Terug
Gepubliceerd op 12/07/2022

2022_CBS_05595 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021129186. Beliweg 315. District Antwerpen - Goedkeuring

college van burgemeester en schepenen
vr 08/07/2022 - 09:00 Stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Bart De Wever, burgemeester; Koen Kennis, schepen; Jinnih Beels, schepen; Annick De Ridder, schepen; Karim Bachar, schepen; Peter Wouters, schepen; Elisabeth van Doesburg, schepen; Erica Caluwaerts, schepen; Tom Meeuws, schepen; Sven Cauwelier, algemeen directeur

Verontschuldigd

Nabilla Ait Daoud, schepen

Secretaris

Sven Cauwelier, algemeen directeur

Voorzitter

Bart De Wever, burgemeester
2022_CBS_05595 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021129186. Beliweg 315. District Antwerpen - Goedkeuring 2022_CBS_05595 - Omgevingsvergunning. Advies hogere overheid. Voorwaardelijk gunstig advies - OMV_2021129186. Beliweg 315. District Antwerpen - Goedkeuring

Motivering

Aanleiding en context

Er werd bij de deputatie een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag wordt behandeld volgens de gewone procedure van het Omgevingsvergunningendecreet.

De deputatie verzoekt het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar om:

- een openbaar onderzoek te houden;

- advies uit te brengen.

 

Projectnummer:

OMV_2021129186

Gegevens van de aanvrager:

BV STANDIC ANTWERPEN met als adres Beliweg 3 te 2030 Antwerpen

Gegevens van de exploitant:

BV STANDIC ANTWERPEN (0723931091) met als adres Beliweg 3 te 2030 Antwerpen

Ligging van het project:

Beliweg 315 te 2030 Antwerpen

Kadastrale percelen:

afdeling 7 sectie G nrs. 1802P, 1802T, 1802R, afdeling 14 sectie C nrs. 71/2 , 71M, 71N, 71/3 , 77A, 249T, 249V, 249W, 358A en 358B

waarvan:

 

-          20190219-0053

afdeling 14 sectie C nrs. 249W, 71/2 , 358B, 77A, 249T, 71N, 358A, 71M, afdeling 7 sectie G nrs. 1802P, afdeling 14 sectie C nrs. 249V, afdeling 7 sectie G nrs. 1802T en 1802R (Standic Antwerpen BVBA)

Vergunningsplichten:

Stedenbouwkundige handelingen, Exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten

Voorwerp van de aanvraag:

Op- en overslagbedrijf: verandering door wijziging en uitbreiding; uitbreiding tankterminal met tien tankputten en aanhorigheden

 

Omschrijving stedenbouwkundige handelingen

 

Relevante voorgeschiedenis

-     22/10/2020: vergunning (OMV_2020046633) voor het aanpassen van een tankterminal; 

-     02/07/2020: vergunning (OMV_2020052162) voor het slopen van een loods en uitbreken van verhardingen;

-     19/09/2019: vergunning (OMV_2019022260) voor de bouw en exploitatie van een nieuwe tankterminal;

-     01/08/2019: vergunning (OMV_2019060242) voor het slopen van een opslagloods en terreinverharding;

-     29/11/2013: vergunning (HVN/B/20134370) voor het afbreken van een gedeelte van een loods en heraanleg wegenis.

 

Vergunde toestand

-     Inrichting: 

  • braakliggend terrein

 

Nieuwe toestand

-     Inrichting:

  • tankterminal

 

Inhoud van de aanvraag 

-     slopen van een hoogspanningscabine; 

-     bouwen van tien tankputten met aanhorigheden; 

-     bouwen van twee scheeps- en treinbeladingen;

-     bouwen van leidingbruggen;

-     aanleggen van verhardingen. 

 

Omschrijving ingedeelde inrichtingen of activiteiten

 

Voorgeschiedenis

Op 19 september 2019 verleende de deputatie van de provincie Antwerpen een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een op- en overslagbedrijf, voor een termijn van onbepaalde duur. Nadien werden er nog diverse vergunningen verleend voor veranderingen.

