvalwater. Deze zinsnede heeft te maken met het flexibel invulbare karakter dat de site heeft en de onduidelijkheid van de exacte activiteiten die in de toekomst zullen plaatsvinden op de site. Het spreekt voor zich dat alle algemene en sectorale voorwaarden dienen nageleefd te worden. Indien noodzakelijk dient de vergunning geactualiseerd te worden naar de werkelijk uitgevoerde activiteiten in de verschillende zones.
    10. Het is niet duidelijk welke samenstelling het bedrijfsafvalwater zal hebben. Zal het gevaarlijke stoffen bevatten? Indien het noodzakelijk is dat gevaarlijke stoffen geloosd worden, zal hiervoor een aanpassing van de vergunning dienen te gebeuren.
    11. In het MER is op sommige plaatsen sprake van lozing op de Leigracht na een septische put (via de huidige niet gescheiden riolering), en op andere plaatsen van tijdelijke stockage en afvoer van afvalwater (p.72 en p.66). In het MER (p.333) staat vermeld dat de afwateringscapaciteit van de Grote Leigracht beperkt is en er in de huidige situatie soms wateroverlast ontstaat ter hoogte van de wijk Polderstad waar de zuidelijke tak van de Leigracht overgaat in de riolering. Is het dan wel aangewezen om via lozingspunt 1 huishoudelijk afvalwater te lozen op de Leigracht aan een debiet van 18.150 m3/j?
    12. In het MER wordt de impact van het project op de oppervlaktewaterkwaliteit als negatief beoordeeld (score -2) zolang de site niet is aangesloten op het nog aan te leggen gemengde rioleringsstelsel. Zolang het lozen van (huishoudelijk) afvalwater een negatieve impact heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, lijkt het vergunnen hiervan niet aangewezen. De projectsite is immers omgeven door VEN- en habitatrichtlijngebied. De kwaliteit van het geloosde afvalwater dient gemonitord te worden. Het lozen van huishoudelijk afvalwater op de infiltratiebekkens is overigens niet toegelaten zolang rubriek 52 niet werd vergund.
    13. Is de capaciteit van de hemelwaterputten van 145 m3 wel voldoende voor sanitaire toepassingen aan 3436 m3/jaar? Is er gekeken naar andere hergebruikmogelijkheden dan sanitair en buitenkraantjes? Er werd een advies gevraagd aan Aquafin en zij brachten een voorwaardelijk gunstig advies uit waardoor kan aangenomen worden dat dit aspect voldoende werd onderzocht.
    14. Het aanvraagdossier bevat geen informatie over de gebruikte koelmiddelen en het bijhorende CO2-equivalent. De aanvrager wordt er op attent gemaakt dat nieuwe koelinstallaties sinds 2020 geen gebruik meer mogen maken van F-gassen met een GWP-waarden van 2500 of meer.
    15. Pagina 81 van het MER vermeldt dat buiten-R&D-zone 8 o.a. dienst zal doen voor veilig stockeren van alternatieve brandstoffen zoals H2 en NH3. Enkel de opslag van waterstof wordt teruggevonden in de rubriekentabel. De opslag van ammoniak wordt niet aangevraagd en mag bijgevolg niet aanwezig zijn in meldings- of vergunningsplichtige hoeveelheden.

 

Door rekening te houden met de opmerkingen van de POVC en het oplijsten van verschillende na te leven bijzondere voorwaarden, kan verwacht worden dat de hinder ten gevolge van de aangevraagde ingedeelde inrichtingen en activiteiten binnen de grenzen van de Vlarem-regelgeving zal vallen.

 

De vergunningverlenende overheid is verplicht om een advies in te winnen bij het Agentschap Onroerend Erfgoed als de vergunningsaanvraag betrekking heeft op ingedeelde inrichtingen of activiteiten in of aan: een beschermde archeologische site, een beschermd monument, een beschermd cultuurhistorisch landschap of een beschermd stads- of dorpsgezicht (decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed artikel 6.4.4Ā§3). Het Agentschap Onroerend Erfgoed gaf een gunstig advies op voorliggende aanvraag. 

