Terug
Gepubliceerd op 10/01/2022

2021_CBS_10497 - Omgevingsvergunning - OMV_2021110904. Leugenberg 189-189A. District Ekeren - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 07/01/2022 - 09:00 digitaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Elisabeth van Doesburg, schepen; Serge Muyters, korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2021_CBS_10497 - Omgevingsvergunning - OMV_2021110904. Leugenberg 189-189A. District Ekeren - Goedkeuring 2021_CBS_10497 - Omgevingsvergunning - OMV_2021110904. Leugenberg 189-189A. District Ekeren - Goedkeuring

Motivering

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 2 openbare onderzoeken.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

7 augustus 2021

5 september 2021

2

0

0

5

7 oktober 2021

5 november 2021

0

0

0

3

 

Bespreking van de bezwaren

Bezwaren uit vorige openbare onderzoeken over de aanvraag, die nog relevant zijn, worden hier ook besproken.

 

Er werden binnen beide looptermijnen van de 2 georganiseerde openbare onderzoeken, 10 bezwaarschriften ingediend, 2 schriftelijk en 8 digitaal, 7 in de loop van het eerste onderzoek en 3 in de loop van het tweede (bij die laatste 3 zitten er 2 die een nagenoeg identieke herhaling/kopie zijn van één van de eerste 7 exemplaren) – bijkomend werd één van de bezwaarschriften ingediend in naam van een collectief van 8 omwonenden (waarvan er 4 auteur waren van ook een afzonderlijk bezwaarschrift). Die bezwaren laten zich als volgt samenvatten:

  1. Foutieve uitvoering openbaar onderzoek: volgens bezwaarindiener werden de voor het openbare onderzoek vereiste affiches niet op de correcte wijze of locatie uitgehangen, dit aangezien 1 ervan werd voorzien langsheen de Krommestraat achteraan, op een paal op zo’n 6 m achter een gracht, waardoor het nagenoeg onmogelijk was op een eenvoudige manier kennis te nemen van de bekendmaking (bijvoorbeeld enkel door het privéterrein te betreden zonder toestemming), en het tweede exemplaar op een deel van de draadafsluiting van het terrein, hetwelk zich eveneens achteraan het terrein bevindt, zo’n 50 à 60 m verwijderd van de openbare weg en enkel bereikbaar via een van kracht zijnde erfdienstbaarheid van doorgang, waarvoor enkel de eigenaars van het heersende erf de toestemming hebben. Bijkomend werd geen affichage voorzien ter hoogte van de Slijkweg, een zijde waar het project toch eenduidig zijn ontwikkeling zal vinden, en waren er nog affiches aanwezig van het openbare onderzoek ten gevolge van een oudere procedure en waarop een andere aanvrager vermeld staat.

Beoordeling:

Er werd naar aanleiding van het eerste openbare onderzoek effectief vastgesteld dat de affichage op zijn minst gebrekkig kon genoemd worden, dit aangezien betreffende bekendmakingen effectief op een moeilijk te bereiken of niet eenduidig betreedbare plaats werden aangebracht. 

Dienaangaande werd dan ook in het kader van de lopende procedure een administratieve lus uitgevoerd die de vergunningverlenende overheid in staat moest stellen een nieuw openbaar onderzoek uit te voeren en dit volgens de gestelde richtlijnen, ook mits het uitvoeren van een affichering aan de zijde van de Slijkweg. Bij een tweede controle bleek er in deze wel sprake te zijn van een correcte affichage en bijgevolg van een behoorlijke uitvoering van het vereiste openbare onderzoek.

Gelet op de uitvoering van het tweede openbare onderzoek is dit bezwaar uiteindelijk ongegrond.

  1. Verkeersoverlast: door de vaststaande toename aan verkeer kan de reeds onveilige verkeerssituatie op de N114 (Leugenberg – gewestweg) enkel verergeren en zal bijkomend onder andere sluipverkeer ontstaan via de parallelle Bredestraat en dit voor verkeer dat richting Hoevenen rijdt, wegens het verplicht afslaan richting Antwerpen voor uitrijdend verkeer. Bovendien is de zijtak van de Leugenberg, die naar het terrein van het project leidt, nu reeds te beperkt in omvang om op een degelijke wijze het verkeer af te wikkelen. De bijkomende overlast door toeleveringsbedrijven is in deze een extra negatief argument. De voorgestelde aanpassing aan het kruispunt in kwestie is ruim onvoldoende en werd nooit voorafgaand afgetoetst met de omwonenden. De overwogen aanleg van een fietspad naar enerzijds Krommestraat of het rondpunt aan de meer zuidelijk gelegen zijtak kan niet gunstig beoordeeld worden aangezien ook gemotoriseerd verkeer betreffende zou gebruiken, met de nodige onveilige situaties tot gevolg.

Beoordeling:

Er werd aangaande betreffende problematiek advies ingewonnen bij de bevoegde diensten Mobiliteit, Openbaar Domein en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en er werd dienaangaande, alvast van eerstgenoemde, gunstig advies bekomen. Het advies vanwege beide diensten openbaar domein is enkel gunstig te noemen onder de strikte voorwaarden dat bijkomende ingrepen en milderende maatregelen worden voorzien aan zowel de zijtak van Leugenberg als aan het aantakkingskruispunt ervan met de gewestweg. Betreffende dient onderwerp uit te maken van een bijkomende commissie die zal moeten komen tot een gedragen ontwerp voor de gehele site – het is dus duidelijk dat door de bevoegde instanties wordt geoordeeld dat onder de juiste voorwaarden geen nadelige impact te verwachten is vanuit verkeerstechnisch oogpunt. Meer specifiek kunnen we het volgende stellen: 

    1. Betreffende de linksaf en sluipverkeer:

Zowel de stad als de politiediensten merkten dit knelpunt ook op. Aangezien de aanleg van het kruispunt op een gewestweg gelegen is, werd in overleg getreden met AWV. Hieruit werd geconcludeerd dat het kruispunt een middenstrook krijgt die zowel gebruikt kan worden door wagens die de site willen oprijden (komende van Antwerpen) als voor wagens die linksaf willen wegrijden naar Hoevenen. Door de middenstrook kunnen deze bewegingen ordentelijk en veilig gebeuren. AWV maakt hiervoor een plan op als bevoegde wegbeheerder. Door deze linksaf veilig toe te laten zal er geen sluiperkeer via de Bredestraat rijden, of worden er geen gevaarlijke U-bochten gemaakt op de gewestweg.

2. Toegangsweg:

De bestaande openbare zijbaan (ook Leugenberg genaamd) is enige tijd geleden verdubbeld in breedte doordat de eigenaar van Den Deugniet een naastgelegen zijtuin opgekocht heeft en bijkomend verhard. Zo is de baan van oorspronkelijk +- 3.5m naar +- 7.5m verbreedt. Door deze verbreding is er voldoende ruimte om, conform de voorgeschreven rijbaanbreedtes van openbare wegenis, een nieuwe toegangsweg aan te leggen. Tevens is er nog ruimte om een aanliggend, verhoogd, fietspad te voorzien.

Hierdoor kunnen af en aanrijdende wagens van de achterliggende recreatieve functies veilig op en af de gewestweg rijden, en kunnen fietsers los van het autoverkeer de site bereiken. In de stedenbouwkundige lasten zal ook opgelegd worden dat deze toegangsweg na aanleg in zijn geheel overgedragen wordt aan het openbaar domein, zowel de private delen van de voorliggende ontwikkeling, alsook de private delen van het perceel ten zuiden (in eigendom van de stad Antwerpen). Hiermee zal de goede auto en fietstoegankelijkheid voor de toekomst verzekerd zijn.

3. Kruispunt:

Het voorgesteld ontwerp voor het kruispunt op de gewestweg kende ook enkele opmerkingen vanuit de stadsadviezen.  Zo diende er een linksaf mogelijk gemaakt te worden (zie hierboven) diende er een veilige oversteekplaats te komen (reeds ingetekend) en diende er, binnen de fysieke mogelijkheden, rekening gehouden te worden met opritten.

Met deze randvoorwaarden heeft AWV een kruispuntontwerp opgemaakt dat zij als wegbeheerder zullen laten uitvoeren. Aangezien de aanleg van het kruispunt zich bevindt op de gewestweg, is het de taak van AWV om dit verder uit te werken en uitvoeren. Het nieuwe ontwerp van het kruispunt volgt de correcte procedure, met in acht name van de bezorgdheden en bezwaren van burgers, politiediensten en stadsdiensten.  In de huidige ter beoordeling voorliggende vergunning zal opgelegd worden dat de kosten voor de aanpassingen van het openbaar domein, waaronder het kruispunt, ten laste zullen zijn van de aanvrager.

4. Fietspad achterliggend

De aanleg van vermelde fietspad/-doorsteek maakt geen deel uit van de voorliggende aanvraag en is bovendien slechts een suggestie in de aangeleverde nota; betreffende dient dus niet mee in beschouwing te worden genomen. Wel diende er, na advies van de stadsdienst openbaar domein,  in het ontwerp zowel voor autoverkeer als fietsverkeer een toegang voorzien te worden naar zowel het perceel van voorliggende aanvrager, complex Den Deugniet, alsook de gronden ten zuiden van de toegangsweg. In het gewijzigd grondplan “_in_ROOD” is dit voorzien.


Het bezwaar is deels gegrond.

  1. Geurhinder: momenteel is er reeds sprake van overmatige last door de stank die bezoekende auto’s veroorzaken – betreffende zal met de ruim toegenomen stallingscapaciteit enkel onaanvaardbare vormen aannemen.

Beoordeling:

In eerste instantie is betreffend bezwaar grotendeels hypothetisch van aard en zonder meer niet bewezen – in tweede instantie maakt dit aspect eerder deel uit van een milieutechnisch aspect, waarop in dat onderdeel van de aanvraag geen negatief advies bekomen werd, en dat niet onderhevig is aan een ruimtelijke beoordeling.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Wateroverlast: de buurt, die momenteel relatief frequent geteisterd wordt door wateroverlast sinds de terreinen in kwestie werden verhoogd en de parking ervan extra werd verhard, zal nog meer de nadelen van betreffend aspect moeten ondergaan. Het voorzien van een drainage van de nieuwe parkeerplaatsen zal onvoldoende blijken te zijn om verergering dienaangaande te voorkomen. Op zich wordt van het geheel zo’n 84 % in totaal verhard, niet alleen door middel van het optrekken van gebouwen maar ook mits verharding voor bijkomende parkeerplaatsen. Bovendien is het terrein gesitueerd in mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Beoordeling:

In eerste instantie is het terrein slechts voor een beperkt gedeelte gesitueerd in overstromingsgevoelig gebied, slechts zo’n 13 % ervan en dit geheel achteraan in de hoek van het terrein (aansluiting Krommestraat en Slijkweg), en is er bovendien sprake van enkel “mogelijk” overstromingsgevoelig, een minder ernstige gradatie. Het gros van de op te trekken constructies bevindt zich bovendien buiten vermelde zonering en is er geen overlast te verwachten dienaangaande. De genomen ingrepen en maatregelen, inzake waterbuffering en –opvang, worden immers voldoende geacht om de aanvullende verhardingsgraad te compenseren, ook doordat de vergunningverlenende overheid extra voorwaarden hiervoor zal opleggen, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van de gehele parking in waterdoorlatende grasdals.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Economische tegensprekelijkheid: gelet op het feit dat op een aanpalend terrein, aan de Slijkweg, reeds padelvelden worden uitgebaat, maakt dit het bijkomend en extra voorzien van dergelijke activiteit economisch achterhaald en bijgevolg niet nuttig vanuit betreffend oogpunt.

Beoordeling:

Het aspect in kwestie is niet van stedenbouwkundige of ruimtelijke aard en dient dan ook niet te worden meegenomen bij de beoordeling van de voorliggende aanvraag. Beide terreinen zijn gesitueerd in een zone voor dagrecreatie volgens het gewestplan en de op beide terreinen voorziene bestemmingen zijn daarmee in overeenstemming. Het is de individuele verantwoordelijkheid van de uitbater in kwestie de nodige onderzoeken naar de economische haalbaarheid van het project uit te (laten) voeren.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Lichthinder: de voorziene padelvelden zullen, door de bijkomend naar de avond toe uitgebreide openingsuren, voor de nodige lichtoverlast zorgen, dit door de noodzaak degelijke verlichting te voorzien voor het laten plaatsvinden van de activiteiten na zonsondergang.

Beoordeling:

Vermelde lichthinder is eenduidig van hypothetische aard en zonder meer niet bewezen, dit aangezien geen gegevens gekend zijn aangaande de geplande lichtsterkte van de installatie noch inzake de schijnrichting van de toekomstige armaturen. Dat verlichting vereist zal zijn spreekt voor zich doch er kan ook zonder meer verwacht worden dat dit grotendeels “inpandig” zal plaatsvinden en dat de halfopen staalstructuur dit grotendeels en wezenlijk zal filteren; de uitbater heeft er bovendien geen baat bij om onnodig naar buiten toe te verlichten.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Geluidsoverlast: zoals intussen algemeen geweten is, zorgen padelvelden tijdens de uitoefening van de sport voor sterke geluidsoverlast naar het omliggende woonweefsel toe; betreffende zal de rust in de omliggende woonstraten bijgevolg niet ten goede komen. Bijkomend valt er ook overlast te verwachten door bijvoorbeeld jongeren met bromfietsen en dit door de uitbreiding van de openingsuren, waarbij de aanwezigheid hiervan zonder meer tot middernacht kan plaatsvinden (daar waar er nu sprake is van een sluiting om 20.00 uur).