 

Inhoud van de aanvraag

Het voorwerp van de aanvraag betreft in hoofdzaak een uitbreiding van de opslagcapaciteit voor gevaarlijke stoffen.

 

Aangevraagde rubriek(en)

 

Rubriek

Omschrijving

Gevraagd voor

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

uitbreiding jaardebiet

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+131.978.000 liter

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+3 x 2.500 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

+60.000 VAh

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-500 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+1.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

+131.978 ton

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

+131.978 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+131.978 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

+131.978 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+131.978 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+131.978 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+131.978 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+131.978 ton

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld.

78.000 m³/jaar

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden uit vergunning of meldingsakte


1.

Bij te stellen voorwaarde:

Vanaf de datum van aanvang van de lozing moet de exploitant gedurende een periode van één jaar 2 maal per maand een analyse van het effluent overmaken aan de Afdeling Handhaving en de VMM. De te analyseren parameters zijn de heffingsparameters, BTEX en PAK’s.

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling: 

Vanaf de datum van vergunningverlening moet de exploitant gedurende een periode van één jaar 2 maal per maand een analyse van het effluent overmaken aan de Afdeling Handhaving en de VMM. De te analyseren parameters zijn de heffingsparameters, BTEX en PAK’s.

 

Aangevraagde bijstelling bijzondere milieuvoorwaarden in afwijking van algemene of sectorale voorwaarden

1.

 

Bij te stellen voorwaarde:

Tenzij anders vermeld in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, is de opslag van de volgende stoffen verboden:

1° methylbromide;

2° dicyaan, cyaanwaterstof (blauwzuur) en zijn zouten (cyaniden);

3° organische cyaanverbindingen (nitrillen).

 

Voorgesteld alternatief/aanvulling:

In afwijking van artikel 5.17.4.1.3. §4 is het opslaan van cyaniden en nitrillen toegelaten waarbij er voor dergelijke producten die Seveso ingedeeld zijn, rekening dient gehouden te worden met de aannames van het OVR.

 

Argumentatie

Adviezen

 

Externe adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies ontvangen

Advies

Fluxys Belgium NV

25 mei 2022

30 mei 2022

Geen bezwaar

Havenbedrijf Antwerpen, subadvies milieu

25 mei 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

Ministerie van Landsverdediging

25 mei 2022

24 juni 2022

Voorwaardelijk gunstig

Politiezone Antwerpen/ Verkeerspolitie

25 mei 2022

16 juni 2022

Geen bezwaar

Water-link

25 mei 2022

Geen advies ontvangen bij opmaak van dit verslag

Geen tijdig advies ontvangen waardoor het geacht wordt gunstig te zijn

 

Interne adviezen

 

Adviesinstantie

Datum advies gevraagd

Datum advies

Stadsontwikkeling/ Onroerend Erfgoed/ Archeologie

25 mei 2022

19 juni 2022

 

Toetsing regelgeving en beleidsrichtlijnen

 

Plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingen

Het goed is gelegen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening zeehavengebied Antwerpen (Besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013), binnen de afbakeningslijn.

De gebieden binnen de afbakeningslijn behoren tot het zeehavengebied Antwerpen.

Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing.

 

Het goed is volgens voornoemd gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bestemd als Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven.

Zulk gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

 

De aanvraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de bestemming en de voorschriften van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

Voor een straal van 500 meter rond de aanvraag is het voormelde GRUP tevens van toepassing. Hier gelden volgende bestemmingsvoorschriften: 

-     Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven; 

-     Gebied voor waterweginfrastructuur voor het Vierde en Vijfde Havendok; 

-     Gebied voor verkeers- en vervoersinfrastructuur voor de Oosterweelsteenweg; 

-     overdruk Leidingstraat ten noorden van de aanvraag. 

