Terug
Gepubliceerd op 07/02/2022

2022_CBS_00820 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021167750. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 04/02/2022 - 09:00 Hofstraat
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Nabilla Ait Daoud, schepen; Karim Bachar, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Afwezig

Bart De Wever, burgemeester; Annick De Ridder, schepen; Peter Wouters, schepen; Glenn Verspeet, plaatsvervangend korpschef

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur
2022_CBS_00820 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021167750. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_00820 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021167750. Poldervlietweg 5. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Aanleiding en context

Er werd bij de Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar een verzoek tot bijstelling van vergunningsvoorwaarden ingediend. Het verzoek wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De gewestelijke omgevingsvergunningscommissie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021167750

Gegevens van de aanvrager:

zie exploitant

Gegevens van de exploitant:

NV INDAVER (0427973304) met als contactadres Ketenislaan(KAL) 1 te 9130 Beveren

Ligging van het project:

Poldervlietweg 5 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 16 sectie B nrs. 138D, 138L, 138K, afdeling 18 sectie D nrs. 28C en 80B

waarvan:

 

-          20170905-0030

afdeling 18 sectie D nrs. 28C, 80B, afdeling 16 sectie B nrs. 138D, 138L en 138K (Indaver nv)

Vergunningsplichten:

Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van het verzoek:

bijstelling van de lozingsnormen

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

De Vlaams minister van Omgeving verleende op 15 november 2019 aan Indaver nv een omgevingsvergunning voor de verdere exploitatie en verandering van een afvalverwerkingsbedrijf met stortplaats, voor een termijn van onbepaalde duur. Nadien werd er nog een vergunning verleend voor een verandering. Op 3 juni 2021 werd een door de Gewestelijke Omgevingsvergunningscommissie ingediend verzoek tot bijstelling van de bijzondere milieuvoorwaarden ingewilligd door de Vlaams minister van Omgeving.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft een verzoek tot bijstelling van de lozingsnormen.


Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

24 december 2021

19 januari 2022

Gunstig

 







Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen


Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Specifiek regionaal bedrijventerrein voor afvalverwerking en recyclage. Het gebied is bestemd voor regionale bedrijven met afvalverwerkende en recyclerende activiteiten.

Daarnaast zijn de volgende activiteiten toegelaten:

- verwerking en bewerking van mest of slib;

- grondopslag en grondbewerking en –verwerking.

Installaties voor het opwekken van hernieuwbare energie, energierecuperatie of warmtekrachtkoppeling zijn toegelaten.

 

Over de aanvraag loopt een overdruk met als aanduiding Bouwvrije strook. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om vergunningsplichtige gebouwen en constructies op te richten behalve handelingen voor leidingen, telecommunicatie infrastructuur, ecologische infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer. Het gebied met de overdruk grenst aan de hoofdweg A12 Havenweg Antwerpen- Bergen-op-Zoom en is 35m breed.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

PFAS

 

In de huidige vergunning zijn enkele bijzondere lozingsvoorwaarden voor PFAS opgenomen die men wenst te verlengen.

 

Parameter

Eenheid

Norm

PFHpA

µg/l

1,8 tot 31/12/2021

PFOA

µg/l

3,5 tot 31/12/2021

PFBS

µg/l

20 tot 31/12/2021

PFHxS

µg/l

2 tot 31/12/2021

PFOS

µg/l

6 tot 31/12/2021

 

Verder zijn er ook bijkomende PFAS waarvoor Indaver een lozingsnorm wenst te verkrijgen.

 

Indaver produceert geen PFAS, noch PFAS houdende stoffen, maar verwerkt PFAS-houdend afval van verschillende bedrijven. Het betreft bijvoorbeeld met (historisch) PFAS verontreinigde gronden en sterk PFAS houdende afvalstromen. De noodzaak tot verwerking van PFAS houdende afvalstoffen vloeit voort uit de verordening persistente organische verontreinigende stoffen. Uit de bepalingen van deze verordening volgt dat fysico-chemische behandeling en verbranding een effectieve verwijderingsmethode is voor deze stoffen, als verzekerd is dat deze verontreinigende stoffen worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet. Indaver heeft voor beide behandelingstechnieken expertise en ervaring opgebouwd en verwerkt op jaarbasis meer dan 25.000 ton fluorhoudende stromen van variabele origine en samenstelling.

 

Afvalstoffen met meer dan 50 mg PFAS/kg worden door Indaver als gevaarlijk ingedeeld en worden verwerkt conform de voorwaarden opgelegd in de POP-verordening. Men maakt het onderscheid tussen organische en anorganische afvalstoffen.

 

Organische afvalstoffen worden verwerkt in de draaitrommelovens (DTO), verbrandingsinstallaties voor vaste en vloeibare afvalstoffen. De residu’s van de draaitrommelovens gaan naar de deponie. Voor de vliegassen en ketelassen pas na behandeling op Indachem Solids door immobilisatie, zodat voldaan wordt aan de stortcriteria.