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1.   de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.   er moet voldaan worden aan de volledige gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid, ook artikels 18 en 20;

3.   de voorwaarden uit de bekrachtigde archeologienota zijn strikt na te leven;

4.   er mogen slechts 522 nuttige autostaanplaatsen gerealiseerd worden, het modulaire parkeergebouw moet ingekort worden aan de oostkant en de vrijgekomen ruimte moet aangelegd worden met groen in volle grond zoals voorzien in die zone;

5.   er moeten minimaal 305 fietsstalplaatsen conform de inrichtingsprincipes van artikel 29 van de bouwcode, inclusief minimaal 1 elektrisch oplaadpunt per cluster en per 30 fietsen, voorzien worden, waarvan 290 inpandig en afsluitbaar. Minimum de helft daarvan moet voorzien worden als een gewone lage fietsstalplaats. Dit aantal fietsstalplaatsen moet uitgebreid kunnen worden op termijn;

6.   er moet een modal split van 79/21 worden bereikt vanaf de opening van de campus (conform bijlage 17 - bijkomende mobiliteitsinspanningen);

7.   er moet een bedrijfsvervoersplan in functie van een 70/30 modal split op korte termijn en 50/50 op lange termijn opgemaakt worden. De opmaak en monitoring gebeurt in samenspraak met de stedelijke administratie. Dit plan moet voldoende inzetten op duurzame vervoerswijzen: vervoer over water, carpoolen, elektrische deelfietsen;

8.   de ontsluiting naar de fietsenstalling moet verlopen via een duidelijk leesbaar fietspad.

9.   de fietsenstalling moet vlot toegankelijk zijn via het maaiveld, deuren dienen automatisch geopend te worden;

10. er moeten maatregelen getroffen worden voor het veilig en comfortabel gebruik van de Petroleumkaai voor fietsers en voetgangers;

11. de aanleg van de zone tussen het gebouw en de Benzineweg en in de zone langsheen de Schelde (Petroleumkaai) moet afgestemd worden op de toekomstige heraanleg van het openbaar domein voor wat betreft, verhardingen, vergroening en bomen, locatie van de kiss&ride/buszone en de fiets en wandelpaden;

12. er moeten een duidelijke en aangepaste signalisatie, afbakening van de werfzone en werfroutes en veilige oversteekplaatsen voorzien worden om de veiligheid van zwakke weggebruikers tijdens de werken te garanderen;

13. werftransport over water moet onderzocht en gemaximaliseerd worden;

14. het te vernieuwen ponton mag enkel aangewend worden door en voor gebruikers van de MCA site zelf en mag geen lokaal of bovenlokaal publiek karakter hebben;

15. de bedrijvigheid in de zone ā€specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakterā€ moet onbeperkt en ongehinderd kunnen blijven functioneren en/of gevestigd worden en SEVESO-onderhevige bedrijvigheid moet onbeperkt mogelijk blijven, het document ā€œResultaat van toepassing externe veiligheid in MER en veiligheidsnota omtrent het gebruik van waterstof op de Maritieme Campus Antwerpenā€, Tractebel Engineering (ref: CAMPUSA/4NT/0743602/000/01) van 31/05/2021moet aangevuld worden conform de voorwaarden van het Team Externe Veiligheid voor aanvang van de exploitatie, en geactualiseerd indien de bedrijfsvoering dit vereist;

16. bij de renovatie van het ponton moet de ligging afgestemd worden met de afdeling Maritieme Toegang en de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit;

17. de af te breken brug en ponton moeten vooraf gedocumenteerd worden volgens de richtlijn ā€˜documenteren van onroerend erfgoed bij sloopā€™ van het agentschap Onroerend Erfgoed zoals opgenomen als bijlage in de erfgoedconvenant van 23 oktober 2013;

18. vĆ³Ć³r de aanvang van de werken voor de (eventuele) noodzakelijke bouwputten in de nabijheid van de dijk dient een rekennota met betrekking tot de onder- en achterloopsheid in functie van de getijden op de Schelde voorgelegd te worden aan De Vlaamse Waterweg en moet de uitvoeringsmethodiek aangepast worden aan de specifieke problematiek, eigen aan de locatie;

19. de voorwaarden van Proximus zijn integraal op te volgen;

20. de voorwaarden van Aquafin zijn integraal op te volgen;

21. de voorwaarden van de ASTRID-veiligheidscommissie moeten opgevolgd worden;

22. bomen moeten maximaal in volle grond met voldoende ondergrondse wortelruimte geplant worden;

23. de verhardingen in rustige zones zoals de parking en de brandwegen moeten in waterdoorlatende verharding aangelegd worden;