 

Gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen

Hemelwater: Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

De gewestelijke hemelwaterverordening is niet van toepassing op de aanvraag aangezien alle oppervlaktewaters potentieel vervuild zijn gezien de activiteit op het terrein. 

-     het hemelwater dat op de verhardingen valt, wordt opgevangen in een eigen riolering vanwaar het verpompt wordt naar het bufferbekken onder het bestaande utiliteitsgebouw. Van hieruit gaat het hemelwater naar een KWS-afscheider, met indien noodzakelijk een bijkomende zuivering, om verder te worden geloosd op het oppervlaktewater van het Vijfde Havendok;

-     het hemelwater dat in de tankputten valt, wordt in de inkuiping gebufferd. Na controle wordt het hemelwater ofwel, indien niet-verontreinigd, via een KWS-afscheider geloosd in het Vijfde Havendok, ofwel, indien mogelijks verontreinigd, afgeleid naar de buffertank voor afvalwater;

-     het hemelwater dat op de pompenplaten, de laadplaatsen voor de vrachtwagens en de laadzone voor spoorwagons valt, zal steeds als vervuild water beschouwd worden en afgevoerd worden naar de reeds bestaande vuilwatertank om in de bestaande waterzuivering verwerkt te worden. 

De bestaande waterzuivering en de buffer onder het utiliteitsgebouw werden in de eerste fase voldoende groot gedimensioneerd om voorliggende tweede fase op te vangen. De aanvraag voldoet bijgevolg aan de gewestelijke hemelwaterverordening.

 

Toegankelijkheid: het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 tot vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid.

De gewestelijke verordening toegankelijkheid is niet van toepassing op de aanvraag.

 

Sectorale wetgeving
Archeologienota: overeenkomstig artikel 5.4.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 moet aan bepaalde aanvragen een archeologienota waarvan akte is genomen worden toegevoegd.

In voorliggende aanvraag, die niet door een publiekrechtelijke instantie is ingediend, bedraagt de ingreep in de bodem meer dan 5.000 m² (circa 25.000 m²), is het project gelegen in industriegebied, buiten beschermde archeologische sites en buiten geïnventariseerde archeologische zones, waardoor de aanvrager verplicht is een archeologienota waarvan akte is genomen toe te voegen aan de aanvraag. Het Agentschap Onroerend Erfgoed heeft op 3 mei 2020 akte genomen van de toegevoegde archeologienota met ID 14597. Er werd geen programma van maatregelen opgemaakt, er dient geen verder onderzoek te gebeuren.

 

Omgevingstoets

 

Toetsing van de verenigbaarheid van het aangevraagde met de omgeving en de goede ruimtelijke ordening

 

Functionele inpasbaarheid

Op 19 september 2019 is op een terrein, gelegen ten noorden van het Vijfde Havendok, de eerste fase van een tankterminal vergund, met aanpassingen die vergund zijn op 22 oktober 2020. Voorliggende aanvraag betreft de uitbreiding van deze tankterminal (fase 2) op een braakliggend terrein ten westen van de terminal. De uitbreiding omvat: 

-     het bouwen van 10 tankputten met oppervlaktes die variëren van circa 940 m² tot 2.740 m². Ook de tanks die in de tankputten geplaatst worden hebben verschillende afmetingen. De diameter van de tanks varieert van circa 7,6 meter tot 13,5 meter, de hoogte van 15,5 meter tot 25,5 meter. Alle tankputten worden in het zuiden voorzien van een pompenplaat (een afzonderlijke ingekuipte ruimte waarin alle productpompen gegroepeerd staan), een vrachtwagenlaadplaats met bijhorende weegbrug en een leidingbrug. Tevens worden naast de pompplaten bij tankputten 10, 13 en 16 cabines (MCC’s) geplaatst waarin de motorsturingen van de pompen voorzien worden;

-     het doortrekken van de twee treinsporen in het zuiden van de bestaande terminal naar de zone voor de uitbreiding. Ter hoogte van tankputten 10 en 16 worden twee scheeps- en treinbeladingen gebouwd;