 

Anorganische afvalstoffen worden verwerkt op de fysico-chemische installaties, zijnde Indachem, of geaccepteerd op de deponie. Deze afvalstoffen zijn beperkt organisch belast en doorgaans afkomstig van anorganische productieprocessen en vaste residu’s van verbrandingsinstallaties. Op Indachem Solids worden vaste afvalstoffen behandeld via menger of mengbekkens om deze in een matrix te brengen die voldoet aan de stortcriteria. Op Indachem Liquids worden vloeibare afvalstromen behandeld op de batchreactoren of de doorstroomreactoren. Het is eveneens mogelijk om vloeibare afvalstoffen eerst te behandelen op Indachem Liquids en de behandelde stroom vervolgens op Indachem Solids in een vaste matrix te brengen. Eveneens worden soms vloeibare afvalstoffen rechtstreeks op de menger van Indachem Solids ingezet in een receptuur met vaste afvalstoffen. Dit om zo geen belaste waterstroom te krijgen na het filterpersen van de Liquidstromen.

 

Van de extern aangeleverde afvalstoffen die fluorverbindingen bevatten, wordt 90% verwerkt op de draaitrommelovens en 10% op de fysico-chemische installatie.

 

Wat de stromen betreft met concentraties lager dan 50 mg PFAS/kg, wordt op basis van de informatie, die beschikbaar is in kader van het aanvaardingsonderzoek, de meest geschikte verwijderingsmethode voor die stroom gekozen, hetzij verbranding in de draaitrommelovens, hetzij voorbehandeling fysico-chemisch op Indachem of direct storten.

 

De huidige anorganische afvalwaterzuiveringsinstallatie op Indaver ontvangt volgende waterstromen:

1. het effluent van Indachem Liquids;

2. water afkomstig van de spuiwaterbehandeling DTO’s indien een bijkomende zuivering aangewezen is;

3. discontinue lek-en kuiswaters uit de verwerkingsinstallaties en potentieel verontreinigd hemelwater;

4. spoelwater van de zandfilters.

 

De huidige afvalwaterzuivering bestaat uit 3 tanks: een voor- en nabezinkingstank met daartussen een buffertank, chemicaliëndosering en een actief kool-doseerunit. Indaver startte een onderzoek om de zuivering uit te breiden met een vaste extra zuiveringsstap, nl. actief koolfiltratie. In januari 2021 werd gestart met de aanwezige filter continu in te zetten als test. Hierdoor werd een deel van het te lozen debiet over één actief kool filter gestuurd. Deze behandelde nog niet de volledige afvalwaterstroom. Uitbreiding met een tweede filter én behandeling van de volledige afvalwaterstroom werd gerealiseerd in juni ‘21. 

 

Er werd een testprogramma opgezet met als doel om het design van de finale nabehandelingsinstallatie te bepalen alsook de verwijderingsrendementen van de individuele PFAS-componenten. Intussen werd een 3D-ontwerp voor de nieuwe installatie uitgewerkt en zijn de werken gestart voor de definitieve opstelling. De geplande optimalisatie bestaat uit 4 filters (2 batterijen van 2 filters), die automatisch teruggespoeld zullen worden op basis van drukval. Er worden automatische kleppen voorzien voor regeling van de backflush. De wisseling van de filters gebeurt op basis van het zogenaamde carrousel principe. Deze werkwijze laat toe om tijdig over te schakelen op de parallelle filterbatterij en de verzadigde actief koolfilter in de betrokken filterbatterij te vervangen. De installatie wordt verwacht eind 2021 met een opstartfase tot en met maart 2022. De opvolging van de verwijderingsrendementen zal een belangrijke bron van informatie worden voor een eventuele toekomstige bijstelling van de lozingsnormen. Hiervoor is volgens de exploitant voldoende tijd nodig om de variaties in afvalaanbod, de wijzigende verwerkingsprocessen e.d. voldoende in kaart te brengen zodat in relatie tot wijzigende wetgeving haalbare lozingsnormen bepaald kunnen worden.

 

Een belangrijk deel van de vuilvracht die geloosd wordt, is afkomstig van enkele afvalstoffen die voor 95% van anorganische aard zijn en worden verwerkt op de Indachem-installaties volgens fysico-chemische behandeling. De acceptatie en verwerking van deze afvalstromen wordt herbekeken. In overleg met de klanten zal onderzocht worden of brongebaseerde maatregelen mogelijk zijn en op basis van verdere inzichten en lozingsnormen zal het acceptatiebeleid hierop worden aangepast. Indaver vraagt een periode van 2 jaar om hierover kennis te kunnen opbouwen.

 

Momenteel worden de verwerkingsprocessen voor de afvalstoffen van een specifieke klant aangepast waarbij deze stroom in een monoliet structuur met cement zal ingekapseld worden. Op de deponie wordt een specifieke zoutcel voor PFAS belaste afvalstoffen ingericht. Het percolaat van de zoutcel wordt vervolgens vernietigd in de draaitrommeloven. Bijkomend worden lange termijn alternatieven voor verwerking verder onderzocht zoals de opslag in zoutmijnen in het buitenland.