Beoordeling:

Betreffend aspect en hinder is in eerste instantie hypothetisch te noemen (voor beide bronnen), dit aangezien elke situatie eenvoudigweg anders is en dan ook als dusdanig dient te worden beoordeeld. Voor de reeds aanwezige padelvelden op het aanpalende terrein bijvoorbeeld is er geen informatie aangaande dergelijke overlast en de geplande terreinen zijn op ruimere afstand van de bewoning gesitueerd, waardoor bijkomend nog minder hinder te verwachten valt. Bovendien is vermelde overlast ten gevolge van het gebruik van bromfietsen geen louter stedenbouwkundig aspect maar eerder een facet van handhaving door de lokale politie, evenals eventuele wijzigingen aan de openingsuren (dewelke onderwerp uitmaken van een afzonderlijke uitbatingsvergunning) – het maakt dan ook geen specifiek onderdeel uit van de ruimtelijke beoordeling van de aanvraag.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Aantasting van het natuurlijke Polderlandschap: er wordt door de aanpalenden polderbelasting betaald ten behoeve van het onderhoud van betreffend natuurgebied en door het voorzien van het project in kwestie zal zowel het uitzicht als de rust die dit landschap zo kenmerkt verdwijnen, evenals het feit dat betreffende een negatieve impact zal hebben op de aanwezige fauna en flora. Bovendien is er sprake van een beschermd landschap dat naast natuurwetenschappelijke waarde ook over een historische als een esthetische waarde beschikt – al deze aspecten worden door het realiseren van dergelijk project uitermate aangetast. De gebrekkige groenaanleg op het terrein zelf zal hier evenmin toe bijdragen.

Beoordeling:

Gelet op het feit dat advies werd ingewonnen bij de diensten Onroerend Erfgoed van het Vlaamse Gewest, het overkoepelende orgaan dienaangaande, betreffend advies niet noodzakelijk werd geacht door betreffende diensten en het feit dat bovenvermelde geenszins de ontwikkeling in deze vastgelegde zone voor dagrecreatie hoort te hypothekeren, werd geoordeeld dat de volumetrieën enerzijds thuishoren in vermelde zonering en dat er geen nadelige visuele invloed te verwachten is naar het uitgestrekte polderlandschap toe, dit omwille van het feit dat eerder vermelde zone voor dagrecreatie eenduidig begrensd wordt op de plaats van het project en dat verdere uitbreidingen hiervoor dus niet mogelijk zijn, dat de voorziene buffering, mede door de aanwezigheid van het aanpalende openbare domein, als voldoende geacht wordt, wordt dan ook geoordeeld dat kan voorbijgegaan worden aan het negatieve advies van de dienst Monumentenzorg.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Sluikstort: momenteel ondervinden de direct aanpalende bewoners reeds sluikstort in hun tuinen vanwege de gebruikers van de binnenspeeltuin – met de geplande uitbreiding zal dit probleemaspect enkel in ruime mate toenemen.

Beoordeling:

Vermeld aspect is niet rechtstreeks van ruimtelijke of stedenbouwkundige aard en dient dus niet wezenlijk als onderdeel van de lopende aanvraag te worden behandeld maar maakt zonder meer deel uit van het facet handhaving, door de lokale politie. Het al dan niet verergeren van vermelde toestand is bovendien louter hypothetisch en in deze niet bewezen.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Vrijheidsbeperking: dit aangezien een aantal aanpalenden verplicht rechts zullen moeten afslaan bij het verlaten van hun eigendom die enkel bereikbaar is vanuit de zijtak, hetgeen ten dele als vrijheidsberoving aanzien kan worden.

Beoordeling:

Vooreerst dient gezegd te worden dat de wegbeheerders van het gewest en de stad vrij zijn verkeerssituaties ten allen tijde te wijzigen. Bestaande situaties kunnen niet aangehaald worden om rechten uit te putten voor de toekomst.

Los daarvan zal in voorwaarden opgelegd worden dat de herschikking van het kruispunt ten laste zal zijn van de bouwheer, doch dat AWV als wegbeheerder dit zal uitwerken en vormgeven.

Wat betreft het voorstel dat in de aanvraag meegegeven is, kan gezegd worden dat het ontbreken van de linksaf richting Hoevenen niet enkel door burgers, maar ook de politie en in stedelijke adviezen vermeld is geweest. Om die reden is dit ook meegenomen door AWV in de uitwerking van een verbeterde inrichting van het kruispunt.

In deze vergunning zal opgelegd worden dat de kosten voor de aanpassing ten laste zijn van de aanvrager, en dat AWV dit kruispunt volgens de daarvoor bestemde procedures verder zal  optimaliseren en uitvoeren.  Alle input uit deze procedure is reeds doorgegeven aan en verwerkt door AWV.

Het bezwaar is deels gegrond.

  1. Onrechtmatige toe-eigening: een deel van de aanpalende eigendom, ter hoogte van de aansluiting van de toegangsweg met de gewestweg Leugenberg, werd onrechtmatig ingelijfd bij vermelde zijtak en zonder medeweten van de eigenaar geasfalteerd, dit terwijl er in feite sprake is van een deel van de voortuin van de aangrenzende woning.

Beoordeling:

Betreffend aspect is louter van burgerrechtelijke aard en dient uitgeklaard te worden tussen aanpalende eigenaars onderling; het al dan niet rechtmatig overdragen van dergelijke delen maakt geen deel uit van de ruimtelijke beoordeling van het project op zich.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Brandgevaar: doordat het project slechts bereikbaar is via de te smalle zijtak van de gewestweg is de kans reëel dat bij een ontstane brand de bevoegde diensten onvoldoende de kern van het gevaar zullen kunnen bereiken. Bovendien wordt er tussen de hallen 2 en 3 onvoldoende ruimte voorzien om betreffende als een veilige vluchtweg te kunnen hanteren of er de vrachtwagens van de brandweer te laten opstellen tijdens een interventie.

Beoordeling:

Het project in kwestie werd specifiek voor betreffend aspect ter advies voorgelegd aan de bevoegde brandweerdiensten en er werd, rekening houdend met de verschillende oprij- en opstelmogelijkheden voor betreffende diensten, dienaangaande een voorwaardelijk gunstig advies bekomen.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Wederrechtelijkheid: er werden/worden reeds werken uitgevoerd zonder dat hiervoor een omgevingsvergunning werd afgeleverd.

Beoordeling:

De vergunningverlenende overheid dient de aanvraag te beoordelen aan de hand van de aangeleverde informatie – het vaststellen van werken die reeds voorafgaand aan het afleveren van een eventuele vergunning werden uitgevoerd maakt geen deel uit van de bevoegdheid van deze specifieke diensten en is de uitsluitende verantwoordelijkheid van de afdeling Handhaving. Indien vermelde werken geen deel uitmaken van vermelde aanvraag of strijdig zouden zijn met de toekomstige voorwaarden van een vergunning, dan kan dit op dat moment eenduidig worden geconstateerd en geverbaliseerd.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Foutieve en onduidelijke informatie: de aanvraag verstrekt foutieve gegevens aangaande de eigendomsgrenzen van de aanpalende percelen, iets dat van belang is aangezien een aantal hiervan uitspraken doet aangaande de erfdienstbaarheid van overgang die vereist is om de projectgrond op een degelijke manier te bereiken. Bijkomend verwijst de begeleidende nota naar de reeds vergunde ophoging van de gronden, ten bate van de werken vermeld in de huidige aanvraag – bij de eerder verleende vergunning was er echter nog geen sprake van vermelde werken, waardoor betreffende verwijzing incorrect is. Ten slotte is er in vermelde nota sprake van een zelfbedieningswinkel in één van de hallen, terwijl betreffende nergens op de plannen vermeld wordt en vermelde bestemming zijn plaats niet heeft in een zone voor dagrecreatie. Laatstgenoemde is ook het geval wat de cafetaria betreft: deze kan onafhankelijk als restaurant dienst doen, zonder enige binding met de recreatiebestemming, en is daarvoor veel te ruim. In laatste instantie is er zonder meer onduidelijkheid over de invulling van hal 3, waarbij geen eenduidige invulling wordt vermeld en waar, bij stopzetting van de huurovereenkomst, geen controle meer zal kunnen plaatsvinden aangaande eventuele nieuwe functie.

Beoordeling:

Het is de taak van de vergunningverlenende overheid te oordelen of het ingediende dossier inhoudelijk voldoende gestoffeerd is om het op een degelijke wijze te kunnen beoordelen. In dat opzicht zijn de perceelsgrenzen voldoende beschikbaar en kan een eventuele materiële fout dienaangaande op een correcte wijze worden geïnterpreteerd. Ook het al dan niet vermelden ten behoeve waarvan werken uit een oudere vergunning werden aangevraagd maakt zonder meer geen deel uit van deze procedure en dient bijgevolg dan ook niet te worden meegenomen in de beschouwing ervan. Ten slotte dient vermelde overheid de aanvraag te beoordelen voornamelijk  op basis van de op de aangeleverde plannen ingegeven informatie; elke andere mogelijke invulling is in die zin hypothetisch en kan dan ook niet in beschouwing worden genomen. Indien er, zoals bij hal 3, onduidelijkheid zou zijn inzake de bestemming, dan kunnen dienaangaande eensluidende voorwaarden worden opgenomen in het eindadvies van de project.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Incorrecte ruimtelijk invulling en overschrijding draagkracht: het is foutief om voor dergelijke invulling zich te baseren op de ingekleurde bestemming van het gewestplan, dat in deze dateert uit 1979 en bijgevolg onvoldoende rekening houdt met de ruimtelijke evolutie. De gewenste bebouwingsdichtheid stemt niet overeen met gelijkaardige zoneringen voor dagrecreatie en is strijdig met dat deel van de beleidsnota van het huidige bestuur, dewelke ontpitting van binnengebieden nastreeft. De voorziene inname zal qua footprint meer dan een hectare innemen, hetgeen de totale draagkracht op een terrein van deze aard zonder meer overschrijdt – van het resterende braakliggende terrein wordt heden een inname van zo’n 39 % voorzien. Gelet op het feit dat de openingsuren naar de avond toe zullen worden uitgebreid, is er in feite geen sprake meer van dagrecreatie. Er is aanvullend daardoor geen sprake van een goede ruimtelijke ordening/invulling.

Beoordeling:

Er bestaat geen gewijzigde wettelijke context dan de richtlijnen van de van kracht zijnde zonering van het gewestplan Antwerpen, die hier zonder meer dagrecreatie toelaat. Er worden dienaangaande echter geen beperkende voorschriften inzake bezetting of dergelijke opgelegd maar de geplande volumetrie is hier verdeeld over 4 nieuwe bouwvolumes, met een footprint variërend tussen 22 x 40 en 63 x 85 m en met een hoogte variërend tussen 3 en 8,50 m qua kroonlijsthoogte en tussen 6,30 en 9 m wat nokhoogte betreft. De nieuwe volumes worden ingeplant op het achterste en heden braakliggende deel van het terrein, met respectievelijke tussenafstanden van 37 m (tussen de bestaande binnenspeeltuin en hal 1), van 6,50 m (tussen hal 1 en hallen 2 en 3), van 3 m (tussen hal 2 en hal 3) en van ± 32 m (tussen hallen 2 en 3 en hal 4). De zijdelingse afstanden ten opzichte van de perceelsgrenzen en aangrenzende percelen zijn achtereenvolgens 3,30 à 6 m (ten aanzien van de Krommestraat), 8,50 m (ten aanzien van de Slijkweg) en 12 à ± 25 m (ten aanzien van de aanpalende eigendommen).

De voorziene footprints (samengeteld zo’n 11.650 m²) kunnen zonder als meer dan ruim beschouwd worden maar enerzijds kan sowieso gesteld worden dat betreffende, op een terrein van nagenoeg 29.000 m², ruimtelijk aanvaardbaar is; een totale inname van ± 40 % is hoedanook niet overdreven te noemen, voornamelijk gelet op het feit dat er geen sprake is van bijvoorbeeld een woonontwikkeling, waarbij doorgaans strengere richtlijnen dienaangaande worden gehanteerd.

Bovendien worden de gehanteerde afstanden tussen en naast betreffende gebouwen voldoende ruim beoordeeld: ruim 24 tot zelfs 30 m ten aanzien van de reeds bestaande gebouwen op het eigen terrein en ten opzichte van de aanpalende percelen (dit met hoogtes die 8,50 m niet overschrijden) – de enige uitzondering doet zich voor ter hoogte van één van de hoeken van hal 2, waar de kortste afstand zo’n 11 à 12 m bedraagt maar, gelet op het feit dat er hier slechts sprake is van een hoogte van zo’n 3 m, is ook hier geen nadelige ruimtelijke impact te verwachten vanwege het bouwvolume. 