-     het aanleggen van nieuwe verhardingen om het terrein toegankelijk te maken voor vrachtwagens die komen laden en lossen en de hulpdiensten. Deze verhardingen hebben een totale oppervlakte van circa 21.418 m² en worden aangelegd in beton en asfalt;

-     het slopen van een hoogspanningscabine aangezien deze midden op het terrein staat. Deze zal verplaatst worden zodat de netbeheerder toegang heeft tot de cabine vanop de openbare weg en de cabine geen belemmering meer vormt voor de toegankelijkheid van de hulpdiensten; 

-     het voorzien van leidingbruggen tussen de verschillende tankparken en de scheeps- en treinbeladingen, die aangesloten worden op de in de eerste fase reeds gerealiseerde leidingbruggen. 

 

Ter hoogte van tankput 16 wordt een zone gereserveerd voor mogelijke toekomstige utilities (bijvoorbeeld bijkomende waterzuivering, dampverwerking, en dergelijke). Deze utilities worden pas voorzien indien de in de toekomst opgeslagen producten en/of omstandigheden dit vereisen waardoor deze nog geen deel uitmaken van voorliggende vergunningsaanvraag. Indien vereist zal er op dat moment een afzonderlijke vergunningsaanvraag aangevraagd worden voor deze installaties.

 

De nieuwe gebouwen en constructies dragen bij tot de uitbreiding en verdere exploitatie van het bedrijf waardoor de aanvraag functioneel inpasbaar is.

 

Schaal - ruimtegebruik - bouwdichtheid

De omgeving wordt gekenmerkt door industriële bebouwing en tankparken waarbij de aanvraag de uitbreiding betreft van een reeds bestaande tankterminal. De aanvraag is in overeenstemming en verenigbaar met de ruimtelijke context van het havengebied waarbinnen deze aanvraag is gesitueerd.

 

Visueel-vormelijke elementen

De inkuipingen van de tankparken worden opgetrokken in beton en de stalen tanks worden voorzien van een witgeschilderd spatscherm. De MCC’s worden opgetrokken met prefab betonwanden. De leidingbruggen betreffen een staalstructuur op een betonnen fundering. De nieuwe tankparken en aanhorigheden worden volledig analoog opgebouwd als de reeds bestaande tankparken. De materialen zijn eigen aan de omgeving waardoor de nieuwe constructies inpasbaar zijn binnen de industriële context van de aanvraag.

 

Hinderaspecten – gezondheid – gebruiksgenot – veiligheid in het algemeen

De vergunningverlenende overheid heeft het advies ingewonnen van de Brandweerzone Antwerpen. Dit advies is op datum van opstelling van dit verslag nog niet uitgebracht Ook de lokale overheid hecht belang aan het brandweeradvies.
 

Wegens de situering van de aanvraag in de directe nabijheid van pijpleidingen werd advies ingewonnen van de beheerders van deze leidingen. Fluxys heeft geen bezwaar. Het advies van het Ministerie van Landsverdediging (NAVO) is voorwaardelijk gunstig. De voorwaarden zijn gericht op het vrijwaren van de integriteit van omgevende infrastructuren, met het oog op de beperking van de hinder van de geplande werkzaamheden en met het oog op de veiligheid.

 

Wegens de nabijheid van een waterleiding werd advies gevraagd aan Water-link. Zij hebben echter geen tijdig advies uitgebracht. De aanvrager is wettelijk verplicht om voor de start van de werken een klip-klim melding uit te voeren.

 

Mobiliteitsimpact (onder andere toetsing parkeerbehoefte)

De aanvraag genereert geen bijkomende parkeerbehoefte en geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen. Op het terrein wordt een eenrichtingsverkeer aangehouden, waarbij de bestaande inrit van het terrein, gelegen ter hoogte van tankput 3, ook voor de uitbreiding als inrit gebruikt zal worden. Na het voltooien van de uitbreiding zal een nieuwe uitrit in dienst genomen worden ter hoogte van tankput 18. De bestaande uitrit, gelegen tussen tankputten 8 en 9, wordt nadien gesloten. Hierdoor wordt het eenrichtingsverkeer op de terminal gehandhaafd zonder dat er een bijkomende uitrit aanwezig zal zijn.