24. het medegebruik voor recreanten van de (fiets)parking, de ondersteunende functies van het gebouw, het uitkijkpunt vanuit het gebouw over de site, de Schelde en de Hobokense Polder moet gefaciliteerd worden binnen de mogelijkheden van de veiligheidsnota (bijlage 18);

25. er moeten infoborden over de omgeving, maar ook over de R&D op het terrein aangebracht worden;

26. de aanwezige graslanden moeten beheerd worden in functie van de ontwikkeling van mesofiel hooiland;

27. in het noordwesten van het projectgebied moet bijkomende opgaande vegetatie voorzien worden in de vorm van wintergroene bomen en struiken;

28. er moet een groenscherm voorzien worden in de vorm van meerdere hoog opgaande struiken (>1m) of bomen op een verhoogd talud van ca. 1 m parallel aan de toegangsweg tussen de Benzineweg en het projectgebied;

29. er moet voldoende geleiding voor fauna (via reliĆ«f en beplanting) naar de ecoduikers in het projectgebied voorzien worden, om de connectiviteit te maximaliseren. 

Lastvoorwaarden

30. De aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd via het retributiereglement ā€œherstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)ā€ en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.

 

Advies over de ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Mits voldaan wordt aan de algemene, sectorale en bijzondere vergunningsvoorwaarden, kan deze aanvraag in overeenstemming zijn met de VLAREM wetgeving. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt voorwaardelijk positief advies gegeven de vergunning te verlenen. Gezien de Maritieme campus fungeert als een campus waar vooral aan R&D wordt gedaan, dient bewaakt te worden dat de op de site aanwezige ingedeelde inrichtingen en activiteiten zich beperken tot een laboschaal waar aan ontwikkeling wordt gedaan. De aanwezigheid van het publiek mag niet in gevaar worden gebracht door een semi-industriƫle grootte-orde aan hoeveelheden van gevaarlijke producten.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.2.2Ā°b)

het lozen van meer dan 600 mĀ³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

18.150 mĀ³/jaar

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 mĀ³/jaar;

2.904 mĀ³/jaar

6.4.1Ā°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

5.000 liter

12.1.1.1Ā°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geĆÆnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

532 kVA

12.2.1Ā°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 800 kVA
1 x 630 kVA
1 x 250 kVA
(totaal: 2.480 kVA)

12.2.2Ā°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5 x 1.600 kVA
(totaal: 8.000 kVA)

12.3.2Ā°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geĆÆnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

57,75 kW

12.4.1Ā°a)

inrichtingen voor het vervaardigen van elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW

15.1.1Ā°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

25 voertuigen

16.3.2Ā°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.166,20 kW

17.1.2.2.2Ā°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenĀ­lijk waterĀ­inhoudsvermogen van 3.000 tot en met 10.000 liter;

5.000 liter

19.3.2Ā°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

600 kW

19.6.1Ā°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 mĀ³ tot en met 400 mĀ³ in een lokaal;

100 mĀ³

23.2.1Ā°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW

23.3.1Ā°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

50 ton

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

4 laboratoria

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 laboratoria

29.5.2.2Ā°a)

smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal in industriegebied, met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW;

600 kW

29.5.3.1Ā°a)

inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

200 kW

29.5.4.1Ā°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geĆÆnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW

31.1.1Ā°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

800 kW

31.2.a)

testbanken voor motoren, turbines of reactoren met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 kW tot en met 20 MW.

3 x 1.500 kW
(totaal: 4.500 kW)

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Verwerking van afvalstoffen dient te gebeuren volgens de bepalingen van het VLAREMA. Het afvalstoffenregister is op eenvoudig verzoek raadpleegbaar door de toezichthoudende overheid.

2.

Geluidsbelastende activiteiten tijdens de aanlegfase dienen geconcentreerd te gebeuren binnen de werktijden 7.00 uur - 19.00 uur met een minimale werkingsduur. De aannemer en de bouwheer dienen de omwonenden tijdig via gerichte communicatie op de hoogte te brengen.

3.

Geluidsemissies tijdens de aanlegfase worden maximaal beperkt door gebruik te maken van geluidsarme machines en/of het voorzien van een afscherming.

4.

Geluidsbelastende werkzaamheden tijdens de aanlegfase worden maximaal gegroepeerd in tijd uitgevoerd, om veelvuldige opschrikking van vogels te voorkomen.