De geringere afstanden situeren zich voornamelijk ter hoogte van het openbare domein en tussen de hallen onderling. Voor laatstgenoemde is de nadelige impact te verwaarlozen, dit aangezien de onderlinge afstanden voldoende groot blijven (6 à 7 m tussen gebouwen met een hoogte van ongeveer 8 m) en ruim 3 m voor de lagere constructies (richthoogte: 3 m). Men kan de noodzaak om 3 meter afstand tussen hal 2 en 3 te houden, ten nadele van de afstand van de achterliggende open ruimte, echter wel in vraag stellen. In verhouding tot de omliggende straten is de afstand wel beperkt te noemen (± 3 en 5 m ten opzichte van Krommestraat en zo’n 8 m voor Slijkweg) maar daaromtrent worden wel algemene richtlijnen (inzake voldoende grote afstanden) ten aanzien van zowel het openbare domein als de aanpalende agrarische zonering veelal gerespecteerd. Behalve de positie van hal 3 vormt de noordwestelijke hoek van hal 4 hierop een uitzondering. Daarom zullen de traveeën 1 tot 4  van hal 4 uitgesloten worden uit de vergunning en zullen dus slechts 7 in plaats van 10 traveeën gebouwd mogen worden.

Bijkomend duidt de benaming “dagrecreatie” niet op een specifiek gebruik gedurende de dag maar van een recreatief gebruik (zoals bijvoorbeeld sport) dat ook ’s avonds kan plaatsvinden, dit in tegenstelling tot “verblijfsrecreatie”, dat overnachtingen in hotels en dergelijke beoogt. Er is hier dus louter sprake van een andere vorm van semantiek, dewelke juridisch wel correct is.

Het bezwaar is deels gegrond

  1. Gebrekkige esthetiek: de geplande gebouwen zullen worden opgetrokken door middel van, onder andere rode, recuperatie- en industriële materialen die visueel eerder thuishoren in een industriële zonering maar niet aansluitend aan het hier omliggende woongebied. Omwille van de geplande omvang van het project dient het in feite te worden voorgelegd aan de Kwaliteitskamer van de stad Antwerpen, hetgeen hier niet gebeurd is.

Beoordeling:

Er kan inderdaad worden geargumenteerd dat de gehanteerde materialen, grijs prefabbeton en schrijnwerk, rode en grijze sandwichpanelen en zinken dakgoten en regenwaterafvoeren, in eerste instantie effectief ietwat industrieel aandoen maar de uiteindelijke afweging dienaangaande dient enerzijds gebaseerd te zijn op het feit dat er sprake is van een zonering voor dagrecreatie (waar andere normen gelden dan in bijvoorbeeld het meer algemeen voorkomende woongebied); dienaangaande is het feit dat er aanpalend sprake is van woongebied op zich minder van tel. Er dient dus in eerste instantie gezocht te worden naar een visuele en harmonieuze inpassing in eerstgenoemde zonering en daarvoor is de reeds bestaande en als dusdanig vergunde binnen-speeltuin de belangrijkste referentie, evenals het op het aanpalende terrein aanwezige sportcomplex.

De materialisatie van laatstgenoemden is van een gelijkaardige invulling, namelijk door middel van prefabbeton en sandwichpanelen (laatstgenoemde weliswaar in een andere kleurstelling), en er kan worden geoordeeld dat dit passend is in de huidige en reeds bebouwde context.

Ten slotte voldoet het project niet aan de randvoorwaarden om het voor te leggen aan de Kwaliteitskamer, dit aangezien het daarvoor een minimum aan zichtbaarheid ten aanzien van frequent gebruikt openbaar domein laakt.

Het bezwaar is ongegrond.

  1. Foutief en onvolledige M.E.R.-screening: er werd een dergelijke nota aan het dossier toegevoegd, dit aangezien het project effectief voldoet aan de voorwaarden daarvoor, maar dan wordt voor nagenoeg alle rubrieken vermeld dat ze niet van toepassing zijn – niet alleen is dit laatste tegensprekelijk aan de noodzaak van betreffende nota, er wordt bijkomend ook voorbijgegaan aan de noodzaak betreffende invloeden (zoals geluidsoverlast, mobiliteitstoename, emissie van fijn stof, enz.) op een degelijke wijze te onderzoeken. Dienaangaande is het dossier in se onvolledig.

Beoordeling:

Het is de uitsluitende verantwoordelijkheid van de vergunningverlenende overheid het dossier al dan niet volledig te verklaren en er werd op basis van de aangeleverde informatie en dossierstukken door de bevoegde milieu-instantie geoordeeld dat het document in kwestie wel degelijk op een correcte en beoordeelbare wijze werd aangeleverd. Het feit dat het dossier mogelijks voor interpretatie vatbare gegevens bevat, gaat niet voorbij aan het feit dat het zonder meer werd aangeleverd en dat de verantwoordelijkheid inzake beoordeling geheel bij vermelde instantie gesitueerd is. Dienaangaande werd geoordeeld dat de inhoud ervan mits een aantal op te leggen voorwaarden als voldoende gunstig kan beoordeeld worden.

Het bezwaar is ongegrond.

 

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet is het college van burgemeester en schepenen voor zijn ambtsgebied in eerste administratieve aanleg bevoegd voor volgende aanvragen van:

  1. de gemeentelijke projecten;
  2. andere gevallen dan deze waarvoor de Vlaamse regering of de deputatie bevoegd is.

Aanleiding en context

Er werd een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en schepenen, die behandeld wordt volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

 

Projectnummer:

OMV_2021110904

Gegevens van de aanvrager:

mevrouw Julie Hens met als adres Wiezelo 17 te 2990 Wuustwezel

Gegevens van de exploitant:

mevrouw Julie Hens met als adres Wiezelo 17 te 2990 Wuustwezel

Ligging van het project:

Leugenberg 189-189A te 2180 Ekeren (Antwerpen)

Kadastrale percelen:

afdeling 33 sectie G nrs. 79D, 79E, 79F, 80F, 80G, 81B en 82G

waarvan:

 

-          20200803-0069

afdeling 33 sectie G nrs. 80F, 79F, 79D, 80G, 81B, 82G en 79E (Den Deugeniet)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

de oprichting en exploitatie van 4 gebouwen voor dagrecreatie

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-          22/05/2015: vergunning (2015603) voor het ophogen van een terrein;

-          19/05/2006: vergunning (3186#281) voor het omvormen van een sportcomplex tot binnenspeeltuin.

 

Vergunde/vergund geachte toestand

-          inrichting:

  • met binnenspeeltuin ingericht terrein – het ruimste en achterste deel daarvan is braakliggend.

 

Huidige toestand

-          conform vergunde toestand;

-          vaststelling (ID: 10284), vanwege de Polder van Stabroek, als landschapsatlas-relict (ID: 10284) en als landschappelijk geheel (ID: 135372), in de overgangszone naar de Noorderkempen.

 

Gewenste toestand

-          conform huidige toestand, afgezien van:

  • 4 bijgebouwde recreatiehallen, namelijk:
    • recreatiehal 1: 
      • opgedeeld in 2 speelhallen, met aanhorige cafetaria op de verdieping, bestaande uit 1 bouwlaag onder plat dak met cafetariagedeelte in het midden over 2 bouwlagen onder plat dak;
      • afgewerkt met rode, grijze en lichtgrijze sandwichpanelen, grijs prefabbeton, grijze staalstructuur, lichtgrijze goot in zink en grijs en buitenschrijnwerk in aluminium;
    • recreatiehal 2: 
      • hal voor elektro-indoorkarting met cafetaria, bestaande uit 1 bouwlaag onder licht hellend dak;
      • afgewerkt met grijze en lichtgrijze sandwichpanelen, grijze staalstructuur, lichtgrijze goot in zink en grijs buitenschrijnwerk in aluminium;
    • recreatiehal 3: 
      • speelzaal met cafetaria en opslagruimte voor verhuur, bestaande uit 1 bouwlaag onder licht hellend dak;
      • afgewerkt met grijze sandwichpanelen, grijze staalstructuur, lichtgrijze goot in zink en grijs buitenschrijnwerk in aluminium;
    • recreatiehal 4:
      • open luifel met 10 padelvelden, bestaande uit 1 bouwlaag onder licht hellend dak;
      • afgewerkt met grijze staalstructuur, lichtgrijze sandwichpanelen en lichtgrijze goot in zink;

-          inrichting:

  • het terrein rondom de hallen wordt grotendeels ingericht als parking in waterdoorlatende verhardingen;
  • links op het terrein wordt een buffergracht voor infiltratie van regenwater aangelegd.

 

Inhoud van de aanvraag

-          het bouwen van 4 recreatiehallen, voor verschillende vormen van dagrecreatie;

-          het aanleggen van het terrein, grotendeels als parking in waterdoorlatende verhardingen;

-          het aanleggen van een buffergracht voor de infiltratie van het regenwater.

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 29 september 2006 nam het college akte van de ingedeelde inrichtingen verbonden aan de uitbating van een binnen- en buitenspeeltuin door Den Deugeniet bvba (kenmerk AN2006/282). Omgevingsvergunningsaanvragen met kenmerken OMV_2020100238 en OMV_2021005217 gingen deze aanvraag vooraf maar werden door de exploitant ingetrokken.

 

Inhoud van de aanvraag

De exploitant wenst de speeltuinen uit te breiden met vier bijkomende gebouwen voor dagrecreatie met bijhorende technische installaties.

 

Aangevraagde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

1 m³/uur

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

200 kW

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

100 liter

55.1.1

verticale boringen tot en met een diepte van het dieptecriterium.

1 boring

 

Argumentatie

Voorafgaand aan zijn beslissing neemt het college kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

 

Het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar luidt:

 

Adviezen

 

Externe adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Agentschap Wegen en Verkeer/ AWV - District Antwerpen Vergunningen

28 juli 2021

15 september 2021

Voorwaardelijk gunstig

AQUAFIN NV

28 juli 2021

6 juli 2021

Voorwaardelijk gunstig

Brandweerzone Antwerpen-Zwijndrecht - Hulpverleningszone 1 (Antwerpen)/ Brandweer Zone Antwerpen

28 juli 2021

24 augustus 2021

Voorwaardelijk gunstig

Departement Mobiliteit en Openbare Werken

28 juli 2021

16 augustus 2021

Voorwaardelijk gunstig

FOD Binnenlandse Zaken - ASTRID veiligheidscommissie

28 juli 2021

3 augustus 2021

Voorwaardelijk gunstig

Onroerend Erfgoed

28 juli 2021

5 augustus 2021

Geen advies

Polder Ettenhoven en Muisbroek/ Polder Ettenhoven en Muisbroek

28 juli 2021

21 september 2021

Voorwaardelijk gunstig

Politiezone Antwerpen/ Centrale Preventie

28 juli 2021 

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

 

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie

28 juli 2021

17 augustus 2021

Voorwaardelijk gunstig

Provincie Antwerpen/ Dienst Integraal Waterbeleid

28 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Vlaamse Milieumaatschappij

28 juli 2021

6 augustus 2021

Geen bezwaar

 

Interne adviezen

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen

28 juli 2021

17 augustus 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Business en Innovatie

28 juli 2021

9 augustus 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Klantencontacten en Dienstverlening/ Loket Thema Wonen - huisnummering

28 juli 2021

2 augustus 2021

Ondernemen en Stadsmarketing/ Visit Antwerpen

28 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Stadsbeheer/ Vastgoed/ Ontwikkeling/ Bouwprojecten

28 juli 2021

17 augustus 2021

Stadsontwikkeling/ Mobiliteit

28 juli 2021

16 augustus 2021

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Monumentenzorg

28 juli 2021

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

stadsontwikkeling/ publieke ruimte

28 juli 2021

2 augustus 2021

 

In het kader van deze aanvraag werd een advies van het district Ekeren ontvangen waarin enkele bezorgdheden naar voor kwamen met betrekking tot de ontsluiting van de aanvraag op de Leugenberg, een veilige en vlotte ontsluiting voor fietsers, de parkeerproblematiek en overlast voor de omwonenden in het algemeen. Er werd ook aandacht gevraagd voor het waardevol en watergevoelig poldergebied door onder andere een visuele buffer te voorzien en in te zetten op waterinfiltratie en watercaptatie. 

Deze aspecten werden mee opgenomen in de beoordeling van de aanvraag.


Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een gebied voor dagrecreatie. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie, (Artikel 16 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen).

 

(Het gewestplan kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/gewestplan.)

 

De aanvraag ligt niet in een verkaveling.

 

De aanvraag is in overeenstemming met de bepalingen van het gewestplan.

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Hemelwater: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (verder genoemd verordening hemelwater).
(De verordening hemelwater kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening hemelwater)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening hemelwater op volgende punten:

  • er worden meer hemelwaterputten met een grotere inhoud voorzien dan vereist door de verordening; aangezien de regenwaterputten overlopen, via een infiltrerende afvoerleiding naar een open gracht die als buffer, maar ook als infiltratie dienst doet, kunnen deze grotere putten echter gunstig geadviseerd worden.
  • er wordt een buffervoorziening geplaatst in plaats van een infiltratievoorziening; aangezien deze buffers uitgevoerd worden als een open gracht, na een infiltrerende afvoerleiding, en de gracht zelf ook zal infiltreren, kan dit gunstig geadviseerd worden mits de infiltratie volgens de richtlijnen van de gewestelijke verordening hemelwater voorzien wordt.
     