 

Indaver heeft verder ook een plan van aanpak opgemaakt om indicatieve PFAS-massabalansen op te stellen. Hiervoor is een minimale onderzoeksperiode van 2 jaar nodig om de grote variatie aan afvalstoffeninput af te dekken. Verwacht wordt dat Indaver deze indicatieve PFAS-massabalansen tegen eind 2023 kan opstellen. Er is ondertussen reeds gestart met de eerste analyses voor relevante PFAS-verbindingen op een aantal deelstromen.

 

Op basis van analyses worden onderstaande lozingsnormen aangevraagd. Indaver stelt dat wegens het ontbreken van een duidelijk kader de rapportagegrens van de perfluorverbindingen onder Vlarem II bijlage 4.2.5.2 (0,1 µg/liter), voorzichtigheidshalve wordt gebruikt als selectiecriterium. Voor deze PFAS worden waarden hoger dan de rapportagegrens vastgesteld in de analyses. Het 95-percentiel van de metingen wordt gebruikt als aan te vragen lozingsnorm.

 

Parameter

Eenheid

Norm

PFHpA

µg/l

1,8 tot 31/12/2023

PFOA

µg/l

3,5 tot 31/12/2023

PFBS

µg/l

20 tot 31/12/2023

PFHxS

µg/l

2 tot 31/12/2023

PFOS

µg/l

6 tot 31/12/2023

6:2 FTS

µg/l

13 tot 31/12/2023

8:2 diPAP

µg/l

15 tot 31/12/2023

8:2 FTS

µg/l

2 tot 31/12/2023

HFPO-DA

µg/l

9 tot 31/12/2023

PFBA

µg/l

1.460 tot 31/12/2023

PFHxDA

µg/l

9 tot 31/12/2023

PFPeS

µg/l

4 tot 31/12/2023

PFTeDA

µg/l

3 tot 31/12/2023

PFODA

µg/l

0,11 tot 31/12/2023

PFDA

µg/l

0,20 tot 31/12/2023

PFHpS

µg/l

0,35 tot 31/12/2023

PFUnDA

µg/l

1 tot 31/12/2023

 

Indaver is van mening dat stoffen die momenteel niet in de WAC zijn opgenomen en waar bijgevolg geen erkende meetmethode voor bestaat, niet kunnen opgenomen worden in een vergunning. Indien de meetmethode in de toekomst wordt aangepast, moeten bedrijven de tijd krijgen om deze nieuwe meetmethode toe te passen en hun effluent te laten analyseren. Na de overgangstermijn van inventarisatie kan het bedrijf, op basis van de bekomen meetresultaten, een lozingsnorm aanvragen. In dit dossier anticipeert Indaver pro-actief op de ontwerpversie d.d. november 2021 van WAC/IV/A/025.

 

Er wordt opgemerkt dat, conform de huidige vergunningsvoorwaarden, de bijzondere lozingsnorm van 5 PFAS momenteel al niet meer geldt. Indaver had deze bijstelling eerder moeten aanvragen.

 

Het dossier omvat geen onderzoek naar de impact van de gevraagde lozingsnormen op het ontvangende oppervlaktewater. Het is aangewezen dat de exploitant het aanvraagdossier hiermee aanvult in deze procedure.

 

De gevraagde bijstellingen zouden kunnen verleend worden voor een termijn van 2 jaar, indien de impact op het ontvangende oppervlaktewater aanvaardbaar is. Het is aangewezen dat men tussentijds, bv. na 1 jaar, rapporteert over de voortgang van dit onderzoek en dat er zowel bij de tussentijdse als finale rapportage een toets aan de geldende BBT wordt voorzien. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage. Gelet op de het feit dat een belangrijk deel van de vuilvracht die geloosd wordt afkomstig is van enkele afvalstoffen die verwerkt worden volgens fysico-chemische behandeling en gelet op de hoge concentratie van PFBA (1.460 µg/l) wordt gevraagd om urgent in te zetten op de optimalisaties van de fysico-chemische verwerking en een aanpassing van het acceptatieprotocol.

 

In enkele bezwaarschriften wordt gewezen op de gehanteerde verbrandingstemperatuur voor PFAS en de bijstelling die aan de exploitant werd verleend voor de verbrandingstemperatuur van gehalogeneerde organische stoffen. De verleende bijstelling zegt niets over PFAS-houdende stromen. In de literatuur wordt een temperatuur van + 1.000 °C en een reactietijd van 2 seconden genoemd voor de thermische destructie van PFOS en PFOA. In de praktijk zouden bij Indaver werkingstemperaturen van 1.000 °C tot 1.100 °C gehaald worden (bron: schriftelijke vraag aan minister Demir 1.185). Het is aangewezen dat de exploitant het dossier aanvult met een verduidelijking omtrent de gehanteerde verbrandingstemperatuur voor PFAS-houdende stromen.