5.

De geluidsbelastende werken ter hoogte van de buiten R&D zones of algemeen tijdens de aanlegfase moeten voor het broedseizoen (voor 1 maart) starten en continu plaatsvinden. Indien de werkzaamheden voor 1 maart nog niet gestart zijn, of wanneer de werkzaamheden tijdelijk stilliggen (>5 dagen), kunnen deze werkzaamheden pas gestart/hervat worden na het broedseizoen (vanaf 1 juli).

6.

Tijdens de exploitatie van de volledige MCA site wordt onder leiding van een erkend geluidsdeskundige een geluidsmonitoring uitgevoerd op 200 m afstand van de perceelsgrens. Hierbij dient gecontroleerd te worden of de vooropgestelde richtwaarden volgens Vlarem II in de omgeving gerespecteerd worden. Op basis van een geluidsmonitoring wordt ook de impact van het project op het huidige geluidsklimaat vastgelegd en worden eventueel bijkomende geluidsbeperkende maatregelen voorgesteld. Een verslag van deze monitoring wordt vanaf exploitatie op jaarlijkse basis overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be met als referentie OMV_2021098517).

7.

Monitoring van luchtemissies dient te gebeuren in functie van de gebruikte brandstoffen. Volgende parameters worden jaarlijks gemonitord, afhankelijk van de gebruikte brandstoffen: Parameters waarvoor grenswaarden werden opgenomen onder 5.43 van Vlarem-II voor motoren met inwendige verbranding, parameters waarvoor ook een algemene emissiegrenswaarde van toepassing is, aromatische koolwaterstoffen, aldehyden, stof, SO2. De monitoringsverslagen worden jaarlijks overgemaakt aan VMM Lucht en liggen ter inzage van de toezichthoudende diensten.

8.

Alvorens het bedrijfsafvalwater geloosd wordt op riolering naar een RWZI, dient een vergunning bekomen te worden voor rubriek 3.4.

9.

De lozing van huishoudelijk afvalwater op de infiltratiebekkens is niet toegelaten zolang er geen vergunning werd bekomen voor rubriek 52.1.1.1. Bij aanvraag van deze vergunning dient een monitoringsplan toegevoegd te worden waaruit blijkt dat de kwaliteit van het effluent van de IBAā€™s en van eventuele andere waterzuiveringsinstallaties permanent opgevolgd wordt, ter voorkoming dat vervuild water terecht zou komen in de infiltratiebekkens (of, al dan niet via het grondwater, de Hobokense Polder zou bereiken). Stroomopwaarts van de infiltratiebekkens dienen afsluitbare reservoirs voorzien te worden die in geval van een onvolkomen kwaliteit kunnen gebruikt worden om het vervuilde water tijdelijk te bergen zodat het kan worden afgevoerd.

10.

Bij de heraanleg van de trapconstructie ter hoogte van de Scheldedijk moet de werfzone beperkt blijven tot de hoogstnoodzakelijke zone.

11.

Tijdens de aanlegwerken dient lichtverstrooiing naar de Hobokense Polder voorkomen te worden door gericht licht te gebruiken, dat enkel de werfzone verlicht.

12.

De emissies die leiden tot verzurende en vermestende deposities zijn maximaal te vermijden door het toepassen van de best beschikbare technieken.

13.

Geluidsbelastende activiteiten ter hoogte van de R&D zones in openlucht mogen de richtwaarde van 45 dB(A) op 200 m afstand tot de perceelsgrens niet overschrijden, ook niet als dit gaat over geluidsemitterende activiteiten met een fluctuerend of incidenteel karakter.

14.

Tijdens het broedseizoen worden de geluidemissies, ter hoogte van de buiten R&D 8, maximaal beperkt door: 

-     maximaal gebruik te maken van de binnenruimten;

-     gebruik te maken van geluidsarme machines en/of het voorzien van afscherming (bv. geluidbronnen plaatsen in containers);

-     de voorkeur te geven aan de buiten R&D 4 en 3.

15.

De verlichting op de site (bv. fitness-zones) mag enkel branden op het moment dat er mensen aanwezig zijn en het daglichtniveau ontoereikend is voor de betreffende taak.

16.

In de periode dat vleermuizen actief zijn (1 april t.e.m. eind oktober) dienen aan de zijde van de Schelde bij het gebruik van de binnenverlichting de screens of gordijnen gesloten te worden.