-          Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid (verder genoemd verordening toegankelijkheid).
(De verordening toegankelijkheid kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening toegankelijkheid)

De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de verordening toegankelijkheid op volgende punten:

  • artikel 15 – Breedte van een looppad (tussen onafgewerkte muren): op de eerste verdieping van recreatiehal 1 is het looppad tussen de tafels en de muur met de keuken ongeveer 1,35 m breed maar wordt er geen vrije en vlakke draairuimte voorzien, minstens elke 10 m, en de gang naar de bergingen van recreatiehal 3 beschikt niet over een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 1,50 m;
  • artikel 20 – Trappen: ook bij de noodtrappen van hal 1 dienen de leuningen voorbij de eerste en de laatste trede minstens 40 cm horizontaal door te lopen, alvorens af te buigen naar de vloer of de wand;
    • artikel 22 – Algemene bepalingen: de deuren naar de keuken en de bergingen van recreatiehal 3 beschikken niet over een breedte van minstens 0,90 m;
    • artikel 26 – Draairichting: de deuren van de aangepaste kleedkamers op het gelijkvloers van recreatiehal 1 draaien niet naar buiten open.

 

Algemene bouwverordeningen

-          Voetgangersverkeer: het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1997 houdende de vaststelling van algemene bouwverordeningen inzake wegen voor voetgangersverkeer (verder genoemd verordening voetgangersverkeer), en de omzendbrief RO/98/2 van 23 maart 1998 betreffende de algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer.
(De verordening voetgangersverkeer kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Verordeningen > verordening wegen voor voetgangersverkeer)
De verordening voetgangersverkeer is niet van toepassing op de aanvraag.
 

Gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen

-          Bouwcode: de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening (verder genoemd bouwcode), definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 28 april 2014 en goedgekeurd bij besluit van de deputatie van de provincie Antwerpen van 9 oktober 2014.
(De bouwcode kan u raadplegen via www.antwerpen.be, zoek op ‘regelgeving bouwen in Antwerpen’)
De aanvraag wijkt af van de bepalingen van de bouwcode op volgende punten:

  • artikel 24 – Minimale lichtinval en minimale luchttoevoer: het kantoor op het gelijkvloers en de keuken op de eerste verdieping van recreatiehal 1, de keuken van recreatiehal 2 en de speelhal/cafetaria en de keuken van recreatiehal 3 hebben geen rechtstreekse openingen om licht en lucht toe te laten;
  • artikel 26 – Afvalverzameling: recreatiehallen 2 en 3 beschikken niet over een afzonderlijke afvalberging;
  • artikel 38 - Groendaken: Het is verplicht om nieuwe daken van meldings- en vergunningsplichtige constructies aan te leggen als een groendak, indien deze daken een helling hebben van minder dan 15° en een oppervlakte hebben van ten minste 20 vierkante meter.
  • artikel 43 – Septische putten: de septische put van recreatiehal 2 heeft een inhoud van 4.200 liter terwijl deze een inhoud van minimaal 8.600 liter dient te hebben en voor recreatiehal 3 wordt een IBA in plaats van een septische put geplaatst;
  • artikel 44 – Vetafscheiders en olieafscheiders: de cafetaria’s van recreatiehallen 2 en 3 dienen het afvalwater via een vetafscheider te lozen en de niet-overdekte parking moet voorzien worden van een olieafscheider.

 

Sectorale regelgeving

-          MER-screening: de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag, beslist of er een project-MER moet worden opgesteld. De betrokken overheid doet dat op het ogenblik van de beslissing over de ontvankelijk- en volledigheid van de vergunningsaanvraag of, bij gebreke daaraan, binnen 90 dagen na de datum van ontvankelijk- en volledigheid.
Rekening houdend met de kenmerken van de aanvraag en zijn omgeving wordt geoordeeld dat de mogelijke milieueffecten van het project niet aanzienlijk zijn.

-          Watertoets: overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid dient een vergunningsaanvraag onderworpen te worden aan de zogenaamde watertoets.
Voor de aspecten gewijzigd overstromingsregime en gewijzigde infiltratie naar het grondwater wordt verwezen naar het advies van de waterbeheerder.

-          Vlaamse codex Wonen van 2021: Gecodificeerde decreten over het Vlaamse woonbeleid, gecodificeerd op 17 juli 2020.
(De kwaliteitsnormen voor woningen, die in uitvoering van de Vlaamse codex Wonen van 2021 zijn opgemaakt, kan u raadplegen via www.wonenvlaanderen.be, zoek op “besluit Vlaamse codex van 2021”)
De aanvraag valt niet onder het toepassingsgebied van de Vlaamse codex Wonen van 2021.

-          Rooilijndecreet: het decreet van 8 mei 2009 houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen
(Het Rooilijndecreet kan u raadplegen via https://omgeving.vlaanderen.be/, ga naar Decreten en uitvoeringsbesluiten > Decreet houdende vaststelling en realisatie van de rooilijnen)
Het Rooilijndecreet is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Beoordeling afwijkingen van de voorschriften

Er zijn geen gegronde redenen om af te wijken van de geldende voorschriften, tenzij hoger anders vermeld werd.

 

Functionele inpasbaarheid

De aanvraag voorziet de uitbreiding van een bestaande binnen-kinderspeeltuin met 4 bijkomende hallen, voor diverse recreatiebestemmingen, zoals bijvoorbeeld een trampoline-hal en indoor-karting, en gelet op de ligging van het gehele project binnen een voldoende ontwikkelde zonering, specifiek voor dagrecreatie (volgens het gewestplan Antwerpen), is er in deze dan ook  sprake van een correcte functionele inpasbaarheid.

 

Schaal - ruimtegebruik – bouwdichtheid

De geplande volumetrie is verdeeld over 4 nieuwe bouwvolumes, met een footprint variërend tussen 22 x 40 en 63 x 85 m en met een hoogte variërend tussen 3 en 8,50 m qua kroonlijsthoogte en tussen 6,30 en 9 m wat nokhoogte betreft. De nieuwe volumes worden ingeplant op het achterste en heden braakliggende deel van het terrein, met respectievelijke tussenafstanden van 37 m (tussen de bestaande binnenspeeltuin en hal 1), van 6,50 m (tussen hal 1 en hallen 2 en 3), van 3 m (tussen hal 2 en hal 3) en van ± 32 m (tussen hallen 2 en 3 en hal 4). De zijdelingse afstanden ten opzichte van de perceelsgrenzen en aangrenzende percelen zijn achtereenvolgens 3,30 à 6 m (ten aanzien van de Krommestraat), 8,50 m (ten aanzien van de Slijkweg) en 12 à ± 25 m (ten aanzien van de aanpalende eigendommen).

De voorziene footprints (samengeteld zo’n 11.650 m²) kunnen zonder als meer dan ruim beschouwd worden maar enerzijds kan sowieso gesteld worden dat betreffende, op een terrein van nagenoeg 29.000 m², ruimtelijk aanvaardbaar is; een totale inname van ± 40 % is hoedanook niet overdreven te noemen, voornamelijk gelet op het feit dat er geen sprake is van bijvoorbeeld een woonontwikkeling, waarbij doorgaans strengere richtlijnen dienaangaande worden gehanteerd.

Bovendien worden de gehanteerde afstanden tussen en naast betreffende gebouwen in de meeste gevallen voldoende ruim beoordeeld: ruim 24 tot zelfs 30 m ten aanzien van de reeds bestaande gebouwen op het eigen terrein en ten opzichte van de aanpalende percelen (dit met hoogtes die 8,50 m niet overschrijden) –  een uitzondering doet zich voor ter hoogte van één van de hoeken van hal 2, waar de kortste afstand zo’n 11 à 12 m bedraagt maar, gelet op het feit dat er hier slechts sprake is van een hoogte van zo’n 3 m, is ook hier geen nadelige ruimtelijke impact te verwachten vanwege het bouwvolume. Ook de noordwestelijke hoek van hal 4 komt erg dicht bij het achterliggende agrarische gebied. Daarom zullen de traveeën 1 tot 4  van hal 4 uitgesloten worden uit de vergunning en zullen dus slechts 7 in plaats van 10 traveeën gebouwd mogen worden.

 In verhouding tot de omliggende straten is de afstand wel beperkt te noemen (± 3 en 5 m ten opzichte van Krommestraat en zo’n 8 m voor Slijkweg) maar daaromtrent worden wel algemene richtlijnen (inzake voldoende grote afstanden) ten aanzien van zowel het openbare domein als de aanpalende agrarische zonering gerespecteerd.

Gelet op bovenstaande is het advies inzake schaal en ruimtegebruik dan ook  onder voorwaarden gunstig.

 

Visueel-vormelijke elementen

De gehanteerde materialen, grijs prefabbeton en schrijnwerk, rode en grijze sandwichpanelen en zinken dakgoten en regenwaterafvoeren, doen in eerste instantie ietwat industrieel aan maar de uiteindelijke afweging dienaangaande dient enerzijds gebaseerd te zijn op het feit dat er sprake is van een zonering voor dagrecreatie (waar andere normen gelden dan in bijvoorbeeld het meer algemeen voorkomende woongebied); dienaangaande is het feit dat er aanpalend sprake is van enerzijds woongebied anderzijds agrarisch gebied minder van tel. Er dient dus in eerste instantie gezocht te worden naar een visuele en harmonieuze inpassing in eerstgenoemde zonering en daarvoor is de reeds bestaande en als dusdanig vergunde binnenspeeltuin de belangrijkste referentie, evenals het op het aanpalende terrein aanwezige sportcomplex.

De materialisatie van laatstgenoemden is van een gelijkaardige invulling, namelijk door middel van prefabbeton en sandwichpanelen (laatstgenoemde weliswaar in een andere kleurstelling), en er kan  worden geoordeeld dat dit passend is in de huidige en reeds bebouwde context. 

Het advies voor dit deelaspect is  gunstig.

 

Cultuurhistorische aspecten

Er werd in het kader van de ligging van het perceel in waardevol gebied advies ingewonnen bij de bevoegde dienst Monumentenzorg en het bekomen advies luidt als volgt:

 

“Het perceel waarop de aanvraag betrekking heeft is gelegen in een vastgestelde “ankerplaats”, meer bepaald de “Polder van Stabroek, met overgangszone naar de Noorderkempen”, die zich uitstrekt over de gemeenten Stabroek, Kapellen en Antwerpen (district Ekeren).

Het dossier bevat slechts summiere informatie om de gevolgen van het project op de erfgoedwaarde van de vastgestelde ankerplaats te kunnen beoordelen. De beschrijvende nota stelt dat de open gracht als barrière maar ook als landschappelijk en kwalitatief ecologisch element fungeert om de landschappelijke kwaliteiten van het polderlandschap te vrijwaren, waarbij de beplanting van de wal de overgang naar het polderlandschap zal voortbrengen.

Er lijkt alvast weinig aandacht voor een oordeelkundige inplanting van de bebouwing en de landschappelijke kwaliteiten van de rand, welke zo veel mogelijk dienen aan te sluiten bij het bestaande karakter. De geplande volumes zijn daarentegen erg overheersend en de architecturale uitwerking houdt geen rekening met een inpassing in de natuurlijke omgeving. Verder is het perceel overwegend verhard, waardoor de natuurwaarde volledig verloren gaat. Uit het plan blijkt evenmin hoe de groene buffer naar de ankerplaats zal uitgewerkt worden. Er is te weinig ruimte voorzien om deze buffer in te planten.”

 

Om dezelfde reden werd advies gevraagd aan de dienst Onroerend Erfgoed van het Vlaams Gewest. Zij achten het niet noodzakelijk advies te verlenen. Het kan ook niet de bedoeling zijn dat het statuut van het omringend landschap de ontwikkelingen op het perceel, indien in overeenstemming met de bestemmingen van die zone, hypothekeert. Anderzijds is wel vast te stellen dat meer afstand en een grotere buffer ten opzichte van dit waardevol polderlandschap, wenselijk zou zijn. Het zou beter zijn wanneer hal 3 en hal 2 gekoppeld uitgevoerd zouden worden, om aldus daar de afstand te vergroten, maar het is in ieder geval niet wenselijk dat de hoek van hal 4 zo dicht bij de perceelgrenzen komt. Bovendien zou bijkomende open ruimte meer mogelijkheden bieden naar watercaptatie, buffering of infiltratie. Daarom zullen Daarom zullen de traveeën 1 tot 4  van hal 4 uitgesloten worden uit de vergunning en zullen dus slechts 7 in plaats van 10 traveeën gebouwd mogen worden.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

Zowel de inrichting van het toekomstige openbare domein als de ontsluiting van de nieuwe functies, met bijhorende parkeerfaciliteiten, op de bestaande gewestweg, zijn niet conform de inrichtingsprincipes van de stad Antwerpen. 

Het nieuwe openbare domein werd namelijk niet ingericht als een (collectief bruikbare) openbare ruimte, maar eerder als een geprivatiseerde ontsluiting van het achterliggend perceel. De inrichting van het nieuwe openbare domein houdt te weinig rekening met de ontsluiting van de overige aanliggende percelen.  De bereikbaarheid van de naastliggende percelen en de erfdienstbaarheid dienen behouden te worden. Ook de grens tussen het openbare domein en het private perceel is niet leesbaar aan de hand van  het voorgestelde inrichtingsplan. Een deel van de private wegenis en de parkeerplaatsen lopen over in het openbare domein en een deel daarvan wordt ingezet in functie van de private interne verkeerscirculatie.

De ontsluiting van het voorliggende bouwproject, alsook het perceel ten zuiden, gebeurt bij voorkeur op één gebundelde in- en uitgang naar het (toekomstige) openbare domein.