 

 

Seleen

 

Voor de parameter seleen (Se) beschikt Indaver over een lozingsnorm van 0,08 mg/liter tot eind 2021. Vanaf 1 januari 2022 geldt een norm van 0,03 mg/liter, tenzij uit een haalbaarheidstudie blijkt dat dit niet haalbaar is. Uit de analyseresultaten blijkt dat er een groot aantal overschrijdingen (24%) van de norm van 0,03 mg/liter zijn. Indaver stelt dat een verstrenging naar deze norm dus niet haalbaar is.

 

Seleen komt in de waterstromen vooral voor onder de vorm van seleniet en selenaat. Om deze oxyanionen te verwijderen maakt Indaver gebruik van coagulatie met het coagulant FeCl3 in serie met een zandfilter. Deze huidige verwijderingstechniek is minder efficiënt voor de verwijdering van selenaat.

 

De aanwezigheid van seleen, en het optreden van piekconcentraties, is volgens het dossier voornamelijk gekoppeld aan bepaalde bulkstromen die campagnegewijs aangeleverd worden voor de bunker van de draaitrommelovens met een beperkt gehalte aan Se, maar een hoog aanleveringsvolume. Voorbeelden van deze stromen zijn gronden, filterkoeken en slib. Vermits Indaver de met seleen belaste afvalstoffen in kaart heeft gebracht, is het mogelijk om het aanvoer- en verwerkingsregime af te stemmen op de capaciteit van de waterzuivering, gezien deze limieten kent voor Se-verwijdering.

 

Met deze werkwijze wordt verwacht dat de pieken weggewerkt kunnen worden, maar een concentratienorm van 0,08 mg/l blijft noodzakelijk. Momenteel zijn er geen bewezen technieken beschikbaar om deze concentratie verder terug te dringen. Pistes waarbij de verwijdering wordt gerealiseerd door ijzertrichloride, nulwaardig ijzer en electro-coagulatie werden wel onderzocht.

 

Indaver onderzoekt momenteel nog de piste om met toepassing van BaCl2 de seleenconcentraties nog verder terug te dringen. Hierbij zal nagegaan worden wat de meeste geschikte plaats in de waterzuivering is om deze dosering te implementeren en of het technisch mogelijk is om deze techniek in de bestaande zuiveringsinfrastructuur als definitieve en aanvullende zuivering in te schakelen. Deze in situ testen vragen de nodige tijd voor bevestiging, niet enkel voor wat het te behalen rendement betreft, maar vooral ook om na te gaan of dit technisch compatibel is met de bestaande infrastructuur. Deze testperiode wordt door de exploitant geraamd op 2 jaar. Tegen eind 2023 zal Indaver een studie opleveren naar de technische haalbaarheid van het gebruik van BaCl2 als aanvullende verwijderingstechnologie voor het reduceren van de seleenconcentraties in het afvalwater.

 

Er wordt opgemerkt dat, conform de huidige vergunningsvoorwaarden, momenteel al de verstrengde norm van 0,03 mg/l geldt. Indaver had deze bijstelling eerder moeten aanvragen. De gevraagde bijstelling kan verleend worden. Er wordt gevraagd om tussentijds, na bijvoorbeeld 1 jaar, te rapporteren over de voortgang van het onderzoek. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage.

 

 

TBT

 

Verder omvat het verzoek tot bijstelling ook een vraag tot verduidelijking omtrent de lozingsnorm voor TBT. In de vergunning wordt een norm van 20 µg/l opgelegd. Indaver gaat ervan uit dat er 20 ng/l wordt bedoeld, waar het bedrijf overigens aan kan voldoen.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Het aanvraagdossier dient aangevuld te worden met een onderzoek naar de impact van de gevraagde lozingsnormen op het ontvangende oppervlaktewater. De gevraagde bijstellingen voor PFAS zouden kunnen verleend worden voor een termijn van 2 jaar, indien de impact op het ontvangende oppervlaktewater aanvaardbaar is.

2.

Voor PFAS dient tussentijds, na bijvoorbeeld 1 jaar, gerapporteerd te worden over de voortgang van het onderzoek en dient er zowel bij de tussentijdse als finale rapportage een toets aan de geldende BBT te worden voorzien. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage. Er dient urgent ingezet te worden op de optimalisaties van de fysico-chemische verwerking en een aanpassing van het acceptatieprotocol.

3.

De exploitant dient het dossier aan te vullen met een verduidelijking omtrent de gehanteerde verbrandingstemperatuur voor PFAS-houdende stromen.

4.

Voor de parameter seleen dient tussentijds, na bijvoorbeeld 1 jaar, gerapporteerd te worden over de voortgang van het onderzoek. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage.

 

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

23 december 2021

Start openbaar onderzoek

30 december 2021

Einde openbaar onderzoek

28 januari 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

11 februari 2022

 

Onderzoek

Het verzoek werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

30 december 2021

28 januari 2022

2

0

0

42

 

Bespreking van de bezwaren

 

Bezwaarschrift NMBS

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS. Met dit bezwaarschrift reageert NMBS op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. NMBS stelt dat ze niet betrokken zijn bij dit terrein.