17.

De verlichting aan de fitness-zones dient 1 uur na zonsondergang (tot 1 uur voor zonsopkomst), gedurende de periode dat vleermuizen actief zijn (begin april t.e.m. eind oktober), uitgezet te worden.

18.

De buitenverlichting aan de centrale groenzone, met uitzondering van noodverlichting, dient ā€™s nachts (tussen 22.00 uur en 6.00 uur) uitgezet te worden.

19.

Het aan- en uitschakelen van verlichting dient gradueel te verlopen.

20.

Aan de west- en zuidzijde van het hoofdgebouw dienen alle ramen voorzien te worden van een aanvliegbeveiliging zodat vogels niet tegen de ramen aanvliegen.

21.

Een jaarlijkse monitoring dient opgesteld te worden ter bepaling van de effecten van de geformuleerde voorwaarden. Op deze wijze kunnen de milderende maatregelen verder op punt gesteld worden (bv. aanvliegbeveiliging). Een verslag van deze monitoring wordt vanaf exploitatie op jaarlijkse basis overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be met als referentie OMV_2021098517).

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

16 juni 2021

Volledig en ontvankelijk

14 juli 2021

Start openbaar onderzoek

18 juli 2021

Einde openbaar onderzoek

16 augustus 2021

Beslissing aanvaarding wijzigingsaanvraag

17 september 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

11 november 2021

Verslag GOA

26 oktober 2021

naam GOA

Bieke Geypens en Gerd Cryns


Wijzigingsverzoeken

De aanvrager heeft een of meerdere verzoeken ingediend om zijn oorspronkelijke dossier te wijzigen.

Minstens een van die verzoeken werd aanvaard, waardoor de aanvaarde wijzigingen mee beoordeeld worden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

 

-     de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-     het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1.   de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2.   er moet voldaan worden aan de volledige gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid, ook artikels 18 en 20;

3.   de voorwaarden uit de bekrachtigde archeologienota zijn strikt na te leven;

4.   er mogen slechts 522 nuttige autostaanplaatsen gerealiseerd worden, het modulaire parkeergebouw moet ingekort worden aan de oostkant en de vrijgekomen ruimte moet aangelegd worden met groen in volle grond zoals voorzien in die zone;

5.   er moeten minimaal 305 fietsstalplaatsen conform de inrichtingsprincipes van artikel 29 van de bouwcode, inclusief minimaal 1 elektrisch oplaadpunt per cluster en per 30 fietsen, voorzien worden, waarvan 290 inpandig en afsluitbaar. Minimum de helft daarvan moet voorzien worden als een gewone lage fietsstalplaats. Dit aantal fietsstalplaatsen moet uitgebreid kunnen worden op termijn;

6.   er moet een modal split van 79/21 worden bereikt vanaf de opening van de campus (conform bijlage 17 - bijkomende mobiliteitsinspanningen);

7.   er moet een bedrijfsvervoersplan in functie van een 70/30 modal split op korte termijn en 50/50 op lange termijn opgemaakt worden. De opmaak en monitoring gebeurt in samenspraak met de stedelijke administratie. Dit plan moet voldoende inzetten op duurzame vervoerswijzen: vervoer over water, carpoolen, elektrische deelfietsen;

8.   de ontsluiting naar de fietsenstalling moet verlopen via een duidelijk leesbaar fietspad.

9.   de fietsenstalling moet vlot toegankelijk zijn via het maaiveld, deuren dienen automatisch geopend te worden;

10. er moeten maatregelen getroffen worden voor het veilig en comfortabel gebruik van de Petroleumkaai voor fietsers en voetgangers;

11. de aanleg van de zone tussen het gebouw en de Benzineweg en in de zone langsheen de Schelde (Petroleumkaai) moet afgestemd worden op de toekomstige heraanleg van het openbaar domein voor wat betreft, verhardingen, vergroening en bomen, locatie van de kiss&ride/buszone en de fiets en wandelpaden;

12. er moeten een duidelijke en aangepaste signalisatie, afbakening van de werfzone en werfroutes en veilige oversteekplaatsen voorzien worden om de veiligheid van zwakke weggebruikers tijdens de werken te garanderen;

13. werftransport over water moet onderzocht en gemaximaliseerd worden;