Zowel de inrichting van het private perceel als de aansluitingen op het achtergelegen openbare domein (Krommestraat en Slijkweg) vormen geen leesbaar geheel. De (optionele) fietsverbinding tussen Leugenberg en Krommestraat verloopt over privaat terrein. Ook wordt er een fietspad noord/zuid voorzien van de  Slijkweg naar de Leugenberg en de eigenaars van de grond ten zuiden zouden deze nog door kunnen trekken tot aan het rond punt. Deze fietsdoorsteek zal enkel gebruikt kunnen worden op momenten dan de desbetreffende functies open zijn. Buiten de sluitingsuren is er geen doorgang mogelijk en ook niet nodig.  Doorgaande fietsers kunnen steeds gebruik maken van  het fietspad op de gewestweg of fietsen op de landweg Krommestraat. Het noord-zuid fietspad op het perceel van de aanvrager heeft dus louter een functie voor de bereikbaarheid van de recreatieve functies. Door dit te voorzien kunnen gebruikers veilig, los van het autoverkeer, tot aan de verschillende hallen fietsen en daar in stallingen hun fiets achterlaten. Dit geeft een hoge verkeersveiligheid en groot comfort voor zij die met de fiets komen. De brandweg, die uitkomt op de Slijkweg, dient zodanig aangelegd en gematerialiseerd te worden, dat deze verbinding leesbaar is voor de gebruikers en dat door de inrichting ervan geen aanleiding ontstaat tot ongewenst gedrag of een mogelijke ontsluiting voor auto's aan deze zijde.

Rekening houdende met de verkregen adviezen is er een aangepast plan  van de toegangsweg opgemaakt dat als voorwaarde (plan “in_ROOD”) zal meegegeven worden ter uitvoering.

De krachtlijnen zijn:

  • Één centrale weg met naastliggend een fietspad
  • Op deze centrale weg sluit ten noorden het perceel van voorliggende aanvraag, ten zuiden het andere achterliggende recreatieperceel
  • Het fietspad loopt ten einde van deze nieuwe weg en splits dan op naar het noorden en het zuiden.
  • Rondom de weg komen groenstroken met bomen.
  • Er wordt een duidelijke grens bepaald tussen deze nieuwe weg en de percelen ten noorden en ten zuiden
  • Deze nieuwe grens bepaalt ook welke delen van de grond openbaar domein worden.
  • Op de nieuwe perceelsgrens dient een afscheiding van 2m voorzien te worden, alsook poorten bij de ingangen, om zo de private percelen af te kunnen sluiten.
  • De nieuwe weg, tot tegen de nieuwe perceelgrenzen worden kosteloos overgedragen aan de lokale overheid, die deze zal opnemen in het lokaal openbaar domein.
  • Het nieuwe openbaar domein dient aangelegd te worden volgens de regels van de lokale overheid, aangezien zij na overdracht zullen instaan voor het onderhoud van deze weg.

Gelet op bovenstaande zal dan ook een aangepast inrichtingsplan als voorwaarde bij het eindadvies worden gevoegd. De bouwheer zal bijgevolg vóór de aanvang van de werken contact dienen op te nemen met de dienst Stadsontwikkeling (Beheer & Onderhoud, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen, 03/338.84.07, projectcoördinator district Ekeren) voor de concrete uitvoering van betreffende wegdeel; (zowel bovenbouw, als onderbouw, nutsvoorzieningen, uitrusting e.d.).

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

Het algemene principe is dat een omgevingsvergunningsaanvraag in vele gevallen een parkeerbehoefte genereert. Om te vermijden dat de parkeerbehoefte (geheel of gedeeltelijk) wordt afgewenteld op het openbaar domein, dient het parkeren maximaal op eigen terrein te worden voorzien. Dit is het zogenaamde POET principe (Parkeren Op Eigen Terrein).

 

De parkeer- en stallingsnormen uit de tabel van artikel 30 van de bouwcode, herzien op 1 maart 2018, dienen te worden nageleefd bij nieuwbouw, herbouw, verbouwing, functiewijziging, volume-uitbreiding en wijzigen van het aantal wooneenheden. Wie niet op eigen terrein voorziet in de werkelijke parkeerbehoefte, dient hiervoor een compensatie te betalen.

 

Voorliggende aanvraag genereert een werkelijke parkeerbehoefte van 523 parkeerplaatsen.

 

De aanvraag betreft de oprichting en exploitatie van 4 gebouwen voor dagrecreatie. 

Dit advies is op basis van een uitgebreid voortraject tot stand gekomen, tussen de dienst Mobiliteit en de aanvrager. 

 

De parkeerbehoefte wordt bepaald op de uitbreiding van de bestaande exploitatie voor dagrecreatie. Er worden 4 extra gebouwen opgericht.

 

De parkeerbehoefte werd berekend aan de hand van de normen van de CROW, OVG (Onderzoeks Verplaatsingsgedrag Vlaanderen), de kencijfers aangereikt door het studiebureau en de demografische kenmerken van de omgeving.

 

Kencijfers

De gebruikte kencijfers naar modal split toe zijn minder optimistisch dan het OVG 5,5, alsook de doelstellingen van de stad Antwerpen. Dit heeft te maken met de demografische ligging van de site. Gezien het gaat om activiteiten waar het vooral zal gaan over ouders die kinderen afzetten, kiezen we voor een hoger autogebruik, tot 90 % bij de bestaande functie en 80 % bij de toekomstige functies. Deze verandering heeft te maken met het doelpubliek dat ouder is en dus meer zelfstandig met duurzamere modi naar de site kan rijden. 

 

Combinatiefactoren

In de mobiliteitsstudie werd niet gewerkt met combinatiefactoren. De reden hiervoor is dat de functies op gelijke momenten hun piekbezetting hebben en er dus geen mogelijkheden zouden zijn tot combinatiegebruik. 

 

Kiss & Ride

Gezien er veel ouders hun kinderen zullen brengen naar de site, was het voor de dienst Mobiliteit ook noodzakelijk om dit te faciliteren via Kiss & Ride-parkeerplaatsen. Op deze manier faciliteren we de ouders die hun kinderen komen afzetten en weer wegrijden en zorgen we dat dit op een veilige manier plaatsvindt. Studiebureau MINT berekende dat 1 parkeerplaats Kiss & Ride tot wel 4 gewone parkeerplaatsen kan compenseren. In totaal zijn er 6 parkeerplaatsen voor Kiss & Ride aangelegd. Vanuit de stad Antwerpen zijn we van oordeel dat elke Kiss & Ride-parkeerplaats als 1 parkeerplaats telt, gezien foutief gebruik moeilijk te handhaven is.

 

Bestaande Deugeniet

Er zijn geen logische looplijnen voorzien op de parking. Dit is op te lossen met bijkomend groen en markeringen. Extra groen is ook noodzakelijk om het onnodig verharde deel weg te halen en zo wildparkeren te voorkomen. Bijkomend de vraag om alle voetpaden in hetzelfde materiaal aan te leggen om uniformiteit te brengen. Op deze manier geef je veiligheid aan de kinderen.

 

Snelheidsremmende maatregelen

In de voorbespreking werd steeds gevraagd om te zorgen voor snelheidsremmende maatregelen op het eigen terrein, zeker op het rechte stuk onder recreatiehal 1. Hier hebben we een rechte baan die 6 m breed is, gezien de aanwezigheid van parkeren. Gezien de aanwezigheid van vele kinderen en zwakke weggebruikers, hadden we gevraagd om hier door middel van plaatselijke rijbaankussens te werken. Hiermee remmen we de snelheid, maar verliezen we toch niet veel parkeerplaatsen. 

 

Parking onder padelvelden

Terugdraaipunt & rijrichting aanduiden op het stukje parking onder padelvelden. 

Definitief aanleggen in grasbetontegels (zie stukje nuttige parkeerplaatsen).

 

Breedte van de parkeerplaatsen

Uit de mobiliteitsstudie blijkt dat er momenteel veel problemen zijn met foutief parkeren aan de bestaande speelhal. Personen die bijvoorbeeld 2 vakken innemen, omdat ze anders hun kinderen niet veilig uit de wagen kunnen nemen. Dit heeft te maken met het doelpubliek van de bestaande site, namelijk jonge kinderen, leeftijd lagere school en jonger. Om dit te vermijden hebben we samen met de aanvrager besloten om de bestaande parkeerplaatsen aan de kinderspeeltuin te verbreden naar 2,70 m. Voor de rest van de parking geldt de reguliere parkeerplaatsbreedte van 2,50 m.

 

Laadpunten voor elektrische wagens

In de voorbespreking werd meegegeven dat vanuit de stad Antwerpen we per 10 parkeerplaatsen een laadpunt willen voor elektrische wagens, volgens de normen van de bouwcode. In de mobiliteitsstudie staat dat de gemiddelde verblijfsduur ongeveer 3 uur is voor de speelhallen. Dit is al een aanzienlijke tijd om een elektrische wagen te laten tanken. Het voorzien van elektrische laadpunten is dus een aantrekkingsfactor voor de site. 

Op de huidige plannen zijn er 11 laadpunten ingetekend. 1 elektrisch laadpunt per 10 parkeerplaatsen wil zeggen dat 10 % van de parkeerbehoefte van 523 parkeerplaatsen uitkomt op 52 elektrische laadpunten. 

Dit voorzien, zou echter een overschatting zijn van de noodzaak aan elektrische laadpunten. Op deze manier verliezen we potentieel werkelijke noodzakelijke parkeerplaatsen voor bezoekers. Op deze manier zou de parkeerbehoefte van de site stijgen en de capaciteit overstijgen, waardoor we wildparkeren krijgen in de omgeving. Dit willen we vermijden. 

 

Om deze reden stellen we voor om af te wijken van de regel 10 % van de plaatsen voor elektrisch laden en stellen we voor om de helft, namelijk 5 % van de plaatsen (26) te voorzien van elektrische laadpunten. Deze moeten strategisch geplaatst worden bij de hallen met volgende verdeling:

-          10 aan de bestaande kinderspeeltuin Den Deugeniet

-          10 aan de recreatiehal 1 achteraan

-          6 bij het padelgedeelte.

 

 

De werkelijke parkeerbehoefte is 523. Voor de berekening van de totale parkeerbehoefte verwijzen we naar de mobiliteitsstudie. De stad Antwerpen volgt de aanvrager niet in zijn parkeerbehoeftebepaling. Voor de bestaande Deugniet werd door de aanvrager een parkeerbehoefte van 212 bepaald + 10 parkeerplaatsen voor kortparkeren, gelijkend aan de huidige situatie. Er werd vastgesteld dat de huidige parkeerdruk op de site te hoog is en voor overlast zorgt. Daarom werd er bepaald om 252 parkeerplaatsen op te leggen als bestaande parkeerbehoefte. De extra 40 komen van de compensatie van de kortparkeerplaatsen. De berekening is als volgt: 1 plaats voor kortparkeren compenseert 4 gewone parkeerplaatsen. Verder komt dit ook uit de observatie van de huidige exploitatie, die aantoont dat er een tekort is aan parkeercapaciteit op het terrein.

Voor de nieuwe functies parcours, trampoline, enzovoort, werd bepaald dat de autobezettingsgraad niet realistisch bepaald werd. Deze werd in de studie gezet op 2,5. Vanuit de stad zijn we van oordeel dat 1,9 een meer realistisch cijfer is, gebaseerd op beredeneerde aannames naar het bezoekersprofiel en de aangeleverde gegevens. Er werd tevens ondermaatse argumentatie gegeven voor het aangeleverde kencijfer. Het kencijfer van de stad Antwerpen komt uit het OVG. 

Ook de aangeleverde parkeerbehoefte voor de Tin Soldiers werd niet accuraat geacht, gezien slechte onderbouwing. De opgelegde 24 parkeerplaatsen zijn bepaald aan de hand van een combinatie van het OVG, de kencijfers van de stad en de aangeleverde cijfers van het studiebureau.


De hierboven aangehaalde aandachtspunten en bezorgdheden worden, voor zover er niet aan tegemoet gekomen werd in de aanvraag, opgenomen in voorwaarden en/of op de toegevoegde plannen “_in_ROOD”

 

De plannen voorzien in 550 nuttige autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Er worden meer nuttige parkeerplaatsen voorzien dan er noodzakelijk zijn in de huidige aanvraag. 

Dit biedt dus nog een kleine buffer ten opzichte van de gevraagde 523 parkeerplaatsen die de werkelijke parkeerbehoefte inhoudt.

 

Het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 523.

 

Dit aantal is toereikend.

 

Het (bijgestelde) aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt dan 523 – 523 = 0.

 

Het aantal ontbrekende autostal- en autoparkeerplaatsen bedraagt 523 – 550 = -27 -> 0.

Dit is het verschil tussen het aantal autostal- en/of autoparkeerplaatsen volgens de werkelijke parkeerbehoefte en het aantal te realiseren autostal- en autoparkeerplaatsen.

 

Echter kan de berekende parkeerbehoefte van het nieuwe project worden verminderd met het aantal parkeerplaatsen van de laatst vergunde toestand dat reeds afgewenteld werd op het openbaar domein. Dit op voorwaarde dat realisatie niet mogelijk is. 