 

 

Bezwaarschrift Gedeputeerde staten van Zeeland

 

Tijdens het openbaar onderzoek werd een mail ontvangen van Gedeputeerde staten van Zeeland. Met dit bericht reageert deze op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. Men geeft aan dat in Nederland het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het bevoegde gezag voor het toetsen van lozingen in oppervlaktewater is en dat de kennisgeving openbaar onderzoek werd doorgestuurd naar Rijkswaterstaat, de instantie die namens het genoemde ministerie de lozingsnormen in oppervlaktewater beoordeelt.

 

In een aanvullende mail geeft Rijkswaterstaat Zee en Delta aan dat de verruiming van de lozingsvergunning onwenselijk dan wel juridisch in strijd is met relevante Europese wetgeving. Specifiek wat betreft PFAS lozend op oppervlaktewater dat vrijwel direct de Westerschelde in stroomt. Men vraagt een termijn van aanvulling van deze zienswijze van 3 weken.

 

Het schrijven van Gedeputeerde staten van Zeeland en van Rijkswaterstaat Zee en Delta wordt aan de vergunningverlener bezorgd. Het dossier omvat geen onderzoek naar de impact van de gevraagde lozingsnormen op het ontvangende oppervlaktewater. Het is aangewezen dat de exploitant het aanvraagdossier hiermee aanvult in deze procedure.

 

 

Overige bezwaarschriften

 

Overal in Vlaanderen zit het schadelijke PFOS in rivieren en kanalen. Dat meldt de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) die om de drie jaar op 40 plaatsen meet hoeveel PFOS, een vorm van PFAS, in het water zit. Op basis van de meetresultaten concludeert de VMM dat PFOS wijdverspreid is: “De Europese milieukwaliteitsnormen worden op de meeste meetplaatsen overschreden.”. Vorig jaar bleek dat vis in de Vlaamse waterlopen veel te veel kwik, dioxines, PFOS en andere chemische verbindingen bevat. VVM spreekt van “sterke overschrijdingen van de milieunorm”. In de Schelde en zijrivieren als Nete, Dender en Zenne werd de norm vijf tot acht keer overschreden. Een van de meetpunten voor PFOS is in de Schelde op de grens met Nederland. In 2018 en dit jaar werd de PFOS-norm sterk overschreden. De normen voor zout water zijn strenger dan die voor zoet water. Ter hoogte van de grens varieert het zoutgehalte. De gemeten PFOS-concentraties waren 20 tot 30 keer hoger dan de kwaliteitsnorm voor zoetwater en 100 tot 200 keer dan de norm van zout water.

 

De kerntaak van de ovens is het verwerken van gevaarlijk afval. Als er nog PFAS in het afvalwater zitten, dan zijn ze niet verwerkt. Het is onlogisch dat bij 3M de productie stil is gezet omdat er niet kan aangetoond worden dat deze stoffen geen gevaar zijn voor mens en milieu en enkele kilometers verder Indaver deze stoffen wel mag uitstoten. Dezelfde stoffen verlaten bij Indaver schouw en afvalwater. Zoals ook de gemeente aangeeft is Indaver een verspreider van PFAS stoffen. Dit geeft ook de mogelijkheid aan 3M om voor de PFAS stoffen noordelijk van 3M naar Indaver te wijzen als aansprakelijk. Metingen zouden dit kunnen aantonen of uitsluiten. Een gesloten keten is nodig. Zowel bij productie, gebruik, als afvalverwerking.

 

Indaver kan zich alvast niet (meer) verschuilen achter onwetendheid en al evenmin achter OVAM. Het is Indaver die laksere milieunormen vraagt. Als buurtbewoners, milieuorganisaties en andere betrokkenen vrezen wij dat de problematiek rond 3M en aanverwanten zich stilaan zal verplaatsen naar de eindverwerker. Wij verzetten ons tegen een herhaling van dit rampenscenario in onze omgeving.

 

Eerder onderzoek toonde al aan dat verschillende PFAS vrijkomen uit percolaatwater bij het storten van verbrandingsassen.

 

Indaver verwerkt de PFAS-afvalstromen van België en een deel van Europa. De risico’s van PFAS zijn ondertussen genoegzaam gekend. Als eindverwerker moet Indaver de keten sluiten op een veilige manier voor de gezondheid van mens en natuur. In het kader daarvan kreeg Indaver strengere normen opgelegd door de Antwerpse Bestendige Deputatie. Die waren gericht op de Europese normen en de mogelijkheid om daar via de Best Beschikbare technieken aan te voldoen. Zo werd de lozingsnorm van PFOS onmiddellijk verstrengd naar maximaal 1 µg/l en in de tijd wordt een verstrenging naar 0,1 µg/l opgelegd. Ook de lozingsnormen voor de andere perfluoriden in het afvalwater werden verstrengd. Aan de hand van een aantal metingen zegt Indaver nu niet te kunnen voldoen aan deze nieuwe normen voor PFOS en andere PFAS.