 

De Politiezone Antwerpen/Verkeerspolitie heeft vanuit verkeersveiligheid geen bezwaar tegen de omgevingsvergunningsaanvraag.

 

Toetsing van aanvaardbaarheid van de ingedeelde inrichtingen en activiteiten op het vlak van hinder en risico's voor de mens en het milieu

 

Standic is gespecialiseerd in de tankopslag van vloeistoffen van derden. De tankterminal aan de Beliweg beschikt momenteel over een totale opslagcapaciteit van 94.449 ton verdeeld over 8 tankenparken. Nu wenst Standic de totale opslagcapaciteit van de terminal te verhogen met 153.280 m³ tot 247.729 m³ (fase 2).

 

De dienst Mer vroeg het college van burgemeester en schepenen om een advies specifiek over het opgestelde, maar nog niet goedgekeurde MER. Het college verleende op 17 juni 2022 een gunstig advies. De deputatie van de provincie Antwerpen vraagt het college eveneens om een advies, maar dan voor de gehele omgevingsvergunningsaanvraag.

 

Er worden op het westelijke deel van de site 11 bijkomende tankputten en verlaadplaatsen voorzien. Aangezien op de locatie van de meest westelijke tankput (TP19) momenteel nog een loods aanwezig is, maakt deze tankput nog geen voorwerp uit van deze aanvraag. De totale opslaghoeveelheid van de terminal na uitbreiding die zowel in het MER als in het OVR (omgevingsveiligheidsrapport) werden opgenomen is dus hoger dan de totale opslaghoeveelheid die wordt aangevraagd. De totale opslagcapaciteit van het MER en OVR bedraagt 247.729 m³/ton en de totale opslagcapaciteit van deze aanvraag bedraagt 226.427 m³/ton.

 

De bijkomende opslag in de tankputten vindt plaats in enkelwandige houders. Voor zowel de opslag van brandbare vloeistoffen als gevaarlijke producten (diverse gevaarseigenschappen) wordt de maximumcapaciteit aangevraagd. Gelet op de beperkte afmetingen van het terrein en de eisen van de brandweer inzake de maximale kuipmuurhoogte van 3 meter heeft men een afwijking verkregen van de Vlaamse minister van Omgeving met betrekking tot de vereiste inkuipingscapaciteit voor de opslag van toxische en/of ontvlambare producten.

 

Het bedrijf is een hogedrempel Seveso-inrichting. Het aanvraagdossier bevat een OVR. Voor het plaatsgebonden risico doet de toename van het externe risicobeeld zich in westelijke richting voor. De vergroting van de isorisicocontouren is integraal te wijten aan de geplande op- en overslaginstallaties voor bulk op het heden nog braakliggende westelijke deel van de concessie. De 10-5 isorisicocontour overschrijdt de terreingrens in noordelijke, zuidelijke en westelijke richting. In noordelijke richting is enkel de Beliweg gelegen en een braakliggende zone waarlangs een spoorlijn en een beperkt gedeelte van een rangeerstation voor ketelwagens gelegen is, op het bedrijfsterrein van buurbedrijf ATPC. In zuidelijke richting is de betreffende isorisicocontour gelegen in het Vijfde Havendok, rondom de bestaande en geplande verlaadplaatsen voor (gevaarlijke) producten via schepen. In westelijke richting reikt de contour over een braakliggend deel van een concessie van ATPC. In het OVR wordt geargumenteerd dat in de gebieden binnen de contour, maar buiten de terreingrens, geen gebouwen, installaties of activiteiten geïdentificeerd zijn waarbij personen permanent aanwezig zijn. Het betreft immers enkel braakliggend gebied of transportwegen (weg, spoor en water). Men zal een samenwerking op vlak van noodplanning opzetten met de buurbedrijven.