 

Gezien de aanvraag een gehele reorganisatie betreft van het parkeergebeuren, werd de huidige situatie mee in rekening genomen. Uit observaties bleek dat de huidige parkeervoorziening voor de site niet voldoende is voor de parkeervraag. De bestaande site werd bijgevolg opgenomen binnen de parkeerbehoefte van de huidige aanvraag. 

 

Het aantal ontbrekende autostal- en/of autoparkeerplaatsen wordt belast op basis van het belastingreglement op de omgevingsvergunning van 17 december 2019. In deze aanvraag is dit dus van toepassing op 0 plaatsen.

 

 

Fietsvoorzieningen: 

Er worden 251 fietsparkeerplaatsen voorzien binnen de huidige aanvraag. Dit voldoet aan de fietsparkeerbehoefte van de site.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

De exploitant baat in en rond een hal een binnen- en buitenspeeltuin uit gekend als “Den Deugeniet” die zich richt op jonge kinderen tot circa 8 jaar. Om daarnaast ook oudere kinderen en scholieren te kunnen aanspreken, wenst de exploitant het aanbod uit te breiden. Het bestaande gebouwencomplex met een oppervlakte van circa 3.670 m² wordt uitgebreid met vier nieuwe gebouwen op een perceel ten westen en noordwesten van de bestaande speelhal, gelegen in een zone voor dagrecreatie volgens het gewestplan. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 26.600 m². Er worden vier nieuwe losstaande gebouwen voorzien:

  • recreatiehal 1 (5.182 m²) wordt opgedeeld in twee zalen, beide voorzien van speel-, spring- en klimtoestellen. Op de verdieping in het centrale deel bevindt zich een cafetaria. De activiteiten zijn een toevoeging aan deze van de bestaande binnenspeeltuin, evenwel gericht naar oudere kinderen tot tieners.
  • recreatiehal 2 (2.635 m²) wordt ingericht met een circuit voor elektrocarts met een cafetaria.
  • recreatiehal 3 (875 m²) wordt opgericht als multifunctioneel gebouw voor verhuur aan verenigingen en de opslag van eigen materiaal;
  • recreatiehal 4 (2.864 m²) is een open luifel waaronder 10 openlucht padelvelden voorzien worden. 

De indoorspeeltuinen, indoor-karting, het multifunctioneel gebouw en de padelvelden betreffen autonome uitbatingen. 

De activiteiten zijn een aanvulling op de bestaande speeltuin en vormen een autonoom geheel gericht naar oudere kinderen en tieners (8 – 18 jaar). Volgens de exploitant zullen volgende ingedeelde inrichtingen van toepassing zijn op het volledige project:

  • Lozen van huishoudelijk afvalwater: Het afvalwater afkomstig van gebouw 1 en 2, geschat op 1.500 m³/jaar, wordt geloosd in de riolering van de Leugenberg via lozingspunt 2. Het betreft huishoudelijk afvalwater afkomstig van toiletten, lavabo’s, het reinigen van het gebouw, de cafetaria’s en de keuken. Zwart water wordt voorbehandeld in septische putten. Het afvalwater afkomstig van het cafetaria en de keuken van gebouw 1 wordt voorbehandeld in een vetvanger. De aanvrager wil gebouw 3 niet aansluiten op de riolering. Een lozingspunt in de Slijkbeek wordt voorgesteld, na behandeling van het huishoudelijke afvalwater in een individuele waterbehandelingsinstallatie (IBA). Het lozen van afvalwater in de Slijkbeek is verboden wanneer de openbare weg voorzien is van een openbare riolering (artikel 4.2.1.3§3 van Vlarem II). Er wordt niet gemotiveerd waarom hiervan afgeweken wordt in het project, noch lijkt het technisch onmogelijk er aan te voldoen. Het afvalwater moet mee aangesloten worden op het lozingspunt 2 zodat het mee afgevoerd wordt naar het RWZI Antwerpen-Noord.
  • Koelinstallaties, warmtepompen en airco’s: Het totaal vermogen dat geïnstalleerd zal worden in de bestaande en de nieuwe gebouwen is nog niet gekend. Een gedetailleerde berekening moet volgen na uitwerking van de technieken. Zoals in het bestaande gebouw zullen ook koel- en vriescellen geplaatst worden in de nieuwe cafetaria’s en keuken voor het bewaren van voedsel en dranken. De gebouwen zullen verwarmd worden met warmtepompen van het type lucht-lucht of lucht-water. De exploitant vraagt een vermogen van 200 kWel. Van zodra een volledig beeld gekend is van de technische installaties moet de vergunning aangepast worden zodat ten laatste voor de start van de exploitatie deze in overeenstemming is met de werkelijk geplande situatie. De dakoppervlakte die ontstaat door de bouw van recreatiehal 1, 2 en 3 biedt opportuniteit tot het plaatsen van zonnepanelen. Aangezien met warmtepompen gewerkt wordt en deze duurzaam zijn wanneer hernieuwbare energiebronnen aangewend worden, wordt gevraagd de beschikbare dakoppervlakte te gebruiken om tenminste voldoende zonnepanelen te plaatsen om te voorzien in de energievraag van de warmtepompen, airco’s en koelinstallaties.
  • Stookinstallatie: De stookinstallatie van 350 kW voor het bestaande gebouw blijft behouden.
  • Opslag stookolie: de bestaande opslag van 8.000 liter mazout in functie van de verwarming van het bestaande gebouw blijft ongewijzigd. De exploitant geeft voor deze opslag rubriek 6.4.1 op, terwijl rubriek 17.3.2.1.1°b) van toepassing is. Dit kan in het besluit aangepast worden zonder het openbaar onderzoek te schaden.
  • Boringen: een boring tot op een diepte van 119 meter wordt gevraagd om de kringleiding voor de bovengrondse hydranten te voeden met grondwater. De waterleiding aan de site heeft momenteel niet de gevraagde diameter van 150 mm. Een waterleiding met een diameter van 150 mm is wel voorhanden ter hoogte van de Leugenberg. De virtuele boring toont dat de Boomse klei (bodemlaag Boom Aquitard) zich situeert tussen 42 m-mv en 133 m-mv. Een grondwaterwinning uit deze laag is niet mogelijk. De exploitant vraagt een rubriek voor boringen aan, terwijl het een grondwaterwinning betreft. De grondwaterwinning wordt ingedeeld in klasse 1 (rubriek 53.7). De deputatie is hiervoor bevoegd. Het betreft daarnaast een laagwaardige toepassing waarvoor een alternatief onder de vorm van leidingwater aanwezig is. De boring en het voeden van de bovengrondse hydranten wordt uitgesloten van de vergunning.

De aanvrager geeft aan dat in gebouw 2 een circuit voor elektrisch aangedreven karts zal ingericht worden. De rubriek 12.3.2° voor accumulatoren wordt niet aangevraagd voor het project (opladen batterijen). De locatie van accumulatoren is niet aangeduid op het plan. Aangezien laadtoestellen voor batterijen een specifiek brandrisico kunnen inhouden en specifieke brandblusmiddelen vereisen, is dit ook voor het advies van de brandweer van belang. De exploitant dient voor de start van de exploitatie een aanpassing van de vergunning te vragen zodat de technische installaties voor het laden van de batterijen mee opgenomen worden in de vergunning. De brandblusmiddelen dienen in overleg met de brandweer afgestemd te worden op de accumulatoren.

Verkeer/mobiliteit

De inrichting zal beschikken over één toegangspoort voor voertuigen en een gemeenschappelijke parking voor in totaal 578 personenwagens, waarvan 78 als reserve worden aangelegd. Ten opzichte van de bestaande situatie is dit een toename met 348 plaatsen. De  site wordt ontsloten via een dubbelrichtingstraat naar de drukke gewestweg Leugenberg. De exploitant is zich bewust van het moeilijke verkeersvraagstuk maar reikt geen oplossingen aan. Dat is opmerkelijk aangezien zonder de huidige en toekomstige uitbating er veel minder sprake zou zijn van een probleem. De exploitant zegt in overleg met het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) een voorstel voor de verkeersafwikkeling te hebben uitgewerkt. AWV geeft een voorwaardelijk gunstig advies. Voor de beoordeling van het aspect mobiliteit wordt verwezen naar het subadvies van de stedelijke dienst Mobiliteit. 

De afstand van de padelvelden tot de dichtstbij gelegen woningen lijkt voldoende. Het risico op geluidshinder is beperkt. 

 

Conclusie

De verwachte directe risico’s en effecten op mens en milieu als gevolg van het gevraagde project zijn aanvaardbaar. Het betreft, met uitsluiting van de negatief geadviseerde grondwaterwinning, uitsluitend klasse 3 rubrieken, die normaal weinig hinder veroorzaken mits de algemene en sectorale voorwaarden nageleefd worden. De uitbreiding van de exploitatie zal op de lokale verkeerssituatie wel een negatieve impact hebben. Er bestaat verder aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen om de hinder op mens en milieu te beperken.

 

Advies aan het college

 

Advies over de stedenbouwkundige handelingen

Aan het college wordt voorgesteld om voor de stedenbouwkundige handelingen de omgevingsvergunning te verlenen onder voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2. de invulling van elk van de gebouwen kan slechts plaatsvinden met een bestemming voor dagrecreatie – laatstgenoemde geldt evenzeer voor recreatiehal 3, waarvan de invulling in het kader van deze aanvraag eerder onduidelijk te noemen is; iedere wijziging die een impact heeft op de exploitatie en de bezettingsgraad, ook niet-vergunningsplichtige wijzigingen en vrijgestelde wijzigingen, is verboden;

3. de lokalen op de eerste verdieping van recreatiehal 1 en de gang naar de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 15 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake de vrije breedte van looppaden;

4. de leuningen van de noodtrappen van recreatiehal 1 dienen te voldoen aan artikel 20 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake de correcte inrichting van trappen;

5. de deuren naar de keuken en de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 22 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake vrije doorgangsbreedte van deuren;

6. de deuren naar de keuken en de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 22 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake vrije doorgangsbreedte van deuren;

7. de deuren van de aangepaste kleedkamers op het gelijkvloers van recreatiehal 1 dienen naar buiten open te draaien, overeenkomstig artikel 26 van de verordening integrale toegankelijkheid;

8. recreatiehallen 2 en 3 dienen intern te worden voorzien van een voldoende grote afvalberging, overeenkomstig artikel 26 van de Antwerpse bouwcode;

9. recreatiehal 2 dient te worden voorzien van een septische put met een inhoud van minimaal 8.600 liter, net zoals recreatiehal 3 dient te worden voorzien van een voldoende grote septische put, in plaats van het voorziene I.B.A.-systeem (individuele behandeling afvalwater), overeenkomstig artikel 43 van de Antwerpse bouwcode;

10. bij de cafetaria’s van recreatiehallen 2 en 3 dient de lozing van het afvalwater te gebeuren via een vetafscheider – het geheel van de niet-overdekte parking dient te worden voorzien van een olie-afscheider;

11. er dienen in totaal 26 elektrische oplaadpunten te worden voorzien voor elektrische auto’s, namelijk 10 ter hoogte van de bestaande binnenspeeltuin (vooraan op het terrein), 10 ter hoogte van het achterste deel van de nieuwe recreatiehal 1 en 6 ter hoogte van het padel-gedeelte (aan de zijde van de Slijkweg);

12. voor de individuele RECA-functies zullen in vereist geval de nodige HORECA-vergunningen moeten worden bekomen;

13. voor de overdekte buitenruimtes, ter hoogte van de inkomzones van de verschillende hallen, dienen de nodige akoestische maatregelen te worden getroffen om eventuele geluidsoverlast zo beperkt mogelijk te houden;

14. alle (nieuwe) parkeerplaatsen zijn aan te leggen door middel van grasdals, inclusief de overflowparking;

15. er dient gezorgd te worden voor uniformiteit in de aanleg van alle voetpaden; de overgangen voetpad/rijbaan op de verschillende wandelroutes dienen integraal toegankelijk te zijn voor rolstoelen, kinderwagens, etc. korte hellingen zijn niet toegelaten aangezien deze niet zelfstandig genomen kunnen worden met een rolstoel; meer info hoe best overgangen aan te leggen kan terug gevonden worden in het draaiboek Openbaar domein van de stad Antwerpen;

16. de missing link van het fietspad vóór recreatiehal 1 dient te worden aangeduid met markeringen, niet door middel van het aanbrengen van louter kleur. Bezoekers van de site dienen erop geduid te worden dat er fietsers kunnen rijden maar fietsers mogen niet de indruk krijgen dat ze zonder meer voorrang zouden hebben;

17. er dient voorzien te worden in de aanleg van snelheidremmende maatregelen aan de zuidzijde van recreatiehal 1, via rubberen snelheidsremmers (2 per segment van betreffend parkingdeel);

18. er moet een terugdraaipunt (inclusief de vereiste signalisatie inzake rijrichting) worden voorzien bij de parking van de padel-velden; 

19. tussen recreatiehal 1 en 2 dient een brandweerpaaltje te worden geplaatst, aan beide toegangen van deze tussenzone;

20. de verkeersdrempels dienen te worden aangelegd met korte sinus en in omvang te worden beperkt, zo niet verliezen zij hun snelheidremmend effect;

21. de brandtoegang ter hoogte van de Slijkweg dient te worden voorzien van markering en signalisatie om het wild parkeren aan deze zijde te vermijden, bijvoorbeeld door het plaatsen van brandweerpaaltjes;