14. het te vernieuwen ponton mag enkel aangewend worden door en voor gebruikers van de MCA site zelf en mag geen lokaal of bovenlokaal publiek karakter hebben;

15. de bedrijvigheid in de zone ”specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter” moet onbeperkt en ongehinderd kunnen blijven functioneren en/of gevestigd worden en SEVESO-onderhevige bedrijvigheid moet onbeperkt mogelijk blijven, het document “Resultaat van toepassing externe veiligheid in MER en veiligheidsnota omtrent het gebruik van waterstof op de Maritieme Campus Antwerpen”, Tractebel Engineering (ref: CAMPUSA/4NT/0743602/000/01) van 31/05/2021moet aangevuld worden conform de voorwaarden van het Team Externe Veiligheid voor aanvang van de exploitatie, en geactualiseerd indien de bedrijfsvoering dit vereist;

16. bij de renovatie van het ponton moet de ligging afgestemd worden met de afdeling Maritieme Toegang en de Gemeenschappelijke Nautische Autoriteit;

17. de af te breken brug en ponton moeten vooraf gedocumenteerd worden volgens de richtlijn ‘documenteren van onroerend erfgoed bij sloop’ van het agentschap Onroerend Erfgoed zoals opgenomen als bijlage in de erfgoedconvenant van 23 oktober 2013;

18. vóór de aanvang van de werken voor de (eventuele) noodzakelijke bouwputten in de nabijheid van de dijk dient een rekennota met betrekking tot de onder- en achterloopsheid in functie van de getijden op de Schelde voorgelegd te worden aan De Vlaamse Waterweg en moet de uitvoeringsmethodiek aangepast worden aan de specifieke problematiek, eigen aan de locatie;

19. de voorwaarden van Proximus zijn integraal op te volgen;

20. de voorwaarden van Aquafin zijn integraal op te volgen;

21. de voorwaarden van de ASTRID-veiligheidscommissie moeten opgevolgd worden;

22. bomen moeten maximaal in volle grond met voldoende ondergrondse wortelruimte geplant worden;

23. de verhardingen in rustige zones zoals de parking en de brandwegen moeten in waterdoorlatende verharding aangelegd worden;

24. het medegebruik voor recreanten van de (fiets)parking, de ondersteunende functies van het gebouw, het uitkijkpunt vanuit het gebouw over de site, de Schelde en de Hobokense Polder moet gefaciliteerd worden binnen de mogelijkheden van de veiligheidsnota (bijlage 18);

25. er moeten infoborden over de omgeving, maar ook over de R&D op het terrein aangebracht worden;

26. de aanwezige graslanden moeten beheerd worden in functie van de ontwikkeling van mesofiel hooiland;

27. in het noordwesten van het projectgebied moet bijkomende opgaande vegetatie voorzien worden in de vorm van wintergroene bomen en struiken;

28. er moet een groenscherm voorzien worden in de vorm van meerdere hoog opgaande struiken (>1m) of bomen op een verhoogd talud van ca. 1 m parallel aan de toegangsweg tussen de Benzineweg en het projectgebied;

29. er moet voldoende geleiding voor fauna (via reliëf en beplanting) naar de ecoduikers in het projectgebied voorzien worden, om de connectiviteit te maximaliseren.

 

Lastvoorwaarden

30. De aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd via het retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Verwerking van afvalstoffen dient te gebeuren volgens de bepalingen van het VLAREMA. Het afvalstoffenregister is op eenvoudig verzoek raadpleegbaar door de toezichthoudende overheid.

2.

Geluidsbelastende activiteiten tijdens de aanlegfase dienen geconcentreerd te gebeuren binnen de werktijden 7.00 uur -19.00 uur met een minimale werkingsduur. De aannemer en de bouwheer dienen de omwonenden tijdig via gerichte communicatie op de hoogte te brengen.

3.

Geluidsemissies tijdens de aanlegfase worden maximaal beperkt door gebruik te maken van geluidsarme machines en/of het voorzien van een afscherming.

4.

Geluidsbelastende werkzaamheden tijdens de aanlegfase worden maximaal gegroepeerd in tijd uitgevoerd, om veelvuldige opschrikking van vogels te voorkomen.

5.