 

De Antwerpse deputatie paste op 13 januari 2022 de lozingsnormen voor diverse PFAS aan en schrapte de lozingsnorm voor PFOS. Deze ambtshalve bijstelling had betrekking op de exploitatie van de stortplaats. Onderhavig verzoek tot bijstelling heeft betrekking op de overige activiteiten van Indaver, niet op de stortplaats, en is dus geen vraag tot aanpassing van deze recent opgelegde lozingsnormen voor de stortplaats.

 

Indaver vermeldt dat er ook aan een nieuwe techniek qua waterzuivering werkt die de normen in de toekomst wel haalbaar moeten maken. Indaver geeft evenwel nergens aan waarom men die normen vandaag niet haalt, wat de best beschikbare technieken zijn, waarom men die momenteel niet kan gebruiken en wat de effecten op omliggende woonkernen en natuurgebieden is. Dit is een manifest gebrek aan motivatie van de aangevraagde versoepeling. De jaarrekening van 2020 vermeldt 20 miljoen als winst. Bovendien maakt Indaver deel uit van een financieel welvarend concern. De economische wetmatigheid kan dus niet direct een argument zijn om de verstrenging uit te stellen.

 

Indaver vraagt een afwijking van de lozingsnormen omdat ze niet kunnen voldoen aan de gevraagde eisen. Als Indaver geen installatie heeft die op een veilige manier PFOS/PFAS kan verwerken, dan lijkt het onlogisch om die installatie nog een dag langer dat soort afval te verwerken. PFAS-houdend afval wordt verbrand om dan lucht, bodem, water te verontreinigen door diezelfde stof. Wat is dan de zin voor het toepassen van verbrandingstechnieken? Enkel de eigenaar van de verbrandingsoven wint er bij (financieel dan toch), milieu en volksgezondheid zijn de grote verliezers. De inwoners van Stabroek zitten in de rookpluim van Indaver. Zo kunnen PFAS houdende stoffen in hun huis, tuin, voeding terecht komen. Er zal reeds een aanzienlijke vervuiling van de omgeving zijn door verkeerde behandeling van de PFAS houdende afvalstoffen door Indaver. Verdere vervuiling moet uiteraard voorkomen worden.

 

Het onvoldoende gereinigde afvalwater komt in de Schelde terecht. Die getijderivier brengt PFAS zowel naar de zee toe als landinwaarts. PFAS stapelen zich op in het lichaam van wat leeft in het water, maar komt ook terecht in slib. Slib dat door de getijdewerking op de vreemdste plaatsen terecht komt. Zo is er jarenlang bij elke hoogwaterstand Rupelwater in de tuin van een bezwaarindiener beland. Water dat slib meevoerde. Nu blijkt dat waar het water terecht kwam, de bodem verontreinigd is met PFOS. PFOS dat door de getijdewerking in die tuin in Boom beland is. Verontreiniging door PFAS is dus geen lokaal, afgebakend probleem. Het is ook niet waar dat geloosde PFOS/PFAS verontreiniging voldoende verdund wordt door de grote hoeveelheid water die door de Schelde stroomt.

 

Er moet aangetoond worden dat de uitgestelde implementatie van de verstrengde lozingsnormen geen impact heeft op de gezondheid en leefbaarheid van de omwonenden.

 

In de bijstelling wordt niet aangetoond wat het effect van de extra PFAS lozingen is op Nederland. De site van Indaver ligt maar op 4 km van de grens. Bij de bijstelling wordt niet aangetoond wat het effect is van extra PFAS in het oppervlaktewater.

 

De Europese wetgeving REACH omtrent PFAS is bezig met een verstrenging; In februari 2023 komt er nieuwe wetgeving die de normen verstrengt. Het is een slecht idee om nu de normen te versoepelen als men weet dat er in de toekomst verstrenging aankomt.

 

Indaver stort 6:2 FTS. Dit is een vervangende stof voor PFOS. Van deze stof zijn de gezondheidseffecten en effecten op de omgeving nog niet in kaart gebracht. ECHA heeft wel het vermoeden dat deze stof een toxische effect heeft op zwangerschappen en immuniteit. Ook de effecten op natuur zijn niet voldoende onderzocht om zeker te zijn dat deze stof geen vernietigende impact heeft op de natuur. 6:2 FTS kan in het milieu degraderen tot FCAs, PFHxA en FPeA.

 

De bijstelling toont niet aan wat het extra effect van de PFAS lozingen is op nabijgelegen Natura 2000 gebieden.

 

Mocht op termijn blijken dat dit alles een negatieve impact heeft op onze gezondheid en/of waardevermindering van onze eigendom/grond (bv. bodemverontreiniging,...). En wij dus als buurtbewoner slachtoffer hiervan zijn, dan verwacht ik gepaste maatregelen of schadevergoedingen door de verantwoordelijken hiervan.

 

In het dossier wordt aangehaald dat de noodzaak tot verwerking van PFAS houdende afvalstoffen voortvloeit uit de verordening persistente organische verontreinigende stoffen (i.e. POP-verordening). Uit de bepalingen van deze verordening volgt dat fysico-chemische behandeling en verbranding een effectieve verwijderingsmethode is voor deze stoffen, als verzekerd is dat deze verontreinigende stoffen worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet. Verbranding op hoge temperatuur is een geschikte verwerkingstechniek voor de verwerking van afvalstoffen met hoge concentraties aan persistente organische stoffen zoals PFAS, alsook vermeld in de BREF waste incineration.