 

De 10-6 en 10-7 isorisicocontouren reiken niet tot respectievelijk woningen en kwetsbare locaties. Het groepsrisico voldoet aan de geldende criteria. Met betrekking tot domino-effecten wordt in het OVR gesteld dat het risico beheerst wordt, gelet op de aanwezige preventieve en gevolgbeperkende maatregelen bij zowel Standic als de buurbedrijven.

 

Het milieurisico wordt eveneens beoordeeld in het OVR. De emissie van product of (verontreinigde) bluswaters in het milieu wordt vermeden door de aanwezigheid van opvangvoorzieningen, een afsluitbaar rioleringssysteem en een waterzuiveringsinstallatie. Men beschikt over de middelen en kan beroep doen op middelen van derden om incidentele emissies te bestrijden en de effecten voor het milieu maximaal te beperken voor wat betreft calamiteiten ter hoogte van de scheepsverlaadplaatsen. In het OVR wordt nog meegegeven dat het echter niet uit te sluiten valt dat ten gevolge van een calamiteit producten met een gevaar voor het milieu op een niet vloeistofdicht gedeelte van het bedrijfsterrein worden vrijgezet en zo in de bodem infiltreren. Na beoordeling van de situatie dient de ondergrond ter hoogte van de lozing mogelijk te worden gesaneerd.

 

De vergunningsaanvraag omvat een verzoekt tot bijstelling van artikel 5.17.4.1.3.§ 4 van VLAREM II dat stelt dat de opslag van nitrillen en cyaniden verboden is.

De opslag van deze producten werd meegenomen in het OVR. Gelet op de conclusies van het OVR kan de gevraagde bijstelling verleend worden, mits inachtname van de aannames van het OVR.

 

Momenteel is men vergund voor de lozing van 35 m³/uur bedrijfsafvalwater. Op dag- en jaarbasis betreft het respectievelijk 840 m³ en 45.135 m³. Het uur- en dagdebiet wijzigen niet, maar het jaardebiet neemt toe tot 75.000 m³ in de beoogde situatie, ten gevolge van een uitbreiding van verharde oppervlakken. Hemelwater dat terecht komt op de laadplaatsen/pompplaten of treinbelading en het afvalwater afkomstig van het spoelen van leidingen/tanks zal steeds beschouwd worden als bedrijfsafvalwater en rechtstreeks afgevoerd worden naar de afvalwatertank. Het hemelwater dat terecht komt in de inkuipingen wordt via een afsluiter gebufferd en wordt na controle afgeleid naar de schoonwater riolering of naar de vuilwater riolering die uitkomt in de afvalwatertank. Het water dat terecht komt in de afvalwatertank, wordt verder verpompt naar de waterzuiveringsinstallatie. Het aangevraagde lozingsdebiet van 75.000 m³/jaar betreft een worst case benadering waarbij al het hemelwater dat op het terrein terechtkomt verontreinigd zou zijn.

 

Volgens de geldende vergunningsvoorwaarden dient men 2 maal per maand analyses van het effluent (heffingsparameters, BTEX en PAK’s) over te maken aan de afdeling Handhaving en aan de VMM, gedurende een periode van 1 jaar. De exploitant vraagt een bijstelling van deze voorwaarde en stelt meer bepaald voor om deze voorwaarde te behouden gedurende 1 jaar na vergunningverlening. Het effluent was immers de voorbije periode onvoldoende representatief (tankterminal nog niet in volle werking) om als indicatie te gebruiken om lozingsnormen aan te vragen. In het MER werd de impactbeoordeling opgesteld uitgegaan van een selectie van producten met een worst case scenario gebaseerd op 5 of 10 maal het geldende indelingscriterium. De voorgestelde lozingsnormen zijn gebaseerd op deze impactbeoordeling en worden nu opgenomen om te vermijden dat er overschrijdingen zouden plaats vinden van de lozingsnormen.