De geluidsbelastende werken ter hoogte van de buiten R&D zones of algemeen tijdens de aanlegfase moeten voor het broedseizoen (voor 1 maart) starten en continu plaatsvinden. Indien de werkzaamheden voor 1 maart nog niet gestart zijn, of wanneer de werkzaamheden tijdelijk stilliggen (>5 dagen), kunnen deze werkzaamheden pas gestart/hervat worden na het broedseizoen (vanaf 1 juli).

6.

Tijdens de exploitatie van de volledige MCA site wordt onder leiding van een erkend geluidsdeskundige een geluidsmonitoring uitgevoerd op 200 m afstand van de perceelsgrens. Hierbij dient gecontroleerd te worden of de vooropgestelde richtwaarden volgens Vlarem II in de omgeving gerespecteerd worden. Op basis van een geluidsmonitoring wordt ook de impact van het project op het huidige geluidsklimaat vastgelegd en worden eventueel bijkomende geluidsbeperkende maatregelen voorgesteld. Een verslag van deze monitoring wordt vanaf exploitatie op jaarlijkse basis overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be met als referentie OMV_2021098517).

7.

Monitoring van luchtemissies dient te gebeuren in functie van de gebruikte brandstoffen. Volgende parameters worden jaarlijks gemonitord, afhankelijk van de gebruikte brandstoffen: Parameters waarvoor grenswaarden werden opgenomen onder 5.43 van Vlarem-II voor motoren met inwendige verbranding, parameters waarvoor ook een algemene emissiegrenswaarde van toepassing is, aromatische koolwaterstoffen, aldehyden, stof, SO2. De monitoringsverslagen worden jaarlijks overgemaakt aan VMM Lucht en liggen ter inzage van de toezichthoudende diensten.

8.

Alvorens het bedrijfsafvalwater geloosd wordt op riolering naar een RWZI, dient een vergunning bekomen te worden voor rubriek 3.4.

9.

De lozing van huishoudelijk afvalwater op de infiltratiebekkens is niet toegelaten zolang er geen vergunning werd bekomen voor rubriek 52.1.1.1. Bij aanvraag van deze vergunning dient een monitoringsplan toegevoegd te worden waaruit blijkt dat de kwaliteit van het effluent van de IBA’s en van eventuele andere waterzuiveringsinstallaties permanent opgevolgd wordt, ter voorkoming dat vervuild water terecht zou komen in de infiltratiebekkens (of, al dan niet via het grondwater, de Hobokense Polder zou bereiken). Stroomopwaarts van de infiltratiebekkens dienen afsluitbare reservoirs voorzien te worden die in geval van een onvolkomen kwaliteit kunnen gebruikt worden om het vervuilde water tijdelijk te bergen zodat het kan worden afgevoerd.

10.

Bij de heraanleg van de trapconstructie ter hoogte van de Scheldedijk moet de werfzone beperkt blijven tot de hoogstnoodzakelijke zone.

11.

Tijdens de aanlegwerken dient lichtverstrooiing naar de Hobokense Polder voorkomen te worden door gericht licht te gebruiken, dat enkel de werfzone verlicht.

12.

De emissies die leiden tot verzurende en vermestende deposities zijn maximaal te vermijden door het toepassen van de best beschikbare technieken.

13.

Geluidsbelastende activiteiten ter hoogte van de R&D zones in openlucht mogen de richtwaarde van 45 dB(A) op 200 m afstand tot de perceelsgrens niet overschrijden, ook niet als dit gaat over geluidsemitterende activiteiten met een fluctuerend of incidenteel karakter. 

14.

Tijdens het broedseizoen worden de geluidemissies, ter hoogte van de buiten R&D 8, maximaal beperkt door: 

-     maximaal gebruik te maken van de binnenruimten;

-     gebruik te maken van geluidsarme machines en/of het voorzien van afscherming (bv. geluidbronnen plaatsen in containers);

-     de voorkeur te geven aan de buiten R&D 4 en 3.

15.

De verlichting op de site (bv. fitness-zones) mag enkel branden op het moment dat er mensen aanwezig zijn en het daglichtniveau ontoereikend is voor de betreffende taak.

16.

In de periode dat vleermuizen actief zijn (1 april t.e.m. eind oktober) dienen aan de zijde van de Schelde bij het gebruik van de binnenverlichting de screens of gordijnen gesloten te worden.

17.

De verlichting aan de fitness-zones dient 1 uur na zonsondergang (tot 1 uur voor zonsopkomst), gedurende de periode dat vleermuizen actief zijn (begin april t.e.m. eind oktober), uitgezet te worden.