 

Indaver vraagt een termijn van 2 jaar om te onderzoeken wat de beste manier is om PFAS in het effluent verder te verminderen. Het is aangewezen dat men tussentijds, bv. na 1 jaar, rapporteert over de voortgang van dit onderzoek en dat er zowel bij de tussentijdse als finale rapportage een toets aan de geldende BBT wordt voorzien.

 

Het dossier omvat geen onderzoek naar de impact van de gevraagde lozingsnormen op het ontvangende oppervlaktewater. Het is aangewezen dat de exploitant het aanvraagdossier hiermee aanvult in deze procedure.

 

De vergunning van de PFAS stoffen liep maar tot 31/12/2021. De aanvraag is te laat gebeurd.

 

Het klopt inderdaad dat de bijstelling laattijdig werd ingediend.

 

Is er zekerheid en kan dit aangetoond worden met metingen dat PFAS stoffen volledig verbrand worden? Of zijn de draaitrommelovens een verspreider van PFAS? En hoe kan de schade/vervuiling aan/in de omgeving best in kaart gebracht worden? Er zijn meldingen van PFAS verspreiding in Stabroek. Kan deze verspreiding een argument zijn voor 3M om Indaver (gedeeltelijk) verantwoordelijk te stellen voor PFAS aanwezigheid in de omgeving en dus ook de sanering ervan? Als het verhogen van de temperatuur niet mogelijk is in relatie tot de stikstof uitstoot, dan is de verwerking van PFAS in deze ovens niet mogelijk. Bij de lagere temperatuur krijg je CF4 uitstoot, deze heeft een CO2 equivalent van 10.000.

 

Om PFAS stoffen te verbranden moet je een temperatuur hebben richting 2.000 °C. PFAS componenten vallen uiteen onder 700 °C en creëren andere vrije radicalen en onstabiele fragmenten van de originele PFAS molecules en uiteindelijk een stabiele fluorocarbon component zoals CF4 en C2F6. Hogere temperaturen (1.000 – 1.600 °C) kunnen nodig zijn om deze stabiele C-F verbinding af te breken, de oxidatiereacties te vervolledigen en uiteindelijk HF te vormen dat in naverbranding moet verwerkt worden, bv. met Ca(OH)2. In theorie is het mogelijk deze stoffen te verwerken met een draaitrommeloven als het juist gedaan wordt en alle gevormde gassen op te vangen. Maar, er zijn nog gaten in de onderzoeken zoals informatie over de optimale temperaturen en tijd dat de stof in de verbranding aanwezig is voor de afbraak van verschillende PFAS componenten. Voorzichtigheid en controle metingen zijn hier heel belangrijk.

 

Indaver kreeg in de zomer van 2021 de toelating om de draaitrommelovens van 1.100 °C naar 950 °C te laten zakken. Die daling van de oventemperatuur heeft als resultaat dat de CO2-verbranding van de installaties verbetert, maar de PFAS-verbranding verslechtert. Op deze temperatuur worden PFAS-ketens niet voldoende afgebroken om niet meer schadelijk te zijn voor mens en natuur. Ook deze relatie wordt niet uitgelegd in de aanvraag. Indien de relatie tussen CO2 verbranden en PFAS verwijderen technisch moeilijk ligt, dan moet men dit op zijn minst, vanuit het voorzorgsprincipe duidelijk maken in de aanvraag en aanwijzen waar de problemen voor de volksgezondheid kunnen zitten.

 

Zelfs bij een hogere verbrandingstemperatuur (> 1.000 °C) worden deze ketens onvolledig afgebroken en bestaat het risico op vrijkomen van schadelijke bijproducten. Deze moleculen komen dus in de natuur terecht en vormen een mogelijk gezondheidsrisico. Het is mogelijk dat de originele PFAS-molecule wordt afgebroken, maar bij verbranding bij reguliere operationele werkingstemperatuur in een trommeloven resulteert dit in vrijgave van andere schadelijke PFAS-moleculen als bijproduct. Er moet nog meer onderzoek worden gedaan naar het verbranden van PFAS en het vrijkomen van F-gassen.

 

Het is niet geweten hoeveel PFAS er uit de schouw van Indaver komt. Hier is dus ook geen regulering voor opgesteld. Indaver mag dus geen PFAS lozen via de schouw. Aangezien het zeer waarschijnlijk is dat er PFAS-ketens langs emissies van de schouw vrijkomen, moet Indaver onmiddellijk stoppen met het verbranden van PFAS tot zij een afdoende regelgevend kader hebben waarbinnen zij kunnen verbranden en uitstoten. Vertrekkende vanuit een voorzorgsprincipe moet eerst worden bewezen in welke mate de verschillende mogelijke bijproducten worden vrijgegeven, alvorens tot verbranding over te gaan. Zolang hier geen overtuigend uitsluitsel over bestaat, lijkt het ons noodzakelijk om deze verbranding stop te zetten.