22. de aansluiting op en het kruispunt met de Leugenberg moet uitgevoerd worden conform het plan dat in opmaak is bij AWV;

23. alle aanpassingen aan het openbare domein, inclusief eventuele ingrepen aan het aantakkingskruispunt, dienen te zijn gerealiseerd alvorens het complex in gebruik kan worden genomen;

24. het regenwater dient zo maximaal mogelijk te worden opgevangen en te worden gerecycleerd en vervolgens geïnfiltreerd of in laatste instantie, volgens de geldende regels, vertraagd afgevoerd te worden;

25. er dient een volgens de richtlijnen van de verordening hemelwater correcte infiltratievoorziening te worden gepland;

26. er mag op geen enkele wijze afvalwater worden geloosd in de omliggende grachten;

27. er dient gezorgd te worden voor een voldoende ruime afvoer van het oppervlaktewater. Er wordt hiervoor weliswaar een vrij grote opvangtank voorzien doch bij een steeds meer voorkomende zware regenval dient het overtollige opgevangen regenwater op een goede manier te worden afgevoerd. Hiervoor dienen aangepaste afvoermogelijkheden te worden onderzocht en wellicht zullen hiervoor ook de grachten in de omgeving opnieuw geprofileerd moeten worden; De aanvrager dient hiervoor in overleg te treden met de waterbeheerder. De herprofilering zal gebeuren op kosten van de aanvrager. Mogelijk biedt de vrijgekomen ruimte die ontstaat door het beperken van de afmetingen van hal 4, ook een oplossing om bijkomend te bufferen of te infiltreren;

28. gelet op de publieke toegankelijkheid voor meer dan 150 personen en een grondoppervlakte die meer dan 2.500 m² inneemt, is er vanuit het veiligheidsaspect een indoor-radiodekking vereist in recreatiehallen 1 en 2;

29. afvalwater en hemelwater dienen volledig gescheiden tot aan de rooilijn gebracht te worden. Wanneer wordt aangesloten op een gemengde leiding, gebeurt het samenbrengen van afvalwater- en hemelwaterafvoer op maximaal 50 cm van elkaar ter hoogte van het openbare domein. Er dient op beide aansluitingen een externe toezichtmogelijkheid (huisaansluitputje) voorzien te worden; Afvalwater en hemelwater dienen volledig gescheiden aangelegd te worden op het private perceel. Afvalwater dient tot de nieuwe grens met het openbaar domein aangelegd te worden en daar voorzien te worden van een externe toezichtsmogelijkheid. Vanaf dat punt tot aan de riolering onder de gewestweg van de leugenberg, zijnde dus onder het stuk nieuwe toegangsweg, dient in overleg met de stad en de rioleringsbeheerder bekeken te worden welke riolering hier voorzien moet worden, aangezien dit later openbaar domein wordt; de rioleringsaansluitingen naar het zuidelijk gelegen perceel dienen ook voorzien te worden. Regenwater dient naar de buffergracht te lopen, niet naar de vuilwaterriolering of gemengde riolering, en conform de geldende regels vertraagd afgevoerd te worden in de grachten langsheen de Krommeweg;

30. indien de afvoerpunten van het gebouw lager gelegen zijn dan het straatniveau dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient in het private leidingenstelsel geplaatst te worden en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;

31. de bestaande riolering in de straat is zeer ondiep gesitueerd. Bij effectieve realisatie van de nieuwe aansluiting op deze riolering zal de aansluiting door de rioolbeheerder zo laag als technisch mogelijk aangelegd worden. Hierbij is voornamelijk de ligging van de nutsleidingen cruciaal, hetgeen op voorhand niet geweten is en waarvoor Aquafin dus ook niet verantwoordelijk kan zijn;

32. de aanbevolen diepte die wordt meegegeven betreft een diepte die in de meeste gevallen gewoon aangesloten kan worden, tenzij de ligging van de nutsleidingen erg ongelukkig uitkomt. Bij berekening van deze diepte wordt er uitgegaan van aansluiting in de kruin van de riolering, met daarbij een marge van 20 cm;

33. de aanbevolen aansluitdiepte bedraagt 0.39 m-mv;

34. indien bij uitvoering blijkt dat er niet aangesloten kan worden, zijn er 2 oplossingen mogelijk (ten laste van de bouwheer): de leidingen op het private gedeelte heraanleggen of een pompputje installeren op het privaat gedeelte;

35. gezien de ondiepe ligging mogen de leidingen niet te zwaar worden belast. Er dienen maatregelen te worden genomen om de belasting te beperken. De stabiliteit moet steeds gewaarborgd blijven;

36. het is aangewezen om op de hemelwateraansluiting een terugslagklep te voorzien. Op die manier wordt het risico op terugstroming van water uit het systeem waarop wordt aangesloten en eventuele vervuiling van het hemelwatersysteem beperkt;

37. er dient voldaan te zijn aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;

38. indien er een bemaling wordt opgezet, dient het bemalingswater bij voorkeur ter plaatse te infiltreren. Wanneer dit niet mogelijk is, kan er worden aangesloten op oppervlaktewater of een RWA-leiding. Pas als de bovenstaande opties technisch niet haalbaar zijn mag er geloosd worden op een afvalwaterleiding. Hiervoor moet een vergunning aangevraagd worden op de site van Aquafin, bij technische partners indien het debiet > 10 m³/u;

39. bij de uitvoering van de werken en de aanleg van de infiltratievoorziening(en) dient rekening te worden gehouden met de VLARIO-richtlijnen inzake ondergrondse infiltratievoorzieningen;

40. een (groot) deel van de verharding watert af op het eigen terrein of wordt uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal. Het hemelwater dient voldoende tijd te hebben om te infiltreren op het eigen terrein. Er mag geen wateroverlast ontstaan ter hoogte van de openbare weg of de aanpalende percelen ten gevolge van afstromend hemelwater;

41. de reiniging van betonmixers is niet toegelaten op de openbare weg omwille van mogelijke verstopping van straatkolken en rioleringsleidingen. Eventuele reinigingskosten of noodzakelijke opbraak van riolering zullen verhaald worden op de lozer;

42. om de veiligheid op zowel de gewestweg als de aantakking te garanderen zullen, op kosten van de aanvrager, de vereiste wijzigingen moeten worden uitgevoerd aan het openbare domein van de gewestweg. De voorliggende inrichting kan dienaangaande niet rekenen op een gunstig advies van de gewestelijke wegbeheerder; de uit te voeren aanpassingen dienen te worden voorgelegd op de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid, waarna een door alle actoren gedragen plan kan worden bekomen;

43. de zijtak van de gewestweg, dewelke als enige toegang naar het projectgebied dienst zal doen, dient te worden aangelegd volgens de principes van het bijgevoegde plan, met de aanduiding “nieuw inplantingsplan ROOD” – de aanvrager dient hiervoor voorafgaand aan de start van de werken contact op te nemen met de dienst Stadsontwikkeling (Beheer & Onderhoud – Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen – 03/338.84.07 – projectcoördinator District Ekeren) – ook de aansluitingen op het achtergelegen openbare domein (Krommestraat en Slijkweg) dienen bijkomend op een leesbare manier te worden vormgegeven.

44. de aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd op kosten van de aanvrager, deels via het gemeentelijke retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad en het Vlaamse Gewest. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.  De nieuwe toegangsweg dient in zijn geheel kosteloos, na definitieve oplevering, overgedragen te worden aan de lokale overheid.

45. de daken van hal 4 moeten aangelegd worden met een groendak conform artikel 38 van de bouwcode;

46. voor alle nieuwe bomen dient de bodem ondergronds vervangen te worden door propere, zwarte, organische grond, minimaal 10 m³ per boom;
47. de beeldbepalende boomdreven (langsheen onder andere de infiltratiegracht, beken, toegangsweg, …) moeten worden aangeplant en beheerd als knotwilgen, minimale aanplant 18/20;
48. de overige verspreide bomen over de groenzones en parkings dienen inheemse loofbomen te zijn, van verschillende soorten, minimaal van 2de grote orde en plantmaat 20/25;
49. in hal 1, 2 en 3 moet een inpandige afsluitbare fietsenstalling voor personeel voorzien worden met minstens één aansluiting voor het opladen van fietsen in iedere fietsenstalling;
50. er moet op de site een omkleedruimte met douche voorzien worden voor personeel dat met de fiets naar het werk komt;

51. de traveeën 1 tot 4 van hal 4 worden uitgesloten uit de vergunning. Er kunnen dus slechts 7 in plaats van 10 traveeën gebouwd worden waaronder 6 in plaats van 10 padelvelden mogen worden aangelegd.

 

Geadviseerde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

3.000 m³/jaar

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

200 kW

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter.

100 liter

 

Gecoördineerde rubrieken

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

3.000 m³/jaar

6.4.1

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.000 liter 

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

200 kW 

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

100 liter 

43.1.1.c

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 tot 500 kW in de andere gevallen dan vermeld in a) en b).

350 kW 

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Het huishoudelijke afvalwater afkomstig van gebouw 3 moet geloosd worden in openbare riolering. Lozing van afvalwater in de Slijkbeek is niet toegestaan.

2.

Van zodra een volledig beeld gekend is van de technische installaties (accumulatoren, warmtepompen, airco’s en koelinstallaties) moet de vergunning aangepast worden zodat ten laatste vóór de start van de exploitatie deze in overeenstemming is met de werkelijke geplande situatie.

3.

De beschikbare dakoppervlakte dient gebruikt te worden om tenminste voldoende zonnepanelen te plaatsen om te voorzien in de energievraag van de warmtepompen, airco’s en koelinstallaties.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Indiening aanvraag

30 juni 2021

Volledig en ontvankelijk

28 juli 2021

Start 1e openbaar onderzoek

7 augustus 2021

Einde 1e openbaar onderzoek

5 september 2021

Beslissing toepassing administratieve lus

28 september 2021

Start laatste openbaar onderzoek

7 oktober 2021

Einde laatste openbaar onderzoek

5 november 2021

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste beslissingsdatum

9 januari 2022

Verslag GOA

21 december 2021

naam GOA

Bieke Geypens en Gerd Cryns

 

Administratieve lus

Op de aanvraag werd een administratieve lus toegepast, omwille van de volgende reden(en):

 

Naar aanleiding van de inhoud van één van de ingediende bezwaarschriften wordt geconcludeerd dat het openbaar onderzoek niet naar behoren werd uitgevoerd; aan de hand van een grondige analyse van het door de bouwheer aangeleverde fotomateriaal wordt niet het tegendeel bewezen maar is er zonder meer sprake van een bevestiging van eerder vermelde inhoud.

 

De stappen in de procedure die verkeerd gelopen zijn werden opnieuw uitgevoerd om te voorkomen dat de eindbeslissing over de aanvraag vernietigd wordt omwille van de vastgestelde procedurefout(en).

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college sluit zich integraal aan bij:

-          de bespreking van de ingediende bezwaren zoals geformuleerd in het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt deze beoordeling tot zijn eigen standpunt;

-          het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar en maakt dit tot zijn eigen motivatie.

 

Artikel 2

Het college beslist de aanvraag tot omgevingsvergunning goed te keuren en aan de aanvrager de vergunning af te leveren, die afhankelijk is van de strikte naleving van volgende voorwaarden:

 

Algemene voorwaarden

de algemene voorwaarden die aan de vergunning zijn gehecht en er integraal deel van uitmaken.

 

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. de bijgevoegde brandvoorzorgsmaatregelen zijn op het moment van eerste ingebruikname/exploitatie strikt na te leven;

2. de invulling van elk van de gebouwen kan slechts plaatsvinden met een bestemming voor dagrecreatie – laatstgenoemde geldt evenzeer voor recreatiehal 3, waarvan de invulling in het kader van deze aanvraag eerder onduidelijk te noemen is; iedere wijziging die een impact heeft op de exploitatie en de bezettingsgraad, ook niet-vergunningsplichtige wijzigingen en vrijgestelde wijzigingen, is verboden;

3. de lokalen op de eerste verdieping van recreatiehal 1 en de gang naar de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 15 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake de vrije breedte van looppaden;

4. de leuningen van de noodtrappen van recreatiehal 1 dienen te voldoen aan artikel 20 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake de correcte inrichting van trappen;

5. de deuren naar de keuken en de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 22 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake vrije doorgangsbreedte van deuren;

6. de deuren naar de keuken en de bergingen van recreatiehal 3 dienen te voldoen aan artikel 22 van de verordening integrale toegankelijkheid, inzake vrije doorgangsbreedte van deuren;

7. de deuren van de aangepaste kleedkamers op het gelijkvloers van recreatiehal 1 dienen naar buiten open te draaien, overeenkomstig artikel 26 van de verordening integrale toegankelijkheid;

8. recreatiehallen 2 en 3 dienen intern te worden voorzien van een voldoende grote afvalberging, overeenkomstig artikel 26 van de Antwerpse bouwcode;

9. recreatiehal 2 dient te worden voorzien van een septische put met een inhoud van minimaal 8.600 liter, net zoals recreatiehal 3 dient te worden voorzien van een voldoende grote septische put, in plaats van het voorziene I.B.A.-systeem (individuele behandeling afvalwater), overeenkomstig artikel 43 van de Antwerpse bouwcode;

10. bij de cafetaria’s van recreatiehallen 2 en 3 dient de lozing van het afvalwater te gebeuren via een vetafscheider – het geheel van de niet-overdekte parking dient te worden voorzien van een olie-afscheider;