18.

De buitenverlichting aan de centrale groenzone, met uitzondering van noodverlichting, dient ’s nachts (tussen 22.00 uur en 6.00 uur) uitgezet te worden.

19.

Het aan- en uitschakelen van verlichting dient gradueel te verlopen.

20.

Aan de west- en zuidzijde van het hoofdgebouw dienen alle ramen voorzien te worden van een aanvliegbeveiliging zodat vogels niet tegen de ramen aanvliegen.

21.

Een jaarlijkse monitoring dient opgesteld te worden ter bepaling van de effecten van de geformuleerde voorwaarden. Op deze wijze kunnen de milderende maatregelen verder op punt gesteld worden (bv. aanvliegbeveiliging). Een verslag van deze monitoring wordt vanaf exploitatie op jaarlijkse basis overgemaakt aan de vergunningverlenende overheid (milieuvergunningen@antwerpen.be met als referentie OMV_2021098517).

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubriek(en):

 

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.2.2°b)

het lozen van meer dan 600 m³/jaar huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, wanneer het lozingspunt gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied;

18.150 m³/jaar 

3.6.1.

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, niet afkomstig van woongelegenheden, met een debiet van meer dan 600 m³/jaar;

2.904 m³/jaar 

6.4.1°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

5.000 liter 

12.1.1.1°a)

inrichtingen die wisselspanning opwekken, met een geïnstalleerd totaal elektrisch schijnbaar vermogen van 150 kVA tot en met 800 kVA als de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

532 kVA 

12.2.1°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van 100 kVA tot en met 1.000 kVA;

2 x 800 kVA
1 x 630 kVA
1 x 250 kVA
(totaal: 2.480 kVA) 

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

5 x 1.600 kVA

(totaal: 8.000 kVA) 

12.3.2°

accumulatoren (gebruik van): vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met een geïnstalleerd totaal vermogen van meer dan 10 kW;

57,75 kW 

12.4.1°a)

inrichtingen voor het vervaardigen van elektrische en elektronische toestellen, gedrukte schakelingen, chips, zonnecellen en geleiders met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW 

15.1.1°

al dan niet overdekte ruimte voor het stallen van 3 tot en met 25 motorvoertuigen of aanhangwagens, die geen personenwagens, bromfietsen, motorfietsen of spoorvoertuigen zijn;

25 voertuigen 

16.3.2°b)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW;

1.166,20 kW 

17.1.2.2.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamen­lijk water­inhoudsvermogen van 3.000 tot en met 10.000 liter;

5.000 liter 

19.3.2°a)

inrichtingen voor het mechanisch behandelen en het vervaardigen van artikelen van hout en dergelijke, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

600 kW 

19.6.1°a)

opslagplaatsen van hout (hout, houtschors, riet, vlas (houtachtig gedeelte), stro of soortgelijke producten), gelegen in industriegebied, met een capaciteit van meer dan 40 m³ tot en met 400 m³ in een lokaal;

100 m³ 

23.2.1°a)

inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW, wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

120 kW 

23.3.1°a)

opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, met een capaciteit van meer dan 10 ton tot en met 200 ton in een lokaal, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied;

50 ton 

24.1.

laboratoria met een uitsluitend didactisch doel en waar afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

4 laboratoria 

24.4.

laboratoria waar geen afvalwater eigen aan de laboratoriumtechnieken gegenereerd wordt;

2 laboratoria 

29.5.2.2°a)

smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1, en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal in industriegebied, met een geïnstalleerde totale drijfkracht van meer dan 200 kW tot en met 1.000 kW;

600 kW 

29.5.3.1°a)

inrichtingen voor het thermisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal met een thermisch vermogen van 5 kW tot en met 200 kW, als de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied;

200 kW 

29.5.4.1°a)

inrichtingen voor het fysisch behandelen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW wanneer de inrichting volledig gelegen is in industriegebied;

200 kW 

31.1.1°a)

stationaire motoren en gasturbines met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 kW tot en met 2.000 kW als de inrichting volledig in een industriegebied ligt;

800 kW 

31.2.a)

testbanken voor motoren, turbines of reactoren met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 50 kW tot en met 20 MW.

3 x 1.500 kW
(totaal: 4.500 kW) 

Artikel 4

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.

Artikel 5

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.