 

In Amerikaanse context werd eind 2020 een voorstel tot handelingskader opgesteld voor de verwerking van PFAS. In het rapport wordt gesteld dat de huidige kennis niet toelaat uitsluitsel te geven over mogelijke vrijgave van schadelijke stoffen en concludeert op deze basis dat het aangewezen is van PFAS-houdend afval tijdelijk op te slaan. Een reactie van 30 ondertekenaars op het geschetste ontbreken van kennis over vorming van bijproducten, verbrandingstechnieken en meetinstrumenten van US EPA onderbouwt verder waarom verbranding van PFAS eerder de verspreiding van PFAS-verbindingen in de hand werkt, in plaats van deze te remediëren. Het dient ook opgemerkt te worden dat al verschillende Amerikaanse staten het verbranden van PFAS-houdend afval in verbrandingsinstallaties verbieden, zoals bijvoorbeeld New York en Ilinois.

 

De onvolledige verbranding van PFAS-moleculen zorgt voor vrijgave van F-gassen en werkt zo klimaatverandering in de hand. Hierbij dient opgemerkt te worden dat F-gassen geen onderdeel uitmaken van de koolstofcyclus. Eens ze in de atmosfeer terechtkomen, blijven ze daar tot wel 10.000 jaar actief als bijkomend broeikasgas, zonder enig zicht op een remediëring. We zijn ervan overtuigd dat de uitstoot van deze broeikasgassen opgenomen moet worden in ETS regulering van Europa.

 

De exploitant verkreeg een bijstelling van de sectorale voorwaarde van VLAREM II waarin gesteld wordt dat gevaarlijk afval met een gehalte van meer dan 1% gehalogeneerde organische stoffen uitgedrukt in chloor wordt verbrand waarbij de ontstane gassen gedurende ten minste 2 seconden bij 1.100 °C worden verhit. Volgens de afgeleverde vergunning mag de temperatuur tot 950 °C verlaagd worden wanneer gevaarlijk afval met een gehalte van meer dan 1% gehalogeneerde organische stoffen, uitgedrukt in chloor, wordt verbrand.

 

De verleende bijstelling zegt niets over PFAS-houdende stromen. In de literatuur wordt een temperatuur van + 1.000 °C en een reactietijd van 2 seconden genoemd voor de thermische destructie van PFOS en PFOA. In de praktijk zouden bij Indaver werkingstemperaturen van 1.000 °C tot 1.100 °C gehaald worden (bron: schriftelijke vraag aan minister Demir 1.185). Het is aangewezen dat de exploitant het dossier aanvult met een verduidelijking omtrent de gehanteerde verbrandingstemperatuur voor PFAS-houdende stromen.

 

Indaver moest 2 studies (TBT en seleen) indienen bij de VMM voor 30 juni 2021. Deze studies behoren toe aan de historiek van de evaluaties en zouden dus gekend moeten zijn. Wij zijn van mening dat deze studies eerst ingediend hadden moeten worden alvorens er besluiten worden gevormd over de verstrenging van de normen voor afvalverbranding.

 

Uit het verzoek tot bijstelling blijkt niet dat deze studies tijdig werden ingediend. Voor TBT kan er voldaan worden aan de opgelegde (bedoelde) lozingsnorm.

 

Informatievergadering

Een informatievergadering was niet vereist en werd niet gehouden.

 

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Het college beslist een gunstig advies, zoals geformuleerd in de argumentatie, te geven op het verzoek, onder volgende voorwaarden.

 

Geadviseerde bijzondere milieuvoorwaarden

1.

Het aanvraagdossier dient aangevuld te worden met een onderzoek naar de impact van de gevraagde lozingsnormen op het ontvangende oppervlaktewater. De gevraagde bijstellingen voor PFAS zouden kunnen verleend worden voor een termijn van 2 jaar, indien de impact op het ontvangende oppervlaktewater aanvaardbaar is.

2.

Voor PFAS dient tussentijds, na bijvoorbeeld 1 jaar, gerapporteerd te worden over de voortgang van het onderzoek en dient er zowel bij de tussentijdse als finale rapportage een toets aan de geldende BBT te worden voorzien. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage. Er dient urgent ingezet te worden op de optimalisaties van de fysico-chemische verwerking en een aanpassing van het acceptatieprotocol.

3.

De exploitant dient het dossier aan te vullen met een verduidelijking omtrent de gehanteerde verbrandingstemperatuur voor PFAS-houdende stromen.

4.

Voor de parameter seleen dient tussentijds, na bijvoorbeeld 1 jaar, gerapporteerd te worden over de voortgang van het onderzoek. De stad wenst op de hoogte gehouden te worden van zowel de tussentijdse als finale rapportage.

 

Artikel 2

Het college geeft opdracht aan:

Dienst

Taak

SW/V/

Het advies te bezorgen aan de instantie die advies gevraagd heeft.


Artikel 3

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.