De gevraagde bijstellingen kunnen verleend worden. Op basis van bijkomende analyseresultaten, bij volledige operationele werking, kunnen de lozingsnormen dan op maat aangevraagd worden in een volgende fase.

 

Men vraagt een grondwaterwinning met een debiet van 78.000 m³/jaar aan. De bemaling is nodig voor het bouwrijp maken van het terrein in het kader van de aanleg van pompenplaten en laadplaatsen voor trucks en treinen. Het bemalingswater zal geloosd worden in het Kanaaldok.

 

Op basis van een analyse is er een indicatie op de aanwezigheid van PFAS (1 meetresultaat, PFBA). In het MER wordt gesteld dat het water gebufferd en gezuiverd (indien BBT) dient te worden indien uit meerdere analyses blijkt dat PFAS aanwezig is. De impact wordt dan als verwaarloosbaar beoordeeld. De exploitant heeft intussen al bijkomende peilbuizen geplaatst op meerdere delen van het terrein.

 

Voor de bespreking van de effecten op de verschillende disciplines wordt verwezen naar het advies van het college op het MER.

 

In het aanvraagdossier wordt aangegeven dat de installatie van een tweede VCU zal afhangen van het type producten dat in opslag zal komen en zal zodoende pas gekend zijn zodra fase 2 in exploitatie is (of zal gaan). Om die reden wordt er in deze aanvraag nog geen tweede VCU mee genomen en zal deze pas voorwerp uitmaken van een nieuwe aanvraag zodra hierover meer informatie gekend is. Dit is ook het geval voor de stoomketel. Er is in het MER een tweede stoomketel voorzien met identieke specificaties als de huidig vergunde maar in deze aanvraag wordt deze stoomketel nog niet mee genomen. Mocht in de praktijk blijken dat een tweede stoomketel nodig is om te continuïteit van de activiteiten te kunnen garanderen zal een bijkomende stoomketel voorwerp uitmaken van een nieuwe omgevingsvergunningsaanvraag.

 

Het is aan de vergunningverlenende overheid om, op basis van alle onafhankelijk uitgebrachte deskundige adviezen, tot een gemotiveerde en integrale beslissing te komen.

 

Advies van het college

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden en voor zover het advies van de brandweer gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Ministerie van Landsverdediging.

 

Geadviseerde rubrieken

 

Rubriek

Omschrijving

Geadviseerd voor

3.6.3.2°

afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie voor de behandeling van bedrijfsafvalwater met een effluent van meer dan 5 m³/uur tot en met 50 m³/uur;

uitbreiding jaardebiet

6.4.3°

opslagplaatsen voor brandbare vloeistoffen met een totale opslagcapaciteit van meer dan 5.000.000 liter;

+131.978.000 liter

12.2.2°

transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van meer dan 1.000 kVA;

+3 x 2.500 kVA

12.3.1°

accumulatoren (gebruik van): vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, met de klemspanning, uitgedrukt in V, meer bedraagt dan 10.000;

+60.000 VAh

16.3.2°a)

koelinstallaties, luchtcompressoren, warmtepompen, airconditioningsinstallaties, en andere installaties voor het fysisch behandelen van gassen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW;

-500 kW

17.1.2.1.2°

opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van meer dan 1.000 liter tot en met 10.000 liter;

+1.000 liter

17.2.2.

VR-plichtige inrichting waar gevaarlijke producten in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter zijn dan de hoeveelheid, vermeld in bijlage 5, deel 1 en 2, kolom 3, bij dit besluit, aanwezig zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, vermeld in noot 4 bij bijlage 5, deel 1 en deel 2 (hogedrempel Seveso-inrichting)

+131.978 ton

17.3.2.1.1.3°

gasolie, diesel, lichte stookolie en gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt hoger dan of gelijk aan 55°C met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 500 ton;

+131.978 ton

17.3.2.1.2.3°

opslagplaatsen voor overige ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 3 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+131.978 ton