11. er dienen in totaal 26 elektrische oplaadpunten te worden voorzien voor elektrische auto’s, namelijk 10 ter hoogte van de bestaande binnenspeeltuin (vooraan op het terrein), 10 ter hoogte van het achterste deel van de nieuwe recreatiehal 1 en 6 ter hoogte van het padel-gedeelte (aan de zijde van de Slijkweg);

12. voor de individuele RECA-functies zullen in vereist geval de nodige HORECA-vergunningen moeten worden bekomen;

13. voor de overdekte buitenruimtes, ter hoogte van de inkomzones van de verschillende hallen, dienen de nodige akoestische maatregelen te worden getroffen om eventuele geluidsoverlast zo beperkt mogelijk te houden;

14. alle (nieuwe) parkeerplaatsen zijn aan te leggen door middel van grasdals, inclusief de overflowparking;

15. er dient gezorgd te worden voor uniformiteit in de aanleg van alle voetpaden; de overgangen voetpad/rijbaan op de verschillende wandelroutes dienen integraal toegankelijk te zijn voor rolstoelen, kinderwagens, etc. korte hellingen zijn niet toegelaten aangezien deze niet zelfstandig genomen kunnen worden met een rolstoel; meer info hoe best overgangen aan te leggen kan terug gevonden worden in het draaiboek Openbaar domein van de stad Antwerpen;

16. de missing link van het fietspad vóór recreatiehal 1 dient te worden aangeduid met markeringen, niet door middel van het aanbrengen van louter kleur. Bezoekers van de site dienen erop geduid te worden dat er fietsers kunnen rijden maar fietsers mogen niet de indruk krijgen dat ze zonder meer voorrang zouden hebben;

17. er dient voorzien te worden in de aanleg van snelheidremmende maatregelen aan de zuidzijde van recreatiehal 1, via rubberen snelheidsremmers (2 per segment van betreffend parkingdeel);

18. er moet een terugdraaipunt (inclusief de vereiste signalisatie inzake rijrichting) worden voorzien bij de parking van de padelvelden; 

19. tussen recreatiehal 1 en 2 dient een brandweerpaaltje te worden geplaatst, aan beide toegangen van deze tussenzone;

20. de verkeersdrempels dienen te worden aangelegd met korte sinus en in omvang te worden beperkt, zo niet verliezen zij hun snelheidremmend effect;

21. de brandtoegang ter hoogte van de Slijkweg dient te worden voorzien van markering en signalisatie om het wild parkeren aan deze zijde te vermijden, bijvoorbeeld door het plaatsen van brandweerpaaltjes;

22. de aansluiting op en het kruispunt met de Leugenberg moet uitgevoerd worden conform het plan dat in opmaak is bij AWV;

23. alle aanpassingen aan het openbare domein, inclusief eventuele ingrepen aan het aantakkingskruispunt, dienen te zijn gerealiseerd alvorens het complex in gebruik kan worden genomen;

24. het regenwater dient zo maximaal mogelijk te worden opgevangen en te worden gerecycleerd en vervolgens geïnfiltreerd of in laatste instantie, volgens de geldende regels, vertraagd afgevoerd te worden;

25. er dient een volgens de richtlijnen van de verordening hemelwater correcte infiltratievoorziening te worden gepland;

26. er mag op geen enkele wijze afvalwater worden geloosd in de omliggende grachten;

27. er dient gezorgd te worden voor een voldoende ruime afvoer van het oppervlaktewater. Er wordt hiervoor weliswaar een vrij grote opvangtank voorzien doch bij een steeds meer voorkomende zware regenval dient het overtollige opgevangen regenwater op een goede manier te worden afgevoerd. Hiervoor dienen aangepaste afvoermogelijkheden te worden onderzocht en wellicht zullen hiervoor ook de grachten in de omgeving opnieuw geprofileerd moeten worden; De aanvrager dient hiervoor in overleg te treden met de waterbeheerder. De herprofilering zal gebeuren op kosten van de aanvrager. Mogelijk biedt de vrijgekomen ruimte die ontstaat door het beperken van de afmetingen van hal 4, ook een oplossing om bijkomend te bufferen of te infiltreren;

28. gelet op de publieke toegankelijkheid voor meer dan 150 personen en een grondoppervlakte die meer dan 2.500 m² inneemt, is er vanuit het veiligheidsaspect een indoor-radiodekking vereist in recreatiehallen 1 en 2;

29. Afvalwater en hemelwater dienen volledig gescheiden aangelegd te worden op het private perceel. Afvalwater dient tot de nieuwe grens met het openbaar domein aangelegd te worden en daar voorzien te worden van een externe toezichtsmogelijkheid. Vanaf dat punt tot aan de riolering onder de gewestweg van de leugenberg, zijnde dus onder het stuk nieuwe toegangsweg, dient in overleg met de stad en de rioleringsbeheerder bekeken te worden welke riolering hier voorzien moet worden, aangezien dit later openbaar domein wordt. De rioleringsaansluitingen naar het zuidelijk gelegen perceel dienen ook voorzien te worden. Regenwater dient naar de buffergracht te lopen, niet naar de vuilwaterriolering of gemengde riolering, en conform de geldende regels vertraagd afgevoerd te worden in de grachten langsheen de Krommeweg;

30. indien de afvoerpunten van het gebouw lager gelegen zijn dan het straatniveau dient de aansluiting beveiligd te worden tegen terugstroming. Dit kan door aan te sluiten via een terugslagklep of pomp. Een terugslagklep dient in het private leidingenstelsel geplaatst te worden en niet in de infrastructuur van de rioolbeheerder;

31. de bestaande riolering in de straat is zeer ondiep gesitueerd. Bij effectieve realisatie van de nieuwe aansluiting op deze riolering zal de aansluiting door de rioolbeheerder zo laag als technisch mogelijk aangelegd worden. Hierbij is voornamelijk de ligging van de nutsleidingen cruciaal, hetgeen op voorhand niet geweten is en waarvoor Aquafin dus ook niet verantwoordelijk kan zijn;

32. de aanbevolen diepte die wordt meegegeven betreft een diepte die in de meeste gevallen gewoon aangesloten kan worden, tenzij de ligging van de nutsleidingen erg ongelukkig uitkomt. Bij berekening van deze diepte wordt er uitgegaan van aansluiting in de kruin van de riolering, met daarbij een marge van 20 cm;

33. de aanbevolen aansluitdiepte bedraagt 0.39 m-mv;

34. indien bij uitvoering blijkt dat er niet aangesloten kan worden, zijn er 2 oplossingen mogelijk (ten laste van de bouwheer): de leidingen op het private gedeelte heraanleggen of een pompputje installeren op het privaat gedeelte;

35. gezien de ondiepe ligging mogen de leidingen niet te zwaar worden belast. Er dienen maatregelen te worden genomen om de belasting te beperken. De stabiliteit moet steeds gewaarborgd blijven;

36. het is aangewezen om op de hemelwateraansluiting een terugslagklep te voorzien. Op die manier wordt het risico op terugstroming van water uit het systeem waarop wordt aangesloten en eventuele vervuiling van het hemelwatersysteem beperkt;

37. er dient voldaan te zijn aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater;

38. indien er een bemaling wordt opgezet, dient het bemalingswater bij voorkeur ter plaatse te infiltreren. Wanneer dit niet mogelijk is, kan er worden aangesloten op oppervlaktewater of een RWA-leiding. Pas als de bovenstaande opties technisch niet haalbaar zijn mag er geloosd worden op een afvalwaterleiding. Hiervoor moet een vergunning aangevraagd worden op de site van Aquafin, bij technische partners indien het debiet > 10 m³/uur;

39. bij de uitvoering van de werken en de aanleg van de infiltratievoorziening(en) dient rekening te worden gehouden met de VLARIO-richtlijnen inzake ondergrondse infiltratievoorzieningen;

40. een (groot) deel van de verharding watert af op het eigen terrein of wordt uitgevoerd in waterdoorlatend materiaal. Het hemelwater dient voldoende tijd te hebben om te infiltreren op het eigen terrein. Er mag geen wateroverlast ontstaan ter hoogte van de openbare weg of de aanpalende percelen ten gevolge van afstromend hemelwater;

41. de reiniging van betonmixers is niet toegelaten op de openbare weg omwille van mogelijke verstopping van straatkolken en rioleringsleidingen. Eventuele reinigingskosten of noodzakelijke opbraak van riolering zullen verhaald worden op de lozer;

42. om de veiligheid op zowel de gewestweg als de aantakking te garanderen zullen, op kosten van de aanvrager, de vereiste wijzigingen moeten worden uitgevoerd aan het openbare domein van de gewestweg. De voorliggende inrichting kan dienaangaande niet rekenen op een gunstig advies van de gewestelijke wegbeheerder; de uit te voeren aanpassingen dienen te worden voorgelegd op de Provinciale Commissie Verkeersveiligheid, waarna een door alle actoren gedragen plan kan worden bekomen;

43. de zijtak van de gewestweg, dewelke als enige toegang naar het projectgebied dienst zal doen, dient te worden aangelegd volgens de principes van het bijgevoegde plan, met de aanduiding “nieuw inplantingsplan ROOD” – de aanvrager dient hiervoor voorafgaand aan de start van de werken contact op te nemen met de dienst Stadsontwikkeling (Beheer & Onderhoud – Grote Markt 1 te 2000 Antwerpen – 03/338.84.07 – projectcoördinator District Ekeren) – ook de aansluitingen op het achtergelegen openbare domein (Krommestraat en Slijkweg) dienen bijkomend op een leesbare manier te worden vormgegeven.

44. de aanpassingen aan het openbaar domein zullen worden uitgevoerd op kosten van de aanvrager, deels via het gemeentelijke retributiereglement “herstellingen openbare ruimte na werkzaamheden (vanaf 1/1/2018)” en uitgevoerd onder begeleiding en toezicht van de stad en het Vlaamse Gewest. Alle noodzakelijke aanpassingen aan het openbaar domein zoals opgelegd in de voorwaarden en als gevolg van deze voorwaarden (boven- en ondergronds), zijn integraal ten laste van de aanvrager.  De nieuwe toegangsweg dient in zijn geheel kosteloos, na definitieve oplevering, overgedragen te worden aan de lokale overheid.

45. de daken van hal 4 moeten aangelegd worden met een groendak conform artikel 38 van de bouwcode;
46. voor alle nieuwe bomen dient de bodem ondergronds vervangen te worden door propere, zwarte, organische grond, minimaal 10 m³ per boom;
47. de beeldbepalende boomdreven (langsheen onder andere de infiltratiegracht, beken, toegangsweg, …) moeten worden aangeplant en beheerd als knotwilgen, minimale aanplant 18/20;

48. de overige verspreide bomen over de groenzones en parkings dienen inheemse loofbomen te zijn, van verschillende soorten, minimaal van 2de grote orde en plantmaat 20/25;
49. in hal 1, 2 en 3 moet een inpandige afsluitbare fietsenstalling voor personeel voorzien worden met minstens één aansluiting voor het opladen van fietsen in iedere fietsenstalling;
50. er moet op de site een omkleedruimte met douche voorzien worden voor personeel dat met de fiets naar het werk komt;

51. de traveeën 1 tot 4 van hal 4 worden uitgesloten uit de vergunning. Er kunnen dus slechts 7 in plaats van 10 traveeën gebouwd worden waaronder 6 in plaats van 10 padelvelden mogen worden aangelegd.

 

Bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Het huishoudelijke afvalwater afkomstig van gebouw 3 moet geloosd worden in openbare riolering. Lozing van afvalwater in de Slijkbeek is niet toegestaan.

2.

Van zodra een volledig beeld gekend is van de technische installaties (accumulatoren, warmtepompen, airco’s en koelinstallaties) moet de vergunning aangepast worden zodat ten laatste vóór de start van de exploitatie deze in overeenstemming is met de werkelijke geplande situatie.

3.

De beschikbare dakoppervlakte dient gebruikt te worden om tenminste voldoende zonnepanelen te plaatsen om te voorzien in de energievraag van de warmtepompen, airco’s en koelinstallaties.

 

Artikel 3

Het college beslist de plannen waarvan een overzicht als bijlage bij dit besluit is gevoegd, goed te keuren.

 

De vergunning omvat thans volgende rubrieken:

Rubriek

Omschrijving

Gecoördineerd

3.4.1.a

het lozen van maximaal 2 m³/uur bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in artikel 3 van bijlage 2.3.1 van Vlarem II;

3.000 m³/jaar

6.4.1

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van 200 liter tot en met 50.000 liter uitgezonderd de gezamenlijke opslag van minder dan 5 ton gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige brandstoffen bij de woonfunctie van een onroerend goed dat hoofdzakelijk als woongelegenheid wordt gebruikt;

8.000 liter 

16.3.2.a

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioninginstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

200 kW 

17.4

opslagplaatsen voor gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen, met uitzondering van deze vermeld onder rubriek 48, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 30 liter of 30 kg, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter;

100 liter 

43.1.1.c

stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 300 tot 500 kW in de andere gevallen dan vermeld in a) en b).

350 kW 

 

 

Artikel 4

Het college beslist indelingsrubriek 55.1.1 niet op te nemen in de vergunning.


Artikel 5

Het college beslist dat de omgevingsvergunning geldig is voor onbepaalde duur.


Artikel 6

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.