17.3.2.2.3°b)

opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen van gevarencategorie 1 en 2 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton, als de inrichting volledig is gelegen in industriegebied voor de opslag in bovengrondse houders of een combinatie van bovengrondse en ondergrondse houders;

+131.978 ton

17.3.2.3.3°

brandgevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen niet vermeld in rubriek 17.3.2.1. en 17.3.2.2. met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.3.3°

opslagplaatsen voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS03) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.4.3°

bijtende vloeistoffen en vaste stoffen - opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS05 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 100 ton;

+131.978 ton

17.3.5.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS06 met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 5 ton;

+131.978 ton

17.3.6.3°

opslagplaatsen voor schadelijke vloeistoffen en vaste stoffen, op basis van etikettering gekenmerkt door het gevarenpictogram GHS07, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer 100 ton;

+131.978 ton

17.3.7.3°

opslagplaatsen voor vloeistoffen en vaste stoffen die op lange termijn gezondheidsgevaarlijk zijn (gevarenpictogram GHS08) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 50 ton;

+131.978 ton

17.3.8.3°

opslagplaatsen voor het aquatisch milieu gevaarlijke vloeistoffen en vaste stoffen (gevarenpictogram GHS09) met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 200 ton;

+131.978 ton

53.2.2°b)1°

bronbemaling, met inbegrip van terugpompingen van niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken of de aanleg van openbare nutsvoorzieningen, gelegen in een ander gebied dan in een beschermd duingebied met een netto opgepompt debiet van meer dan 30.000 m³ per jaar en een verlaging van het grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder maaiveld.

78.000 m³/jaar

Juridische grond

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing.

Regelgeving: bevoegdheid

Conform artikel 24 en 42 van het Omgevingsvergunningsdecreet heeft het college of de gemeentelijke omgevingsambtenaar de bevoegdheid advies uit te brengen voor de vergunningsaanvragen op haar grondgebied waarvoor de deputatie, de Vlaamse regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar de bevoegde overheid is, tenzij:

 

  1. de aanvraag ingediend is door het betrokken college;
  2. de aanvraag louter betrekking heeft op mobiele of verplaatsbare ingedeelde inrichtingen of activiteiten.

 

Het college heeft op 17 november 2017 (jaarnummer 2017_CBS_08858) beslist om de adviesbevoegdheid op te nemen.

Fasering

Procedurestap

Datum

Ontvangst adviesvraag

23 mei 2022

Start openbaar onderzoek

1 juni 2022

Einde openbaar onderzoek

30 juni 2022

Gemeenteraad voor wegenwerken

geen

Uiterste adviesdatum

12 juli 2022

Onderzoek

De aanvraag werd onderworpen aan 1 openbaar onderzoek.

 

Ingediende bezwaarschriften en petitielijsten

 

Startdatum

Einddatum

Schriftelijke bezwaar-schriften

Schriftelijke gebundelde bezwaar-schriften

Petitie-lijsten

Digitale bezwaar-schriften

1 juni 2022

30 juni 2022

0

0

0

1

 

Bespreking van de bezwaren

Tijdens het openbaar onderzoek werd een digitaal bezwaarschrift ontvangen van NMBS. Met dit bezwaarschrift reageert NMBS op het schrijven van de stad in het kader van het openbaar onderzoek. NMBS geeft een gunstig advies op de omgevingsvergunningsaanvraag.

 

Informatievergadering

Over de aanvraag werd een informatievergadering gehouden op 8 juni 2022. Het verslag van de informatievergadering werd bezorgd aan de vergunningverlenende overheid.

Besluit

Het college van burgemeester en schepenen beslist:

Artikel 1

Gunstig advies te verlenen voor de aanvraag tot omgevingsvergunning onder voorwaarden en voor zover het advies van de brandweer gunstig is of voorwaardelijk gunstig met uitvoerbare voorwaarden.

 

Geadviseerde stedenbouwkundige voorwaarden

1. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit het advies van het Ministerie van Landsverdediging.

Artikel 2

Dit besluit heeft in principe geen financiƫle gevolgen.